11 minute read
Richard Lang
Een verborgen zegen
Richard Lang
Advertisement
Waarom, vroeg ik me af, had ‘ik’ – d.w.z. mijn oneindig wijze Ware Zelf – mijn afgescheiden menselijke zelf gecreëerd uit de zelfloze Ruimte? Waarom had ik mijn bewustzijn van het Ene uitgewist en me geïdentificeerd met de beeltenis in de spiegel? Ik kwam tot het inzicht dat de uitvinding van mijn afgescheiden zelf eigenlijk een fundamentele behoefte vervulde. Ik beschreef deze behoefte en haar remedie in de vorm van een verhaal – het levensverhaal van het Ene.
© JOAN MIRO
Richard Lang zag wie hij werkelijk was tijdens een workshop met de Engelse filosoof Douglas Harding in 1970. Sinds die tijd heeft hij zijn leven toegewijd aan Zien en het delen van deze eenvoudige toegankelijke Weg, De Hoofdloze Weg, met anderen. Hij heeft verschillende boeken gepubliceerd waaronder Zien wie je werkelijk bent en een grafische biografie van Douglas Harding The Man With No Head. Richard geeft wereldwijd (en nu online) workshops waarin hij Zien deelt met behulp van de Headless Way-experimenten. Deze zomer verschijnt De Hoofdloze Weg, Hardings klassieker, bij uitgeverij Samsara. Meer info op www.headless.org
Toen ik voor het eerst zag wie ik was, deze hoofdloze Ruimte van waaruit ik kijk, was ik een verlegen tiener. Ik werd geïntroduceerd tot The Headless Way door Douglas Harding, schrijver van On Having No Head (Leven zonder Hoofd). Als jongeman was Douglas extreem verlegen geweest – hij omschreef zichzelf als ‘ziekelijk verlegen’. Maar tegen de tijd dat ik hem ontmoette, toen hij 61 jaar oud was, was daar geen spoortje van over. Eigenlijk het tegenovergestelde. Douglas had de visie dat het zien van zijn eigen gezichtsloosheid de schaamte over zijn voorkomen genezen had. Hij voelde zich niet langer ‘bekeken’. Douglas’ ervaring gaf me hoop. Ik dacht dat als ik maar ijverig zou ‘zien’ en ‘de Ruimte zijn’, dat ik dan vroeger, en hopelijk meer dan later, me niet langer zo angstig verlegen zou voelen.
ANGST
Mijn angsten werden inderdaad minder door het zien van mijn Ware Zelf – bewust gezichtsloos zijn tegenover het gezicht van een ander – en ik voelde me minder beoordeeld, vrijer en opener. Maar helemaal weg ging het niet. Alhoewel ik kon zien dat mijn Ware Zelf perfect zelfloos was, bleef ik me toch ongemakkelijk bewust van mezelf. Deed ik soms iets fout? Gaf ik me soms niet diep genoeg over aan mijn Ware Zelf? Gelukkig was mijn ongemakkelijkheid wanneer die opkwam niet ernstig of langdurend en kon ik er redelijk goed mee omgaan. Maar zo ongeveer twintig jaar geleden, vele jaren na het eerste zien van mijn gezichtsloosheid, werd mijn angstigheid opeens erger. Ik werkte als psychotherapeut en kreeg een paniekaanval tijdens een sessie met een cliënt. Het gebeurde tijdens een oefening waar mijn cliënt om had verzocht – hij had gevraagd of we enige minuten strak in elkaars ogen konden kijken zodat hij de onverdeelde aandacht van een ander kon ervaren. Opeens was mijn nek totaal gespannen en kreeg ik hartkloppingen. Ik verzekerde me ervan dat ik gezichtsloos was tegenover mijn cliënt, wat niet hielp. Het werd alleen maar erger – mijn hart begon zo luid te bonzen dat ik het kon horen. Ik probeerde de oefening ‘tweezijdig gerichte aandacht’ te doen – zijn gezicht daar tegenover mijn gezichtsloosheid hier – maar mijn hart bonsde nog sneller en luider. Ik dacht werkelijk dat het mijn borst uit zou springen. Daarna dacht ik dat ik een hartaanval had! Ook dacht ik dat mijn cliënt mijn ellende kon zien, wat me natuurlijk nog meer paranoïde maakte. Dat moest ik absoluut zien te voorkomen. Immers, ik was hier de helper! Na een tijdje was de oefening voorbij en nam ik even pauze om water te drinken. Ik was in shock! Toen ik terugkwam in de sessie merkte ik gelukkig dat mijn cliënt niets opgemerkt had.
STRATEGIEËN
Dit incident bleek niet eenmalig. Ook in andere situaties bemerkte ik mijn angstige zelfbewustzijn – tijdens een maaltijd met vrienden omklemde ik gespannen een lepel of een kopje. Mijn hoogtevrees nam toe, zelfs voor belachelijk kleine verhogingen zoals op een stoel staan. Zelfs in de Headless workshops waar de focus lag op ‘zien’ en ‘de Ruimte zijn’ voelde ik me bekeken. Ik scheen me te fixeren op mezelf als object, klein en kwetsbaar, en ik realiseerde me dat ik een probleem had. Wat te doen? Eén strategie was het probleem negeren. Misschien als ik gewoon doorging met zien wie ik was zou het probleem zich vanzelf oplossen. Maar dat deed het niet. Een andere strategie was om te proberen mezelf uit mijn angst te praten door mezelf te vertellen dat ‘ik’ noch ‘anderen’ echt waren. ‘Ik’ was alleen maar een ‘afbeelding in bewustzijn’, een verschijning daar in de spiegel, flinterdun als papier. De echte ‘ik’ was deze heldere kalme Leegte aan deze kant van de spiegel. En ‘anderen’ waren ook alleen maar ‘afbeel-
dingen in bewustzijn’, en even onecht. Ik dacht dat als ik mijn denken en voelen op één lijn zou brengen met deze ‘waarheid’, de stress vanzelf zou verdwijnen. Maar deze filosofie werkte ook niet. Ik had geen idee wat ik kon doen – behalve door te gaan met zien wie ik werkelijk was. Een belangrijk keerpunt kwam toen ik aan mezelf toegaf dat ik niet wist wat te doen. In de praktijk betekende dit dat in plaats van me te verzetten, ik het probleem begon te accepteren. En een geaccepteerd probleem is een ander probleem dan een bestreden probleem. Tegelijkertijd probeerde ik te begrijpen wat er gaande was. Ik had het gevoel dat ergens in deze moeilijkheden iets waardevols verstopt was. Dus terwijl ik de situatie wel moest accepteren omdat ik die niet kon veranderen, merkte ik ook dat ik wijs probeerde te worden uit wat er gaande was. Mezelf overgeven zonder enig begrip van de zaak was onvoldoende.
ZELFBEWUSTZIJN
Als deel van het proberen te begrijpen begon ik meer na te denken over de aard van zelfbewustzijn. Terugkijkend op mijn leven vanuit het perspectief dat ik deze tijdloze Ruimte ben, en altijd geweest ben, begon ik mijn ontwikkeling als persoon op een nieuwe manier te beschouwen. Ik nam het feit serieus dat toen ik een baby was, ik geen baby voor mijzelf was – ik was Ruimte voor de wereld, vrij van enig beeld van hoe ik eruitzag. Tijdens mijn kindertijd werd ik me geleidelijk bewust van mijzelf als persoon. In andere woorden, in de Ruimte hier begon zich mijn zelfbeeld te vormen. En tegen de tijd dat ik een volwassene was, had ik me door en door geïdentificeerd met dat zelfbeeld. Maar alhoewel ik me er nu niet meer van bewust was, was ik nog steeds de Ruimte – deze Ruimte waarin dat zelfbeeld zich ontwikkeld en verdicht had. Door deze ontwikkeling te zien vanuit dit perspectief viel me op dat het gehele proces van zelfbe-
Als ik mijn tweezijdige identiteit verwelkom
opent zich een diepe en rijke manier van leven
wust worden, van me identificeren met degene in de spiegel, zich ontvouwen had in de Ruimte. Of liever, dat het voortgekomen was uit de Ruimte. Ik realiseerde me dat mijn identificatie met mijn verschijning niet iets oneigens was dat ik persoonlijk geïntroduceerd had, iets wat ik fout gedaan had en wat het Ene zijn in de weg zat. Op een bepaalde manier was het juist iets wat ik goed gedaan had omdat het mijn Ware Zelf was dat het deed. Eigenlijk was het iets wat ik écht wilde want ik had al begrepen en geaccepteerd dat wat er gebeurt mijn wil is – niet mijn persoonlijke wil maar de wil van mijn Ware Zelf. Door dit te begrijpen kon ik me gewilliger overgeven aan wat het Ene me voorschotelde. Ik had mijn zelfbewustzijn met tegenzin geaccepteerd, alleen omdat ik het niet kon stoppen, maar nu begon ik het welkom te heten omdat ik beter begreep waar het vandaan kwam – wie het eigenlijk autoriseerde. Nou ja … ik begon het min of meer welkom te heten. Maar mijn speurtocht om dit alles te begrijpen stopte hier niet. Waarom, vroeg ik me nu af, had ‘ik’ – dat wil zeggen mijn oneindig wijze Ware Zelf – mijn afgescheiden menselijke zelf gecreëerd uit de zelfloze Ruimte? Waarom had ik mijn bewustzijn van het Ene uitgewist en me geïdentificeerd met de beeltenis in de spiegel? Na verdere reflectie kwam ik tot het inzicht dat de uitvinding van mijn afgescheiden zelf eigenlijk een fundamentele behoefte vervulde. Ik beschreef deze behoefte en haar remedie in de vorm van een verhaal – het levensverhaal van het Ene! w
© PAUL KLEE, VRAAGT ZICH AF 1934
INCARNEREN
Het verhaal begint voor het begin, met niets – met de duistere, ondoordringbare nacht van niet-zijn. Opeens verschijnt vanuit deze onvoorstelbare duisternis het Ene. Boem! Met andere woorden: ik verschijn – als Leegte, Bewustzijn, als Zijn. Ik ben in shock. “Hoe deed ik dat? Zojuist heb ik mijzelf gecreëerd uit niets! Dat is onmogelijk, en toch ben ik hier. Wat knap van mij!” Een tijdje geniet ik van er simpelweg zijn. Maar dan realiseer ik me dat er iets mist. “Het is fantastisch om er te zijn, maar ik heb er genoeg van om in mijn eentje te zijn. Graag zou ik iemand willen hebben om mee te praten over wie ik ben en wat ik gedaan heb. Het probleem is dat er niemand is. Alleen ik heb het voor elkaar gekregen er te zijn.” Dan kom ik slim met een oplossing voor mijn eenzaamheid. Ik creëer een wereld met mensen erin – anderen met wie ik kan praten. Maar het werkt niet echt omdat de mensen die ik gecreëerd heb niet echt zijn. Ze zijn alleen maar ‘beeltenissen in bewustzijn’, net als stripfiguren in een cartoon. Ik realiseer me dat om ze echt te maken, ik in deze cartoonwereld moet springen en een van die figuren moet worden, en dat ik moet vergeten dat ik het
Ene ben. Ik moet incarneren! In plaats van deze op zichzelf staande Ruimte te zijn die van buitenaf toekijkt, zal ik dan een persoon zijn die betrokken is in het drama, een persoon die ervan overtuigd is dat deze beeltenissen – mijzelf en de anderen – echt zijn. En dus spring ik. Plotseling ben ik een persoon en heb ik echte mensen om mee te praten. Maar omdat ik nu vergeten ben dat ik het Ene ben, heb ik nog niet wat ik eigenlijk wil. Ik wil praten over het Ene zijn met anderen.
DE ZIENER
Mijn verhaal geeft de fasen in ons leven weer: van baby tot kind tot volwassene. Dit hoeft echter niet het einde van het verhaal te zijn. Er is nog een fase mogelijk, namelijk die van de ziener: als je weer ontwaakt tot het Ene zijn. Het cruciale punt is dat dit niet hoeft te betekenen dat je nu de realiteit van jezelf en anderen afwijst als een waanidee. In ieder geval is dat niet zo voor mij. Want wat zou het betekenen je niet langer te identificeren het degene in de spiegel? Of er niet langer zeker van te zijn dat anderen echt en bewust zijn? Dat zou betekenen dat je terugvalt in de mind van een baby. In mijn verhaal zou ik terug zijn bij het begin, en nog steeds niemand hebben om mee te praten. Maar als ik mijn tweezijdige identiteit accepteer en verwelkom – dat ik aan de buitenkant een persoon ben, en van binnen het Ene – opent zich een diepe, nieuwe en rijke manier van leven. En als ik tevens accepteer dat anderen in diezelfde tweezijdige conditie verkeren, en ik iemand ontmoet die net als ik ziet wie hij/zij is, dan kunnen we praten over het Ene dat we allebei zijn. Dan ontvouwt zich een gesprek tussen het Ene hier en het Ene daar. Is dat niet mysterieus en fantastisch? Eindelijk is mijn wens om wie ik ben te delen met een ander uitgekomen. En omdat ieders reactie op het Ene zijn anders is, kan
Dat schijnbare ‘waanidee’ bleek
een fantastisch geschenk
ik in een uitwisseling met een ander een verschillend gezichtspunt van het Ene waarderen. Had het Ene mij deze uitkomst op minder pijnlijke wijze gegeven kunnen hebben? Ik had daarom gevraagd, maar mijn verzoek werd afgewezen!
GESCHENK
Natuurlijk is het leven anders dan mijn verhaal. Toen ik opgroeide, had ik geen idee van mijn Ware Zelf. Ik besloot niet bewust te vergeten dat ik het Ene was, om een persoon te worden. Het gebeurde vanzelf zonder dat ik daarover nadacht. Alleen achteraf gezien kan ik mijn ontwikkeling verklaren. Maar dit is altijd zo. Voortdurend tover ik het huidige moment tevoorschijn zonder dat ik weet hoe dat gebeurt. En desondanks functioneert het Ene dat ik ben, en functioneert het prachtig. Ik loop en praat, het gras groeit, de sterren flonkeren. En als ik een moment twijfel en een reden nodig heb om te vertrouwen dat wat het Ene me geeft inderdaad precies is wat ik nodig heb, dan is dit de reden: de vaardigheid van het Ene om zichzelf en de wereld elk moment uit helemaal niets te voorschijn te toveren!
Is mijn angst nu verdwenen? Nee. Maar hij is veel minder geworden – eigenlijk is hij getransformeerd. In plaats van me afgescheiden en bekeken te voelen geniet ik nu (meestal) van het samenzijn met een ander. Of liever, van Ruimte te zijn voor een ander – het Ene hier in gesprek met het Ene daar!
Ik ontdekte dat mijn zelfbewustzijn niet iets slechts was, iets onwaarachtigs waar ik van af moest zien te komen voordat ik ‘het Ene wat alleen echt is’ kon worden. Dat schijnbare ‘waanidee’, mijn zelf en anderen, die doorn in mijn zij, bleek een fantastisch geschenk van de Bron. Een verborgen zegen! t