17 minute read

Een leeuw in een park op de Lemelerberg

Next Article
Gesignaleerd

Gesignaleerd

Zo’n 150.000 jaar geleden, tijdens de voorlaatste IJstijd, het Saalien, rukte Scandinavisch landijs op tot Midden-Nederland. Veel eerder al hadden verschillende rivieren hier dikke lagen zand en grind afgezet, met daar tussenin dunnere lagen klei. Het oprukkende landijs bracht deze rivierafzettingen omhoog en daardoor ontstonden stuwwallen, onder andere op de Veluwe en in de gebieden van de Utrechtse en de Sallandse Heuvelrug. Eén van de opstuwingen in Overijssel is de Lemelerberg, gelegen in een natuurgebied ten westen van Lemele en ten noordoosten van Lemelerveld. In 1913 verscheen hier een leeuw...

De komst van dit exemplaar, van steen weliswaar, had direct te maken met het ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden precies honderd jaar eerder. Deze Nederlandse Leeuw kreeg namelijk een plaats in Park 1813, dat in 1913 op de Lemelerberg werd aangelegd om de bevrijding van de Fransen en de overwinning in de Slag bij Waterloo te herdenken. Initiatiefnemer voor de aanleg was de Oranjebond van Orde, die in 1893 in Utrecht was opgericht met het doel een dam op te werpen ‘tegen het opkomend socialisme en trouw te zijn aan het Oranjehuis.’ Deze bond verwierf woeste gronden in Drenthe (bij Assen en Uffelte en in het Drouwenerzand), Gelderland (het Ughelerbos), Noord-Brabant (bij Hilvarenbeek) en Overijssel, waar verpauperde arbeiders aan het werk konden. Net zoals dat in de eerste helft van de negentiende eeuw was gedaan door de Maatschappij van Weldadigheid. Zo hoopten de oprichters een tegenwicht te kunnen bieden aan het opkomende socialisme. Koninginregentes Emma nam in het oprichtingsjaar drie aandelen van elk duizend gulden, om zo haar steun te betuigen aan het werk van de bond en daarmee ook de bouw van goede arbeiderswoningen op heidegronden mogelijk te maken. Vanaf de beginjaren werd bij de uitvoering van de plannen nauw samengewerkt met de Nederlandsche Heidemaatschappij, die ook de administratie voerde. In Overijssel verwierf de bond op en om de Lemelerberg gronden met steun van de gelijkgezinde Kwartguldens-Vereeniging voor Heideontginning. Deze vrouwenorganisatie zamelde overal in het land kwartjes in om woeste gronden te kunnen aankopen, die vervolgens moesten worden ontgonnen. De Lemelerberg leende zich daarvoor uitstekend, want toentertijd was het daar nog één groot uitgestrekt heidegebied zonder veel bomen. Rond 1913 werd er een groot park aangelegd met de hiervoor genoemde leeuw als een kenmerkend element. De toen nog liggende leeuw moest gelden als de symbolische ‘waakhond’ van de Oranjebond van Orde.

Na 1913

In de loop van de twintigste eeuw werden grote delen van het park bebost. Een fl ink stuk van het westelijk deel werd ingericht als ‘sterrenbos’. Vanuit het hart van een dergelijk bos had men door verschillende lanen een goed overzicht en kon vanuit één punt het wild in de gaten worden gehouden. Het sterrenbos in Park 1813 werd echter niet aangelegd voor de jacht, maar vanwege de aantrekkelijke vorm. Kort na de stichting kon men volgens de NRC voor tien gulden een boom planten en die noemen ‘naar een geschiedkundig persoon, naar een gestorven familielid of naar zichzelven.’ Het park groeide uit tot een geliefde plaats voor natuurgenieters en recreanten . Men legde wandelroutes aan en ski-liefhebbers kwamen in sneeuwrijke winters van heinde en verre. Ook kwam er een restaurant met de, niet geheel verrassende, naam De Lemelerberg. In 1923 werd de Oranjebond van Orde opgeheven en kwamen haar bezittingen aan de Nederlandsche Heidemaatschappij. Het park was op dat moment

Een boom planten in de Gedachtenishoek

Net als in het begin van de twintigste eeuw kan men ook in het begin van deze eeuw een boom planten om iemand of een moment te gedenken. De hernieuwde Gedachtenishoek, in het hart van het sterrenbos, is nu nog een lege ruimte die wordt omgeven door een rand van Amerikaanse eik. Binnenin deze ruimte staan enkele bijzondere bomen die zo’n honderd jaar geleden op deze plek zijn aangeplant. In de vakken er omheen kunnen nog zo’n 200 nieuwe bomen ‘om te gedenken’ worden geplant. Gekozen kan worden uit - een linde, een zoete kers, een eik of een beuk- allemaal vanuit hun eigen symboliek. Voor een bedrag van € 500 kan op deze unieke plek een boom van zo’n twee à drie meter hoog worden geplant.

Landschap Overijssel kan mede dankzij deze bijdrage het Park 1813 in stand houden. Heeft u belangstelling voor het planten van een boom in de Gedachtenishoek in Park 1813? Kijk op www.landschapoverijssel.nl of neem contact met ons op.

Sfeerbeeld Gedachtenishoek.

nog niet klaar, maar een uitdrukkelijke voorwaarde bij de overdracht was dat het naar de oorspronkelijke bedoeling zou worden afgewerkt en onder dezelfde naam in stand zou worden gehouden. De inmiddels al enigszins verweerde leeuw bleef staan, maar kreeg voortdurend te maken met baldadigheid en vernieling. In 1934 werd hij daarom vervangen door een zittend exemplaar, gemaakt door de beeldhouwer Gijs Jacobs van den Hof. Al in 1928 had de in dat jaar overleden stichter van de Oranjebond, jhr. Johan Hora Siccama van de Harkstede, een geldbedrag bestemd voor de oprichting van het nieuwe monument. In de loop der jaren begon het park aan kwaliteit in te boeten. De oorspronkelijke aanplant stierf af en in de lanen begonnen bomen te groeien die er van origine niet thuishoorden. Al vrij snel nadat Landschap Overijssel in 2001 het park had overgenomen van Boreas - een werkmaatschappij van Arcadis, zoals de Heidemij was gaan heten - ontstonden de eerste plannen voor herstel. Een mooie aanleiding vormde het honderdjarig bestaan van het park in 2013 en dus tegelijkertijd het tweehonderdjarig bestaan van het Koninkrijk der Nederlanden. weer letterlijk en fi guurlijk een centrale functie en wel als middelpunt van de assen van het park. Ook de hernieuwde ‘Gedachtenishoek’, in het hart van het sterrenbos, krijgt een meer prominente entree. De plek wordt begrensd door het binnenste, volledig uit Amerikaanse eik bestaande vierkant van het sterrenbos. De plantvakken binnen het vierkant stonden vol met naaldbomen ten behoeve van de houtproductie, maar die zijn inmiddels allemaal gekapt. Zo ontstond een volkomen lege ruimte, te midden van het donkere bos. Midden in de ruimte staan oorspronkelijke bomen van bijzondere soorten, zoals die honderd jaar geleden werden aangeplant. Zij ‘bewaken’ de lege ruimte, die de komende jaren weer gevuld gaat worden met gedachtenisbomen. Ook de toegangen tot de Gedachtenishoek hebben een impuls gekregen. Van de kant van het restaurant wordt deze plaats ingeleid door de geheel vernieuwde, strak met beuken beplante TrompZijlingalaan. Om de hoek voor iedereen toegankelijk te maken worden aan de Ommerweg parkeerplaatsen voor mindervaliden aangelegd en komt er ook een rolstoelpad. Behalve naar gezonde en afwisselende bossen streeft Landschap Overijssel op de Lemelerberg ook naar vitale heide, waar gezonde populaties van onder andere de zandhagedis voorkomen en waar ook

Lanen en paden

Kenmerkend voor het park met een omvang van ruim 160 hectare zijn de vele paden, lanen en wegen die worden begeleid door laanbeplanting of bomenrijen. Midden door het park lopen enkele kaarsrechte lanen, die samen met het orthogonaal (rechthoekig) opgezette sterrenbos een klassiek onderdeel vormen. Twee van de rechte lanen zijn gericht op het monument van de leeuw. De tegenwoordige Tromp-Zeilingalaan vormt daarbij een verbinding tussen de leeuw en een ander monument, de zogeheten Gedachtenishoek. Het overige deel van het park is minder formeel en meer landschappelijk aangelegd. Het kent ronde vormen en bochtige paden.

6

5

7 3

1 1

4 2

Lanen, met in roze de herstelde lanen. De bruine lijnen geven lanen en paden aan met een naam.

Lanen, een weg, een hoogte en hun naam

1 F.B.’s Jacobweg - F.B.’s Jacob (1850-1935), burgemeester van Rotterdam 2 F.B. Löhnislaan - F.B. Löhnis (1851-1927), directeur der Maatschappij van Weldadigheid 3 A.W.J.J. Baron van Nagell-laan - A.W.J.J. Baron van

Nagell (1851-1936), burgemeester van Barneveld 4 Jhr. Hora Siccama hoogte - Jhr. J. Hora Siccama van de

Harkstede (1853-1928), oprichter van de Oranjebond van Orde 5 Mej. v.d. Huchtlaan - Mej. B.L.W.van der Hucht (18311927), presidente van de Kwartguldenvereniging 6 Mr. Dr. W.C.A. Baron van Vredenburchlaan - Mr. Dr.

W.C.A. Baron van Vredenburchlaan (1866-1948), lid Algemene Rekenkamer en voorzitter Nederlandse

Adelsvereeniging 7 Tromp-Zeilingalaan - familie Tromp-Zeilinga droeg in 2011 middels een legaat bij aan de opknapbeurt voor

Park 1813.

Schaapskudde over de heide.

ruimte is voor het zo typerende jeneverbesstruweel. Hiervoor zijn grote en vooral aaneengesloten stukken heide nodig. Sommige bospercelen die zorgden voor geïsoleerde heidegebiedjes werden daarom gekapt. De herder en zijn kudde met ruim 400 schapen hebben weer volop ruimte en werk, want zij houden de heide in stand. Bij de plannen voor de ‘heidekoppeling’ wordt echter ook rekening gehouden met de cultuurhistorie. Hoewel over het oorspronkelijke ontwerp maar weinig is overgeleverd, laat het verleden van het landschap op de Lemelerberg zich nog steeds lezen. De typerende combinatie van rechte en slingerende paden, de rechte en de gebogen lanen, de zichtlijnen, het sterrenbos en de met houten hekken begrensde panoramapunten blijven intact. Een gevolg van de heidekoppeling is ook, dat de panoramapunten onderling weer in contact staan. Vergezichten op de wijde omgeving – in het westen tot aan Zwolle en in het oosten tot aan Duitsland - zijn hiermee hersteld. Zo geeft de herinnering aan 1913 en 1813 in het jubileumjaar van Landschap Overijssel een krachtige impuls voor de toekomst!

Een wandeling in 1919

In een gids uit 1919 wordt een wandeling beschreven langs ‘de Leeuw’ naar Lemele, waarbij eerst nog ‘den grooten steen’, een overblijfsel uit de ijstijden, wordt gepasseerd. ‘Deze steen, bijna 11 meter in omvang en 2.70 meter hoog, bestaat uit zand en klei, terwijl er zich sporen van metalen, lood, koper, ijzer en tin, in bevinden.’ In de buurt bevonden zich ook twee bronnen, waaronder de Blikken Fontein, vlakbij de steen. ‘Een goed voetpad’, aldus de gids, ‘voert ons verder langs den oostrand van den berg, waar nog steeds de geheel oostelijke vlakte voor ons open ligt; aan het pad kunt ge merken, dat ge in een terrein zijt gekomen, dat in ontginning is.’ De leeuw moest een prominente plaats krijgen in een park ‘met olmen en iepen, beuken en eiken, dat een waardig nationaal monument moge worden onder de hoede der Nederlandsche Heidemaatschappij.’

Park 1813, een cultuurhistorische parel

Help Landschap Overijssel deze parels te behouden

Hof Espelo (foto Ruud Ploeg). Boomgaard gefotografeerd door Ruud Ploeg.

Als liefhebber van cultuurhistorie en natuur & landschap weet u als geen ander hoe waardevol bijzondere plekjes als Park 1813 zijn in Overijssel. U kunt op de voorgaande pagina’s meer lezen over dit bijzondere park. Landschap Overijssel deelt uw belangstelling en draagt zorg voor deze bijzondere en unieke plekken in onze mooie provincie.

Erve Groot Brunink, nabij Enschede.

Naast natuur&landschap beheert Landschap Overijssel ook historische landgoederen voor u, zoals Hof Espelo bij Enschede en Landgoed De Horte bij Dalfsen. Unieke plekken met een kleurrijke geschiedenis en prachtige natuur. Landschap Overijssel houdt deze plekken, maar ook eeuwenoude boerderijen als Groot Brunink met hun fraaie erven en natuur, voor u in stand. Onze aandacht gaat niet alleen uit naar grote cultuurhistorische elementen. Ook kleine elementen als grenspalen, aardappelkelders of bijzondere begraafplaatsen zijn bij ons in goede handen. En laten we niet de karakteristieke en cultuurhistorische houtwallen, poelen, eikenbosjes en boomgaarden vergeten. Zij geven de verschillende streken in Overijssel ieder hun eigen karakter en vertellen een uniek verhaal over de streek en de gebruiken. Landschap Overijssel draagt bij om ook deze groene elementen in goede conditie te houden en te behouden voor de toekomst. En dat allemaal bij u in de buurt.

Landschap Overijssel

Al tachtig jaar beschermt, beheert en ontwikkelt Landschap Overijssel prachtige natuur en cultureel erfgoed. Daardoor kunt u ervan genieten. Hopelijk blijft het niet alleen bij genieten. We hebben u ook hard nodig om ervoor te zorgen dat natuur&landschap en ons erfgoed bewaard blijven. Helpt u ons mee al dat moois te beschermen en te behouden voor de toekomst?

Narcissen voor de Horte (foto Ruud Ploeg)

Grenssteen Aamsveen (foto Ruud Ploeg).

Steun ons!

Steun ons voor slechts €20,- per jaar Het kost veel geld om het mooie Overijsselse landschap te beheren. Steunt u ons daarom? Zo draagt u bijvoorbeeld bij aan het herstel van Park 1813 en al die andere cultuurhistorische elementen in Overijssel. Voor slechts €20,- per jaar helpt u ons natuur & landschap in Overijssel te beschermen. En u krijgt er veel mooie cadeaus voor terug! Kijk op de www. landschapoverijssel.nl hoe u mee kunt helpen en meldt u aan als donateur. Uw hulp is hard nodig.

Als donateur ontvangt u maar liefst vier keer per jaar ons mooie tijdschrift Natuurlijk Overijssel gratis. Bovendien krijgt u gratis entree bij al onze activiteiten, evenementen en excursies. Maar het mooiste cadeau is dat we met uw hulp onze prachtige natuur kunnen beschermen.

‘Cees’ Wilkeshuis, verstokt pijproker.

Reiziger op papier en in het verleden

Cornelis Wilkeshuis (1896-1982), schrijver voor de jeugd

Mijn vader, Cornelis Wilkeshuis, werd in 1896 geboren te Harlingen, in die tijd een kleine bedrijvige havenstad, waar handels- en vissersschepen binnenliepen en weer vertrokken. Hij woonde er, tot hij vertrok naar Terschelling.

Eerste jeugdboek, 1934. Zijn meest bekende boek, 1948. Over het Rampjaar 1672 in 1972.

Op de dijk in Harlingen stond het standbeeld de Stenen Man met zijn twee hoofden. Het moest Caspar de Robles voorstellen, de stadhouder van Friesland voor de hertog van Alva. Hij zette zich in voor het herstel van de dijken na de Allerheiligenvloed in 1570, en uit dankbaarheid eerde men hem met een standbeeld.

Harlingen, stad van zijn jeugd

De inwoners van het stadje voelden zich nauw betrokken bij de natuur: de zee met al zijn gevaren, vissersvrouwen die bij storm op de dijk wachtten op de terugkeer van man en zoon. Ook kende men de angst voor hevig onweer dat vaak lang duurde. ‘De zee neemt het niet aan’ werd dan gezegd, men hing een doek voor de spiegel, hield het geldkistje met de papieren binnen handbereik en op het platte land zetten boerinnen hun glanzende oorijzers af. Immers de bliksem had het op glimmende voorwerpen voorzien, zei men. Ook maakten velen zich zorgen over de aanstaande verschijning van de komeet ‘Halley’, die talloze rampen, mogelijk zelfs de ondergang van de wereld zou veroorzaken. Maar kinderen, onder wie Cornelis en zijn beide zusters, hadden er een gelukkige jeugd. Hun vader had een drukkerij aan de Heiligeweg, waar onder andere een advertentieblad werd uitgegeven. In de er naast gelegen winkel verkocht hij kantoorbenodigdheden. Hij was een vriendelijke, wat dromerige man die graag een praatje maakte en bereid was een ongeletterde klant te helpen bij het schrijven van een kaart of een briefje. Al op elfjarige leeftijd werd Cornelis junior door zijn vader bij het bedrijf ingeschakeld: hij moest de krant rondbrengen en al gauw schreef hij zijn eerste publicatie, een Nieuwjaarsvertelling. Later ging hij onder het pseudoniem Dorus graaggelezen stukjes in het blad schrijven: ‘Brieven van Dorus aan zijn vriend’. Harlingen (1954).

Schuin stond er nog die paal van d’ophaalbrug, waar ik als jongen vaak naar boven klom: ik zag dan ver en hoe het water glom... maar zuchtend gleed ik eindlijk weer terug:

Want sloeg de klok niet van een oude kerk? Om nog te spelen werd het wel te laat, en droomrig ging ik door een stille straat terug naar huis en naar mijn jongenswerk.

En stijgt men later naar die lichte sferen, waar klaar als water glanst het pure Zijn, dan blijft ook hier dat stage wederkeren,

dat naar-beneden-moeten in het eind, en van het hart ‘t vergeefse rebelleren, wijl ‘t niet omhoog en niet omlaag kan zijn.

In zijn eerste jeugdboeken, Het gezin aan de veenplas en Een jongen van de zee, die hij tussen 1936 en 1940 schreef, zijn nog veel autobiografi sche elementen en jeugdervaringen verwerkt. De zee met al zijn uitdagingen en gevaren, het kattenkwaad samen met zijn vriendje Homme, of het nachtelijk onweer waarbij de blikseminslag in een molen voor een spookachtige aanblik zorgde, boden hem nog volop inspiratie toen hij al in Deventer woonde.

Deventer, stad van zijn leven

Na het doorlopen van de lagere school in Harlingen en de Rijkskweekschool in Haarlem was mijn vader werkzaam in het onderwijs; eerst op Terschelling, vervolgens in Leeuwarden. Later, vanaf 1932, woonde hij met zijn gezin in Deventer, de stad waarmee hij een bijzondere band kreeg en die hij niet meer zou verlaten. Hij hield van de levendige plaats

De ouders van Cornelis vol trots bij de nieuwe drukpers. Harlingen circa 1920.

met zijn rijke historie, zijn ligging aan de IJssel, de historische binnenstad met oude kerken, huizen, smalle steegjes en rondelen. Hij had het druk met onderwijstaken aan een lagere school, aan Rollecate, waar landbouwhuishoudleraressen werden opgeleid, en aan een avondschool voor een lerarenopleiding bij het nijverheidsonderwijs. Hij doceerde pedagogiek en psychologie en publiceerde daar ook over in vaktijdschriften. Hij was voorstander van openbaar onderwijs en het deed hem dan ook veel genoegen dat later een openbare basisschool aan de Johannes van Vlotenlaan in Deventer zijn naam ging dragen: de Cees Wilkeshuis school.

Schrijven tot diep in de nacht

Het schrijfwerk deed hij in zijn vrije tijd. Geen wonder dus, dat hij vele uurtjes doorbracht in ‘het kamertje’, een klein, rommelig vertrek op de begane grond van ons huis. Met verwarde haren zat hij daar vaak tot diep in de nacht achter zijn Remington. Zo kenden ook voorbijgangers hem. Er waren tijden dat wij, mijn broer en ik, hem maar weinig zagen. Maar wilde je een praatje maken, dan had hij tijd voor je. Wel moest je je eerst een weg zien te banen door de tabaksrook, want zoals op veel foto’s te zien is, was mijn vader een verstokt pijproker. Het leek wel of het roken zijn concentratie bevorderde. Zorgvuldig in de jaszak gestopt gingen pijp, tabak en lucifers ook mee naar het werk. Die zorgvuldigheid was overigens maar betrekkelijk, want de pijp was niet altijd goed uit, zodat door het smeulende vuur brandgaten in zijn kleren ontstonden. Eén keer dreigde het uit de hand te lopen toen hij, op de fi ets op weg naar zijn werk, door voorbijgangers werd gewaarschuwd: ‘Meneer, meneer u staat in de brand’. Dat voorval kon hij naderhand met veel smaak opdissen.

Geïnspireerd door de geschiedenis

Na de oorlogsjaren gingen historische gebeurtenissen steeds meer een inspiratiebron vormen. Ik denk daarbij aan boeken als Vuur over Sumerië, een historisch verhaal over de val van Ur, Tipa, het Incameisje, dat gebaseerd is op een legende uit het oude Incarijk, Kleine Sneeuwveer over de Indiaanse prinses Pocahontas en ook Rook en as over Tristan, over de vulkaanuitbarsting op Tristan da Cunha. Met het boek Patava de holenjongen, waarin het leven van holbewoners in het Zuid-Franse bergland wordt beschreven, heeft hij veel succes gehad. Veel lezers dachten dat hij een zeer bereisd man was, maar niets is minder waar: hij reisde niet graag en het materiaal voor zijn boeken verzamelde hij gewoonlijk door boeken of artikelen over het onderwerp te bestuderen. Het was vooral de Deventer middeleeuwse geschiedenis die hem na aan het hart lag: een aantal boeken, waaronder De spion van Deventer en De gekroonde stokvis spelen zich in Deventer af en geven een prachtig beeld van de stad en zijn bewoners. Ter gelegenheid van de herdruk van dat laatste boek mocht hij in 1963 de culturele prijs van de stad Deventer, de Gulden Adelaar, in ontvangst nemen voor zijn hele oeuvre. Daarnaast is in de verhalenbundels Hoe het vroeger was, Omnibus en Zwart op Wit veel historie van de stad terug te vinden. Voor dit laatste boek, in het Duits vertaald als Die goldene Schatztruhe, werd hem de Oostenrijkse Staatsprijs voor jeugdlectuur toegekend. Naast al die erkenning heeft de waardering van jonge lezers voor zijn boeken hem toch altijd nog de grootste voldoening gegeven. Op 30 april 1982 is mijn vader in Deventer overleden.

De Waag

Géén vraagt hier, waar de jaren zijn gebleven, men ziet wel dat ze nog springlevend zijn, en dat er koggen over d’IJssel streven belaân met stokvis, koek en bombazijn.

Want jeugdig staat de Waag aan ‘t wijde plein, haar speelse torentjes omhooggeheven, haar ruitjes glinstrend in de zonneschijn, zomer en winter zijn haar glad om ‘t even.

Er glijden leeuwtjes langs haar balustrade, de wijzers van haar kleine klok zijn goud, met vrolijk beeldhouwwerk is z’overladen.

Mensen en dingen worden spoedig oud, maar moog’ een steen haar leeftijd schalks verraden, zij blijft een meisje, gistren pas getrouwd...

Gepubliceerd in: Lofdicht op Deventer.

Collectie

Op 26 augustus 2010 kwam SAB Deventer door een schenking van de verzamelaar Willy Hoogstraten in het bezit van diens Wilkeshuis collectie. Het ging om een grote hoeveelheid boeken, artikelen en tijdschriften. Om daarin enige structuur aan te brengen werd een stagiaire aangetrokken, Marleen van der Sluijs, studente Literatuurwetenschap aan de Universiteit van Utrecht. Haar verslag, Stukgelezen boeken; de glorie van een auteur. Over Cornelis Wilkeshuis, is ter inzage aanwezig bij SAB.

This article is from: