3 minute read
Atmananda Krishna Menon
Krishna Menons onderricht leidt de volgeling naar een direct inzicht, een benadering bekend als het Directe Pad.
Atmananda Krishna Menon
Advertisement
er eerst vorm overheen (superpositie). En deze meest basale vorm wordt ingevuld met ontelbare details door een of meer zintuigen. Zo wordt een object gevisualiseerd. De vorm bestaat nooit onafhankelijk van zijn zintuig en daarom kan die nooit bestaan buiten het zintuig dat de vorm waarneemt. Wat wij kennen in een waarneming is alleen maar de superpositie, inclusief de samskaras (mentale impressies, herinneringen en psychologische indrukken). Het is in het geheel niet Realiteit, die vanzelfsprekend niet waar te nemen valt. Het ‘Ding an Sich’ – Realiteit – overstijgt wat gekend is en wat niet gekend is. Alle objecten, gedachten en gevoelens worden gekend door middel van de zintuigen of de mind. Maar ik weet altijd dat ‘Ik Ben’. Die kennis wordt niet verkregen door zintuigen of een ander middel en heet daarom ‘directe kennis’. Bij nader inzien merken we dat zelfs in de zintuiglijke waarneming alleen directe kennis wordt ervaren. Als ik zeg dat ik een object ken, wordt het object in termen van kennis gereduceerd tot kennen als zodanig en kan niet langer een object genoemd worden. Als kennen kan het ook niet begrensd zijn, omdat er naast kennen niets anders bestaat. Dus wat er feitelijk gebeurt, zelfs bij zintuiglijke waarneming, is dat het zelf (Bewustzijn) het zelf (Bewustzijn) kent. Elke zintuiglijke waarneming komt feitelijk voort uit direct kennen. Dus bij kennen aangekomen kan er geen object als zodanig bestaan. Het object is alleen een object van de zintuigen en nooit een object van kennen. Kennen kan alleen kennen kennen. Als een volgeling zich bewust terugtrekt uit zijn lichaam, zintuigen en mind naar zijn aller innerlijkste zelf – zuiver Bewustzijn – gloort kennen. Van hem wordt gezegd dat hij gerealiseerd is. Als kennen gloort, verdwijnen objecten en zintuigen. Hetzelfde proces herhaalt zichzelf tijdens elke zintuiglijke waarneming, en je kent altijd niets dan Realiteit.
visayannalkk` ariyappetumporum sattayilla (Objecten bestaan niet, zelfs wanneer ze gekend zijn) jñata sattayum illa (Zelfs wat gekend is, bestaat niet als zodanig)
Objecten bestaan niet, zelfs wanneer ze gekend zijn, omdat elke waarneming alleen maar directe kennis van het zelf oplevert, wat enkel maar het bewijs verschaft voor de Realiteit achter alles. Dus blijf je Zelfgerealiseerd bestaan. t
Vertaling: Justus Kramer Schippers
Dit levende onderricht
© 2021 HANS TIBBEN
Non-dualiteit is niet ‘anti-dualiteit’ - wat zou dat dualistisch zijn! Ze verwerpt of ontkent de ongelooflijke diversiteit van de schepping niet – ze omarmt het veelvoud aan verschijningen volledig, net als de oceaan zijn golven niet verwerpt (hoe zou dat kunnen?) maar ze liefheeft tot in de dood, tot ze niet langer golven zijn en in hun oneindige, prachtige, intieme, complexe manifestaties niets anders zijn dan de oceaan zelf.
En dus staat dit ontwaken waar we het over hebben niet los van de wereld. Het is niet een of andere arrogante, levensontkennende filosofie. Nee, het bekommert zich volledig om de wereld, zelfs als die ‘wereld’ uiteindelijk een droom of verschijning is. Maar wie maakt dat wat uit? Want, beste vrienden, als je diep gegrond bent in wie je werkelijk bent, dan ben je vrij, eindelijk vrij, om diep in deze wakkere droom te duiken, in deze mysterieuze, transparante wereld, vrije val, kopje-onder, in de droomrealiteiten van dit leven, dit kostbare leven – in de rijke, intieme relaties, werk, kunst, familie, vriendschap, liefde, avontuur, opoffering, verkenning, in de mysteries van het lichaam, en in de mysteries van de dood zelf – tot er niet langer enige verdeeldheid bestaat tussen ‘echt’ en ‘niet echt’, tussen ‘de wereld’ en ‘afwezigheid van de wereld’, tussen ‘persoon’ en ‘afwezigheid van een persoon’, tussen ‘dualiteit’ en ‘non-dualiteit’ , en zelfs tussen ‘leven’ en ‘dood’. Tot er alleen dit Ene is, en advaita leeft en ademt, en geen abstracte filosofie is, of een slim, geruststellend woordenspel voor de comfortabelen onder ons. Ik ken geen andere advaita dan een advaita die onafscheidelijk is van het dagelijks leven, onafscheidelijk is van hout kappen en water dragen. Ik ken geen andere advaita dan de advaita die mijn vaders trillende hand vasthoudt als hij op straat over een stukje glad ijs probeert te stappen. Het is contact. Het is aanwezig zijn. Het is open. Het is verbonden, altijd verbonden, eeuwig verbonden. En bereid. De nonduale dogmaticus antwoordt: “Wie is open? Wie is bereid? Wiens vader? Welke straat? Wie maakt het wat uit?”, en mist compleet waar het om gaat. t