7 minute read

Verhalen in de ruimte

Verhalen in de ruimte GESPREK MET BENNY KERKHOF VAN MADOC

De inrichting van een museum is een multidisciplinaire opdracht, waarbij verschillende specialisten de handen in elkaar slaan: onderzoekers, redacteurs, scenografen, grafici, filmmakers… Het productiehuis Madoc uit Gent leidde het hele proces in goede banen, van concept tot realisatie. Met Benny Kerkhof, zakelijk leider van Madoc, blikken we terug op een boeiend traject. — Door Geert Souvereyns en Lieven De Visch

Advertisement

Wie of wat is Madoc? Madoc is gespecialiseerd in de ontwikkeling van presentaties in musea, bezoekerscentra, tijdelijke expo’s… We werken vooral voor culturele en wetenschappelijke instellingen of privépartners. Texture in Kortrijk, het Jenevermuseum in Hasselt, het Zwin Natuur Park… zijn enkele voorbeelden van onze realisaties.

Hoe starten jullie met een dergelijk project? Anders dan in boeken, toneel of film, vertellen we verhalen in de ruimte, verhalen waarin de bezoekers fysiek rondwandelen, kijken, luisteren… Ons medium is dus narratief, ruimtelijk, immersief en dynamisch. Musea reiken ons heel wat elementen aan:de collectie, de verhalen die ze aan de bezoekers willen meegeven, de voorziene ruimte, hun visie en (niet onbelangrijk) het beschikbare budget … Met al die elementen gaan we aan de slag en tekenen we het tentoonstellingsconcept en het bezoekersparcours uit. Als daarover consensus is, gaan we over tot de vormgeving en tot het opstellen van een draaiboek. Het Madoc-team staat mee aan de wieg van een project, maar blijft ook actief meewerken in alle fases, tot bij de opening. Het doel van de opdrachtgever wordt ook het onze: een kwaliteitsvolle bezoekersbeleving creëren. Jullie doen dit niet alleen? Zeker niet. Net zoals een film maken, is de inrichting van een museum een totaalproject waarin verschillende disciplines samenkomen. Samen met noAarchitecten haalden we de opdracht voor de herinrichting van het Gruuthusemuseum binnen. We waren het er, samen met de museale staf, snel over eens om zowel het stadspaleis als de collectie in al hun glorie te laten schitteren… Plus est en vous! Hoe gingen jullie dan heel concreet te werk? De eerste fase bestond vooral uit lezen, luisteren, kijken, onderzoeken en het museumteam bevragen. Hoe zit het gebouw in elkaar, welke inhoudelijke lagen zijn eraan gekoppeld, wat is het verband tussen het gebouw en de stadsontwikkeling, tussen het gebouw en de collectie, tussen de stadsontwikkeling en de collectie…? In de tweede fase ontwikkelden we het parcours. Wat vertellen we waar? Hoe doseren we de informatie? Hoe zorgen we voor afwisseling in de beleving? Hoe creëren we een heldere, overzichtelijke verhaallijn doorheen het gebouw? En, hoe kunnen we daar de collectie en de ruimte voor inzetten. Geen eenvoudige oefening. We legden verschillende mogelijkheden voor aan het museumteam, die telkens grondig werden getoetst aan de vooropgezette parameters. Lodewijk van Gruuthuse liet zijn devies, Plus est en vous, aanbrengen op zijn portret (000.GRO1557.I). Foto: Dominique Provost i.o. Musea Brugge Benny Kerkhof Foto: Michiel Hendryckx

Daarna volgde de selectie van de objecten? Ook op dat vlak is uitgebreid gewikt en gewogen om te komen tot gemotiveerde keuzes. Toen we het eens waren over de tentoon te stellen voorwerpen, de combinatie ervan in betekenisvolle clusters, de gewenste hoeveelheid duiding via tekst, multimedia, audio, of film… kon het eigenlijke ontwerp beginnen. Gaandeweg, met voortschrijdend inzicht, pasten we de opstelling en de formaten van de vitrines aan. De inhoud werd verwerkt in een draaiboek, als basis voor de opstelling van de clusters per kamer. Het draaiboek vormde ook de basis voor de latere beeld- en tekstredactie. Met noAarchitecten en het museumteam schreven we de verschillende aanbestedingsdossiers voor de uitvoering van het project. We gaven advies over de keuze van de onderaannemers. We volgden de uitvoering mee op en zorgden voor de nodige flexibiliteit, zodat de puzzel tegen de deadline mooi in elkaar viel.

Hoe was jullie eerste kennismaking met het museum? De meesten van ons kenden het Gruuthusemuseum uit onze kinderjaren. Nu zagen we het met ‘volwassen’ ogen en waren we zo mogelijk nog sterker onder de indruk! En, fier dat we konden meewerken

aan de vernieuwing. 100% motivatie dus! Evident was het echter niet. Het gebouw heeft een heel eigen structuur met wenteltrappen, tussenverdiepingen en ongelijke ruimtes. Maar, we zagen dat net als een troef. Het gebouw verkennen is op zich al spannend. We dagen graag onszelf uit: hoe zorgen we ervoor dat in dit sterke, bijna dominante gebouw de collectie tot haar recht komt? Hoe zorgen we ervoor dat de bezoeker het museum niet als een doolhof ervaart?

Wat met jullie eerste interpretatie van de collectie? Via het museumteam leerden we de collectie kennen als heel veelzijdig en divers, zowel inhoudelijk als verhaaltechnisch. Het was belangrijk voor ons om de geschiedenis van de collectie te begrijpen en vanuit welke visie of noodzaak ze tot stand kwam. Zo konden we beter onderzoeken hoe de collectie ingezet kon worden om het verhaal van de stadsontwikkeling van Brugge te ondersteunen. Veel voorwerpen uit de collectie staan in verband met het vakmanschap. Dat aspect is ook in het verhaal van de stadsontwikkeling beklemtoond. Het was ons ook duidelijk dat, gezien de omvang van de collectie, er doorgedreven keuzes nodig waren.

GESPREK MET BENNY KERKHOF VAN MADOC De schenkkan van abt Campmans van de Duinenabdij (XXI.O.0613) vertelt het verhaal van de rijke Duinheren die in de 17e eeuw van Koksijde naar Brugge verhuisden. Foto: Dominique Provost i.o. Musea Brugge

Een complex gebouw, een veelzijdige collectie… Hoe kwamen jullie tot een samenhangend museumparcours? Door Plus est en vous, het motto van Lodewijk van Gruuthuse, als leidraad te nemen: zoveel mogelijk halen uit het gebouw en uit de collectie. De voorwerpen hebben veel betekenislagen. Ze vertellen niet alleen een kunsthistorisch verhaal, maar ze dragen ook de verhalen van de mensen die ze hebben gemaakt, gekocht, verhandeld in en rond Brugge. De objecten zijn de dragers van verhalen over 500 jaar Brugse geschiedenis.

Een belangrijke stap was de koppeling van elke verdieping aan een bepaalde periode. Een moeilijke oefening, onder meer omdat de collectie voor de Bourgondische tijd, die internationaal de meest bekende en prestigieuze is, het minst uitgebreid is. Voor de periode 17e-18e eeuw (eerste verdieping) en 19e-20e eeuw (tweede verdieping) was een groter corpus voorhanden.

Welke indruk moet het Gruuthusemuseum maken op de bezoekers? We hopen dat het Gruuthusemuseum een inspirerende plek wordt. In eerste instantie mikken we op een esthetische, fysieke beleving. De rijke architectuur, de kleuren, het aspect ‘stadspaleis’ en woning van Lodewijk van Gruuthuse zullen de bezoekers zeker charmeren.

Met filmpjes, touchscreens en voelstations wordt een inleiding gegeven op de Bourgondische periode die in verdere zalen aan bod komt. Foto: Matthias Desmet – Cel creatie Stad Brugge

De objecten zijn de dragers van verhalen over 500 jaar Brugse geschiedenis.

De geschiedenis van Brugge, die indirect wordt meegegeven, is een complexer verhaal. We hebben deze tweede laag gefaciliteerd door kijkruimtes af te wisselen met ruimtes waarin op een gevarieerde manier duiding wordt geboden bij specifieke objecten en door per verdieping een andere periode als hoofdonderwerp te nemen. De bezoeker reist doorheen de tijd en ontdekt dat ook Gruuthuse verschillende

‘levensfases’ heeft gekend en onderhevig was aan verandering, net als de stad Brugge zelf.

Het concept is een stevig stramien dat de stad, het stadspaleis en de collectie met elkaar verbindt en op die manier leesbaar maakt. De rijkdom van het nieuwe museum is dat het kan worden bezocht als stadspaleis, als museum over vakmanschap, als tijdreis en als pars pro toto voor Brugge en haar geschiedenis. Samengevat: wie Brugge dieper wil leren kennen en beleven, moét een bezoek brengen aan het Gruuthusemuseum.

Hoe houdt het Gruuthusemuseum de bezoeker geboeid doorheen 20 zalen? In het concept definieerden we het parcours als een aaneenschakeling van drie soorten ruimtes: de museale ruimtes waar alles gericht is op het object en het kijken, de interpretatieruimtes/contextzalen waarin je vanuit de objecten via film, audio, multimedia meer duiding krijgt en de architecturale ruimtes waarin de beleving vooral ruimtelijk is. Voeg daar dan de gevarieerde circulatieruimtes bij (in elkaar overlopende kamers, gangetjes, rechte en wenteltrappen, overloop, loggia…) en je houdt er bij de bezoeker de spanning in. Hij of zij wordt voortdurend verrast door weer een andere ruimtelijke en inhoudelijke beleving.

This article is from: