4 minute read
ZELFTEST: Herken jij meisjesvenijn?
from Klasse. Magazine 019
by klasse.be
Herken jij Zelftest
meisjesvenijn?
Tekst Leen Leemans Illustraties Eugene and Louise
Is dat brave meisje in je klas echt een engeltje? Misschien roddelt ze, sluit ze meisjes uit of maakt ze kliekjes. Echt meisjesvenijn is subtiel. Met ‘onschuldige’ opmerkingen en rollende ogen blijven de pesterijen van meisjes vaak onder de radar van volwassenen. Test wat jij doet in deze situaties.
01. Vijf populaire meisjes spotten op de speelplaats dat buitenbeentje Bianca beenwarmers draagt. Ze vragen haar één voor één: “Heb je het koud?” Eerst antwoordt ze vriendelijk: “Nee, bedankt”, de vijfde keer wordt ze boos. Het kliekje reageert verontwaardigd: “We zijn toch gewoon lief?”
a Toch een speciaal kind, die Bianca, ze zijn gewoon bezorgd. b Wat is daar weer aan de hand? Als dat groepje in de buurt is, moet ik opletten. c Ik vraag of ze er zeker van zijn dat hun bezorgdheid wel oprecht is. Die beenwarmers passen duidelijk niet bij hun kledingcode.
02. De meisjes van je klas hebben een WhatsApp-groepje ‘Meisjes van het zesde’. Ideaal om af te spreken, maar de laatste tijd worden conflicten op school er na de schooluren verder uitgevochten. Ze roddelen, zeggen gemene dingen of zwieren iemand uit het groepje.
a Op school mogen ze geen smartphone hebben. Wat ze er thuis mee doen, is een probleem voor de ouders. b De spanning in de klas is te snijden door al die gemene berichtjes. Je vraagt ze daarmee op te houden. c Je belegt een oudercontact en laat elk meisje in het bijzijn van haar ouders haar gemene berichten voorlezen. En daarna stellen we in de klas regels op.
03. In de turnles kiezen twee kapiteins hun ploegleden. Houterige Anna blijft over. Kapitein Yrsa zucht: “Ik volleybal nog liever met een grassprietje!” De andere meisjes lachen.
a Je grinnikt even. Altijd grappig die Yrsa! b Je maant aan tot stilte. Kunnen we er nu eindelijk aan beginnen? c Je stuurt Yrsa naar de leerlingenbegeleider. Zo’n gedrag hoort niet thuis in mijn les.
04. Voor een rekenopdracht moeten je leerlingen per vier samenwerken. De meeste meisjes reppen zich naar decoole Marit. Die kiest meteen: jij wel, jij niet …’.
a Tja, je had gezegd dat ze zelf groepjes moesten maken. b Je grijpt in. “Als het zo moet, zal ik zelf wel kiezen.” c Je waarschuwt. “Je moet met iedereen kunnen samenwerken, Marit.”
05. Tijdens het oudercontact beklagen de ouders van Nora er zich over dat Tess hun dochter pest en buitensluit.
a Tess? Dat lieve, hulpvaardige kind? Waar halen ze het? Nora zou zich beter wat socialer gedragen. b Nog niets van gemerkt! Maar ze zijn natuurlijk slim genoeg om het niet in mijn zicht te doen. c Je voelde al dat daar iets speelde. Je vraagt concrete voorbeelden. “Waaat? Daar zal ik Tess morgen eens over aanspreken.”
06. In het vijfde leerjaar zitten bijna alleen meisjes. Ze roddelen, sluiten elkaar uit, ruziën om hun plekje in de rij. Kortom, de hele dag drama.
a Zo zijn meisjes. Dat gaat vanzelf weer over als ze ouder zijn. b Je geeft wel eens een opmerking over hun venijnige gedrag, maar ze lijken het niet af te leren. c Niet normaal die klas! Er zijn ook lieve, stoere en fijne meisjes. Je stelt paal en perk aan dat gedrag en trekt duidelijke grenzen.
07. Je duidt stille Elena aan om luidop te lezen. Carolina, deaanvoerder van de klas, slaakt een diepe zucht.
a We zijn al een uur bezig met de taalles, Carolina is het beu. b Je vraagt: “Wat een zucht, heb je het moeilijk?” c Na de les spreek je Carolina aan: “Ik merk dat je zucht of met je ogen rolt als ik Elena iets vraag. Ik wil dat je daarmee stopt.”
Hoe reageer jij?
KOOS JE VOORAL A? Jij begrijpt niets van meisjesvenijn of vindt dat meisjes zich nu eenmaal zo gedragen. Als leerlingen slaan en schoppen, grijp je wel in. Maar voor de subtiele machtsspelletjes bij meisjes sluit je je ogen. Zo geef je de aanvoerders de ruimte. Je laat je inpakken door de populaire, voorbeeldige kinderen en vindt dat de slachtoffers maar wat socialer moeten zijn.
OPGELET: de rangorde bepalen gebeurt in elke groep, maar een groep verdient een leider die voor het algemeen belang gaat. Voor je het weet is de hele sfeer in je klas verziekt. Probeer inzicht te krijgen in wat er achter je rug gebeurt en grijp in.
KOOS JE VOORAL B? Jij herkent wel wat symptomen van meisjesvenijn, maar je krijgt er moeilijk greep op. Tja, meisjes zijn meesters in undercovertactieken. Je moet echt oren en ogen op je rug hebben. Door structuur aan te brengen in de klas, houd je hun gedrag binnen de perken. Bij vervelend gedrag reageer je meteen met “Wat is het probleem?” Je geeft de aanvoerders niet de kans om hun terrein uit te bouwen.
OPGELET: het is niet omdat je in de klas dit vervelende gedrag in de kiem smoort, dat het niet volop woedt op de speelplaats en online. En ja, dat is ook jouw probleem.
KOOS JE VOORAL C? Jij begrijpt hoe meisjes hun positie versterken. Misschien was je vroeger zelf een slachtoffer of een venijntje. Hoe dan ook, dat stiekeme, gemene gedoe hoort niet thuis in je klas, maar ook niet op de speelplaats en online. Je geeft meisjes inzicht in hun gedrag en je werkt aan een positief klasklimaat. Je perkt de aanvoerders in en je probeert de slachtoffers te versterken.
OPGELET: raak zelf niet verstrikt in het meisjesvenijn. Als je de aanvoerder vaak corrigeert, zullen haar fans het voor haar opnemen. “Jij geeft haar altijd de schuld”. Niet opgeven, je weet wel beter!
Meer lezen? • Anke Visser, ‘Meidenvenijn in het basisonderwijs. Preventie en aanpak’, Uitgeverij Pica, 2018. • Frank Van Bezouw, ‘Meidenvenijn is niet fijn’, lesmethode en opleidingen, meidenvenijn.be.