Museum
bulletin
1
100% ambachtelijk dan van severen over kussen en zoenen in de kerk
driemaandelijks tijdschrift afgiftekantoor
8000
- 34ste jaargang jan-maa 2014 1 - 2de afdeling P408620
brugge
Voorwoord directie
3
100% ambachtelijk
4
Dan Van Severen
13
Over kussen en zoenen in de kerk
18
Voor u gelezen
22
Vrienden van de Musea
23
Recent geopend: nieuwe locatie voor museumbibliotheek en Vlaams onderzoekscentrum voor de kunst in de Bourgondische Nederlanden Tijdens het najaar van 2013 verhuisde de bibliotheek van Musea Brugge naar de recent gerenoveerde ruimtes in het Sint-Andreasinstituut op de Garenmarkt. Het resultaat mag er zijn: alle boeken en tijdschriften overzichtelijk samen in één ruime en aangename leeszaal met voldoende lees- en werktafels, nieuwe pc’s en wifi internet. De bibliotheek bezit een boeken- en tijdschriftenverzameling die de museumcollecties en de tijdsgeest van deze verzamelingen weerspiegelt. Ze biedt ook uitgebreide informatie over museumcollecties en tentoonstellingen wereldwijd. De nadruk bij dit alles ligt op kunst en leven in de (late) middeleeuwen in Brugge en de Zuidelijke Nederlanden. Daarnaast verzamelt de bibliotheek ook werken over museumwetenschap, conservatie, restauratie en materiaal-technisch onderzoek. Het Vlaams onderzoekscentrum voor de kunst in de Bourgondische Nederlanden zorgt ervoor dat wetenschappelijke publicaties met betrekking tot de kunst en geschiedenis van de 15de- en 16deeeuwse Bourgondische Nederlanden sterk vertegenwoordigd zijn. De bibliotheek heeft in de eerste plaats een ondersteunende functie ten
opzichte van de objectencollecties in de musea. Ze onderschrijft tevens een consultatie- en verwijsfunctie. Met dank aan alle vrienden die de handen uit de mouwen staken om de verhuis vlot te doen verlopen.
Praktisch De bibliotheek en het Vlaams onderzoekscentrum voor de kunst in de Bourgondische Nederlanden bevinden zich op Garenmarkt 8, 8000 Brugge (ingang via Sint-Andreasinstituut). Openingsuren: maandag, woensdag en vrijdag 9 u. tot 11.30 u. en alle werkdagen van 9 u. tot 11.30 u en van 13 u. tot 17 u. op afspraak via museumbibliotheek@brugge.be of tel. 32 (0)050/44.87.84 Contact: museumbibliotheek@brugge.be of tel. 32 (0)50/44.87.84 Toegankelijk voor rolstoelgebruikers
Foto: Musea Brugge
museumbulletin > directie
beste museumvriend, beste lezer,
2014 is voor de Brugse musea ingezet met de opening van een nieuwe locatie. En nee, het gaat nu eens niet om een museum. Hiernaast kunt u de aankondiging lezen, onze museumbibliotheek is verhuisd naar een verdieping in het Sint-Andreas Instituut aan de Garenmarkt. Voorheen was de bibliotheek deels verspreid over de burelen van onze medewerkers en deels ondergebracht in moeilijk toegankelijke en feitelijk ongeschikte ruimtes in de Mariastraat. Ik ben bijzonder blij en trots dat Musea Brugge nu een uitstekend uitgeruste bibliotheek hebben kunnen bundelen op één locatie, samen met het aan het Groeningemuseum verbonden Vlaams onderzoekscentrum voor de kunst in de Bourgondische Nederlanden. Dit biedt veel mogelijkheden om de werking van de museumbibliotheek - die in eerste instantie een aan onze collecties verbonden onderzoeksfunctie heeft - verder uit te bouwen. Als die werking op volle snelheid is gekomen, zal hier in het museumbulletin zeker de nodige aandacht aan besteed worden. Onderzoek wordt, naast vele andere taken, in de Brugse musea gedaan door onze wetenschappelijke staf, onder meer in functie van het blijvend vergroten van de kennis van onze collecties en ten behoeve van tentoonstellingen en de educatieve werking. Maar we werken ook intensief samen met universiteiten en andere
onderzoekscentra. In de laatste jaren hebben we in nauwe samenwerking met universiteiten in Vlaanderen, België en (opvallend vaak) het buitenland een actief stagebeleid opgebouwd. Jonge en talentvolle studenten en onderzoekers in opleiding lopen in het kader van hun studie of doctoraatsonderzoek een aantal maanden mee in een van onze musea. Enerzijds leren zij zo de hectische en organisatorische werkelijkheid van musea in de praktijk kennen, anderzijds bieden we de mogelijkheid om een of meerdere objecten uit onze verzamelingen diepgaand te onderzoeken. Hier zijn we allemaal bij gebaat. Onze toekomstige collega’s leren hoe de praktijk werkt en kunnen daarnaast hun onderzoekstalenten aanscherpen door het bestuderen van collectiestukken waar wij in diezelfde weerbarstige praktijk geen of te weinig tijd voor hebben. Regelmatig komen uit dergelijke stages interessante resultaten en inzichten voort die gebruikt kunnen worden in onze werking - of die kunnen leiden tot een bijdrage in het museumbulletin, zoals het artikel van twee stagiairs uit Leuven met de prikkelende titel ‘over kussen en zoenen in de kerk’. In dit nummer wordt ook ruim aandacht besteed aan de tijdelijke opstelling ‘100% ambachtelijk’ in het Gruuthusemuseum. Tijdelijk, omdat het museum vanaf 1 juli dit jaar sluit voor een nieuwe, maar gelukkig laatste
fase van restauratie. Het is dus zaak om het museum het komende half jaar zeker nog eens te bezoeken. Wij verwachten begin 2016 met een geheel nieuwe invulling en presentatie van de Gruuthusecollecties te heropenen - maar daarover hoort u later uiteraard meer. En als u dan toch in de buurt bent, loop zeker het Arentshuis binnen in de komende maanden. In de reeks collectiepresentaties aldaar wordt nu de aandacht gevestigd op het grote ensemble van Dan Van Severen, zoals u verop kunt lezen. Diens sobere en uitgepuurde werken zijn allicht een mooi visueel rustpunt tijdens de traditionele drukte in de Brugse binnenstad in het voorjaar. Manfred Sellink
3
museumbulletin > 100% ambachtelijk, meesterlijke objecten uit de gruuthusecollectie
100% ambachtelijk meesterlijke objecten uit de gruuthusecollectie Met ‘100% ambachtelijk. Meesterlijke objecten uit de Gruuthusecollectie’ pakt het Bruggemuseum uit met een opmerkelijke collectiepresentatie. De traditionele manier van werken onder streng toezicht van de ambachtelijke beroepsverenigingen wordt in de kijker geplaatst waarbij materialen de leidraad vormen. De opstelling is te bewonderen tot 29 juni 2014. Daarna gaat het museum opnieuw dicht voor een grondige restauratie van onder andere de Reiegevel, de daken en het schrijnwerk. Tegelijk start de wetenschappelijke staf met het concept voor een nieuwe museumopstelling. DOOR Eva Tahon, Kristel Van Audenaeren en Inge Geysen
1 Groot borstschild van de gilde van de
stoelendraaiers en de kistenmakers, met patroonheilige Nicolaas, Brugge, 1782, Gruuthusecollectie Foto: cel Stadsfotografen, Stad Brugge
4
Voor de industrialisatie zo’n 200 jaar geleden zijn intrede deed, was handwerk en maatwerk veelal de norm. Het romantische idee van de vrije kunstenaar die zich laat inspireren door het moment is weinig van toepassing op de oudere kunst. Dergelijk werk mag worden gezien als een ambacht, een vak waar men zich jaren in moet vervolmaken voor het meesterschap kan worden bereikt. En dat is ook letterlijk te nemen, tenminste wat de vakopleiding betreft tijdens het Ancien Régime. Bakkers, timmerlieden, hoedenmakers, kaarsengieters, tinnegieters of beeldemakers (sic)…, allen zijn ze verplicht lid van een
ambacht. Dat ambacht zorgt voor opleiding, kwaliteitsbewaking én politieke vertegenwoordiging in het stadsbestuur. Daarnaast wordt het religieuze en sociaal-maatschappelijke leven van het ambacht grotendeels bepaald door de gilde van het ambacht, genoemd naar hun patroonheilige. De neringen groeperen even goed vakbroeders. Vaak zijn het beroepen die minder handenarbeid vereisen zoals apothekers en kruideniers, makelaars, chirurgijns en barbiers. Ook neringen hebben een gilde die naar hun patroonheilige is genoemd. Het valt op dat de stad Brugge heel wat over-
blijfselen bewaart van de gilden maar dat heel wat minder kunstvoorwerpen verwijzen naar de nauw verwante ambachten. Ledenlijsten, verordeningen en processtukken van de ambachten berusten in het Stadsarchief. Musea Brugge bewaart een aantal groepsportretten van ambachtsbesturen. Maar het overgrote deel van de voorwerpen die verwijzen naar de beroepsorganisaties uit de periode voor de Franse Revolutie houdt verband met de gilden. Lanceloot Blondeel schildert in 1545 voor zijn eigen gildeka-
1
pel, die tussen de Noordzandstraat en de Zilverstraat gelegen was, De Heilige Lucas schildert de Heilige Maagd, nu in het Groeningemuseum. De gildekapel van Sint-Jan, die de librariĂŤrs verenigt (perkamentmakers, boekbinders, drukkers, kopiisten en verluchters), bevond zich in de Eekhoutabdij. Ook gilden die geen aan kunst verwante activiteiten ontplooien, hebben een eigen kapel en bestellen uiteenlopende objecten: liturgische gebruiksvoorwerpen, zilveren gildeschildjes voor de processiekaarsen, een
groot borstschild voor de hoofdman, vaandels en banieren, beelden en schilderijen, meubilair en serviesgoed met hun patroonheilige en hun embleem. Daarvan zijn hele fraaie voorbeelden in de opstelling te vinden. In het stadsbeeld zijn de ambachten wĂŠl prominent aanwezig. Zo zijn er verschillende ambachtshuizen rondom de Markt en in de Steenstraat. In het nummer 38 (het voormalig bankfiliaal is recent omgebouwd tot kledingzaak) waren de timmerlieden gevestigd, die in 1762 samensmolten met het schijnwerkersambacht. Daarnaast, in nummer 40, kwam het schoenmakersambacht bijeen. Tot vandaag verwijst de laars die centraal in de voorgevel is verwerkt naar de oude functie van dit typisch Brugse gebouw. Iets verder naar de Markt toe, aan de overkant van de straat was het bakkersambacht gevestigd. Voor de opvang van bejaarde vakbroeders en hun weduwen stichtten de ambachten godshuizen in de binnenstad. In de vroegere godshuizen van de schoenmakers is nu het Volkskundemuseum gevestigd, de metselaars bouwden hun godshuizen in het NoordGistelhof en in de oude Gentweg verwijst een fraaie rococogevel nog steeds naar het kleermakersambacht. De traditie dat een vak overgaat van vader op zoon (en af en toe op dochter) is minstens zo oud als het ambachtensysteem. Vanaf de 12de eeuw krijgt Brugge stadsrechten. Een dergelijk privilege is een aanpassing in het maatschappelijke leven, rechten en plichten van de inwoners, de inwijkelingen en de bezoekers en de reglementering van het arbeidsproces. Een beroep uitoefenen kan enkel als men het opleidingstraject heeft doorlopen in de stad. Het is ten strengste verboden om het vak uit te oefenen zonder lid te zijn van het ambacht. Deze protectionistische reflex is kenmerkend voor de gehele periode van het Ancien RĂŠgime. Als men elders al het meesterschap heeft behaald, dan volstaat een nieuwe meesterproef en het afkopen van het lidmaatschap, dat hoger is dan voor de eigen poorters. Het spreekt voor zich dat dit niet voor iedereen een haalbare kaart was.
5
museumbulletin > 100% ambachtelijk, meesterlijke objecten uit de gruuthusecollectie
De ‘Vrijheid, Gelijkheid en Broederlijkheid’ van de Franse Revolutie brengt een grote ommezwaai teweeg. Met artikel 7 van het Décret D’Allarde, Arrêté du 19 brumaire an IV (2-17 maart 1791), wordt de ambachtelijk gereglementeerde arbeid afgeschaft: ‘A compter du 1er avril prochain, il sera libre à toute personne de faire tel négoce ou d’exercer telle profession, art ou métier qu’elle trouvera bon (…).’ Iedereen mag van dan af om het even welk beroep uitoefenen waarvoor hij of zij zich gekwalificeerd acht. De wet Le Chapelier, goedgekeurd in juni van datzelfde jaar, verbiedt alle vormen van samenscholing, dus ook de corporaties en ambachten. Het maatschappelijke leven, dat tot die tijd grotendeels is georganiseerd rondom het arbeidsproces, komt onder zware druk te staan. Opleiding volgens het oude systeem valt weg en de kwaliteitscontrole door vakbroeders ook. Zeventig jaar later sticht Jean de Béthune in Gent de eerste Sint-Lucasschool, die de vakopleiding met een doorgedreven praktijktraject opnieuw in eer herstelt. Zijn inspiratie haalt hij bij zijn goede vriend Augustus Welby Pugin, die onder meer het interieur ontwierp van de Houses of Parliament in Londen na de brand van 1834. Ook James Weale, die mee aan de wieg stond van de Société Archéologique, werkt hard aan het herstel van een katholieke en middeleeuwse maatschappij door de herwaardering van de kunst van de Vlaamse Primitieven.
1
kunst in de stad is teloorgegaan. Dat wordt toegeschreven aan het absolute verbod om de teken- of schilderkunst te beoefenen, tenzij
men lid is van het ambacht. Het probleem is tweeërlei aldus de indieners. Enerzijds schrikt de financiële verplichting van dat lidmaatschap
1 De draaier of stoelpootdraaier,
Algemeen genomen blijft het werk in stedelijke context tot omstreeks 1800 op dezelfde ambachtelijke - manier georganiseerd. Het gaat meestal om handwerk en handenarbeid waarbij kennis van het materiaal en de bewerking ervan door een praktijkopleiding wordt aangeleerd. Het begrip ‘kunst’ is voor de modale ambachtsman van weinig tel. Voor de schilderkunst is dat anders, zeker naar mate de 18de eeuw vordert. Tekenend in dat verband is het rekwest dat de moderne schilders’ in 1716 indienen om te worden vrijgesteld van het lidmaatschap van het ambacht. Deze opvallende vraag is ingegeven en ondersteund door de gegoede (adelijke en religieuze) Bruggelingen die vinden dat de
6
afbeelding uit het tweede Nürnberger Hausbuch (Stadtbibliothek Nürnberg, 317b.2° Folio 47 recto)
2 Eikenhouten reliëfbord van de Brugse chirurgijnen en barbiers (1679), Gruuthuse-
collectie (Inv. V.O.0107), afkomstig uit de Sint-Jacobskerk. De Oosterse broers Cosmas en Damianus, patroonheiligen van de chirurgijnen en barbiers, staan met urinaal en handboek naast het middenvlak. Het skelet, de verpersoonlijking van ‘De Dood’ overziet het geheel met een zandloper in de hand. Eronder nog enkele attributen van de nering: een schaar, een zaag en enkele dijbeenbotten, bijeengehouden met zwachtels. Foto: Musea Brugge
2
7
museumbulletin > 100% ambachtelijk, meesterlijke objecten uit de gruuthusecollectie
af en anderzijds wil de modale edelman die tekent en schildert niet aanzien worden als een ambachtsman. In die periode is de adel en rijke burgerij voldoende vrij van zorgen om zich aan een tijdverdrijf als tekenen of schilderen te wagen. De aanvraag sust ook door te stellen dat er geen broodroof dreigt voor de echte ambachtsman, wel in tegendeel. Die ambachtsman zou tegen betaling zelfs lessen voor de (amateur-)kunstschilder kunnen organiseren. Met dat gegeven is de weg voor een Brugse academie voor teken- en schilderkunst, opgericht in 1717, ook vrijgemaakt.
het oudheidkundig genootschap van brugge of de société archéologique de bruges De Société Archéologique bracht in zijn 100jarige bestaan een rijke verzameling beelden, meubelen, textiel en keramiek van Brugse, Vlaamse en Europese oorsprong bij elkaar. Het Gruuthusemuseum bouwt daarop verder. Het verslag van de eerste bijeenkomst op 23 maart 1865 wordt, zoals het toen hoorde, in het Frans genoteerd. In de aanwezigheid van twaalf stichtende leden wordt het Oudheidkundig Genootschap van Brugge boven de doopvont gehouden. Onder de stichtende leden bevinden zich onder andere Guido Gezelle, Hugo Verriest, James Weale, William Brangwyn (de vader van schilder Frank Brangwyn) en Felix de Bethune (van de bekende familie de Bethune). Het genootschap stelt zich als doel om de materiële cultuur van de geschiedenis van Vlaanderen en meer bepaald ook van Brugge te documenteren. Het is het begin van een indrukwekkende kunsthistorische en historische verzameling. De stichters zijn geschied- en antiekkenners. Ze zijn sterk beïnvloed door de geschriften van o.a. Augustus Welby Pugin, John Ruskin en door het werk van de Franse architect Eugène Viollet-le-Duc. De zoektocht naar de eigen identiteit en eigen geschiedenis, zo aangemoedigd in het dan nog jonge België, doet de rest. Vol-
8
gens de neogotiek moet de eigen identiteit van onze streken niet gezocht worden in de navolging van de antieke beschavingen van Rome en Griekenland, maar wel in de stijl van het hoogtepunt van onze streken: de gotiek. De gotische stijl van de middeleeuwen is volgens de leer van de neogotiek een zuivere stijl. Het is volgens Pugin zelfs de enige ware christelijke stijl. Pugin ziet de middeleeuwse ambachtsman als een soort ideaal. Moderne ambachtsmensen moeten volgens Pugin niet alleen de stijl nastreven van de gotische vakman, ze moeten ook de werkmethodes van toen gebruiken. De neogotiek is meer dan louter een kunststroming. Het is een filosofisch gedachtengoed waarin de middeleeuwen worden gezien als een ideaal waarin moraliteit, katholiek geloof en sociale structuur voor een goede samenleving zorgen. Een van de belangrijkste stichters van de Société is zonder twijfel James Weale. Vanaf 1865 is hij de eerste conservator van de verzameling van het Oudheidkundig Genootschap van Brugge. Weale, een leraar die is voorbestemd om anglicaans priester te worden, bekeert zich door het lezen van neogotische geschriften tot het rooms-katholicisme. In het anglicaanse Verenigd Koninkrijk worden katholieken slechts gedoogd. Na een conflict met een leerling (en dankzij een geërfd fortuintje van zijn moeder), besluit Weale samen met zijn vrouw naar het katholieke Brugge te verhuizen. Dankzij de aanwezigheid van andere uitgeweken rooms-katholieke Engelsen wordt James Weale al gauw een gerespecteerd lid van de Brugse samenleving. Hij is gefascineerd door de Vlaamse kunst uit de middeleeuwen, waaronder grafplaten en schilderkunst. Vaak wordt hij beschouwd als de ‘herontdekker van de Vlaamse Primitieven’. In 1867 organiseert hij in de Hallen van het Belfort een eerste grote tentoonstelling in Brugge gewijd aan middeleeuwse schilderijen en kunstobjecten. Weale wordt als specialist van Vlaamse kunst gewaardeerd in binnen- en buitenland. Voor het South-Kensington
Museum (nu het Victoria and Albert Museum) schrijft hij een catalogus over Vlaams aardewerk. In 1890 gaat hij bij datzelfde museum aan de slag als bibliothecaris. Hij blijft wel betrokken bij het Oudheidkundig Genootschap en organiseert aan het begin van de 20ste eeuw nog enkele belangrijke tentoonstellingen in Brugge. De eerste objecten die het Oudheidkundig Genootschap verzamelt, sluiten naadloos aan bij het neogotische gedachtengoed. Het gaat om middeleeuwse heiligenbeelden. Het eerste beeld wordt nog voor de eerste vergadering in het inschrijvingsregister genoteerd. Het betreft een sedes sapientiae (zetel der wijsheid), een vroegmiddeleeuws Mariabeeld, ingeschreven op 16 maart 1865. Het tweede object is een jonger Mariabeeldje (15de eeuw), ingeschreven op 1 mei 1866. Apart, maar vrij typisch voor die tijd, is dat er ook gipsen afgietsels bij de eerste inschrijvingen horen. De afgietsels, van middeleeuwse sculptuur, maar ook van gotische paxtafels of van interessante laatmiddeleeuwse metalen objecten zoals aquamaniles, worden gebruikt voor stilistisch onderzoek. Nu is het ondenkbaar dat een historisch beeldje in gips wordt afgegoten, maar de historische getuigen van dit laat 19de- en vroeg 20ste-eeuwse gebruik zijn in de Gruuthusecollectie talrijk aanwezig. De collectie groeit aan met belangrijke schilderijen, beeldhouwwerk, aardewerk, tapijten en gebruiksvoorwerpen. Het Oudheidkundig Genootschap koopt aan, maar verwerft ook enorm veel objecten dankzij gulle schenkingen. Een van de grootste en gulste schenkers blijkt de stedelijke overheid zelf te zijn die veel historische objecten toevertrouwt aan het beheer van het Genootschap. Tien jaar na de stichting telt de verzameling al meer dan 2000 objecten. Het tentoonstellingslokaal, dat door de stad Brugge ter beschikking is gesteld op de eerste verdieping van het Belfort, barst letterlijk uit zijn voegen. Al in 1873 stelt de vereniging aan de Stad
1
1 Prentkaart met opstelling Gruuthuse-
museum, 1ste kwart 20ste eeuw Foto: Stadsarchief Brugge - verz. J. A. Rau
Brugge voor om de voormalige Berg van Barmhartigheid, het Gruuthusepaleis met het aanpalende Gruuthusehof, aan te kopen. Het voormalige stadspaleis van Lodewijk van Gruuthuse is zwaar vervallen. In 1883 begint stadsarchitect Louis Delacenserie met de ingrijpende restauratiewerken om van het voormalige Gruuthusepaleis een waardig museum te maken. Delancenserie is geïnspireerd, hoe kan het ook anders, door architect Eugène Viollet-le-Duc. In 1889 intussen komt een voor de Brugse musea zeer belangrijke schenker aankloppen. Baron Amadée Liedts wil een goed onderdak vinden voor de schitterende kantverzameling van zijn betreurde echtgenote Augusta Liedts. De rijke kantcollectie, die vooral uit kloskant bestaat, een voor Brugge zo belangrijk product, is een prachtige aanvulling op de verzameling van het Oudheidkundig Genootschap. De stad beslist dan ook om de schenking van de
baron te aanvaarden en ze onder te brengen in het toekomstige museum. Het museum zal hierdoor ook aanvankelijk bekend staan als het Musée des Dentelles of Musée des Dentelles et d’Antiquités. In 1895 is Delacenserie klaar met het hoofdgebouw. De volledige site, inclusief de bijgebouwen, voltooit hij in 1911. Het gerestaureerde Gruuthusepaleis is een mooi samenspel van gotiek en neogotiek. De stalen toevoeging aan het torentje is een eerbetoon van Delacenserie aan de stijl van Eugène Viollet-le-Duc. Twee grote oudheidkundige tentoonstellingen in 1902 en 1905 zorgen voor het nodige elan. Een halve eeuw later, in 1954, vraagt het Oudheidkundig Genootschap aan de Stad om het museum over te nemen. Vanaf 1 januari 1955 is de Gruuthusecollectie en het Gruuthusemuseum een stedelijk museum. De Gruuthusecollectie is blijven groeien en
9
museumbulletin > 100% ambachtelijk, meesterlijke objecten uit de gruuthusecollectie
wordt nog steeds aangevuld. Het accent is eerst verschoven naar toegepaste kunsten en later terug naar de kern, de Brugse geschiedenis. De verzameling telt nu een kleine 20.000 individuele objecten waarvan de oudste uit de 12de eeuw en de jongste begin 20ste-eeuws zijn en dit in heel uiteenlopende materialen. In de tentoonstelling “100% ambachtelijk. Meesterlijke objecten uit de Gruuthusecollectie” wordt een mooie staalkaart gegeven van deze rijkdom.
uitgelicht: borduurwerk met crucifix Een borduurder hoort in de 15de eeuw bij het ambacht van de kulktstikkers. Deze laatsten stikken beddegoed, maken wambuizen en versieren ze met borduurwerk. In dit ambacht horen naast de borduurders, ook de pourpointers (borduren op kledingstukken) en de bokraanwerkers thuis. In 1718 verenigen de kulktstikkers zich met het ambacht van de ververs. In de eerste zaal van het Gruuthusemuseum ligt een mooi staaltje borduurwerk van ongeveer 26 op 21 cm . Hoe klein ook, het object roept heel wat vragen op. De borduurder gebruikte wol, metaaldraad en zijde. De lichamen van de personages zijn bijgewerkt met verf. De maker heeft heel wat aandacht besteed aan detaillering: de gewaden van de personages zijn afgezet met gouden stroken en verrijkt met pareltjes. Ook de kleiner weergegeven figuren, zoals de feniks links van het kruis, zijn mooi uitgewerkt. Centraal is Christus aan het kruis afgebeeld. Links en rechts van het kruis staan telkens twee mannelijke bijbelfiguren. Bovenaan omringen drie vogels het kruis. In de buurt van elk personage staat een korte Latijnse tekst die, al dan niet letterlijk, met de voorstelling in verband kan worden gebracht. * Drie van de bijbelfiguren zijn vlot te identificeren. Het gaat om koning David, de apostel Paulus en Johannes de Doper. Koning David, met zijn harp onder zijn voeten en zijn scepter op de grond, houdt een citaat uit psalm 51 vast (vers 9): ‘Besprenkel mij, Heer, met hysop en ik 1
10
zal rein zijn; was mij.’ Deze psalm van David is een gebed om van zonde gezuiverd te worden. Hoewel eerder zeldzaam, wordt David soms samen met Johannes De Doper afgebeeld als een profeet (voorspeller) van de kruisiging. De geknielde apostel Paulus draagt een citaat uit zijn brief aan de Galaten (6,14), dat letterlijk verwijst naar de kruisiging: ‘Mij moge (God) er voor bewaren op iets anders te roemen dan op het kruis van onze Heer Jezus Christus.’ In de Bijbel vervolgt het vers: ‘…waardoor de wereld voor mij gekruisigd is en ik voor de wereld.’ Aan de voet van het kruis staat een citaat uit het Evangelie van Matteüs (23,37), meer bepaald uit de ‘bezorgdheid over Jeruzalem’ dat volgt op de strafrede tegen de Farizeeën: ‘Hoe dikwijls heb ik uw kinderen willen verzamelen, zoals een kloek haar kuikens verzamelt onder haar vleugels, maar gij hebt niet gewild.’ Onder de figuur van Johannes De Doper stond een citaat uit het Evangelie van Johannes. Op de afkorting IOAN na is de tekst helaas onleesbaar geworden. De figuur uiterst links is moeilijker te identificeren. De man met baard is op dezelfde wijze gekleed als de apostel Paulus. In zijn linkerhand heeft hij een tak waaraan scheuten ontspringen.
Kan het hier gaan om de profeet Jesaja, die soms met een bloeiende twijg wordt afgebeeld als een verwijzing naar de boom van Jesse, de vader van David? Of gaat het om Aäron, wiens staf in een slang veranderde? Aangezien alle teksten nauw in verband staan met wat afgebeeld wordt, is er meer dan waarschijnlijk een verband met de tekst onder de figuur. Helaas is deze moeilijk leesbaar. Voortgaande op de weergegeven teksten kunnen de bovenaan afgebeelde vogels geïdentificeerd worden als, van links naar rechts, een feniks, een arend en een pelikaan. Alle drie staan ze symbool voor Christus. Naast de feniks lezen we: ‘Hij doodt zichzelf opdat hij zou leven. Hij schept zichzelf.’ De feniks is het symbool voor de verrijzenis van Christus. In tegenstelling tot de andere citaten, is deze tekst niet terug te vinden in de Bijbel. De regel is wel quasi letterlijk terug te vinden in Lactantius’ gedicht De ave phoenice (in het gedicht staat perit in plaats van necat). Bovenop het kruis zit een arend met daaronder een citaat uit Deuteronomium (32,11), het lied van Mozes: ‘Zoals een arend die ziet naar zijn jongen en boven hen heen en weer vliegt, die
zijn vleugels uitspreidt voor hen, hen opneemt en draagt op zijn wieken.’ Ook de arend is (onder andere) een symbool van de verrezen Christus. Op een rots rechts van het kruis zit een pelikaan die met zijn bloed zijn jongen voedt. De tekst ernaast is een citaat uit psalm 102 (vers 7), het gebed van een ongelukkige die zich in zijn nood tot Jahwe richt: ‘Ik gelijk op de pelikaan in zijn eenzaamheid.’ De pelikaan symboliseert Christus die aan het kruis gestorven is om de mensheid te verlossen. Links van het kruis zien we een slang die zich rond een paal slingert. Kleine figuurtjes lopen en knielen errond. De scène illustreert het verhaal van de bronzen slang (Numeri 21, 4 en volgende) en is een voorafbeelding van Christus aan het kruis. Johannes herinnert aan deze episode in zijn Evangelie (3, 14-15). Rechts van de gekruisigde Christus was waarschijnlijk een stad te zien. Het hele borduurwerkje is zo een verwijzing naar de kruisdood van Christus, ter verlossing van de mensheid. Rest nog de vraag wat de functie van dit borduurwerkje is geweest. In de inventaris wordt gesuggereerd dat het om
1 Prentkaart met opstelling Gruuthuse-
museum, 1ste kwart 20ste eeuw Foto: Stadsarchief Brugge - verz. J. A. Rau
2 Detail uit borduurwerk met cruci-
fix: feniks, Gruuthusecollectie (Inv. XVIII.O.0005) Foto: Musea Brugge
2
11
museumbulletin > 100% ambachtelijk, meesterlijke objecten uit de gruuthusecollectie
1
1 Detail uit borduurwerk met crucifix :
Jesaja (?), koning David en de apostel Paulus met op de achtergrond een scène met de bronzen slang, Gruuthusecollectie (Inv. XVIII.O.0005) Foto: Musea Brugge
een 16de-eeuwse aurifries gaat, de sierboord langs de opening van een koorkap. Opvallend is ook dat onderaan, naast het linker tekstblok, de naam ‘Gomaer’ te lezen staat, gevolgd door enkele zeer moeilijk leesbare letters. De naam van de borduurder? Enkele vragen blijven dus open. Het onderzoek wordt vervolgd…
*Nummering bijbelteksten volgens Willibrordvertaling. Met dank aan Kurt Priem (Grootseminarie Brugge) voor de geboden hulp.
12
100 % ambachtelijk. Meesterlijke objecten uit de Gruuthusecollectie tot 29 juni 2014 in het Gruuthusemuseum
museumbulletin > dan van severen. een uitgepuurde collectie
dan van severen. een uitgepuurde collectie. De verzameling moderne kunst van het Groeningemuseum bestaat uit een aantal ensembles, opgebouwd rond belangrijke Belgische kunstenaars: Georges Vantongerloo, Marcel Broodthaers, Amédée Cortier, Roger Raveel, Raoul De Keyser,... Hun oeuvre wordt in wisselende presentaties getoond. Het was al een tijdje geleden dat het werk van Dan Van Severen te zien was. Het museum bezit een mooi geheel van hem: belangrijke schilderijen en een groot deel van zijn grafiek. Omdat het Arentshuis zich bijzonder goed leent tot het tonen van grafische kunst én omdat Van Severen zelf hield van oude herenhuizen, is het de uitgelezen plek voor deze presentatie. Door Filip L. Demeyer
De kunst van Dan Van Severen lijkt simpel en snel te doorgronden. Geometrisch, abstract. Enkel vierkanten, cirkels, diagonalen, kruisen en ruiten. Niets is minder waar. Voor wie de tijd neemt om zijn werk rustig en grondig te bekijken, gaat een ontzettend diverse wereld open. Het nodigt uit om bekeken en steeds opnieuw bekeken te worden.
verblijf in brugge De meeste kunstliefhebbers kennen Dan Van
Severen als een Gents kunstenaar. Een groot deel van zijn leven heeft Van Severen in Gent gewoond en gewerkt. Tussen 1971 en zijn dood op 15 februari 2009 woonde en werkte hij op meerdere locaties in de Gentse binnenstad en de randgemeenten (Evergem en De Pinte). Zijn Gentse periode werd in 1985-1986 kortstondig onderbroken door een verblijf in Luik. Geboren in Lokeren op 8 februari 1927, heeft hij zijn studietijd verdeeld tussen Gent (Hoger Instituut Sint-Lucas, 1941-1948) en
13
museumbulletin > dan van severen. een uitgepuurde collectie
1
14
1 Dan Van Severen, Zonder titel, koperets, 1967, 7/200, Groeningemuseum Brugge [1992.GRO0075.III]
© Lukas - Art in Flanders vzw, foto Dominique Provost © SABAM België 2 Dan Van Severen, Zonder titel, zinkets, 1974, 17/75, Groeningemuseum Brugge [1992.GRO0077.III]
© Lukas - Art in Flanders vzw, foto Dominique Provost © SABAM België
Antwerpen (Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten, 1951-1954). Antwerpen was in die tijd een boeiende kunststad, reden voor Dan Van Severen om er tot 1959 te blijven wonen. Hij had er o.a. contacten met de dichter Hugues C. Pernath, met schilder-auteur Paul Snoek, met schrijver Ivo Michiels en met kunstcriticus Marc Callewaert, met wie hij de kunstenaarsgroep G 58 Hessenhuis oprichtte. Medeoprichters waren kunstenaars als Jan Dries, Vic Gentils, Walter Leblanc, Pol Mara, Filip Tas, Paul Van Hoeydonck en Wim (Wannes) Van de Velde. Zijn verhuis naar Gent in 1971 was ingegeven door zijn nieuwe opdracht als docent schilderkunst aan het Hoger Instituut Sint-Lucas, waar hij les gaf tot 1992. Daarvoor was hij in Brugge neergestreken, als gevolg van zijn eerste onderwijsopdracht, aan het Hoger Rijksinstituut voor Technisch Onderwijs (HRITO). Van Severen was er o.a. de collega van kunstenaar Luc Claus en leraar Karel Moerman. In 1959 en 1960 woonde hij in de Brugse binnenstad. Daarna betrok hij De Boekeneute langs de Torhoutsesteenweg. De pittoreske woning staat er nog steeds zoals in Van Severens tijd. Om zijn werk te maken, kon hij terecht in lokalen van het HRITO. Via Etienne van Doorslaer (Pater Maur OSB) die hij in Sint-Lucas had leren kennen, kwam hij in de Sint-Andriesabdij van Zevenkerken terecht, waar hij een groot atelier kon betrekken. Op advies van Willy Van den Bussche verhuisde hij in 1968 naar Huis Ter Wind in Sint-Andries (afgebroken voor de bouw van de huidige gevangenis), waar hij bleef wo-
2
15
museumbulletin > dan van severen. een uitgepuurde collectie
nen en werken tot 1971. In 1958 was er in Brugge voor het eerst werk van Dan Van Severen te zien in een groepstentoonstelling ('Hedendaagse Vlaamse Schilderkunst', Stadshallen). Het Brugs onafhankelijk cultureel forum Raaklijn dat van 1957 tot 1963 tal van lezingen, concerten en tentoonstellingen organiseerde, toonde het werk van Van Severen voor het eerst in 1960, samen met dat van Luc Claus, in de woning van architect Paul Goethals. In 1963 waren schilderijen van Van Severen te zien in de tentoonstelling vijf jaar Raaklijn (zaal 't Zand) en in 1964 maakte hij deel uit van de tentoonstelling van 'Religieuze Kunst' in het Huidevettershuis. In datzelfde jaar organiseerde Jaak Fontier een dubbeltentoonstelling met kunst van Van Severen en Pol Spilliaert in de Korrekelder. Van Severen nam deel aan de Brugse Triënnales in 1968, 1971 en 1974.
werk in het groeningemuseum Het Groeningemuseum heeft drie schilderijen van Dan Van Severen, een olieverf op doek (100 x 80 cm) uit 1968-1969, aangekocht in 1970 (door de Vrienden van de Stedelijke Musea), een magistraal schilderij (olieverf op doek, 180 x 180 cm) uit 1964-1965, drie jaar later aangekocht door het stadsbestuur, en een indrukwekkend triptiek (inkt op doek, 195 x 130 cm x 3) uit 1977-1978, in 1989 gekocht door de Vrienden van de Stedelijke Musea. "Het Groeningemuseum bezit goed werk uit de jaren zestig en zeventig. Van Severens debuut ontbreekt. Tot op heden is echter geen enkel werk uit 1955-60 opgedoken dat te koop was. Het blijft nochtans de wens om binnen afzienbare tijd de hand te kunnen leggen op een goed schilderij uit deze periode om de collectie Dan Van Severen af te ronden." Conservator Dirk De Vos schreef dit in 1991. De aankoop van een vroeger werk is er nooit gekomen en in deze tijden van collectiemobiliteit misschien ook niet meer noodzakelijk. Op de tentoonstelling tonen we het schilderij 'Compositie (Het vijfde Wiel)' uit 1958, in bruikleen uit een privé-verzameling. Het is in die mate belangrijk dat het de evolutie
16
van Van Severen toont naar een geometrische vormentaal. De verflaag is hier reeds minder dik aangebracht dan in zijn werk vóór 1958 maar het oppervlak heeft nog niet de gladheid die we in zijn olieverfschilderijen uit de jaren 1960 zien. In 1992 en 1993 werd een groot deel van het grafisch werk verworven via de Richard Foncke Gallery in Gent. De aankopen gebeurden door het stadsbestuur in samenwerking met de Museumvrienden.
1 Dan Van Severen, Triptiek, inkt op
doek, 1977-1978, Groeningemuseum Brugge [1989.GRO0038.I] © Lukas - Art in Flanders vzw, foto Hugo Maertens © SABAM België
een gestage evolutie Hoewel hij vaak traag werkte, heeft Dan Van Severen een indrukwekkend oeuvre gerealiseerd. In zijn schilderkunst kan je een mooie evolutie waarnemen. Het werk uit de jaren 1950 vertoont grillige lijnen. De olieverf is tamelijk dik op het doek gesmeerd. In de jaren 1960 zie je in zijn doeken een opvallende vlakheid. De olieverf is veel dunner aangebracht. De structuur van het doek en de penseelstreken zijn duidelijk zichtbaar. In 1969 maakt Dan Van Severen zijn laatste olieverfschilderij en begint hij met tempera te schilderen. In 1975 volgt het eerste schilderij op temperadoek. De verf wordt uiteindelijk vervangen door houtskool of inkt, zoals in het Brugse 'Triptiek' uit 1977-1978. Het is een evolutie in de richting van meer vergeestelijking. Beetje bij beetje versobert Van Severen zijn 'alfabet' tot diagonalen (het andrieskruis), verticalen en horizontalen (het Latijns kruis), cirkel, vierkant en ruit. Gaandeweg dematerialiseert hij zijn werk, steeds minder verf, inkt, houtskool of potlood op een lichte achtergrond. Het roept hierdoor automatisch op tot stilte. Een werk als 'Triptiek' gaat op in de omgeving. Later werk uit de jaren 1980 en 1990 vormt variaties op de ontwikkelde beeldtaal. Van Severen tekent en schildert op diverse formaten en met een nadrukkelijke aandacht voor techniek en ambachtelijkheid. Hij gebruikt inkt, bister, houtskool, potlood, kleur- en aquarelpotlood, vetkrijt, ei- en caseïnetempera op wisselende ondergronden: olieverf- en temperadoek, al dan niet op karton of hout gekleefd, zeildoek, diverse soorten al dan niet handgeschept papier,… Ook zijn grafisch werk is uitermate belangrijk
in het geheel van zijn oeuvre. Ook hier puurt hij zijn thema's uit. De verzameling van ons prentenkabinet bestaat uit vijfentwintig titels met in totaal vijfendertig stukken grafiek, zijnde een lino, enkele litho's, een enkele stempel op aquarelpapier en hoofdzakelijk etsen op koperen zinkplaat. In die etsen toont Van Severen nadrukkelijk zijn aandacht voor de fijne uitwerking (tot in het kleinste streepje gegraveerd) en de kwaliteit van de afdruk. Meer dan louter abstractie, hebben de werken van Van Severen een meditatief, ascetisch effect. Het transcendente karakter is het einddoel en in dat opzicht voelt de kunstenaar zich verwant met grote voorbeelden als Paul Cézanne, Piet Mondriaan, Kazimir Malevich, Barnett Newman, Constantin Brancusi en Jan van Eyck. In 1976 gaf hij in 'Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen' zijn visie op schilderkunst en duiding bij zijn idolen. Het is trouwens opvallend dat in zijn Brugs atelier in Huis Ter Wind heel wat postkaartjes van Vlaamse primitieven ophingen, waaronder het 'Portret van
1 Margaretha van Eyck' uit het Groeningemuseum, zijn lievelingswerk.
internationaal Tijdens zijn leven was het werk van Dan Van Severen sporadisch in het buitenland te zien. In 1967 nam hij deel aan de Biënnale van São Paulo, in 1968 aan documenta 4 in Kassel en in 1970 was hij samen met andere kunstenaars de Belgische vertegenwoordiging op de 35ste Biënnale van Venetië. Nadien was zijn werk te zien op tentoonstellingen in Amsterdam, Rotterdam, Grenoble, Sion, Venetië, Keulen, Rome, Edinburgh, Rotterdam, Münster,… Hij had een paar presentaties in Galerie Conrads in Düsseldorf. Zijn werk werd ook getoond in Japan. Toch is het werk van Dan Van Severen internationaal ondergewaardeerd. In 2011 werd in Stichting 'De 11 lijnen' in Oudenburg werk op papier van Van Severen getoond samen met kunst van Ad Reinhardt, Barnett Newman, Ellsworth Kelly, Agnes Martin en Brice Marden.
In een dergelijke confrontatie blijkt de internationale sterkte van Van Severen. Het is een van de uitdagingen van het Groeningemuseum om de eigen collectie in een internationale context te bestuderen en te tonen. Misschien moeten we in een volgende presentatie die link naar de Amerikaanse minimalisten uitdiepen én gelijk van de gelegenheid gebruik maken om het werk van Dan Van Severen in de States te tonen… "Het ascetisme in zijn eindeloze variaties op eenvoudige geometrische figuren en lijnen maakte hem nooit overdreven geliefd, en zeker moeilijk om te tonen. Bij Dupont, (…), komt hij tot zijn recht.", schreef Jan Braet op 9 mei 2011 in Knack als recensie bij de aangehaalde tentoonstelling. Moge dit een uitnodiging zijn om de kunst van Dan Van Severen en de presentatie in het Arentshuis in alle rust te komen bekijken.
Dan Van Severen. Collectiepresentatie, met ook werk van Mark Verstockt, Luc Claus en Etienne van Doorslaer 1 februari tot 9 juni 2014 Arentshuis
17
museumbulletin > over kussen en zoenen in de kerk
over kussen en zoenen in de kerk. paxtafels en zoenplaten in o.l.v.-ter-potterie Het Hospitaalmuseum – O.L.V.-ter-Potterie stelt een 18de-eeuws borstbeeld van de Heilige Catharina van Alexandrië tentoon. In dit beeld is een zoenplaat met een reliek van Sint-Catharina gevat. De zusters Augustinessen van O.L.V.-ter-Potterie en de Hospitaalzusters van Sint-Jan bewaren gelijkaardige 18de-19de-eeuwse reliek houders. Wat is hun functie en betekenis? Door Kathy Van den Bergh en Marc Roelandts, stagiaires opleiding Kunstwetenschappen KULeuven - Hospitaalmuseum 2013
1
18
De namen zoenplaat of kusreliekhouder klinken functioneel. Dit type reliekhouders heeft een handvat aan de achterzijde waarmee de priester de reliek aan de gelovige presenteert zodat deze de heilige met een kus kan eren. Het gebruik ervan lijkt sterk op een ander kerkelijk ritueel, waarbij de vredeskus wordt uitgewisseld door middel van de kus- of paxtafel (osculatorium). De kusreliek van de H. Catharina is 18de-eeuws; O.-L.-V. ter Potterie stelt ook twee koperen paxtafels tentoon, uit de 16de en de 17de eeuw. Hoewel de rituelen waarbij de kusreliekhouders en de paxtafels gebruikt worden gelijkend zijn, blijken de symbolische betekenissen dit niet.
vredeskus Thans is het uitwisselen van de vredeskus in de liturgie meestal vervangen door de vredeswens, begeleid door een handdruk. Het gaat om een
1
Anoniem, Borstbeeld van Catharina van Alexandrië met kusreliekhouder, gepolychromeerd hout en zilver, Zuidelijke Nederlanden, 18de eeuw, Brugge, Hospitaalmuseum - OnzeLieve-Vrouw-ter-Potterie, inv. 0.P601.V en 0.P709.X Foto: auteurs
gebruik van Bijbelse oorsprong dat teruggaat tot het begin van het christendom. Een kus gekoppeld aan een vredeswens was bij de joden in gebruik, maar de christenen hechtten er nog meer belang aan en breidden ook de betekenis uit. Bij de Romeinen bestaat de gedachte dat de adem de drager is van de ziel. Bijgevolg vindt bij het kussen een vermenging van de zielen plaats. Deze betekenis nemen de christenen over. Voor de apostel Paulus symboliseert de kus eenheid en liefde tussen de leden van de geloofsgemeenschap die samen een collectief lichaam vormen: de Kerk. In de loop der eeuwen hebben kerkvaders en theologen steeds getracht om het gebruik van de liturgische kus als symbool van eenheid en vrede theologisch te onderbouwen. Ze baseren zich hiervoor op nog meer Bijbelpassages waaronder Hooglied 1,2: Dat hij mij kusse met de kus van zijn mond. De smachtende uitroep van de bruid om een kus van haar bruidegom, is op velerlei wijzen geïnterpreteerd. Daarbij speelt Christus onveranderlijk de rol van de bruidegom, terwijl de bruid zowel Maria (symbool voor de Kerk), als de ziel van de individuele gelovige kan zijn. De kus symboliseert de vereniging van Christus met zijn Kerk of in de mystieke betekenis: de vereniging van de ziel met het goddelijke wezen. Tot de 4de eeuw moet de kus het gebed bezegelen. Later wordt dit gebaar in de eucharistie overgenomen. De kus wordt een voorwaarde voor de communie. De gelovigen moeten door middel van een kus tonen dat ze één zijn in geest om zo de liefde tussen God en de kerkgemeenschap te bekrachtigen. Pas daarna kunnen ze de hostie ontvangen: het ogenblik van eenwording met God.
paxtafel Meerdere bronnen bevestigen dat de kus die wordt uitgewisseld tijdens de mis, een mondkus betreft. Zo waarschuwt Clemens van Alexandrië (†215) voor al te passioneel kussen in de kerk. Hij raadt aan om te kussen met kuise en gesloten mond. Vanaf de 4de eeuw mogen nog enkel
2
2 Anoniem, Paxtafel, Zuidelijke
Nederlanden, begin 17de eeuw(?), Brugge, Hospitaalmuseum - OnzeLieve-Vrouw-ter-Potterie, inv. 0.P624.XI Foto: cel Stadsfotografen, Stad Brugge 3 Anoniem, Paxtafel, Zuidelijke
Nederlanden, 16de eeuw, Brugge, Hospitaalmuseum - Onze-LieveVrouw-ter-Potterie, inv. 0.P623.XI Foto: auteurs
3
19
museumbulletin > over kussen en zoenen in de kerk
1
kussen worden uitgewisseld tussen personen van hetzelfde geslacht. In de loop van de middeleeuwen verstrengt de regelgeving steeds meer en uiteindelijk zal de rechtstreekse kus een tussenstap vinden in het gebruik van de paxtafel. Het Latijnse woord pax betekent vrede. Een andere benaming, osculatorium, verwijst naar het Latijnse osculum of kus. De priester is de eerste in rangorde die een kus op de paxtafel drukt. Vervolgens geeft hij de paxtafel door aan de aanwezige leden van de clerus. Pas daarna kunnen ook leken vredeskussen uitwisselen. Ten slotte ontvangen zij de hostie. Paxtafels bestaan in allerhande vormen en materialen en worden veelal gedecoreerd met afbeeldingen van het Passieverhaal, heiligen of
20
voorstellingen uit het leven van Maria. Een 16deeeuws exemplaar uit O.L.V.-ter-Potterie toont een Madonna in de Rozenkrans, onder een gotische boogstructuur. Een andere kustafel, waarschijnlijk uit het begin van de 17de eeuw, is met een Calvariescène versierd.
kusreliekhouder Tijdens de middeleeuwen wordt de reliekverering alsmaar belangrijker. Gelovigen voelen vaak een sterke behoefte om relieken te kussen. Vanaf de 11de eeuw bestaat de gewoonte om ter afsluiting van de mis de zegen te geven met de relieken die op het altaar staan. Soms wordt deze reliekzegen ook bij de offerande gegeven. Op dat moment wordt de reliek vaak ook gekust.
Excessen in reliekverering geven aanleiding tot het aan banden leggen ervan. Het vierde Lateraans Concilie (1215) schrijft een aantal veiligheidsmaatregelen uit. Relieken mogen niet meer onverhuld worden getoond. Bijgevolg worden veel relieken in een reliekhouder geplaatst. Verschillende types van reliekhouders worden ontwikkeld. In de 18de eeuw verschijnt het model met handvat. O.L.V.-ter-Potterie bezit verscheidene kusreliekhoudertjes. In de bidbank voor het schrijn van de Zalige Idesbald steekt een koperen exemplaar met een kleine reliek van Idesbald. Ook in het offerblok in de kerk is nog een kusreliekhouder gemonteerd.
1 Anoniem, kusreliekhouder, Zui-
delijke Nederlanden, 19de eeuw, Brugge, Kerk Onze-Lieve-Vrouwter-Potterie Foto: auteurs 2 Anoniem, kusreliekhouder van de
Zalige Idesbald van der Gracht, Zuidelijke Nederlanden, 19de eeuw, Brugge, Kerk Onze-LieveVrouw-ter-Potterie Foto: auteurs
2
kruisbestuiving De paxtafel is een object dat zijn oorsprong vindt in het gebaar van de vredeskus. De zoen die op de kusreliekhouder wordt gegeven is in eerste instantie een symbool van eerbied en devotie. Vaak hoopt de gelovige ook op tussenkomst van de heilige om een gunst of voorspraak te bekomen en speelt de reliekhouder zowat de rol van ex voto. Hoewel de rituelen waarbij paxtafels en kusrelieken worden gebruikt qua uiterlijk vertoon erg gelijkend zijn, blijken ze inhoudelijk minder met elkaar gemeen te hebben. De symbolische betekenis van beiden verschilt. Toch is het niet ondenkbaar dat er sprake is geweest van een kruisbestuiving tussen beide rituelen. In de loop van de middeleeuwen ontwikkelt zich een bijzondere devotie voor de eucharis-
tie. De hostie wordt vereerd als een reliek. Het aanschouwen van de hostie wordt (bijna) evenwaardig aan het consumeren ervan. Hij wordt in een monstrans getoond. De priester kust de hostie voor en na de consecratie. Binnen de reliekverering is ook het kussen van de kruisreliek van bijzonder belang. Op Goede Vrijdag wordt op bepaalde plaatsen niet alleen het kruisbeeld, maar ook de kruisreliek gekust. Vaak wordt op een paxtafel een Calvarie voorgesteld. De gelovige die er zijn vredeskus op drukt, betoont ook eerbied en devotie voor Hij die aan het kruis is gestorven en met wiens lichaam hij vervolgens zal worden verenigd door middel van de hostie. De altaarkus door de priester aan het begin en het einde van de mis, is een begroeting van en een eerbetoon aan de Tafel van de maaltijd van de Heer. Het is op dit
altaar dat de hostie geconsacreerd wordt en waarin of waaronder zich de relieken kunnen bevinden van een vereerde heilige. De altaarkus is in dat geval ook een groet en een gebaar van devotie aan de heilige in kwestie. De kus op de paxtafel bij het eucharistisch ritueel en de kus in de reliekverering blijken soms zeer gelijkaardig te zijn. Soms wordt zelfs naar kusreliekhouders verwezen met het woord pax. Vermoedelijk worden paxtafels, die niet langer gebruikt worden omdat de vredeskus vervangen is door de vredeswens, op dezelfde manier gehanteerd als de kusreliekhouders. Thans is het gebruik van paxtafels en kusreliekhouders voor velen onbekend. Dit artikel vestigt de aandacht op een vaak minder gekend stukje immateriĂŤle, religieuze geschiedenis.
21
voor u gelezen Patrick Allegaert, Vincent Van Roy (eindredactie), IJzeren longen, warme harten. Musea en collecties van geneeskunde en zorg in België, Nederland en Luxemburg, Antwerpen-Apeldoorn, 2014 SIBYLLA GOEGEBUER las het voor u
We hebben er lang op gewacht. Op 24 januari 2014 was het eindelijk zover. De publicatie ‘IJzeren longen, warme harten. Musea en collecties van geneeskunde en zorg in België, Nederland en Luxemburg’ rolde vers van de pers op het juiste moment. De vijftigste verjaardag van de Belgische Ziekenhuiswet uit 1963 biedt een ideale kans om het gerelateerde erfgoed in de Benelux zo goed als mogelijk op te lijsten in een attractieve uitgave. Het resultaat mag een pareltje worden genoemd. Dit unieke boek stelt veertig instellingen met publiek toegankelijke collecties en musea met medisch, farmaceutisch en zorgerfgoed voor, in woord en beeld. De tekstuele en de visuele informatie, gekruid door het universele zorgverhaal, worden compact geformuleerd en gepresenteerd. Drie landen en twee taalgebieden komen aan bod. De diversiteit van de verzamelingen en instellingen, naar oorsprong en kunst- en medisch-historische aard, onderstreept het unieke karakter van de uitgave. Het pareltje wordt ook een snoepje. De geschiedenis van de collecties die in het boek worden voorgesteld, gaat uiteraard veel verder terug dan de tijdsspanne van de jongste vijftig jaar. Toegankelijke, herkenbare verhalen en representatief beeldmateriaal kunnen zonder twijfel een breed publiek aanspreken. Het bijzondere verleden van de voorgestelde verzamelingen en instellingen nodigt ontegensprekelijk uit tot een kennismaking met het rijke medische, farmaceutische en zorgerfgoed op locatie.
22
Het boek kwam tot stand met de steun van de Belgische Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en op laste van Hospitium vzw, de Vereniging voor de geschiedenis van de Hospitalen en de Zorg. Patrick De Rynck herwerkte alle teksten tot een eenvormig ensemble.
Tim Brown, Doctor, circa 1960, olieverf op paneel, Museum Dr. Guislain, Gent
‘IJzeren longen, warme harten’ op uw boekenplank: Integraalband, vierkleurendruk, 20x25 cm, 125 pagina’s, 96 afbeeldingen Uitgeverij GARANT, Antwerpen-Apeldoorn, 2014 - ISBN 978-90-441-3024-9 Verkoopprijs 25 euro Te koop in de museumshop Info www.hospitium.be #hospitiumvzw
beste museumvriend(in),
In 2013 werd de collectie van het prentenkabinet van het Groeningemuseum verrijkt dankzij een schenking van de Vrienden van Musea Brugge. Op vraag van het museum werden bij veilinghuis Bassenge zeven kleurrijke gouaches aangekocht met voorstellingen naar de Stanze van Rafaël (Urbino 1483 – Rome 1520)
en zijn leerlingen in het Vaticaan. De Brugse kunstenaar Joseph-Charles De Meulemeester (Brugge 1774 – Antwerpen 1836) was geïntrigeerd door deze fresco’s van de Italiaanse meester. Met pauselijke toestemming schilderde De Meulemeester de voorstellingen op locatie minutieus na. De kunstenaar werkte
gedurende 12 jaar aan dit project. Na terugkeer naar zijn geboorteland in 1820 verspreidde hij zijn voorstellingen via gedrukte en geschilderde reproducties in zwart-wit en kleur. Vanaf juni zullen de stukken te zien zijn in een collectiepresentatie met andere nieuwe aanwinsten van het Groeningemuseum.
(naar?) Joseph-Charles De Meulemeester naar Rafaël, Josua doet de zon en de maan stilstaan, gouache 321 x 422 mm, ca. 1807-1853, Groeningemuseum Foto: (c) Lukas - Art in Flanders vzw, Dominique Provost
Rechtzetting Bij het artikel over René De Pauw in het vorige museumbulletin ( 2013/4) is de bronvermelding vergeten: Dezutter, Willy, Zeven karikaturen van René De Pauw uit de periode 1918-1920, in: Jaarboek 1985-86 Stedelijke Musea Brugge, p. 82-91.
23
Colofon Museumbulletin is een driemaandelijks tijdschrift van Musea Brugge, uitgegeven door vzw Vrienden van de Stedelijke Musea Brugge Verantwoordelijke uitgever: Bertil van Outryve d’Ydewalle, p/a Dijver 12, 8000 Brugge Coördinatie: Sibylla Goegebuer Eindredactie: Aleid Hemeryck en Geert Souvereyns Redactie: Till-Holger Borchert, Rudy De Nolf, Hubert De Witte, Sibylla Goegebuer, Aleid Hemeryck, Willy Le Loup, Manfred Sellink, Geert Souvereyns museumbulletin.redactie@brugge.be Opmaak: Agates, Brugge Druk: De Windroos, Beernem
Musea Brugge Dijver 12, 8000 Brugge T 050 44 87 43 F 050 44 87 78 www.museabrugge.be musea@brugge.be
BIJZONDERE BEGUNSTIGERS