Museum
bulletin
1
uit goede bron heropening brugge-museum-gezelle herinrichting brangwyncollectie de kantcollectie verstraete-lamoral
driemaandelijks tijdschrift - 31ste jaargang jan-ma 2011 afgiftekantoor 8000 brugge 1 - 2de afdeling P408620
Voorwoord directie
3
Uit goede bron
4
Heropening Bruggemuseum-Gezelle
12
Herinrichting Brangwyn-collectie
16
De kantcollectie Verstraete-Lamoral
18
Vrienden van de Musea
23
Naar aanleiding van de 500ste verjaardag van de beiaard in het Brugse
en de bevindingen hiervan werden toegepast bij het maken van de nieuwe
Belfort werden vorig jaar de eenentwintig kleinste klokjes vervangen door
exemplaren die elk de naam kregen van een typisch Brugs symbool. Een
nieuwe exemplaren die in het Nederlandse dorpje Asten gegoten werden.
ervan draagt het opschrift “ODE AAN DE BRUGSE MUSEA EN CULTUUR�.
Een klank en metaalanalyse werd uitgevoerd op de oude Dumery-klokken
1 Klok, Belfort Brugge, 2010
1
museumbulletin > directie
beste museumvriend, beste lezer,
3
museumbulletin > uit goede bron
uit goede bron
bruggemuseum-gruuthuse 8/04 - 16/10/2011
Vele jaren van baanbrekend archeologisch onderzoek in Brugge en ommeland hebben geleid tot heel wat nieuwe inzichten. Met de tentoonstelling ‘Uit goede bron’ en de publicatie ‘Op het raakvlak van twee landschappen’ herschrijven Raakvlak en het Bruggemuseum het verhaal van de oudste geschiedenis van de regio en het ontstaan van Brugge. Door BIEKE HILLEWAERT - archeoloog Raakvlak, met medewerking van GEERT SOUVEREYNS en KATELIJNE VERTONGEN, adjunct-conservatoren Bruggemuseum.
resultaat van jaren onderzoek De geschiedenis van de stad Brugge en haar omgeving heeft al heel wat inkt doen vloeien.
1 ‘Is Brugge gesticht door de Vikingen?’
Campagnebeeld ‘Uit goede bron’
Hierbij ging de aandacht vooral naar het kosmopolitische Brugge van de 13de tot de 15de eeuw. Zoals bij zovele steden is het echter niet duidelijk wanneer het verhaal een aanvang neemt. De geschreven bronnen dateren ten vroegste uit het midden van de 9de eeuw en zijn bijzonder schaars. De interpretatie ervan leidde in het verleden tot vage veronderstellingen en tot halve waarheden die een eigen leven kregen in toeristische publicaties.
4
2 Silexmateriaal, mesolithicum
1
2
het Noordzeebekken bijna volledig droog. Een
staan en de voorgeschiedenis van de stad
het landschap in de hoofdrol
ongrijpbaar was zonder de inbreng van de onge-
De interdisciplinariteit komt het sterkst tot
ruggen op. De kustvlakte kwam in recentere
schreven bronnen: de archeologische gegevens
uiting door de rol die het landschap in dit vroe-
tijden - tot 1.000 na Chr. of later - tot stand,
en de landschappelijke en geologische achter-
ge verhaal speelt. De mens kan immers niet los
vooral onder invloed van de zee.
grond. De tentoonstelling ‘Uit goede bron’ biedt
worden gezien van zijn omgeving. Het klimaat
Verschillende disciplines dragen bij tot de
een recente stand van zaken met ruime aan-
en het landschap bepalen in grote mate zijn
kennis over de historisch evolutie van het na-
dacht voor interdisciplinair onderzoek. Brugge
levenswijze.
tuurlijke landschap. Zij leren ons meer over
had op dit vlak al een stevige traditie, met de
Het gebied rondom Brugge valt uiteen in de
het oorspronkelijke reliëf, de waterlopen, de
publicaties ‘Brugge onderzocht’ (1988) en
kustvlakte en de zandstreek. Beide hebben
vegetatie en de dierlijke aanwezigheid. Raak-
‘De Brugse Burg’ (1991). Archeologen zoals
een eigen ontstaansgeschiedenis die het land-
vlak verzamelde de meest recente gegevens
Hugo Thoen en Hubert De Witte, de geoloog
schap haar huidige uitzicht heeft gegeven. Wat
over de zandstreek, de kustvlakte en zelfs de
Frank Mostaert en historici Marc Ryckaert en
de zandstreek betreft, zijn enkele grote geolo-
bodem van de Noordzee en stelde op basis
Georges Declercq stelden de vroegste geschie-
gische processen tot ongeveer 12.000 voor Chr.
daarvan een aantal reconstructiekaarten van
denis van de stad Brugge in een nieuw daglicht.
bepalend geweest. Tijdens de laatste ijstijd lag
de regio op. Deze kaarten tonen de evolutie van
Het werd duidelijk dat het verhaal van het ont-
aanhoudende noordwestenwind waaide zand-
5
museumbulletin > uit goede bron
1 Reconstructiekaart: Vlaamse kust-
streek in de ijzertijd (© Raakvlak)
1
6
het landschap van 10.000 vóór Chr. tot de 9de eeuw na Chr. De reconstructies blijven in hoge mate hypothetisch en zijn alleen bedoeld om de dynamiek in de evolutie van het landschap weer te geven. Bijzondere aandacht gaat naar de evolutie van het kustgebied met onder meer de verschuiving van de kustlijn, de grens tussen zandstreek en kustvlakte en de dynamische getijdengeulensystemen.
proces van voortdurende beïnvloeding door de getijdenwerking van de zee. Daarbij wisselden dynamische periodes af met rustiger periodes en speelden al in een vroeg stadium menselijke invloeden mee. Tijdens zo’n dynamische periode kon de zee in de kustvlakte binnendringen. In een rustiger periode en wanneer sedimentatie overheerste op erosie, kon er meer verlanding optreden.
Eén van de gevolgen van de interdisciplinaire aanpak is de ontkrachting van een aantal gangbare modellen en theorieën. Zo kan de ontstaansgeschiedenis van de kustvlakte niet langer worden gezien als een afwisseling van transgressies (overstromingen) en regressies (terugtrekkingen) van de zee, als gevolg van zeespiegelrijzingen of -dalingen. De evolutie van de kustvlakte is veeleer het resultaat van een
De combinatie zandstreek – kustvlakte heeft gedurende vele eeuwen de wordingsgeschiedenis van het gebied beïnvloed. Op het ‘raakvlak van twee landschappen’ kwamen de eerste nederzettingen tot stand; men kon er van twee landschappen profiteren: schapen hoeden en zout winnen in de kustvlakte en landbouw bedrijven, hout kappen en jagen in de Zandstreek. Op hetzelfde ‘raakvlak van twee landschappen’
liep een weg die de Romeinse castella van Oudenburg en Aardenburg met elkaar verbond en kwam uiteindelijk de stad Brugge tot stand.
het verhaal in een notendop Het tentoonstellingsverhaal begint bij de vroegste sporen van rondtrekkende jagers en eindigt bij de bouw van de eerste stadsomwalling in 1127. In de eerste zaal komt de prehistorie aan bod, met als vroegste menselijke aanwezigheid de jagers-verzamelaars uit het einde van de oude steentijd die rondtrokken tijdens een warmere tussenperiode in de laatste ijstijd. Kleine groepen zochten een tijdelijke kampplaats aan één van de meren die toen de enige plaatsen met open, zoet water waren. Na de ijstijden werd het warmer. De vegetatie en het jachtwild veran-
derde. Uit deze periode, de middensteentijd, zijn verschillende kampplaatsen bekend met grote concentraties vuurstenen werktuigen en afslagen. De volgende periode is de nieuwe steentijd, de tijd van de eerste boeren. We vinden de eerste echte nederzettingen, sporen van akkerbouw, resten van weefgetouwen, aardewerk en dergelijke. Tijdens de bronstijd is de kustvlakte een afgesloten veenmoeras geworden. Het meest opvallend uit deze periode zijn de talrijke resten van grafheuvels, herkenbaar aan cirkelvormige verkleuringen in het landschap. Over de nederzettingen is weinig bekend. De tweede zaal is gewijd aan de ijzertijd en de Romeinse tijd. In deze periode is de invloed van de zee groot in het gebied. De kustvlakte wordt doorsneden door actieve getijdengeulen. Aan de rand van deze geulen kan men aan zoutwinning doen. Na de inlijving van het gebied in het Romeinse rijk, treedt een rustige bloeiperiode aan. Het Romeinse leger is in de buurt en garandeert veiligheid en de mogelijkheid tot handel. De lokale bevolking, die nog steeds leeft volgens traditionele gebruiken uit de prehistorie, maakt kennis met Romeinse producten en levenswijze. Dit wordt de romanisatie genoemd. De echte centra bevinden zich in Oudenburg en Aardenburg en mogelijk ook in Torhout. Nabij het latere Brugge bevindt zich wellicht een handelsplaats. De kustvlakte is toegankelijk maar is gedeelte-
1
1 Gepolijste silexbijlen, 5000 vC. Brug-
ge, Meetkerke, Sint-Kruis (Brugge) / Bruggemuseum en privĂŠverzameling
2 Getijdengeul met Romeinse boot
2
7
museumbulletin > uit goede bron
1 De Vlaamse kuststreek in de vroege 1 Encomium Emmae Reginae, 11de
middeleeuwen eeuw / British Library, MS.Add. 33241
2 Karolingische munt met één van de
oudste vermeldingen van Brugge, 864-875 / Bruggemuseum 2 Karolingische munt met één van de
oudste vermeldingen van Brugge, 864-875 / Bruggemuseum
1
lijk omgevormd in een getijdenlandschap. Vanaf het einde van de 3de eeuw na Chr. wordt de invloed van de zee nog groter en overstromen grote delen van de kustvlakte. Er doen zich herhaaldelijk invallen voor van vreemde volkeren uit het noorden en noordoosten. Een groot ge-
8
deelte van de bevolking trekt naar het zuiden. In de 4de en 5de eeuw vinden we alleen nog in Oudenburg (militaire) activiteit. De derde zaal begint met de Merovingische periode, de 6de – 7de eeuw na Chr. Lange tijd
dacht men dat dit een duistere tijd was, waarbij onze gebieden nagenoeg ontvolkt waren. Uit recent onderzoek blijkt dat er zich op het raakvlak van zandstreek en kustvlakte verscheidene nederzettingen bevonden. Uit het gevonden archeologisch materiaal blijkt een duidelijke
verwantschap met de bewoners van OostEngeland en Friesland. Vanaf de 8ste eeuw na Chr. kan de kustvlakte, die daarvoor nauwelijks toegankelijk was, plaatselijk opnieuw in gebruik genomen worden. In deze periode vindt ook de eerste christianisatie plaats. Wellicht zijn de hoofdplaatsen uit de Romeinse tijd, Oudenburg, Aardenburg en Torhout nog steeds de administratieve centra.
tekenis toe te dichten, dan feitelijk het geval is. Brugge zou al in de vroege middeleeuwen de hoofdplaats van Vlaanderen zijn geweest. En daarvóór zou er een castellum of Romeins legerkamp hebben gestaan. Dit werd afgeleid uit de typisch vierkante vorm van de huidige Burg. In Brugge zijn echter nooit sporen van een Romeins kamp gevonden. Bovendien leende het toenmalige reliëf zich niet voor een castellum op de Burg. De zandrug die door deze plek liep, was er slechts 10 meter breed. Ook in de vroege middeleeuwen vervulde Oudenburg wellicht nog een centrumfunctie voor de regio. In die tijd was Vlaanderen de benaming van een gouw - een Frankisch bestuurs gebied - dat niet meer was dan een smalle strook land langsheen de kustvlakte. Hoewel nergens de hoofdplaats van de Vlaanderengouw met naam wordt genoemd, zijn er veel meer aanwijzingen dat Oudenburg en niet Brugge deze rol vervulde. Zo heeft recent archeologisch onderzoek aangetoond dat Oudenburg ook in de vroege middeleeuwen bewoond is. Ook de aanwezigheid van een stenen versterking en de centrale ligging in de Vlaanderengouw pleiten daarvoor.
In werkelijkheid lag tussen Brugge en de zee een uitgestrekt waddengebied. De verbinding met de zee verliep langs één van de geulen die deze kustvlakte doorsneden. In de vroegste periode is dat zeker nog niet het Zwin. Deze zeegeul ontstond pas in 1134, toen een rampzalige stormvloed de kustvlakte overstroomde. Het Zwin reikte bovendien nooit tot aan Brugge, maar tot aan Damme, dat via een kanaal met Brugge werd verbonden.
De tentoonstelling ‘Uit goede bron’ heeft als expliciete missie om enkele hardnekkige mythes over de vroegste geschiedenis van Brugge en de regio uit de wereld helpen. Deze mythes gaan vaak terug op voorzichtig geformuleerde hypotheses die in vulgariserende en vooral toeristische publicaties de status van waarheid hebben gekregen.
Nog een mythe is de theorie dat Brugge gesticht zou zijn door de Vikingen. Munten uit de 9de eeuw vermelden de naam ‘Bruggas’. Die naam zou afgeleid zijn van het Oudnoorse brygghia, dat aanlegsteiger betekent. Het is zeker niet denkbeeldig dat Scandinavische schepen aanmeerden in Brugge. Tussen de kustbewoners van de Noordzee bestonden al eeuwenlang vreedzame handelscontacten. Maar verder zijn er geen argumenten en bewijzen dat Brugge gesticht zou zijn door de Vikingen. Zelfs de naamgeving is geen waterdicht argument. Wellicht gaan zowel ‘Bruggas’ als brygghia terug op het oudgermaanse woord ‘brugj’, dat havenbrug betekent. Varianten zoals ‘Brigge’ of ‘Bregge’ komen voor in heel het Noordzeegebied.
Toch blijft de oudste geschiedenis van Brugge heel bijzonder. Al in de Romeinse tijd zijn er in de omgeving van Brugge sporen van verre handel en zoutwinning. In de 9de eeuw groeit de nederzetting aan de Reie op korte tijd uit tot een bedrijvig handelscentrum met overzeese contacten en het belangrijkste bolwerk van het welvarende en uitgestrekte graafschap Vlaanderen. De basis voor een grootse toekomst was toen al gelegd.
Zo is er de neiging om aan de plek waar nu Brugge ligt, al veel vroeger een rol van be-
En hebben we niet allemaal geleerd dat Brugge ooit aan de zee lag en ontstaan is aan het Zwin?
In de 9de eeuw treedt Brugge op het voorplan. Hoewel geschreven documenten uit die tijd een bloeiende handelsnederzetting en een overzeese lakenhandel suggereren, zijn er zo goed als geen materiële aanwijzingen over deze activiteiten. De locatie van de vroegste haven is niet precies gekend, maar bevindingen uit het bodemonderzoek wijzen in de richting van de Spiegelrei. Een vroege stadskern bevindt zich in de buurt van de Oude Burg, vlakbij de oude Romeinse weg die de stad van west naar oost doorkruist. Het verhaal van de tentoonstelling eindigt in 1127. Dit is het jaar dat Galbert als tijdgenoot en kroniekschrijver voor het eerst een uitvoerige beschrijving van Brugge geeft. Deze eerder symbolische datum is ook belangrijk omdat de dood van graaf Karel de Goede belangrijke gevolgen had voor Brugge. De eerste schepenbank werd geïnstalleerd, de graaf droeg het eigendomsrecht op de stadsgrond over aan de burgers en het ‘schependom’, een bestuurlijk grondgebied, ontstaat. Daarnaast startte men met de aanleg van de eerste stadsomwalling en de bouw van een aantal stadspoorten.
mythes doorprikt
2
een boeiende ervaring voor jong en oud Omdat archeologische voorwerpen en sites niet altijd veelzeggend zijn, heeft Playing the Past levensechte reconstructies van het landschap gemaakt, met geavanceerde 3D technologie. Deze reconstructies zijn telkens afgetoetst bij een groep van archeologen, bodemkundigen en
9
museumbulletin > uit goede bron
biologen. De filmpjes tonen hoe het kustlandschap verandert en zoemen in op een aantal archeologische vindplaatsen alsof je er zelf in rondwandelt. De objecten, documenten en multimediaschermen worden sfeervol gepresenteerd in een gelaagde houten wand, ontworpen door Bailleul. De wand slingert zich doorheen de bovenverdieping van het Gruuthuse. Elke zaal is hij minder hoog, een verwijzing naar de archeologische aardlagen. Voor scholen is er een aangepast museummenu, en gezinnen kunnen aan de slag met de speurtocht. De 3 gidsenverenigingen van Brugge nemen u ook graag mee op sleeptouw door de tentoonstelling, en door de stad met aandacht voor Brugge zoals Galbert het gekend heeft.
een regionaal project Als Intergemeentelijke Dienst voor Archeologie is Raakvlak actief in zeven gemeentes: Beernem, Brugge, Damme, Jabbeke, Knokke-Heist, Torhout en Zedelgem. Het verhaal van de tentoonstelling en het boek dat daarbij verschijnt, reikt echter nog verder. Het onderzoeksgebied strekt zich uit van Oudenburg in het westen, tot het Nederlandse Aardenburg in het oosten en Torhout in het zuiden. Hier lag de wieg van de stad Brugge en van het graafschap Vlaanderen.
1
1 ‘Was er in Brugge een Romeins kamp?’ Campagnebeeld ‘Uit goede bron’ 2
10
Om de bewoners van het ganse gebied te betrekken in het project en hen te laten kennismaken met hun verste voorouders, organiseren Raakvlak en het Bruggemuseum talrijke nevenactiviteiten in de regio. Zo is er op 15 mei in Jabbeke een Gallo-Romeinse markt met houtbewerkers, juweelmakers, smeden, wevers en ververs van klederen en zelfs een kapster. De verkopers geven er uitleg over hun beroep en handelswaren en tussendoor kan je er allerlei Romeinse hapjes proeven. Verder zal Westtoer een thematische fiets- en wandelkaart ontwikkelen die leidt langs plaatsen plaatsen waar er Romeinse of middeleeuwse nederzettingen waren of artefacten werden teruggevonden. Deze
2
kaart is het resultaat van een samenwerking
buurtbewoners, maar ook scholen en geïnteres-
met het intergemeentelijk cultureel samenwer-
seerden zijn welkom.
kingsverband GINTER, dat in 2011 een Romei-
Tussen Brugge en Oudenburg volgen nog
nenjaar organiseert.
steeds straten het tracé van een weg, die uit
Een bijzonder project is de reconstructie van
de Romeinse tijd stamt en misschien zelfs nog
een Merovingisch hallenhuis in de tuin van het
ouder is. Langs deze weg, op de zandrug aan
Woonzorgcentrum (WZC) Hallenhuis in Sint-
de rand van de kustvlakte, kwamen uit diverse
Andries. Op het terrein van het WZC zijn bij op-
periodes archeologische vondsten aan het licht.
gravingen enkele huisplattegronden uit de 6de-
Voor de bewoners van deze straten organiseren
7de eeuw gevonden. Eén van die huizen is ter
het Bruggemuseum en Raakvlak op het einde
plekke gereconstrueerd, in hout, klei en riet. Het
van de zomer een reeks activiteiten op verschil-
is een totaalproject waarbij archeologisch erf-
lende locaties in Sint-Andries, Varsenare, Jab-
goed en bejaardenzorg naadloos in elkaar over-
beke en Oudenburg. Dit zal gebeuren in nauwe
vloeien, ter bevordering van de woonkwaliteit
samenwerking met een aantal buurtcomités en
voor het WZC. Het bouwen van de reconstructie
sociaal-culturele verenigingen die langs dit tra-
gebeurt bovendien in het kader van de sociale
ject actief zijn. Voor de omwonenden zal het een
tewerkstelling. Het gebouw zal gebruikt worden
uitgelezen gelegenheid zijn om de historiek van
voor de vrijetijdsbesteding van bejaarden en
hun woonplaats te leren kennen.
Meer informatie over de tentoonstelling ‘Uit goede bron’ en alle andere activiteiten, vind je op:
www.uitgoedebron.info
11
museumbulletin > terug. heropening bruggemuseum-gezelle
terug
heropening bruggemuseum-gezelle
Dinsdag, 14 September 1926, was het de dag der inwijding van het Gezellemuseum. Te 4 uur in den namiddag verdrong zich een uitgelezen schaar Gezellevereerders, meest uit het Brugsche, in den opgesmukte tuin vóór het borstbeeld van den dichter door Jules Lagae, dat onder den ceder was geplaatst (en nog is, maar nu in brons gegoten) waar de kleine Guido zoo dikwijls had rondgespeeld en was opgeklauterd. (E.H. Dr. P. Allossery, ’t Gezellemuseum, in: Brugghe ’n Spieghel!, 1939). In dit citaat evoceert Paul Allossery, medeoprichter en de eerste conservator, de opening van het Gezellemuseum. 85 jaar later krijgt de dichter een nieuwe permanente opstelling rond zijn werk. Door INGE GEYSEN - adjunct-conservator Bruggemuseum.
12
Het museum werd in zijn kleine eeuw van
Begin 2010 was het Bruggemuseum-Gezelle
bestaan al meerdere malen heringericht (de
‘gestript’ om plaats te maken voor het project
laatste herinrichting dateerde van 1999). Bin-
‘Poëzie in Dubbeltijd’. Het museum vormde
nenkort kan de bezoeker kennismaken met
met een selectie van vijf gedichten van Gezelle
een nieuwe opstelling, die vertrekt vanuit
het startpunt van een poëzieroute. De minima-
het werk van Gezelle. Tijdens het openings-
listisch vormgegeven opstelling van ‘Poëzie in
weekend van 30 april - 1 mei zwaaien de
Dubbeltijd’ deed het nodige stof opwaaien. Het
deuren van Gezelles geboortehuis weer open.
was echter steeds de bedoeling na afloop van
het project de dichter Gezelle weer uitgebreider aan bod te laten komen in zijn geboortehuis.
uitgangspunt Met het oog daarop startte in het voorjaar van 2010 een inhoudelijk werkgroep met het uitwerken van een nieuwe invulling van het Bruggemuseum-Gezelle. De leden van de werkgroep zijn: prof. dr. Piet Couttenier (UA), prof. dr. Johan Van Iseghem (K.U.Leuven/KULAK), Els Depuydt (Gezellearchief), Leen Speecke (Openbare Bibliotheek Brugge), Hubert De Witte, Inge Geysen, Willy Le Loup en Katelijne Vertongen (Musea Brugge). Er werd besloten om de nieuwe opstelling te laten vertrekken vanuit het werk van Guido Gezelle (1830-1899). Zijn werk is immers wat hem vandaag nog belangrijk en inspirerend maakt. Gezelle staat uiteraard bekend als dichter, maar hij was meer dan dat. Hij schreef ook proza, was redacteur van volkskundige en taalkundige tijdschriften, was actief als politiek journalist en verdiepte zich in de studie van de taal met onder andere een Woordentas van 150.000 bewaarde fiches als resultaat. Een veelzijdig man dus. Niet alleen in zijn ‘productie’ maar ook in zijn manier van schrijven was hij veelzijdig: vertrouwd met de classicistische conventies maar tegelijk op zoek naar een eigen vorm en niet bang voor experiment. Gezelle bleef niet zonder invloed op latere dichters, van Paul van Ostaijen tot Hugo Claus. En wat te zeggen van Hafid Bouazza die bij zijn vertaling van erotische Arabische poëzie dankbaar putte uit Gezelles Woordentas…
uitwerking Gezelle heeft een omvangrijk oeuvre nagelaten. Het museum wil de bezoeker laten proeven van zijn werk waarna die hopelijk zin krijgt in meer. Het werk van Gezelle wordt gepresenteerd aan de hand van vijf thema’s: natuur, religie, taalen volkskunde, vriendschap en traditie en vernieuwing. Per thema selecteerde de werkgroep een aantal teksten die niet alleen het thema maar ook de evolutie in het werk van Gezelle
weergeven. Rond elke tekst worden een aantal objecten samengebracht en in het museum gepresenteerd. De presentatie wordt aangevuld met een multimediapresentatie die bezoekers individueel kunnen raadplegen. Ze herneemt de vijf thema’s van het museum. De bezoeker kan grasduinen in teksten en bijvoorbeeld verschillende versies van een gedicht vergelijken. Ook klank en bewegend beeld zijn in de presentatie verwerkt. Zo hebben uiteenlopende artiesten gedichten van Gezelle op muziek gezet. Er zijn fragmenten uit een radio-opname waarin Stijn Streuvels vertelt over zijn nonkel Guido. Een journaalfilmpje toont ons hoe het museum er in de jaren vijftig uitzag. In een fragment uit de reeks ‘Een Hollander ontdekt Vlaanderen’ draagt Godfried Bomans Gezelles gedicht ‘Terug’ voor. 1
De permanente opstelling beslaat drie museumzalen. De conciërgerie wordt gereserveerd voor tijdelijke tentoonstellingen. Samen met het vernieuwde museum, zal op 30 april ook de tentoonstelling ‘Gezelle in vertaling’ openen, opgezet naar aanleiding van 50 jaar Guido Gezellegenootschap.
vijf thema’s Vaak zijn de teksten van Gezelle niet onder één thema te plaatsen. In heel wat natuurgedichten zit bijvoorbeeld ook een religieuze boodschap vervat. Maar de vijf gekozen thema's geven een goed beeld van (de elementen die belangrijk waren in) Gezelles leven en werk. Het thema ‘natuur’ komt als eerste aan bod. De natuur loopt als een rode draad door Gezelles leven en werk. Zijn vader was tuinman, zijn moeder een boerendochter. De eerste lessen die hij als leraar aan het Klein Seminarie in Roeselare mocht geven, waren de lessen Histoire naturelle (dier- en plantkunde). Ook als redacteur van Rond den Heerd zou hij zijn lezers laten kennismaken met de wondere wereld van fauna en flora. Net zo vervlochten met Gezelles leven en werk
2
1 Voordeur Gezellemuseum, 1932 2 Gezelle in de tuin van mevr. Beck-
Desalmon in Kortrijk, 1893
13
museumbulletin > terug. heropening bruggemuseum-gezelle
1
2
1 Ontwerp van de hal van het
Bruggemuseum-Gezelle, 2011 2 Ontwerp van de zaal ‘natuur’ van
het Bruggemuseum-Gezelle, 2011
is het religieuze. Van thuis uit streng katholiek
Als oprichter of redacteur van een aantal tijd-
opgevoed, voltooide Gezelle zijn priesterstudies
schriften vond Gezelle een kanaal waarlangs hij
aan het Grootseminarie in Brugge. Daarna was
zijn onderzoek en kennis rond taal- en volks-
hij leraar en onderpastoor in Roeselare, Brugge
kunde publiek kon maken. Sommige zaken
en Kortrijk. Gezelle schreef niet alleen religieuze
werken tot vandaag door: de duikalmanak, het
poëzie. In ‘Rond den Heerd’ publiceerde hij ook
tijdschrift Biekorf, de woorden uit de Woorden-
artikels over het volksgeloof. En hij roerde zich
tas die werden opgenomen in het Woordenboek
als politiek journalist waarbij hij zich scherp af-
der Nederlandse taal.
zette tegen het opkomende liberalisme. Het laatste thema biedt de mogelijkheid om
14
Het thema 'vriendschap' plaatst Gezelle tus-
de brug naar de moderne literatuur te slaan.
sen de mensen uit zijn directe omgeving: zijn
Hoewel verankerd in de traditie, zocht Gezelle
familie, zijn leerlingen, zijn vrienden en me-
duidelijk ook naar een eigen vorm. Dat was/is
dewerkers. Gezelle droeg werk aan hen op en
wat moderne dichters in hem bewonder(d)en:
omgekeerd ontving Gezelle hun hulp bij zijn
zijn zin voor experiment, zijn zoektocht naar de
werk. Denk bijvoorbeeld aan de zanters die
muzikaliteit en de zeggingskracht van de taal.
Gezelle woorden en uitdrukkingen toestuurden.
Dit thema biedt het Bruggemuseum-Gezelle de
kans om via tentoonstellingen en activiteiten de lijn naar de moderne en hedendaagse literatuur door te trekken.
uitvoering De vormgeving van het vernieuwde museum werd toevertrouwd aan het Antwerpse bureau Monkey Business. Zij tekenden onder andere al voor de vormgeving van de permanente opstelling en van meerdere tijdelijke tentoonstellingen in het AMVC Letterenhuis (Antwerpen). Monkey Business brengt een ontwerp dat recht doet aan locatie en onderwerp. Het museum krijgt een warmere uitstraling en er is oog voor typografie. De bezoeker krijgt de nodige plaats en ruimte om zich in Gezelles teksten te verdiepen.
openingsweekend
1
Het Bruggemuseum-Gezelle opent opnieuw de deuren op zaterdag 30 april. Die dag en ook op zondag 1 mei, de geboortedag van Gezelle en dit jaar ook Erfgoeddag, staan heel wat activiteiten op het programma. Het museum zal dat weekend gratis te bezoeken zijn. Houd de site van Musea Brugge in de gaten!
(…) Weet gij iets klaar uit te leggen van al ’t geen me u vragen kan? Antwoordt dan en wilt mij zeggen: Dichten… wat is dichten dan? 2
1 Bloemenhulde op 1 mei bij de buste van Gezelle 2 Bruggemuseum-Gezelle vanop de Kruisvest
15
museumbulletin > herinrichting brangwyn-collectie
herinrichting brangwyn-collectie
Vanaf 5 maart kan in het Arentshuis een nieuwe Brangwyn-opstelling ontdekt worden. De veelzijdigheid van deze kunstenaar komt in de tentoongestelde werken duidelijk tot uiting. Door Laurence Van Kerkhoven - adjunct-conservator Groeningemuseum.
scenografie
intieme, huiselijk karakter gedeeltelijk hersteld
Eind augustus 2010 sloot het Arentshuis voor de
werd, zou Frank Brangwyn zeker geapprecieerd
opbouw van de tentoonstelling ‘Luc Tuymans:
hebben. In 1936 had hij immers verklaard: ‘Het
Een visie op Centraal-Europa’. Paul Robbrecht
Arentshuis moet ingericht worden als was het
stond in voor de scenografische uitwerking van
mijn eigen huis. Geen museum, maar een parti-
deze expositie. Op de verdieping veranderde hij
culiere woning waarin Brangwyn geleefd heeft’.
de ruimte-indeling van de zalen door het toe-
16
voegen van een gang met enkele openingen.
thematische opstelling
In zekere mate werd hiermee teruggegrepen
In de eerste zaal wordt Brangwyn’s biografie
naar de inrichting van het gebouw toen het nog
verduidelijkt aan de hand van enkele geïllu-
bewoond was door het gezin Arents de Beerteg-
streerde tekstpanelen. Boven het schouwtje
hem. Omdat deze scenografische ingrepen de
hangt een portret van Brangwyn door de En-
logische indeling van de zalen ten goede kwam,
gelse kunstenaar Ernest Stephen Lumsden. Het
werden ze gerecupereerd voor de herinrichting
wordt geconfronteerd met een houtskoolteke-
van de Brangwyn-collectie. Dat hiermee ook het
ning door Albert de Belleroche en een bronzen
buste door de Servische kunstenaar Sava Anastas Botzaris. De overige ingelijste werken tonen geëtste portretten door Frank Brangwyn zelf. In de vitrines leren we Brangwyn kennen als maker van keramiek en houtsneden. Er worden ex-librissen getoond van zijn echtgenote, Charles Holme (stichter van het tijdschrift The Studio) en Mario Borsa (een Italiaans journalist die de Biënnale van Venetië vertegenwoordigde in Londen). Reeds vanaf 1897 werd Brangwyn’s werk regelmatig opgenomen in deze tweejaarlijkse expositie. In 1905 mocht hij zelfs de tentoonstellingsinrichting verzorgen voor het Brits paviljoen in Venetië. Hiervoor ontwierp hij sokkels
en banken. Het Brugs exemplaar van de sokkel is waarschijnlijk rond 1936 heruitgevoerd naar het model dat hij in 1905 bedacht. De banken worden nog steeds gebruikt aan de ingang van het Brits paviljoen. Het technisch atelier van de musea maakte hiervan een kopie. De kruisvormige tafel en stoel werden in 1913 ontworpen voor de Britse sectie van de wereldtentoonstelling in Gent. Het zeteltje is afgewerkt met fijne uitsnijdingen op de armleuningen en stukjes mahonie. Het roostermotief in het tafelblad onderstreept de natuurlijke schoonheid van het hout. De rechtlijnige, strikt geometrische vormgeving gaf een voor die tijd moderne indruk.
De tweede zaal toont kunstwerken in de lijn van het sociaal realisme van Constantin Meunier en Jean-François Millet. We zien marginalen en ambachtslui in volle activiteit. Uit sommige werken blijkt Brangwyn’s zin voor karikatuur. De gang in de derde zaal is voorbehouden aan religieuze kunst met 12 litho’s rond de kruiswegstaties en een schilderij met de kruisafneming. Het is opvallend dat Brangwyn in verschillende staties zijn zelfportret incorporeerde alsof hij zijn zielenheil wou afdwingen. De overige werken in deze zaal tonen enkele landschappen en pittoreske stadsgezichten die verband houden met Brangwyn’s reisindrukken. Verder komt ook zijn interesse voor exotische onderwerpen aan bod. De vitrines tonen o.a. houtsneden die gepubliceerd werden in het boek Belgium en een paar kleurhoutsneden die door de Japanner Yoshijiro Urushibara werden uitgevoerd naar aquarellen van Brangwyn. De opstelling in de vierde zaal sluit nauw aan bij de exotische thematiek. Hier prijkt o.a. het monumentale doek met de weelderige afbeelding van allerlei planten, bloemen, vruchten, dieren en mensen die hij voor het Brits parlement maakte. Als afsluiter wordt zijn enig bewaard art nouveau tapijt De Wingerd op een podium tentoongesteld.
1 Ernest Stephen Lumsden, Portret
van Frank Brangwyn, 1921, ets op papier.
1
17
museumbulletin > de kantcollectie verstraete-lamoral
de kantcollectie verstraete-lamoral een nieuwe aanwinst voor het bruggemuseum
Het Bruggemuseum kreeg in 2010 de kans om zijn collectie historische kant te versterken met een rijke aanwinst. De heer BenoĂŽt Verstraete-Hansen was bereid te vertellen over de waarde en de geschiedenis van de verzameling. Door BenoĂŽt Verstraete-Hansen.
18
de collectie verstraetelamoral
voorgeschiedenis van de aankoop
De meeste kantgeĂŻnteresseerden kennen zonder twijfel de kantverzameling van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (verzameling Curtiss-Kirstein) in Brussel, van het ModeMuseum in Antwerpen of die van het Bruggemuseum (collectie Liedts). Sinds november 2010 is er een nieuwe kantcollectie - die van Verstraete-Lamoral - met het Bruggemuseum verbonden.
Een correspondentie, begonnen in januari 2009 met de staf van het Bruggemuseum, mondt in augustus 2010 uit op leerrijk en bijzonder aangenaam werkbezoek in Kopenhagen van Kristel Van Audenaeren, adjunct-conservator aan het Bruggemuseun, en van Lydia Thiels-Mertens, voorzitter van de vereniging Kant in Vlaanderen. Het allergrootste deel van de kantcollectie en van het archief is op twee dagen tijd bekeken,
1 ronde lap, ‘torens van Brugge’,
midden 20ste eeuw (op bestelling gemaakt voor Paul Verstraete) 2 strook, ‘Vlaamse naaldkant’,
19de eeuw
1
besproken en gefotografeerd. De onderhandelingen daarna verlopen vlot. Dat de expertise van de geïnteresseerden een rol speelt, is onbetwistbaar. Maar de vlotte afhandeling is mee mogelijk omdat het voor alle partijen duidelijk was dat er hier geen kans mocht gemist worden. De bewuste collectie is immers in Brugge gevormd en hoort bijgevolg thuis in een Brugs kader waar die ook ten volle tot zijn recht zal komen. Daarnaast is het toevertrouwen van de stukken aan een instelling als het Bruggemuseum een garantie dat het geheel tot in lengte van dagen goed wordt beheerd.
Het college van burgemeester en schepenen van de Stad Brugge neemt dan ook op 5 november 2010, twee maanden na het werkbezoek in Kopenhagen, de beslissing om te verzameling te verwerven.
de verzamelaars Dat mevrouw Bernadette Lamoral (1935-1994), mijn moeder, eveneens een wezenlijke rol heeft gespeeld in de opbouw van de verzameling spreekt voor zich. Vandaar dat de collectie niet alleen de naam Verstraete draagt maar sedert november 2010 officieel Verstraete-Lamoral
heet. Maar dat mijn vader, de heer Paul Verstraete (1935-2006), de primus motor en de inspirerende kracht was, is evenmin onbetwijfelbaar. Als voornaamste functies en activiteiten in de kantwereld valt te vermelden dat hij voorzitter en beheerder was van het Kantcentrum - sedert 2002 erevoorzitter – samen met nationaal voorzitter van de vereniging Kantstichting België. Naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Kant op z’n best’ was hij co-redacteur van de fondscatalogus van het kantpatrimonium van het Bruggemusem. Daarnaast heeft hij voor het Bruggemuseum de rol gespeeld van kantexpert
2
19
museumbulletin > de kantcollectie verstraete-lamoral
1
2
en verzorgde hij voor de West-Vlaamse Gidsenkring de kantcursus. Hij hield daarenboven in binnen- en buitenland verschillende voordrachten en ontving thuis vrij regelmatig groepen kantwerksters uit de regio en uit Nederland, Engeland en Duitsland. Tot slot dient vermeld dat hij in 1992 te Valenciennes, naar aanleiding van een tentoonstelling in die Noord-Franse stad, een eremedaille ontving. Dat alles is eervol maar zoals geschreven zou niets mogelijk zijn geweest zonder de hulp van zijn echtgenote, mevrouw Bernadette Lamoral. Vandaar dat hij vaak in interviews en artikels naar haar verwees. Kenmerkend voor mijn ouders als verzamelaars was voornamelijk de openheid en de toegankelijkheid die zij aan de buitenwereld toonden om hun collectie te bezichtigen. In het Nederlandse tijdschrift Textiel gaat mijn vader daarop in. Op de vraag van de journaliste Carla Aarts of verzamelaars naar buiten moeten treden zodat het kantminnend publiek ook van hun collectie kan genieten, zegt hij : ‘Om die reden heb ik dan ook het voorzitterschap van de Kantstichting België aangenomen. Een van onze doelstellingen is dat private verzamelaars hun kantbezit kunnen laten zien op tentoonstellingen, die onder de naam van de Kantstichting België gehouden worden, (...).’ Vandaar die vele interessante en
20
boeiende contacten met verzamelaars, ik denk hier meteen aan Els Bartelink uit Nijmegen.
de verzameling Vooraleer stil te staan bij de talrijke tentoonstellingen wil ik het ontstaan en de ontwikkeling van de verzameling kort schetsen. In het portret van Paul Verstraete geschreven door Willy Le Loup, vandaag diensthoofd van de afdeling ‘collectie en documentatie’ van Musea Brugge, vindt men daarop gedeeltelijk een antwoord. In dit verband komen de Brugse kanthandel Baelde uit de Spanjaardstraat en het verdwenen Museum Storie aan de Steenhouwersdijk in beeld. Maar in dit korte verhaal wil ik vooral de rol van Agnes Morel en die van wijlen haar echtgenoot Walter Bracke vermelden. Door de belangenloze inzet van hun beide konden heel wat plannen worden geconcretiseerd. Maar de familie zelf was ook een inspiratiebron. Ik denk hier met name aan mijn grootmoeders, Anna Spiers en Maria Jonckheere. Gaandeweg werden de kantwerken in zowel binnen- als buitenland gekocht. Het esthetische en het puntgave stonden als de twee kwaliteitseisen voorop. Een logisch gevolg daarvan was de bestelling van speciaal voor mijn ouders ontworpen kantwerken, wat dan ook het hedendaagse karakter verklaart. De verzameling
Verstraete-Lamoral is dan ook een prachtige aanvulling op de collectie Liedts, die voornamelijk in de 19de eeuw is gevormd. Als afronding nog een beschouwing van mijn vader over de betekenis van de verzameling in het algemeen: ‘Ik denk dat het [de verzameling/verzamelen] van heel groot belang is: iedere verzameling, die een grote uitgebreide verzameling wordt, heeft een bepaalde waarde, niet zozeer een geldwaarde, dan wel een cultuurwaarde, namelijk de waarde van unieke stukken.’ Hier valt het woord ‘cultuurwaarde’. Of men zou, net als Kenneth Boumann, een in Gent wonende bibliofiel, kunnen spreken over de ideële waarde van een collectie; een waarde op zichzelf die niet in geld uit te drukken is. Er bestaat dus blijkbaar iets wat alle verzamelaars en verzamelingen verbindt: iets wat niet te vatten is voor de buitenstaander.
publicaties en tentoonstellingen De openheid, die ik hierboven aanstipte, genereerde diverse publicaties. Het lijkt mij een onmogelijke taak om het aantal scripties te citeren die naar de verzameling verwijzen. Enkele voorbeelden zijn wel mogelijk, zoals het eindwerk Een portret van Paul Verstraete (1991) van Marita Mariën. Andere publicaties zijn een map
1 voorstuk, honiton lace, midden 19de eeuw
2 slabbetje, Vlaanderense kloskant, midden 20ste eeuw
3 speldkussentje, red cross lace/ware lace, begin 20ste
eeuw 4 strook, point d’Alençon, midden 19de eeuw
met nieuwe patronen naar oude kanten, uitgegeven uit de kantclub De Vlasblomme uit Aarschot in 1985 of het boek Brugge en Kant (1985) van Martine Bruggeman die heel wat illustraties uit de collectie telt. Ook te vermelden zijn catalogi als Spitzen : Kragen und Berthen (1991) of Collection Paul Verstraete, Dentelles du XIXe au XXe siècle (1992). De tentoonstellingscatalogus Kant op z’n best (1990) geredigeerd door Frieda Sorber en Stéphane Vandenberghe heeft de verzameling ten slotte definitief toegankelijk gemaakt voor een breed publiek. Deze toegankelijkheid zal in de nabije toekomst via het museumportaal www.europeana.eu worden
verzekerd. En dat verheugt me ten zeerste. Maar wat met de tentoonstellingen? Het is duidelijk dat ze in nauwe samenwerking belangeloos met kantverenigingen en -clubs werden georganiseerd. Maar andere verenigingen en maatschappelijke instellingen mochten eveneens op de steun van mijn ouders rekenen. Hierbij enkele voorbeelden: in Oedelem ten voordele van het Medisch Pedagogisch Instituut De Bevertjes, in Brugge in de dienst Geriatrie van het AZ Sint-Jan naar aanleiding van de Vlaamse Open Bedrijvendag, in Torhout in samenwerking met de kantclub De Spinne, in Valenciennes ten voordele van de Lions Club Val des Cygnes, in het Slot Zeist (Nederland) in samenwerking met de Landelijke Organisatie Kant Kunst, in Langenfeld (Duitsland) naar aanleiding van het negende kantcongres van de Deutschen Klöppelverbandes e.V., in het Tønder Museum (Denemarken) naar aanleiding van het derde internationale Kantfestival en in het Centraal Staatsmuseum van Almaty (Kazachstan) naar aanleiding van de Belgische cultuurdagen. Tot slot nog dit. In het familiearchief vond ik op een handgeschreven document van mijn vader het volgende: ‘De Kantwereld is geen wereld. Het is een emotie!’ Vandaar mijn hoop dat de Unesco kant, net zoals batik in 2009, binnenkort op de mondiale lijst van immateriëel erfgoed plaatst gezien het economische, sociaal-historische en culturele belang in België, Nederland, Duitsland, Italië, Frankrijk, ... maar ook in India. Denk maar aan de rol van missie- en zendingsgenootschappen in de 19de en 20ste eeuw. Mogelijks is de aanwinst van de collectie Verstraete-Lamoral aanleiding voor de Stad Brugge om initiatiefnemer te worden van dit mooie project.
3/4
21
museumbulletin > gelezen
gelezen Gruuthuse handschriften
Het Gruuthuse-handschrift in woord en klank
Willy Le Loup
Eva Tahon
Het belang en de rijkdom van Lodewijk van Gruuthuse uit zich op diverse
Op 2 december 2010 stelde de Koninklijke Academie voor Nederlandse
wijzen. Hij was lid van de Orde van het Gulden Vlies, bijzonder raadsman
Taal- en Letterkunde zijn nieuwste publicatie voor. Het is de neerslag
van Maria van Bourgondië, zijn Paleis is verbonden met de Onze Lieve
van het colloquium in 2007 dat volledig was gewijd aan het zogenaamde
Vrouwkerk en de rijkdom van zijn bibliotheek spreekt nog steeds tot de
"Gruuthuse-handschrift". In acht verschillende artikelen worden de nieuw-
verbeelding van bibliofielen.
ste inzichten over het enigmatische Gruuthuse-handschrift voorgesteld. Zo-
Velen hebben vandaag een min of meer omvangrijke bibliotheek in eigen
als de ondertitel van het boek suggereert, brengen de nieuwe inzichten ook
huis. In de late middeleeuwen had het bezit van één handschrift ongeveer
nieuwe (onderzoeks-)vragen met zich mee.
een zelfde waarde als het bezit van een stenen huis, en de bibliotheek van
De artikelen werden geschreven door gerenommeerde literatuurhistorici,
Lodewijk van Gruuthuse bestond uit minimum 146 handschriften. Daarvan
musicologen en historici uit België en Nederland. Alle schrijvers werken
worden er 110 bewaard in de Bibliothèque nationale de France te Parijs.
bovendien mee als lid van het Wetenschappelijk Comité dat de tentoonstel-
Gezien Lodewijk van Gruuthuse te Brugge leefde, ligt het enigszins voor
ling omtrent het handschrift voorbereidt. Neerslag daarvan krijgt u in het
de hand dat er 75 van die 110 handschriften in de Zuidelijke Nederlanden
voorjaar van 2013, in een tentoonstelling in het Gruuthusepaleis.
werden gemaakt en allen rijkelijk met miniaturen werden versierd.
Bijzondere aandacht in de studie ging uit naar de interpretatie van de
Deze 75 handschriften worden grondig ontleed in een nieuwe catalogus
unieke streepjes- muzieknotatie en de mogelijke uitvoeringswijze van de
van de Bibliothèque nationale. Door zijn opzet en degelijkheid is de publica-
liederen in het handschrift. Hoogst interessant voor de Brugse geschiede-
tie niet alleen een handschriftencatalogus, maar ook een monografie over
nis van het handschrift, en de mogelijke protagonisten die aan de wieg
Lodewijk van Gruuthuse en over de miniatuurkunst te Brugge in de 2de
ervan stonden, is het artikel van hoofdarchivaris Noël Geirnaert. Achteraan
helft van de 15de eeuw.
het boek zijn kleurenillustraties opgenomen, die de verschillende stellingen
Naast een uitvoerige beschrijving van de verluchting (miniaturen, randver-
helpen verduidelijken.
siering en initialen) en de codex, volgt telkens de historiek van het hand-
Deze publicatie is de neerslag van verregaand wetenschappelijk onderzoek.
schrift en een bibliografie. Diverse indices, een lijst met alle codices uit
U weze gewaarschuwd: dit is bijzonder boeiend, maar geen eenvoudig lees-
de bibliotheek van Lodewijk van Gruuthuse en een uitvoerige bibliografie
voer!
vervolledigen het tekstgedeelte. Het aantal kleurplaten is vrij beperkt gehouden. Van een dergelijke publicatie verwacht men ook geen mooi plaatjesboek, wel een bron van grondige en wetenschappelijk verantwoorde informatie. Daarin zijn de auteurs en uitgevers schitterend geslaagd. Pascal
Frank Willaert (red.), Het Gruut-
Schandel, Manuscrits enluminés
huse-handschrift in woord en
des anciens Pays-Bas méridio-
klank. Nieuwe inzichten, nieuwe
naux. I. Manuscrits de Louis de
vragen. Gent, Koninlijke Acade-
Bruges. Paris, Bibliothèque natio-
mie voor de Nederlandse Taal-
nale de France, 2009. 347 p.
en Letterkunde, 2010, 200 p.
Ilona
22
Hans-Collas
en
beste museumvriend(in), Nu de succesrijke tentoonstelling ‘Van Eyck tot Dürer’ definitief de deuren gesloten heeft, lijkt het ons gepast om samen met de museumdirectie onze gemeende dankbaarheid en grote waardering te uiten naar die trouwe groep vrijwilligers die opnieuw instond voor de verdeling van het audio groepstour systeem. Een behoorlijk stressvolle bezigheid waarbij af en toe een technisch en dan weer een menselijk probleem voor extra druk zorgde. Bijna tweeduizend groepen werden uiteindelijk tot ieders tevredenheid geriefd en dit verdient vast en zeker een dikke proficiat. De tijdelijke sluiting van het Groeningemuseum belet ons geenszins verder te gaan met de ledenactiviteiten waarvan u voor het eerste halfjaar een overzicht vond in het nummer van info@vsmb 2011/1. De uitstap naar de Gossaert tentoonstelling zat in elk geval in een mum van tijd volgeboekt. Op een verkoop in het Parijse veilinghuis Drouot kocht onze vereniging op aangeven van de museumdirectie een ontwerpschets van Cornelis Schut (1597 – 1655), een leerling van Rubens die actief was als historieschilder en tekenaar. Het betreft een tekening die aan de basis lag van het schilderij “De kroning van Maria”, in het bezit van de zusters van de Potterie. Een mooie en interessante aanvulling van de collectie. Meer informatie hieromtrent vindt u in het artikel van adjunct conservator Mieke Parez in het volgend nummer van het Museumbulletin. De beide werken worden tijdelijk met elkaar geconfronteerd in het Memling – in Sint-Jan – Hospitaalmuseum. De raad van bestuur
23
Colofon Museumbulletin is een driemaandelijks tijdschrift van Musea Brugge, uitgegeven door vzw Vrienden van de Stedelijke Musea Brugge Verantwoordelijke uitgever: Bertil van Outryve d’Ydewalle, p/a Dijver 12, 8000 Brugge Coördinatie: Sibylla Goegebuer Eindredactie: Aleid Hemeryck en Geert Souvereyns Redactie: Till-Holger Borchert, Rudy De Nolf, Hubert De Witte, Sibylla Goegebuer, Aleid Hemeryck, Willy Le Loup, Manfred Sellink, Geert Souvereyns museumbulletin.redactie@brugge.be Foto’s: Stadsfotografen Jan Termont & Matthias Desmet, Rudy De Nolf, Kristel Van Audenaeren, Guido Gezellearchief, Monkey Business, Playing the Past, Raakvlak, PK-Projects Opmaak: Agates, Brugge Druk: De Windroos, Beernem
Musea Brugge Dijver 12, 8000 Brugge T 050 44 87 43 F 050 44 87 78 www.museabrugge.be musea@brugge.be
BIJZONDERE BEGUNSTIGERS: