11 minute read
DOSSIER: Goed in je vel
from Klasse. Magazine 019
by klasse.be
Weg met je Dossier
kopzorgen
TekstBart De Wilde, Seppe Goossens, Michel Van Laere IllustratiesSjoerd van Leeuwen BeeldBoumediene Belbachir, Kevin Faingnaert
Onderwijsmensen zijn zo bevlogen dat voor leerlingen zorgen wél lukt, voor zichzelf veel minder. Decijfers liegen niet: in geen andere sector vallen meer mensen met burnout of stress uit. Klasse zoekt met experten en leraren uit hoe we van scholen energieplekken maken. Ende lekken stoppen.
Burn-out en stress vellen leraren en directeurs meer dan andere werknemers. Klinisch psycholoog Elke Van Hoof vraagt actie vóór de knappe koppen in onze lerarenkamers hun energie verliezen: “Samen met collega’s initiatief nemen, is de beste zelfzorg. Staren naar wat je niet kan veranderen, de slechtste.” Wat maakt leraren en directeurs zo vatbaar voor burn-out? Stress en werkdruk? Elke Van Hoof: “Eigenlijk is er niets mis met stress. Die haalt je uit je comfortzone. Helpt je bijvoorbeeld om te zoeken hoe je leerstof effectiever brengt. Het lichaam is zelfs gemaakt om lang onder stress te staan. Maar als je te weinig herstelmomenten inlast, onvoldoende energie- en zingevende activiteiten plant, wordt langdurige stress toxisch. Dan ervaar je fysieke of mentale ongemakken en val je snel zwaar ziek uit. Opvallend: vaak staat een heel team onder negatieve stress, ontstaat er een toxische werkomgeving. Een voedingsbodem voor confl icten, grensoverschrijdend gedrag en ziekteverzuim.”
“De oorzaak voor een burn-out is altijd een mix van werk en privé. Mensen belanden in een loodzware periode, waarin de meeste wel nog herstellen door zichzelf opnieuw uit te vinden. Hoeveel stress en werkdruk je aankan, hangt ook af van je draagkracht. Hoe goed ben je getraind om te focussen of zware in spanningen te leveren? Hoe hard komen reacties binnen? Hoe sterk geloof je in wat je dagelijks doet?”
“Je energiebronnen moet je niet noodzakelijk binnen de job vinden. Een directeur die zestig uur per week draait, maar tussendoor losgaat in een band of een haarscherp carrièreplan volgt, kan die zware werkdruk perfect volhouden. Die voelt stress, maar hij wordt niet toxisch.”
Zijn onderwijsmensen extra vatbaar voor burn-outs en toxische stress?
Elke Van Hoof: “Onderwijsmensen zijn ontzettend betrokken, gloeien van ambitie. Maar voor de meeste geldt: je studeert voor leraar en staat op je vijfenzestigste nog altijd voor de klas. Dan moet je potverdorie een ijzersterke intrinsieke motivatie hebben. Bovendien botsen ze op een hoop nieuwe regels, planlast en structuren én merken ze dat de interactie met leerlingen veranderd is. Ik betrap mezelf steeds vaker op ‘In mijn tijd’-uitspraken als studenten in mijn les netflixen, spelletjes spelen of kussen.”
“Dat vreet aan mijn zingeving. Aan mijn plezier in de job. Ik wil de best mogelijke psychologen maken. Maar als ze zuch ten bij een oefening of facebooken, voel ik me beledigd. Idem als ze feedback vragen over mijn puntenberekening, maar met geen woord reppen over de inhoud van hun antwoorden.”
“Geen waardeoordeel: maar dit is niet waarvoor ik professor werd. Leraren ervaren hetzelfde. Ze stappen in onderwijs om hun liefde voor chemie over te brengen of kinderen te leren schrijven. Maar zijn vandaag zowel psycholoog, psychiater, huisarts als boekhouder. Of krijgen niet alle kinderen mee en misnoegde ouders leggen dat op hun bord. Ze moeten zich voortdurend indekken met allerlei verslagen. Dan kijk je toch niet vreemd op dat leraren en directeurs de lijst ‘beroepen met burn-out’ toppen?”
Even wat minder energie voelen voor je job, mag dat? Elke Van Hoof: “Een periode in je loopbaan waarin je de weken aftelt naar de vakantie, kom je bijna zeker tegen. Zoek dan wat extra energie naast je job: ga wat vaker zwemmen of spreek af met vrienden. En las een reflectiemoment in. Is lesgeven nog altijd mijn missie? Hoe sleutel ik dan aan mijn aanpak om mijn energie terug te vinden? Onderwijs mist daarvoor helaas ademruimte. Er zijn geen extra budgetten om leraren tijd te geven lesmethodieken te ontwikkelen of te reflecteren.”
Ik sprak een leraar informatica die plots merkte dat hij geen scherm tussen hem en de leerlingen wilde. En nu in PAV zijn plek vindt. Elke Van Hoof: “Waarom geven we zo’n ICT’er niet de kans om zich binnen de werkuren te herscholen, dat moet toch te organiseren zijn? Zeker met nieuwe technologieën. Een spoedcursus van een paar weken en dan on the job leren. Onze lerarenkamers zitten vol knappe koppen met sterke visies. Als die van een ander vak of andere school dromen, wil je ze toch niet kwijtspelen aan een burn-out of de privé?”
“Misschien moeten we als maatschappij anders kijken naar leraren. Niet zomaar een tool om onze kinderen naar de unief of de werkvloer te krijgen, wel: mensen die begeestering opwekken. Leerlingen zo ver mogelijk brengen, moet sterker zijn dan jezelf. Wie om andere redenen in onderwijs stapt, kan nooit dezelfde impact hebben.”
Is het niet makkelijk om de verantwoordelijkheid voor zelfzorg bij de leraar te leggen? Elke Van Hoof: “Elke organisatie heeft de plicht een context te creëren waar elke werknemer de beste versie van zichzelf kan neerzetten. En die werknemer moet dan als een goede huisvader zijn contract beheren. De verantwoordelijkheid voor zelfzorg in één van beide kampen duwen, is polariserend.”
stimulerende context waar te maken. Door leraren kansen te geven om meer voor zichzelf te zorgen. Volgens het principe ‘goed voor leraren, goed voor kinderen’. Geef ze autonomie: voor de ene leraar werkt samen met de klas bewegen, voor de ander mediteren. Of gemeenschapswerk. Leer kinderen omgaan met andere generaties. Het aantal rusthuizen neemt toe, bejaarden vereenzamen. Daar liggen kansen.”
“Spreek de ouders van leerlingen vaker aan. Vraag of ze mee de speelplaats opfrissen. Of organiseer projectweken. Terwijl de psycholoog mindfulness brengt, geeft een elektricien techniek. Een groep leraren krijgt tijd om te herbronnen. En ja, dan moeten ouders een halve dag verlof nemen. Maar komaan, het gaat om onze kinderen. We vragen veel van leraren, dan verdienen ze meer ondersteuning.”
“Leraren maken de school, niet omgekeerd. Daarom moeten ze het lef hebben om initiatief te nemen. Wat werkt, schaal je op, de rest gooi je buiten. Meer actie is een vorm van zelfzorg. Want een team dat blijft focussen op de zware beperkingen, zakt weg in conflicten en achterklap. Denk niet dat de kinderen dat niet oppikken. Die spiegelen dat gedrag.”
Je pleit in het bedrijfsleven voor Chief Happiness Officers die een welzijnsbeleid uittekenen. Doet de preventieadviseur dat in onderwijs? Elke Van Hoof: “Niet noodzakelijk. Een preventieadviseur garandeert veiligheid, controleert wettelijke bepalingen, remedieert mensen in het rood. De CHO doet proactief goes ting behouden. Hij moet de mensen in het groen houden en niet wachten tot ze hun veerkracht verliezen. Hij exploreert talenten en zoekt uit hoe leraren die kunnen ontwikkelen en inzetten in het team. Die taak kan de preventieadviseur op zijn schouders nemen, maar evengoed een andere collega.”
“Een onderwijs-CHO verleidt, werkt via subtiele initiatieven aan de structurele onderstroom. Doel: een school waarin iedereen tot zijn volle recht komt en de neuzen in dezelfde richting staan. In zo’n school branden mensen minder snel op.”
Welke subtiele acties werken? Elke Van Hoof: “Kleine shots of happiness die mensen laten voelen dat ze aan hetzelfde zeel trekken: speeddates over talenten, complimentenbriefjes voor leraren. Of een teambuilding. Eentje om warmte te voelen, maar evengoed eentje rond waarden en normen. Om de common ground terug te vinden.”
“Maar ook: inter- en supervisie, mentoren en buddy’s. Of co-titularisschap: leerstof waar ik energie van krijg, breng ik bij mijn collega en omgekeerd. Niemand moet door zijn zuurste taak bijten en leerlingen begeleid je samen. Heb je
daar geld en beleidsmaatregelen voor nodig? Niet altijd. Wacht niet op de minister. Dat frustreert. Ik ontken de problemen niet, maar wil empoweren: verander wat wél in je macht ligt.”
Zijn collega’s de grootste energiegevers? Elke Van Hoof: “Ja. Een team waar je kan hangen na een zware week en kan lachen, beschermt tegen burn-out. Mensen hunkeren naar goede relaties op het werk. Naar een lerarenkamer waar je geen ogen op je rug moet hebben en durft praten over werkdruk zonder dat het een klaagbarak wordt.”
Klopt de indruk dat scholen een groot formeel zorgbeleid hebben voor leerlingen, maar niet(s) voor leraren? Elke Van Hoof: “Helemaal. Maar wat houdt je tegen om het met collega’s op poten te zetten? Als een school in de buurt ‘Leraren voor leraren’ wil starten, dan ondersteun ik dat. Deel ik mijn kennis en tools. Nu, het klopt wel: we zorgen veel beter voor leerlingen dan voor leraren of directeurs. Professoren voelen dat ook. Als wij ziek vallen, neemt niemand onze opdrachten over.”
Dat geldt ook voor directeurs. Hun energiewaarden zijn het meest dramatisch. Te groot takenpakket en eenzame job? Elke Van Hoof: “Ja, maar er is ook een mismatch tussen hun hoge verwachtingen en realiteit. Ze willen innoveren, maar moeten wc-papier bestellen en raken klem door regelruimte. Dan zitten de onderhandelingen over de verbouwing al vier jaar muurvast in de gemeenteraad. De leraren klagen: jij beslist dat toch? Waarom schiet de nieuwbouw niet op? Leraren zien niet altijd wat een directeur achter de schermen doet. Ze vormen een blok tegen die directeur. Dan wordt het een ontzettend eenzame job.”
Voor het zorgbeleid kijken leraren naar hun directeur. Elke Van Hoof: “Natuurlijk! Je hebt twee types directeurs. Inspirerende leiders die richting geven, maar chaos creëren. En managers die op excel-sheets alles monitoren en
controleren. Zij maken de wereld voorspelbaar en transparant. Eigenlijk heb je beide types nodig om alle leraren te laten floreren. Geen middelen voor twee directeurs? Ook als je een leider bent, kan je leraren tegemoetkomen die een manager nodig hebben. Of je zoekt een collega uit het team die je aanvult. En erkent zijn grote aandeel in jouw successen.”
“Nog belangrijk: als zo’n collega je toefluistert: ‘Ik trek het niet meer’, leg dan alles opzij. Zelfs als die daarna minimaliseert: ‘Zo erg is het ook weer niet’. Stel niet uit tot na de vakantie. Directeurs durven niet altijd meegaan in de noodkreet van leraren. Ze willen geen onrealistische beloftes wekken. Maar het gevoel geven: ik zie je, ik hoor je, is voor leraren veel belangrijker dan altijd hun goesting krijgen.”
Wat met leraren of zorgcoördinatoren die vaststellen: ‘Zorg dragen voor anderen lukt, voor mezelf niet’? Elke Van Hoof: “We kunnen ze leren om hun sympathie te bewaren voor thuis en empathie voor school. Zodat ze leer lingen empoweren zonder hun eigen energiebronnen op te branden. Leraren en zorgcoördinatoren moeten niet minder drive tonen, wel hun sympathie afgrenzen. Je lost het nooit op voor een ander. Nét dat willen veel zorgleraren wel doen. Mijn motto? Wees een OEN: open, empathisch en nieuwsgierig.”
Wat met een starter die zijn sociaal leven parkeert en tot middernacht werkt? Elke Van Hoof: “Starters stapelen slaaptekort, iedereen weet dat. Spreek ze aan voor ze breken. Veel makkelijker voor jou dan voor hen. En gooi het in de groep. ‘Timo mist een aantal lessen, wie deelt wat? Want ik wil niet dat mijn mensen werken tot middernacht’. Het mooie is: van samen lesgeven of materiaal delen, word je allebei gelukkig.”
“Tegen de starter zeg je: ‘Geen sprake van dat je je nachtrust hypothekeert. Kruip in bed of ga sporten en kom morgen met je gezond verstand lesgeven. Je bent goed opgeleid, ik geloof in je’. Bovendien: wordt een les nog beter rond middernacht?”
“Maar soms zeggen ervaren collega’s: ‘Wij moesten het ook zelf doen’. En als een starter uitvalt: ‘Weer een jonge leraar tegen het asfalt’. Die hebben zo’n starter wel zelf omver geduwd. Bovendien weten we: slechts de helft van wie uitvalt, sijpelt terug naar het onderwijs. De andere stapt eruit.”
Leraren die terugkeren uit ziekte vertellen dat de lerarenkamer binnenstappen moeilijk is. Elke Van Hoof: “Elke leraar die terugkomt moet een warm onthaal krijgen. Stop vooraf een handgeschreven kaartje in de brievenbus: ‘Wij verwachten je!’ Zet een collega aan de poort, die daarna een week meeloopt om alle veranderingen te duiden. Schandelijk dat een leraar zonder
ondersteuning de lerarenkamer binnen moet. Want daar valt een ongemakkelijke stilte. Het team twijfelt: wat mogen we zeggen, wat niet? En de terugkomer zoekt krampachtig een houding: hou ik het luchtig, moet ik sorry zeggen?”
“Investeer als directeur in begeleiding. Dat betaalt zich altijd terug. Mensen komen sneller terug, vallen niet opnieuw uit. Zo maak je van school een fijne plek waar we terugkomers vleugels geven. Burn-out heeft écht niets te maken met zwakte, incompetentie of je job niet aankunnen. Integendeel: wie in burn-out wegglijdt, gaf te veel geweld op te korte tijd. Liep een sprint terwijl de job een marathon is.”
Zijn ondernemingen niet flexibeler dan scholen? Geen lerarentekort, minder planlast, meer jobcrafting. Blijven scholen niet dweilen met de kraan open?
Elke Van Hoof: “De vlakke onderwijsloopbaan maakt rotatie moeilijker. En de emotionele belasting ligt hoger, correct. Maar ook ondernemingen roeien met korte riemen. Voor elke honderd werknemers die uitvallen of met pensioen gaan, komen er tweeëntachtig binnen. Ook daar zijn de middelen schaars en woedt een felle strijd om talent.”
“Voor bedrijven en scholen heb ik hetzelfde advies: wees pragmatisch en test ideeën. Maak inspanningen belangrijker dan resultaten. Dan vinden mensen elkaar en krijgen ze energie. En voor elke individuele leraar: als je goed voor jezelf zorgt en eerlijk bent over de realiteit, ontwikkel je meer veerkracht. Zoek daarom vandaag nog uit wat jou helpt om nog meer in je energie te staan. Zo zetten we alle schouders samen onder zelfzorg.”