120288 _MSMD_4_2012_Opmaak 1 30-08-12 16:37 Pagina 30
30
door Oscar Borsen
Vlieren langs de Vecht Typisch voor het Vechtdal is het bestaan van de zogeheten vlieren. De benaming vlier – ook geschreven als flier, vleer of vledder – geldt in het noordoostelijk taalgebied als omschrijving voor een laag moerassig terrein of voor moerassige grond met een veenlaag. In Overijssel wordt voor de vlieren als verklaring ook nog gegeven 'groenvlakte, met een dunne veenlaag bedekt'. In het Vechtdal zijn de vlieren vrijwel uitsluitend langs de middenloop van de rivier te vinden, waarbij het gaat om (voormalige) natte laagtes, achter de dekzandruggen.
ij de landschappelijke ligging van de vlieren valt op, dat ze vrijwel allemaal te vinden zijn in een enigszins geïsoleerd gebied, dat lager ligt dan de omgeving. Daarnaast zijn het vaak natte terreinen met een hoge grondwaterstand en een sterke invloed van kwel. Hoe de vlieren er oorspronkelijk uitzagen, is moeilijk te zeggen, maar er zijn enkele aanwijzingen. In markeboeken worden ze regelmatig genoemd in de cedulen, documenten die werden opgemaakt bij de stichting van een marke. Uit deze opsommingen van gebruiksregels blijkt dat de vlieren relatief belangrijk waren. Veel vermeldingen werden al in het begin van de zeventiende eeuw gedaan. De vroegste betreffen vaak het verbod op het houden van schapen in het vlier. Ook ganzen en varkens waren er na een bepaalde datum vaak niet toegestaan. Daarnaast lijkt bij vrijwel alle marken de wens te bestaan om de vlieren te ontwateren door het graven van sloten. Alle vlieren in de middenloop van de Vecht zijn uiteindelijk ontgonnen tot hooi- en/of weiland, al verliep de ontginning niet overal gelijk. De ontgonnen vlieren waren een welkome aanvulling op het groenland, waarvan langs de middenloop relatief weinig aanwezig was. In Ommen dienden ingezetenen van de stad in 1765 een verzoek in tot ontginning van de marke, die daartoe moest worden verdeeld. De verdeling van de grond onder de burgers moest hen helpen bij de betaling van het hoofdgeld. Deze vorm van belasting zorgde blijkbaar voor de nodige problemen. Toen het veen binnen de marke werd ontgonnen, vroeg men zich af of dan ook niet gelijk het vlier kon worden meegenomen. In 1766 zou ook dat worden verdeeld.
B
De marke Vilsteren in 1832 (links) en rond 1900 volgens respectievelijk de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel (OAT) en de Chromotopografische Kaart. Vroegere weidegronden in Varsen, een kleine, oude buurschap nabij Ommen aan de noordzijde van de Vecht.
Vlierontginning in Vilsteren De vlierontginning in het nabijgelegen Vilsteren is een mooi voorbeeld van dergelijke activiteiten. Deze ontginning vond plaats in de achttiende en het begin van de negentiende eeuw. Aan de hand van het markeboek van Vilsteren is deels te volgen hoe deze tot stand kwam. De eerste vermelding van het vlier was tijdens een holtspraak in 1693.’ Over het afgraven van’ t vlier sal men nader in oogenschien nemen, en door voorgenoemde gecomiteerdenen worden ondersocht ofte behoorlick het water sal cunnen affleijden worden; en daer van op naester vergaderinghe raport doen.’