17 minute read
REPORTAGE: VR in de klas
from Klasse. Magazine 019
by klasse.be
Virtual reality in de klas
Tekst Sara Frederix Beeld Eva Vlonk
Robbe Wulgaert experimenteert met virtual reality in zijn klas. Als hij met zijn rugzak vol VR-brillen door de school loopt, zwermen zijn leerlin gen rond hem. In de hoop dat ze er vandaag mee aan de slag kunnen. Duik je mee in hun VR-wereld?
“Ik wil dat mijn leerlingen mee zijn met de toekomst. Dan komen ze best zo vroeg mogelijk in aanraking met de technologie die ons omringt. App-ontwik kelaars zijn de architecten van onze wereld. Technologie bepaalt hoe we wonen, eten of daten. Maar jongeren weten te weinig hoe die dingen werken. Ze krijgen die kennis niet mee van thuis. Daarom vind ik het belangrijk dat leerlingen in mijn lessen virtual reality, augmented reality en 360°-camera’s ontdekken.”
STORYTELLING MET VR “Dit schooljaar startte ik met een groot, experimenteel VR-project. Tijdens de vakken ICT, P.O. en Nederlands werken we samen rond storytelling. Tot vorig jaar trokken de leerlingen van het tweede jaar daarvoor naar de bibliotheek om een boek voor te lezen aan kinderen van de lagere school. Nu combineren we dat met VR.”
“In het vakoverstijgende project bedenken ze zelf een verhaal en maken ze elk een schets op papier. Met de klas kiezen we welk verhaal we uitwerken in virtual reality.
Daarna maken ze in kleinere groepjes stukken van het verhaal in speciale computerprogramma’s zoals Google Tilt Brush en Quill. Ze spreken teksten in, monteren de muziek en voegen alles samen. Het resultaat? Met een VR-bril kunnen ze in hun eigen verhaal rondlopen.”
“Tijdens het groepswerk kan iedereen zijn talent inzetten. De ene is goed in tekenen, de andere leerlingen spreekt alle stemmetjes in. Uiteindelijk bereiken ze alle leerdoelen, zoals spreekdurf of intonatie gebruiken.”
ESCAPEROOM IN VR “Vorig schooljaar deed ik een VR-project rond design thinking. De leerlingen ontwierpen een gsm-hoesje. In een 3D-winkel waarin ze met een VR-bril rondlopen, konden ze alle ontwerpen bewonderen. Zo zagen ze meteen als er iets mis was met de maten van hun hoesje. Een andere keer ontwikkelden ze een motorfiets in een virtualrealityomgeving. Zo konden ze met een speciale VR-bril op hun motor zitten, hem van alle kanten bekijken en zelfs hun handen zien alsof ze aan het rijden waren. Die onderdompeling is een enorme meerwaarde bij design.”
Wie is Robbe Wulgaert? • volgde de lerarenopleiding geschiedenis en informatica en haalde een aanvullend diploma onderwijskunde • leraar programmeren, design thinking en plastische opvoeding in de STEaM-richting • geeft vier jaar les in Sint-Lievenscollege in Gent
“Ik zoek mijn eigen weg met VR. Want de kansen zijn eindeloos. Een collega uit een andere school ontwerpt een virtuele escaperoom met leerlingen. Twee collega’s wiskunde maken met hun leerlingen en die van een buitenlandse school een game rond wiskunde en kunst. In een digitale wereld vliegen hun leerlingen door een kunstwerk van Piet Mondriaan waarin ze berekeningen maken.”
STOELEN AAN DE KANT “Ik wil mijn VR-experimenten graag uitbreiden. Maar het blijft heel erg zoeken hoe je vijfentwintig leerlingen aan het werk zet met enkele dure VR-brillen. Voorlopig los ik dat op door de sterkst geïnteresseerde leerlingen tijdens de middagpauze verder te laten werken aan hun project.”
“De brillen zijn niet het enige struikelblok. Je hebt veel ruimte nodig om te kunnen rondwandelen. In een klassiek klaslokaal met veel banken
Leren leerlingen beter met VR?
Wijnand IJsselsteijn, professor Cognition and Affect in Human-Technology Interaction (TU Eindhoven), buigt zich over de voor- en nadelen van virtual reality in onderwijs.
Wat kan je al met VR in de klas? Wijnand IJsselsteijn: “Je kan er tijd en ruimte mee overstijgen. Zo kan je je leerlingen meenemen naar de dino’s, het Verona van Romeo en Julia, de Mount Everest, Machu Picchu of op schoolreis naar het Louvre.”
“Dé grote meerwaarde van VR is dat je belevingsgericht onderwijs kan maken. Je beleeft de realiteit vanuit de eerste persoon. Je kijkt in alle richtingen en zit er dus – nog meer dan bij een film – middenin. Zo kan je je inleven in een dag van een Syrisch meisje in een vluchtelingenkamp, het leven
botsen leerlingen op muren en tegen elkaar. Daarom verhuis ik voor mijn VR-lessen naar onze ontspanningsruimte of sportzaal.”
“En lessen herwerken naar VR vraagt natuurlijk extra tijd. Er bestaan al veel VR-toepassingen, maar je moet er je weg in vinden. De meeste zijn Engelstalig en kanten-klare lessen pluk je vandaag nog niet van internet of uit digitale leerboeken.”
KARTONNEN BRILLEN “Ik zette mijn eerste VR-stapjes thuis. Daar testte ik verschillende materialen. Nu weet ik dat ik in een klas het liefst met een draadloze VR-bril werk. En ik kies klein, licht materiaal dat in een rugzak past zodat ik van klas kan wisselen zonder een speciale gamecomputer of infraroodlichten te moeten installeren en opruimen. Anders blijft er weinig tijd over om er echt mee aan de slag te gaan.”
“Je kan VR uitproberen met goedkope kartonnen brillen waarin je simpelweg een smartphone klemt, maar die hebben natuurlijk niet dezelfde mogelijkheden als de duurdere VR-brillen. Met mijn brillen kan je écht rondlopen in de VR-omgeving, en niet alleen rondkijken. Ze vragen wel een stevige investering van de school.”
ARCHITECT VAN MIJN LES “In alle lessen virtual reality integreren is overdreven. Het blijft tenslotte maar een van de vele werkvormen. Maar wel een heel leuke. Ik moet het enthousiasme van mijn leerlingen temperen. Als ik mijn rugzak met VR-materiaal bij heb, vliegen ze op me af in de gang: ‘In welke les ga je VR gebruiken? En mogen we tijdens de middag verder werken aan ons project?’ Daar heeft mijn collega die Frans geeft minder last van. (lacht)”
“Voorlopig blijft dit een experiment waar mijn leerlingen en ik ons goed bij voelen. Ik merk wel al de meerwaarde: VR is een ideale uitlaatklep voor creativiteit, leerlingen moeten veel samenwerken, initiatief nemen en iedereen zet zijn talent in. Misschien zet onze school in de toekomst nog meer in op VR. Nu ben ik vooral blij dat ik als architect van mijn lessen mijn passie kan inzetten.”
van een blinde of een koe in het slachthuis. Je staat letterlijk in andere schoenen en kan je inleven in iemand van een ander geslacht, kleur of oorsprong.”
Leren leerlingen beter met VR? Wijnand IJsselsteijn: “Er is nog weinig gevalideerd onderzoek naar de leereffecten van VR in onderwijs. Het is wel bewezen dat het werkt bij vaardigheidstrainingen. Je leert tegenwoordig eerst autorijden met een simulator. Zo kan je moeilijke situaties oefenen zoals een dode hoek van een vrachtwagen herkennen. In het echte verkeer moet je
lang wachten tot een situatie zich een keer voordoet. Een ander voordeel is dat je flexibel, aangepast aan het niveau van de leerling kan werken. Denk aan een VR-klas waarin je technieken voor klasmanagement test of kinderen weerbaar maakt tegen pestgedrag. Het is zelfs bewezen dat je de vaardigheden die je leert in de VR-omgeving ook in de realiteit kan toepassen.”
Wie is Henk Rijckaert? • Industrieel Ingenieur Landbouw met postgraduaat Milieusanering en lerarenopleiding • stand-upcomedian bekend van ‘Zonde van de Zendtijd’, comedy shows ‘Technostress’ en ‘Maker’ • vlogger op YouTube-kanaal De Koterij • organisator van Maker Faire Gent
“Stop met stappenplannen, kies voor klooien ”
Tekst Klara Tesseur Beeld Thomas Sweertvaegher
“Het is maf hoe ver de fantasie van kinderen reikt als ze iets mogen bouwen of maken”, lacht comedian, ex-leraar en maker Henk Rijckaert. Zijn advies aan alle leraren: “Zet af en toe een speeldoos aan materialen in de klas, zonder stappen plan. Geen betere les dan die van vallen en opstaan.”
Zes jaar stond comedian Henk Rijckaert voor de klas. Daarna ruilde hij zijn boekentas in voor een werk koffer, zijn schoolkrijt voor houtschaven, bank schroeven en materialen. Schetsen en gedachte sprongen sieren de muren van het toilet in zijn makerspace. Henk is een maker, van tv-programma’s, comedy en … dingen. Kon hij dat talent onvoldoende kwijt in onderwijs?
“Het is niet de reden waarom ik uit onderwijs stapte. Ik gaf de eenuursvakken biologie en fysica aan de Stedelijke Kunsthumaniora in Gent, dus ik had gewoon de hele school! Dat was heel tof, allemaal creatieve gasten met wie het klikte. Maar de dagen telden te weinig uren om comedy en onderwijs te combineren zonder oververmoeid te raken. Dus kon ik mijn ambitie parkeren of de sprong wagen. Vier weken later wierp Canvas een voorstel voor ‘Zonde van de Zendtijd’ in mijn schoot.”
“Uit het onderwijs stappen, vond ik echt lastig. Het eerste jaar hunkerde ik naar het één-september-gevoel. Kinderen kijken met een dubbel gevoel naar die dag, net als leraren. Het is altijd spannend, dat gedoe aan de schoolpoort. Ik ging zelfs stiekem kijken, ‘toevallig’ moest ik met de auto passeren aan de school.”
Wat voor leraar was je? “Volgens mijn leerlingen was ik een atypische wetenschapsleraar. Wetenschappen dragen vaak onterecht de stempel ‘saai’. Saaie leerstof, saaie mensen. Maar in mijn lessen werd veel gelachen, én hard gewerkt. Soms schakelde ik abrupt. Dan gaf ik één opmerking, volgde een tweede, maar bij de derde was ik Strenge Henk. Vooral de derdejaars, mijn jongste groepen, vonden dat lastig. Na een paar jaar wist ik: ik moet gewoon duidelijk zeggen waar het op staat. ‘Lachen in de les kan, maar ik laat het niet doorkabbelen. Gedaan is gedaan.’”
Waarom koos je voor wetenschappen? “Eigenlijk wou ik naar de kunsthumaniora, want ik tekende graag. Dat was niet naar de zin van mijn ouders: eerst een diploma, dan de rest. Ik had interesse in wetenschappen, maar had die maar wat graag gecombineerd met een aantal uren plastische of creatieve technieken.”
“Tijdens mijn ingenieursopleiding ontdekte ik pas echt de gigantische speeldoos die je met wetenschappen opent. De ongelooflijke creativiteit die je kan botvieren. Je combineert theorieën en opeens zie je de grenzen tussen vakken vervagen. Dat fysica, biologie en chemie een grote overlap hebben en je wetmatigheden uit het ene vak in het andere kan gebruiken.”
“Experimenteren en samen met jongeren creatief omgaan met kennis, daarvoor ben ik in het onderwijs gestapt. Want hoe leg je wetenschappen uit aan gasten voor wie het gewoon deel uitmaakt van hun lessenpakket? Mijn ouders, allebei leraar, hoorde ik zeggen dat doceren niet altijd een geschikte werkvorm is. Dan is het best geestig als je al een tijdje voor de klas staat zonder pedagogisch diploma, op zaterdag in de lerarenopleiding een nieuwe didactische werkvorm leert, en
denkt: zal ik dat maandag toepassen in mijn les? In dat jaar ben ik geen betere leraar geworden, ik ben leraar geworden.”
Krijgen creativiteit en experiment voldoende ruimte in onderwijs? Of zijn we met z’n allen onhandig geworden, zoals je stelt in je comedyshow ‘Maker’? “Je fantasie reikt verder dan je kunde. Kinderen hebben dat, volwassenen lijken wat in slaap gedommeld en zijn onzeker. Zet een doos materialen voor hun neus en ze vragen meteen wat ze moeten doen en hoe. Doe hetzelfde bij een kind en dat vliegt erin. Zoals bij een stok in het bos: het ene kind maakt er een zwaard van, het andere een toverstok.”
“Niets leuker en leerrijker dan dingen maken. Als comedian bricoleer ik mijn decorstukken. Op mijn YouTube-kanaal De Koterij post ik daarvan video’s. Deels om zelf bij te leren en me te bekwamen in digital
storytelling en muziek. En deels om mijn eigen leerproces in handen te nemen. Elke dinsdag post ik een video. Die deadline dwingt me om wekelijks iets te maken of af te werken. Ik merk ondertussen, drie jaar later, dat ik daarin veel beter geworden ben.”
Maken is ook klungelen, fouten maken. Tonen je video’s het moeizame proces? “Ja. Als tegenbeweging tegen het wegmoffelen van fouten op het internet. Als je iets opzoekt op YouTube en je krijgt een verhaal, dan lijkt dat allemaal zo evident. Alsof alles met de vingers in de neus gelopen is. Maar zo gaat het meestal niet. Je hebt meer obstakels dan successen, maar niemand toont die. Terwijl iemand zien klungelen even leerrijk is als een MacGyver bekijken die iets vlot in elkaar steekt. Daarnaast ben ik comedian: het is grappig om iemand ‘op zijn bek te zien gaan’.”
schroeven omdat ik jou online zag klungelen’. Vanuit het idee: als Henk mag prutsen, mag ik dat ook. We zijn zo bang om te falen, terwijl in trial and error een ongelooflijk sterk leerproces zit.”
Moet iedereen weer met hamer en beitel leren werken? “Je kan kinderen instrumenten in handen stoppen. Hamers, breinaalden … maar waar stopt het dan? Moeten ze ook kunnen lassen, solderen en microcontrollers programmeren op hun twaalfde? Belangrijker is dat ze geen schrik hebben om materialen vast te pakken, te proberen en te kijken: ‘Hoe kan ik dat nu doen?’ Zodat je niet hulpeloos de handen omhoog steekt bij een probleem of de boel dropt in een vuilbak of containerpark, maar je eerste reflex is: uitzoeken of je het zelf kan herstellen. Die zelfredzaamheid zijn we een beetje kwijt.”
“Op de Maker Faire, een beurs voor makers die we sinds vorig jaar organiseren, ontvangen we verrassend veel leraren op zoek naar nieuwe projecten of ideeën. Als we de ‘call for makers’ doen, vellen we geen waardeoordeel. Zowel de kleinste als meest ambitieuze projecten zijn welkom. Van vilten poppetjes tot een Formule 1-wagen. Er zijn heel veel mensen die dingen ineensteken op zolder, in schuurtjes en garages. Verborgen talenten die daar niet mee naar buiten stappen. Die makers brengen we samen om elkaar te inspireren. Hoe mooi zou het zijn als die leraren met hun passie aan de slag gaan in hun lessen? Kinderen stimuleren om af en toe zelf te creëren, zonder een waardeoordeel te vellen?”
Missen we creativiteit en makersmentaliteit in het onderwijs? “Ja. We zitten op een kantelpunt. Het STEM-verhaal is nog braakliggend terrein. We focussen op Science, Technology en Mathematics, maar het luikje Engineering mis ik. Het vermogen zelfstandig te analyseren en een oplossing te formuleren. ‘Welk speelblokje, welke theorie, heb ik nodig om dit probleem op te lossen?’
“Ik ben een groot voorstander van STEAM. Die Arts moeten erin, voor het creatieve, het design thinking en problem solving. Want voor mij werden wetenschappen pas immens interessant toen die muurtjes tussen vakken wegvielen. Toen groeide mijn motivatie om te studeren.”
“Ik geloof in de kracht van projectwerk, omdat je moet leren samenwerken en in groep creatief omgaan met vragen. Maar de harde theorie die je nodig hebt in we tenschappen, dreigt daardoor soms te verdwijnen. Leert iemand beter wiskunde als je alle leerstof geïntegreerd aanbiedt? Niet bewezen. Het zit ergens tussen de twee. Niet zoals vroeger, toen werd er te veel op de nagel van de theorie geklopt. Maar meer combineren met toepas singen, af en toe de muren tussen vakken neerhalen.”
Kan je verwachten dat alle leraren creatieve technieken en maakonderwijs aanbieden? Hoe moet bijvoorbeeld een kleuterjuf dat doen? “In elke basisschool zit een leraar met muzikaal talent, die dagelijks met veel plezier een halfuur liedjes zingt of gitaar speelt. Maar de meeste van zijn collega’s hebben hun gêne voor zang of blokfluit moeten overwinnen. En die zingen vandaag ook met leerlingen. Een sterke leraar geeft zijn zwaktes toe, durft fouten te maken en ze te benoemen. Zing je vals, doe dat dan met overtuiging en vraag aan de klas om je te helpen door mee te zingen.”
“Hetzelfde geldt voor techniek. Sommige leraren werken graag met hun handen maar steeds meer mensen zijn bang geworden van hun eigen huishoudtoestellen. Wat als ik de lamp vervang en ze springt? Laatst maakte ik de vaatwas stuk. Ik zocht de fout, nam er een foto van en stuurde die naar de reparateur. Tien minuten werk, maar wel een afspraak uitgespaard omdat die technieker meteen het juiste stuk meehad. Plus een toffe namiddag met mijn dochter want wij hebben elk met een schroevendraaier aan die vaatwas zitten prutsen. ‘Papa, mag ik dat hier openvijzen?’ Het is je fantasie die je handen stuurt, wat kan er fout gaan? Dus ja, maaklessen geven kan voor elke kleuterjuf. Zeker als je durft zeggen aan je leerlingen: ‘Hoe kunnen jullie me helpen dit probleem op te lossen?’”
Zijn er kleine ingrepen die elke leraar kan introduceren om ook aan maakonderwijs te doen? “Ik ken niet alle leerplannen, maar we grijpen snel terug naar eeuwenoude stappenplannetjes. ‘We maken een stalamp: volg de vijf stappen.’ Leerlingen mogen alleen beslissen of ze glitters toevoegen of een kleur kiezen. Maar dan doe je niet aan engineering,
ze maken gewoon een puzzel. Laat ze zelf een stalamp tekenen. Gooi die stappenplannen en zelfbouwpakketten overboord, en zet een doos ongedefinieerde materialen in je klas waarmee ze op tig manieren een stalamp kunnen maken. Als kinderen een soort auteursrecht krijgen over hun projecten, stimuleert dat hun goesting in leren en experimenteren.”
“En ik weet, doe dat maar eens in een klas met vijfentwintig kleuters die een geschenk voor Moederdag moeten knutselen. Natuurlijk zeg je dan: ‘Kom op jongens! Volg de stapjes: knippen, plakken en klaar’. Maar het zit ‘m ook in de opdracht die je geeft. Je hebt de beweging van ‘thinkering’, uit het hoofd, in je handen: hier is een doos, maak iets. Of abstracter nog: ‘We maken een stad!’ Geef ze karton en voor je het weet, zijn je leerlingen een huis aan het bouwen. Stel daarna de vraag: ‘Hoe maken we je gebouw nog sterker?’ Dan ben je principes van sterkteleer en constructie aan het geven.”
Wat dan met evaluatie? Bereikt maakonderwijs nog zijn doel als je een punt plakt op het eindproduct? “Mogen falen is belangrijk. En leren dat mislukken niet ‘mis-lukken’ is, maar gewoon ontdekken dat het op die manier niet kan. Het mag echter geen reden zijn om niet tot eindresultaten te komen.”
“Moet dat eindresultaat per se afgebakend zijn? Wat als iemand in twee stappen het eindresultaat bereikt? Een acht op tien? En wat met zijn klasgenoot die een ongelooflijke weg aflegt, onderweg gigantisch veel bijleert en uitkomt bij een ander eindresultaat? Of bij een product dat nog niet helemaal af is. Mag je die grote sprong vooruit dan niet belonen? Die is toch ook ontzettend waardevol.”
Zou je nu nog dezelfde leraar zijn als tien jaar geleden? “Na een paar jaar lesgeven, heb je je lesjes wel ‘klaar’. De eerste twee jaren is het ploeteren, en constant vechten tegen het gevoel dat je verdrinkt. Het derde jaar kom je boven water. ‘Oké, het begint te lukken. Ik zit niet weer tot ’s avonds laat voor te bereiden’. En daarna riskeer je wat te berusten, terug te grijpen naar wat werkt. Terwijl daar een mooie kans ligt: nu de basis er is, kan je de rozijnen erin duwen. Het onderwerp open trekken en vanuit een andere hoek benaderen.”
“Die krenten, daar zou ik vandaag nog meer werk van maken. Met vallen en opstaan, maar wel met kennis van zaken. Als leraar ken je je lesonderwerp. Een les over de bloedsomloop zou ik starten door samen met de leerlingen zo lang mogelijk onze adem in te houden en te kijken wat dat met ons doet. Dat zit ook in engineering: constant alert zijn, dingen in twijfel trekken. Analyseren en terugkijken: we hebben een paar stappen gezet, maar met wat we nu weten, lukt het niet ... Dat maakt het spannend. Ik zou met plezier terug voor de klas staan. Mijn werk als comedian geeft mijn leerlingen dan wel een catalogus aan informatie die ze me in de nek kunnen duwen. Interessante bijnamen verzekerd!”
49 Klasse Magazine
Meer makermindset op school? Vijftips
01. Gebruik echte materialen. Geen plastic hamertje of speelgoedaardappelmes uit veiligheid. Dodelijk voor de goesting en fascinatie die kinderen vanzelf hebben voor techniek.
02. Maak de inspanning, het experiment belangrijker dan het resultaat. Zowel bij leerlingen als leraren.
03. Geef je leerlingen meteen wat belangrijke lessen mee over duur zaamheid. Check ‘The toaster project’ van Thomas Thwaites – ‘Hoe ik een broodrooster maakte van niets’. Respect voor het maakproces verzekerd!
04. Vind inspiratie bij echte makers. Zoals de Nederlandse Astrid Poot met haar boek ‘Maken in de Klas’. Via Lekkersamenklooien.nl vind je hapklaar les- en maakmateriaal zoals de Klooikoffers en haar poster ‘Makers maken – 50 tools die je moet kennen voor je 12e’.
05. Toch wat drempelvrees? Trek eropuit met je leerlingen, ontdek wat thinkering en tinkering is. Met je Lerarenkaart kan je aan de slag in de Tinker Studio van het Gentse Industriemuseum.