4 minute read

Het Medionaet: een minder bekende taak van de chirurgijn bij terechtstellingen in Brugge

Johan J. Mattelaer

De middeleeuwse rechtspleging beschouwde pijniging als een wettig middel van onderzoek en lijfstraf als een tuchtmiddel. Vanaf het begin van de 15de eeuw moest in onze streken de chirurgijn dikwijls aanwezig zijn bij het uitoefenen van de “tortuur”. Hij moest de bewegingen van de beul nagaan en de ideale plaats voor een amputatie van een vinger of een hand aanduiden, het slachtoffer volgen en eventueel de foltering stoppen zodra het leven gevaar liep. Grotere steden zoals Brugge beschikten over een vaste beul (hangman, scharproc, executeur of scherprechter genaamd). In kleinere steden was immers te weinig werk hiervoor en indien nodig deed men een beroep op de stadsbeulen van Gent, Ieper, Rijsel of Doornik. In 1416 kwam de hangman van Ghend naar Kortrijk om een zekere Maertine een let (hand of vinger) af te slaan om justicie te vulcommene. De tortuur in al haar variaties bestond uit: geselen, brandmerken, het afsnijden van de neus of van de oren, het afhakken van vingers of handen, het doorsteken van de tong, het uitsteken van één of beide ogen en andere lijfstraffen (Afb. 24). Bijna nergens wordt echter de aanwezigheid van een chirurgijn vermeld wanneer het om een doodstraf gaat (door ophanging, verdrinking, vierendelen of het hoofd afhouwen), ook niet om vast te stellen of het slachtoffer overleden is. Hij moest alleen aanwezig zijn wanneer het slachtoffer gefolterd werd of een lijfstraf moest ondergaan en niet mocht overlijden! De oudste teksten hieromtrent handelen over de zorg die de chirurgijn moest toedienen aan het slachtoffer dat voor een tijdje werd opgehangen. In 1297 kreeg Jan Quaethaer drie pond van de Brugse stadsmagistraat, om zich na zijn veroordeling (hij werd opgehangen aan beide duimen), te laten verzorgen: Item hebdomada ante Ascencionem Domini Hannecken Quaethaer suspenso per pollices in domo sculteti pro lesione sua iij lb. In 1520 was dit ook het geval in Brugge toen de torture van Jan Neyts, een brouwersknecht, werd uitgesteld wegens de grote koude en de vorst. Zo lezen we in het Verluyt Bouck: Maer midts de groote coude ende vorst ende alvoorens gehad hebbende tavijs van de medecijnen ende chirurgienen endat by dien bevonden es datter dangier inne ghelegen soude zyn in d’executie van den lyve es de zelve executie ghediffereerd toter veranderinghe van den wedre.. De chirurgijn kon er ook mee belast worden de beul de gewrichtslijn aan te tonen bij het afhou-

Advertisement

24 Lijfstraffen in de 16de eeuw. Achtereenvolgens (linksboven beginnend) ziet men het verbranden, ophangen, blind maken, opensnijden, radbraken, geselen en onthoofden van veroordeelden en het afhakken van een hand. Houtsnede uit der Laienspiegel van Tegler (Mainz 1508).

24

zweerde by ordonnantie viii (acht pond). Een betaling aan de geneesheren vinden we nog in de stadsrekeningen van Brugge in 1638 waarbij aan de geneesheren Caestecker en Uttenberghe twaalf karaffen wijn werden gegeven omdat ze gedurende zes uur de folteringen van Jeanette De Vos, van hekserij beschuldigd, hadden bijgewoond. Persoonlijk stellen we ons de vraag of een of twee van de personen met rode mantel, die zich op de achtergrond van het schilderij Het oordeel van Cambyses, door Gerard David, bevinden, geen chirurgijn of medicus is, die de terechtstelling bijwoont (Afb. 25). De term medionaet beschrijft Van Doorslaer als: une corvée dont on chargeait les médecins, qui est très curieuse et mérite d’être signalée. Lorsqu’un scélérat fut condamné à la torture un médecin fut requis pour assister à cette exécution. Sans doute, afin de diriger l’application de la peine et de faire cesser les traitements en temps opportun. Cette scéance fut payée spécialement et figure toujours dans les comptes communaux. Het woord medionaet vinden we ook nog terug in Het reglement provisionneel voor de stadsgezworene doctoors van 1788 te Mechelen.

25

wen van een hand of een vinger. In de rekeningen van het Vrije in Brugge anno 1537 lezen we: Meestre Clays van den Leene ghezworen cyrurgien binnen der stede van brugghe van dat hy by laste van den college hem ghevonden heeft up ’t scavoot voor ‘t landshuus by den scerprechter omme den zelven scerprechter te wysenen hoe hy een Andries Willems afhouwen zoude een let van zyner handt ende ooc ter caese van diversche cueren by hem ghedaen an diversche ghevanghenen van der lande de welcke ghequetst laghen boven up den steen voor al by ordonnantie VI £ (zes pond). En onder de titel Betalinghe ghedaen van diversche parien ende extra ordinaire costen den lande overghecommen binnen den tyt van desen rekeninghe lezen we verder in de rekeningen van het Brugse Vrije: Meester Claeys van den Leene en Gregorius Roelpot ghezworen cyrurgienen der stede van Brugghe dat zy den XXVIIn in november XVeXL (1540) ten verzuchte van myne heeren van der wet waren up ’t schvaut by den scherprechtere omme hem te wysen eenen joos Qaille volghende der sententie daeraf ghegheven in vierschare van den Lande zynre rechter vuust af te hauwene… En verder: Meester Claeys van den Leene ende Gregorius Roelpot beide ghezworen cyrurgien in Brugge, onderkennen by hemlieden by laste van mijnen heeren van den College ghedaen an de scanbalke de welke grievelick ghequetst was ende daer naar gheinsticieert wiert metten 25 Gerard David, Het Oordeel van Cambyses, 1498, olieverf op paneel, Groeningemuseum Brugge. Kunnen een of twee personen op de achtergrond, met rode mantel, geen chirurgijn of medicus zijn, die in het kader van het medionaet de terechtstelling bijwonen?

This article is from: