7 minute read

Het steensnijden in Brugge in de 17de eeuw

Johan J. Mattelaer

blaasstenen en steensnijders De aanwezigheid van stenen in de blaas gaat gepaard met veel klachten. De patiënten hebben veel pijn en vreselijke problemen om te urineren (Afb. 20). Blaasstenen komen vooral voor in tijden van armoede en ondervoeding, een voeding arm aan eiwitten, vooral aan vlees of vis, zoals dit het geval was in de 17de eeuw. In Vlaanderen vindt men al in de 10de eeuw sporen van barbierchirurgijns die blaasstenen opereerden. We weten dat graaf Arnold de Oude (919-964) een blaassteen had, verschillende steensnijders liet komen, maar uit schrik ten slotte toch afzag van de operatie. Heel wat steensnijders trokken rond van stad tot stad. Slechts later benoemden grotere steden hun vaste “beëdigde lithotomist”. Deze commis-voyageurs en chirurgie kenden zichzelf soms vrij expressieve en barokke titels toe. Velen waren terzelfdetijd ook steensnijder ende oculist of combineerden met verloskunde steensnijder, oculist ende woutmeester of zelfs steen ende houtsnijder, oculist en woutmeester. Om deze redenen begonnen de chirurgijngilden en de stadsbesturen in Vlaanderen de activiteiten van rondreizende steensnijders te superviseren en te reguleren en werden vanaf de 17de eeuw talrijke decreten uitgevaardigd. De operatiemethode om een blaassteen te verwijderen bleef sinds de Romeinen tot op het einde van de 16de eeuw praktisch ongewijzigd. Twee helpers hielden de benen van de patiënt, zittend op de tafel (vandaar de naam steensnedeligging die nog steeds in gebruik is!) stevig vast. De chirurgijn stak de linker wijsvinger in de anus van de patiënt, en kon zo de steen voelen en naar onderen drukken tegen de bekkenbodem aan (Afb. 21). In de pisbuis werd een sonde aangebracht die werd vastgehouden door een derde helper. De chirurg maakte een incisie in de bekkenbodem onder de anus tot hij contact had met de steen. Deze insnede werd dan gedilateerd en met steentangen werd de steen verwijderd. De ingreep gebeurde zonder verdoving tenzij wat alcohol en een spons met mandragora. De verwikkelingen na de operatie waren vooral bloeding en infectie en ook fistelvorming, waarbij de wonde niet dichtgroeide en de patiënt langs deze wondopening urine bleef verliezen.

Advertisement

het steensnijden te brugge De vroegst bekende steensnede in Brugge dateert van 1270 en werd verricht door Pierre dou Leene, li maistre le tailla. De patiënt was een zekere Jan vander Beurse. De steensnijder werd bijgestaan door zijn zoon, door maistre Simons, le mire de bruges, en maistre Watiers d’Ipre, medicus. In het stadsarchief van Brugge staat al in 1340-1341 de kleine som vermeld die meester Jan van Atrecht moest betalen om

20 Blaasstenen. Persoonlijke verzameling

21 De zogenaamde Celsiaanse (naar de Romeinse chirurg Celsus) methode voor het verwijderen van de blaassteen volgens Tollet en ook frère Jacques de Beaulieu: de linker wijsvinger in de anus drukt de blaassteen naar onderen tegen de bekkenbodem en de rechter hand is klaar om de steen te snijden.

22 Ick onderschreven consenteren om min kijndt Joosep de pan te laeten snijen van den steen in brugghe de 8 september 1686 – Joos de pan. Toestemming tot het snijden door de vader van een kind. Stadsarchief Brugge 118 Resolutieboek 1683-1685, p.109.

het burgerrecht van de stad te verkrijgen en om de steene te snidene. In 1595 opereert steensnijder Jan van den Vyvere, gheboren van Brugge, een blaassteen bij Clayken Vinchon oudt drie jaeren ende drie maenden, langhen tijt ghequelt es gheweest met een steen jn zyn blase dat zo wanneer tzelve kyndt zyn watre maken ofte lossen zoude, zeere groote pyne ende weedom was lydende, al tot groote verdriete van hemlieden deposanten ende alle menschen die tzelve zaghen…. heeft ghesneden van eenen merckelicken steen vut zyn blase, ende dat up zeer corten tyt ende met weynich bloete te latene tot verwonderinghe van veele persoonen daer by staende; ende heeft voort met goede medicamenten alzo ghelaboreert dat hij de wonde heeft gheconsolideert, dicht ghemaect ende ghenesen heeft, alzo dat het kindt nu ter tyt van gheene pyne van den steen en weet; maer nu ter contraire clouck, frisch ende ghesont van lijve, ende can zijn water maken ende lossen, ghelyck oft noynt met een steen ghequelt en hadde gheweest.

brugge in de 17de eeuw In 1634 ontving Jan Rullens, chirurgijn lithotomist in Brugge, zestien pond om drie kinderen van den steen geopereerd te hebben en vijf andere van een liesbreuk. Later ging deze handige chirurgijn zich in Utrecht vestigen, maar de stad Brugge kon hem terugkrijgen met de belofte hem twee pond te betalen voor iedere steensnede of breukoperatie die hij op haar bevel zou verrichten. Ook in 1645 werd dezelfde som betaald aan zijn zoon Laurent, die het steensnijden (onder geheimhouding zoals het gebruikelijk was) van zijn vader afgekeken en geleerd zal hebben. In 1666 vermelden de stadsrekeningen van Brugge dat meester Descamps, gezworen steensnijder van de stad, vijftig gulden ontving voor een steensnede, en meer dan vierentwintig pond voor andere steensneden verricht op arme kinderen. Wijzelf hebben, samen met Ro

bert Pannier (1927-1995) een studie gemaakt van het Resolutieboek van de stad Brugge in de 17de eeuw. We leerden eruit dat tussen 1600 en 1700 minstens 611 lithotomieën werden verricht binnen de stad Brugge, hetzij een gemiddelde van meer dan 6 per jaar. Dit is immers een minimumcijfer aangezien het aantal steensnedes dat in de huizen van de rijkere burgerij werd verricht, niet ten laste kwam van de stadsmagistraat en niet vermeld zijn. Deze 611 steensnedes gebeurden voor 94% bij mannen en voor 87% bij patiënten jonger dan 12 jaar en 40% bij kinderen jonger dan 5 jaar! Er kwam een piek in het aantal Brugse steensnedes voor in het tweede deel van de eeuw, toen een massa mensen Thomas Montanus consulteerde. Uit deze studie besluiten we dat blaasstenen veel frequenter voorkwamen dan vandaag en dat vooral kinderen ervan het slachtoffer waren. De vergunning van de stadsmagistraat was telkens nodig voor deze ingreep. Als de patiënt een kind was werd de toestemming van de ouders

22

vereist, bij volwassenen door de patiënt zelf of zijn verwanten (Afb. 22). Deze toestemmingen worden altijd aangeduid als consent snijden of consent snijden steen. Vanaf 1696 noteren we dat de vergunning ook de formule met het versoeck en de wens dat het goed en wel vergaen mag inhield. We zouden dit een vroege toepassing kunnen noemen van wat wij tegenwoordig inform consent heten. Soms werd ook een beroep gedaan op vooraanstaanden of andere chi

23 Theodoor van Loonen (1620-1701), Frère Jacques de Beaulieu (1651- 1714), inv. P00791, Rijksmuseum voor de Geschiedenis van de natuurwetenschappen en van de geneeskunde ‘Museum Boerhaave’, Leiden In de rechterhand houdt de Beaulieu de katheter, nodig om langs de pisbuis de ligging van de steen in de blaas te bepalen. Op het tafeltje, rechts van hem, liggen een mes, twee lepels om de steen te verwijderen en een steentang.

23

rurgijns om hun verzoek te staven. In de 17de eeuw vinden we geen verwijzingen naar aalmoezen of liefdadigheid zoals vroeger wel het geval was. Van 1650 tot 1700 werd de helft van de operaties betaald door de Stad Brugge gezien de armoede van de patiënt of zijn ouders. Alle kinderen, de kinderen van soldaten en wezen werden geopereerd op kosten van de stad. Vondelingen, arme en verwaarloosde kinderen en wezen werden geopereerd en verpleegd in het SintJuliaanshospitaal. Meestal was het de meester van dit hospitaal die de dokters-, chirurgijnsen apothekerskosten betaalde. Zo vinden we de namen van medici en chirurgijnen van het Sint-Janshospitaal terug in de rekeningen van Sint-Juliaan. Het onderzochte resolutieboek liet ons ook toe een lijst op te maken van de twaalf steensnijders en de vier chirurgijns die gedurende de 17de eeuw in Brugge de steensnede uitvoerden.

frère jacques de beaulieu in brugge Tegen het einde van de 17de eeuw verspreidde zich een nieuwe operatietechniek door Europa: la taille latérale: de laterale lithotomie of zijdelingse steensnede. Hierbij wordt de insnede ter hoogte van de bekkenbodem niet meer op de middellijn maar wel lateraal (meestal links) verricht. De meest bekende steensnijder die rond 1700 door de Lage Landen trok, was de Franse monnik Frère Jacques de Beaulieu (1651-1714) (Afb. 23). Hij ontwikkelde een eigen techniek van de laterale steensnede waardoor hij in heel Europa beroemd werd. Hij deed ook Brugge aan, zoals vermeld in de stadsrekening van 1699: Aen Cornelius Kelderman ende Pieter Lambiot M. chirurgiens dezes stede, over hun dienst. Assistentie ende verschot van gelde gedaen ten tijde dat broeder Jacques Beaulieu eremyt bourgignon operateur van tsnyden van den steen ende breukseer behandigh ende ervaren inde selve operatien die hy alhier heeft uutgevroght soo aen rycken als armen uut pure charitate sonder vergelt ofte recompense daer vooren te willen hebben, by Ord. L. 9-14-0 gr. (9 pond en 14 gulden). Het is op dezelfde monnik dat een passage in het Rekeningboek van 1705 zinspeelt. Een bedrag van twaalf grootponden werd aan de broeders Capucijnen van Brugge geschonken omdat zij een eremijt uit Bourgondië lieten komen, die zeer bedreven was in de operatie van het snyden van den steen ende liesbreuken en voor zijn bewezen diensten aan de inwoners van de stad niets had willen aanvaarden.

This article is from: