driemaandelijks tijdschrift afgiftekantoor
MUSEUM
BULLETIN
8000
- 38ste jaargang apr-jun 2018 1 - 2de afdeling P408620
brugge
2
liquid city | vloeibare stad vlijtige vingers ter ere van gods glorie aanwinsten voor groeningemuseum over voetlijsten, zwaluwstaarten en zijwangen zwarte katten en gezellen
Voorwoord directie
3
Liquid city | Vloeibare stad
4
Vlijtige vingers ter ere van Gods glorie
8
Nieuwe aanwinsten Groeningemuseum
13
Over voetlijsten, zwaluwstaarten en zijwangen
17
Zwarte katten en gezellen
20
In 2019 opent het vernieuwde Gruuthusemuseum de deuren. Het wordt een huis vol verhalen over Brugge, die je anders zullen doen kijken naar de stad. Wil je op de hoogte blijven van de werken in en om het museum? Neem een kijkje op: www.verrijkjekijkopbrugge.be !
Studio KCA, Skyscraper (de Brugse walvis) Š Chuck Choi
beste museumvriend, beste lezer, Vijf jaar geleden werd op het stadhuis voor het eerst de idee van een nieuwe Brugse Triënnale voor hedendaagse kunst gelanceerd. Twee jaar lang werkten Musea Brugge, Brugge Plus en het Cultuurcentrum intensief samen om dit evenement te realiseren. De Bruggelingen en de internationale bezoekers konden tussen mei en september 2015 genieten van het resultaat: een opmerkelijk kunst- en architectuurparcours in de openbare ruimte van de Brugse binnenstad. De eerste editie van de nieuwe Triënnale sprak tot de verbeelding en betekende een vernieuwde beleving van onze werelderfgoedstad. Installaties zoals het zwemplatform van Bow Wow op de Lange Rei, het (inmiddels door de Musea aangekochte) miniatuurlandschap van Song Dong aan de Salvatorskerk, het URB EGGcafé aan de Gistfabriek, werden door jong en
oud gesmaakt en toonden aan dat een historische stad wel degelijk kan vernieuwen. Sindsdien gold het woord “Triënnale” in Brugge als synoniem voor duurzame vernieuwing. Veel zaken die voordien onbespreekbaar leken, bleken plots wel bespreekbaar. Het onthaalpaviljoen bij het Gruuthusemuseum, dat binnenkort zal verschijnen, is er evenzeer getuige van als de geplande nieuwe kunst- en museumsite tussen de Oude en Nieuwe Gentweg. Voor die laatste site heeft Musea Brugge bij de Vlaamse overheid net een subsidieaanvraag bij het Vlaams Fonds voor culturele infrastructuur ingediend. Nu, drie jaar later, is de tweede editie van de Triënnale van start gegaan, met opnieuw iconische werken op markante plekken. Mede-
curator Els Wuyts schrijft er meer over in dit bulletin. De tweede Triënnale heeft ruime aandacht gekregen in de internationale pers en ook de reacties op sociale media zijn overweldigend. Ze overstijgen zelfs de verwachtingen van de kunstenaars. Skyscraper – zeg maar de Brugse walvis – is zonder twijfel uitgegroeid tot een van de meest gefotografeerde monumenten van Brugge, met Selgascano’s Paviljoen op de Coupure op de tweede plaats. Ik ben nog niemand tegengekomen die niet enthousiast is en ik hoop dat ook jullie – de Vrienden van Musea Brugge – hiervan tijdens de komende maanden ten volle kunnen genieten. Till-Holger Borchert Directeur Musea Brugge
museumbulletin > liquid city | vloeibare stad
liquid city | vloeibare stad triënnale brugge 2018 Triënnale Brugge 2018: Liquid City | Vloeibare Stad haakt in op het thema van de eerste editie in 2015, waarbij werd nagedacht over de stad als een megapolis. Alleen gaat het nu nog een stapje verder: hoe flexibel, vloeibaar, weerbaar kan een historische stad als Brugge zijn in een tijd waar niets nog zeker lijkt? De wereld verandert snel, gevestigde gedachten en leefvormen staan onder druk. Wat brengt de toekomst? Triënnale Brugge heeft internationale kunstenaars en architecten uitgenodigd om hierover na te denken. Velen zochten voor hun werk inspiratie in de rol van het vloeibare dat de stad letterlijk doorkruist en omringt. Het water, dat Brugge ooit zijn wereldfaam bezorgde, wordt een metafoor voor Liquid City. In de binnenstad worden kunstwerken, installaties en ontmoetingsplekken opgebouwd. Ze vormen een gastvrij parcours dat bewoners en bezoekers op onverwachte plekken samenbrengt. Want net dat is een van de doelstellingen van Triënnale Brugge 2018: ontmoetingen genereren, mensen uitdagen om de kunstwerken niet alleen te bezichtigen, maar ook te beleven en deel uit te maken van het creatieve proces. Door ELS WUYTS
Paviljoen van Spaanse architectenduo selgascano in de Coupure © Triënnale Brugge 2018 foto Jasper van het Groenewoud
4
vloeibaar leven in een vloeibare stad In mei 2018 start in Brugge de tweede editie van de Triënnale voor Architectuur en Beeldende Kunsten met de tentoonstelling Liquid City | Vloeibare Stad. In dat verband nodigen de curatoren Till-Holger Borchert en Michel Dewilde een reeks kunstenaars en architecten uit om nieuw werk te concipiëren in functie van het concept van de vloeibare samenleving. Geïnspireerd door een aantal teksten van de Pools-Engelse filosoof en socioloog Zygmunt Bauman (1925-2017) is gekozen voor de thematiek van de actuele stad en haar samenleving als een vloeibaar gegeven. Het bekendste concept dat vandaag met Zygmunt Bauman wordt geassocieerd, is dat van de ‘liquid society’, een (post-)moderne samenleving die wordt beheerst door het permanente veranderen en constante vervloeien van wat haar ooit soliditeit verschafte. De huidige maatschappij wordt gekenmerkt door variatie, pluralisme, ambiva-
lentie en contingentie en heerst in een precaire toestand: een wereld in ontbinding, waar alles op losse schroeven lijkt te staan, onderhevig aan globale maatschappelijke, politieke, economische en ecologische omwentelingen. De huidige periode is vervlochten met onduidelijkheid over positie en levensonderhoud, een gevoel van onveiligheid van het eigen lichaam en bezittingen, overconsumptie en escapisme. Omdat die onzekerheid over de toekomst het verlangen naar zekerheid oproept, ziet Zygmunt Bauman het als een taak om valse zekerheden te ondermijnen. Eigen aan de toekomst is immers dat je niet weet wat ze inhoudt, elk moment in de geschiedenis houdt een veelheid aan mogelijkheden in zich, maar we weten niet welke werkelijkheid zullen worden. Zijn kritiek wil evenwel niet leiden tot fatalisme of doemdenkerij, maar draagt een krachtig appèl in zich: hij toont aan dat de manier waarop we momenteel ons leven organiseren één mogelijkheid is naast andere. Hij wil ons niet alleen
tot een beter begrip van het heden brengen, maar ook tot een verantwoordelijke houding ten aanzien van de toekomst.
tijdelijke constructies met een duurzaam karakter En in deze vloeibare tijden is elke stad – ook een kleinere centrumstad zoals Brugge – potentieel een spiegel van de wereld en haar stromen en bewegingen. Zeshonderd jaar geleden was deze regio evengoed een smeltkroes van verandering. In het verhaal van de Triënnale functioneert de huidige situatie van de stad naast het beeld van de middeleeuwse metropool als symbool voor een vorm van succesvolle stedelijkheid waar verbindingen en samenwerking voorop staan. Dankzij haar fysieke locatie, de rol van waterlopen en de nabijheid van de zee, kon de stad lokale en internationale handel met elkaar verbinden.
5
museumbulletin > liquid city | vloeibare stad
gigantische walvis duikt op uit het water, vervolledigt bijna het idyllische karakter van het plein, maar is tegelijk een manier om het te hebben over de mondiale afvalproblematiek. Bij ‘ACHERON I’ van Renato Nicolodi lijkt een betonnen constructie ons voorbij de grens van het wateroppervlak mee te willen voeren, naar een wereld die boven- en onderwereld verbindt, een toegangspoort tot het ongekende. John Powers verbindt dan weer verleden en heden in een duizelingwekkende modernistische zwanenhals en met ‘Fountain of Life’ brengt Monir Shahroudy Farmanfarmaian een meerlagig volume in glas, geïnspireerd door geometrische patronen uit diverse culturen en achtergronden.
1
2 daagd om de routine te doorbreken. Het verleLiquid1 City | Vloeibare Stad behelst verschilden hoeft hierbij geen vlucht te zijn, maar wordt John Powels, Lanchals lende intensiteiten: het hart van de Triënnale Foto Iwan Baans, (c) Triënnale Brugge 2018 een vertrouwelijke context voor spannende ontbestaat uit een parcours van in situ creaties dekkingen of ietwat vreemde ervaringen met gelegen de historische binnenstad. Het zijn een duurzame impact. 2 in Renato Nicolodi, Acheron I tijdelijke constructies die in de vorm van instalFoto Iwan Baans, (c) Triënnale Brugge 2018 laties, performances of sculpturen iets toevoeSommige architecten en kunstenaars vertalen gen aan het kader van de gezellige straten, de verbeelding van de vloeibare stad op een 3 The Floating Island van ORBA in de Langerei, © Triënnale Brugge 2018 pleintjes en reitjes. Het is een verbinding van meer symbolische en abstracte manier. Het heden, verleden en toekomst, waar oude vorzijn ingrepen die ons van op afstand, langs de men en gedachten vervloeien en zullen stollen oever of aan de kade, doen nadenken, drotot nieuwe vormen en gedachten. Het dagelijkse men of twijfelen. De ‘call to action’ van het en vertrouwde beeld van de stad wordt uitgearchitectenduo StudioKCA is er zo één: een
6
Andere kunstenaars en architecten ontwikkelen gastvrije ontmoetingsplaatsen, plekken waar ruimte is om ‘de ander’ of ‘de vreemde’ informeel en toevallig te kunnen kruisen. Op de ‘BRUG’ van Jarosław Kozakiewicz bijvoorbeeld, maar ook in de beeldende constructie van Wesley Meuris op de Burg, de rechthoekige units uit de verticale woonstructuur van Bruggeling Peter Van Driessche of ‘Floating Island’ van OBBA. Het zijn werkbare instrumenten waar uitsluiting of dominantie achterwege kunnen worden gelaten. Het zijn mogelijke alternatieven om tot ontmoeting te komen en misschien zelfs om uit vrije wil een gesprek aan te gaan. Dat zal zeker het geval zijn aan het paviljoen van selgascano, een duo uit Madrid dat in de Coupure voor een kleurrijke ‘bubbel’ zorgt die uitnodigt om een duik in het water te nemen of langs de waterkant te flaneren. Of is het een observatiepunt voor wat een eenvoudig lijkend idee teweeg kan brengen: samen zijn? Ten slotte onderzoekt een andere groep architecten en kunstenaar de directe samenwerking met buurtbewoners, waarbij het procesmatige en participatieve karakter primeert. Voor de ‘Minne Floating School’ ontworpen door Kunlé Adeyemi hebben leerlingen en leerkrachten uit klassen met diverse achtergronden en met eigen leerdoelen gewerkt rond paviljoenen in of
3 op het water. In ‘House of Time’ creëren Brugse jongeren samen met Raumlabor een microfabriek in de schaduw van een industriële site, waar naast engagement ook verwacht wordt om het individualisme achterwege te laten. En in het godshuis aan de Garenmarkt lijkt het traject van Ruimteveldwerk sociale patronen in alle stilte te bespreken. Het is een aftastend benoemen van de grens tussen privé en publiek, maar ook van vereenzaming en veroudering. Is het ook geen manier om het over populaire toeristische bestemmingen te hebben?
een nieuwe artistieke ‘hub’ in de stad: de poortersloge In de gebouwen van de gerenoveerde Poortersloge wordt het thema van de vloeibare stad verder verdiept aan de hand van enkele nieuwe werken en bestaande maquettes, video’s en archiefmateriaal. Naast het monumentale houten diorama van Roxy Paine en de video-installatie van Tomás Saraceno, orkestreert Rotor een natuurhistorische museale installatie over de Chinese Wolhandkrab, een exotische diersoort
die in China als delicatesse en in de Europese wateren als een bedreiging voor het natuurlijke evenwicht wordt beschouwd. De Poortersloge is naar aanleiding van de Triënnale een hub: een soort ‘switch’ in de infrastructuur van het culturele netwerk van de stad, de combinatie van een pop-up café dat ondertussen gekend is bij het publiek als URB EGG, tentoonstellingsruimte én onthaalplek. En waar de artistieke ingrepen in het stedelijke weefsel voor een andere beleving van de omgeving zorgen, is de dynamiek die op vrijwillige basis gegenereerd is, minstens even bemoedigend te noemen. Het is een feest om te merken hoe vaak op particuliere basis onafhankelijk initiatieven worden genomen om aan Liquid City | Vloeibare Stad een extra stem te geven. Terwijl niet direct een ‘open call’ werd uitgestuurd, zijn voorstellen voor extra tentoonstellingen, lezingen, workshops of voorstellingen vervlochten geraakt in een “Inspired by” programma. De ideeën worden gewikt en gewogen en gerealiseerd met eigen middelen en volgens schaal en draagkracht van de initiatiefnemers. Ze lij-
ken wel de belichaming van de ‘opdracht’ van Zygmunt Bauman: gewaardeerde betekenisvolle acties die voorbij de traditionele festivalprogrammering gaan, maar vertrekken vanuit een eigen enthousiasme en waar beperkingen het streven naar kwaliteitsvolle mogelijkheden niet in de weg hoeven te staan. Nu of later. Referenties voor deze tekst komen uit de catalogus waarin diverse auteurs uitgenodigd zijn om te reageren of zich te laten inspireren door het concept. In die zin fungeert de catalogus eveneens als een gastvrije ruimte voor debat, gedachtewisselingen of poëtische bespiegelingen met teksten van Anna Tsing, Till-Holger Borchert, Michel Dewilde, Marc van den Bossche, Tom Trevor, Abdelkader Damani en Gilles Rion (FRAC Centre-Val de Loire).
Triënnale Brugge 2018: Liquid City | Vloeibare Stad brengt hedendaagse kunst en architectuur in de historische binnenstad van Brugge, is gratis, dagelijks toegankelijk tussen 12:00 en 18:00 en loopt van 5 mei tot 16 september 2018. Meer informatie: www.triennalebrugge.be
7
museumbulletin > vlijtige vingers ter ere van gods glorie
vlijtige vingers ter ere van gods glorie religieuze kant uit brugse kerken en kloosters Het religieus erfgoed in Brugge is omvangrijk. Daarbij denken we onmiddellijk aan beelden, schilderijen en kerkmeubilair. Een weinig gekend onderdeel ervan is echter het religieus textiel. Minder gekend omdat het meestal opgeborgen blijft in de kasten van de sacristieën… als het niet verdween bij de grote ‘schoonmaak’ n.a.v. het Tweede Vaticaans Concilie. Binnen het liturgisch textiel nam kantwerk een behoorlijke plaats in, als onderdeel of als autonoom stuk. Door juist die hervorming in de Kerk komen die broze kantstukken sinds de jaren 1960 nog nauwelijks naar buiten. Met deze tentoonstelling in de Sint-Gilliskerk hopen we dit door het grote publiek minder gekend aspect van het Brugs patrimonium bekender te maken. Door BENOIT KERVYN
kant in religieuze context
1 Velum met de afbeelding van de
relikwie van het Heilig Bloed, 1684 Brugge, Schatkamer van de Edele Confrérie van het Heilig Bloed Foto Cel fotografie Stad Brugge
8
Kant staat voor een verfijnde afwerking aan de rand, vandaar de term ‘kant’, van zowel gebruiksvoorwerpen als het kostuum in de dames- als herenmode. In eerste instantie denken we dan aan de indrukwekkende molensteenkragen, de delicate Medicikragen of andere verfijnde beffen en manchetten die we aantreffen op portretten van edelen en vooraanstaande burgers of in vitrinekasten van musea. De Kerk zou echter niet onderdoen. Zowel in de kleding van de geestelijken als in de gebruiksvoorwerpen voor de eredienst komt kant vaak voor. Talrijk zijn de bewaarde albestroken, altaardwalen, palla’s, corporalen, Mariasluiers, ciborievelums, stolakraagjes en benedictievelums die een uiting zijn van dit verfijnd handwerk. Het religieus kantwerk maakt gebruik van het rank- en bloemwerk en andere motieven die te vinden zijn in het ’burgerlijk’ kantwerk. In sommige kantstukken duiken specifieke religieuze symbolen op. De stijlen en motieven van het decor refereren naar de in omloop zijnde mode. De 16de en 17de eeuw worden gekenmerkt door een symmetrische opbouw. Het geometri-
sche en strakke van de renaissance verdwijnt in de barok ten voordele van florale motieven. Afhankelijk van de kantsoort kunnen motieven weinig of juist veel contrast vertonen met de grond. We zien een zekere dynamische exuberantie aan zwierige acanthusbladeren en rankwerk. Ook een licht reliëf is vast te stellen in bepaalde kantsoorten. De elegante rank- en bloemmotieven in de rococo, vanaf 1730, krijgen naast een overheersende asymmetrie het gezelschap van het typische rocaillemotief. In de 19de eeuw domineren, onder invloed van het romantisme, tekeningen verwijzend naar de (neo)barok. Zeker in kant voor religieus gebruik, en in het katholieke Brugge, zijn referenties naar de neogotische vormentaal duidelijk herkenbaar. De stijl zou nog tot na W.O.I worden toegepast. Belangrijk is eveneens de in 1809 door de Engelse John Heatcoat op punt gestelde tulemachine. Het werk ging daardoor niet enkel sneller maar was ook goedkoper. In het begin van de 20ste eeuw verliest de tekening van de kant alle uitbundigheid en wordt eerder stereotiep. Niet enkel in de mode verdwijnt omstreeks 1920-1930 stilletjes het
1
gebruik van kant. Ook het Concilie Vaticanum II (1962-1965) en haar “aggiornamento� (het moderniseren van de Katholieke Kerk) vond haar weerslag in een sobere vestimentaire code in de liturgie, wat niet belet om naar aanleiding van bepaalde plechtigheden de rochet of een andere superplie te blijven gebruiken. Naast schenkingen, bijvoorbeeld naar aanleiding van een priesterjubileum of kloosterintre-
de, werd kant ook vervaardigd door religieuzen in kloosters. Zo bezitten de zusters Maricolen, net zoals de zusters van Spermalie en van SintJan diverse stukken vervaardigd door medezusters. Uiteraard werd het mooiste kantwerk enkel gebruikt met specifieke feestdagen zoals Kerstmis, Pasen, Sacramentsdag. Voor dagelijks gebruik gaven kerkbedienaars de voorkeur aan minder fijne kantsoorten of aan imitatiekant zo-
als borduurwerk, applicatie op tule of haakwerk. Deze zaken zijn minder broos en van op afstand oogde het effect even mooi. Zeker bij het vele knielen bleef de hiel van de pastoor vaak haperen in de kanten boord van de albe.
versiering en symbolen Kantwerk vervaardigd voor de liturgie vertoont uiteraard religieuze symbolen. Het repertoire is
9
museumbulletin > vlijtige vingers ter ere van gods glorie
1 Palla, Brugs bloemwerk, begin
20ste eeuw Brugge, Sint-Annakerk
2 Kloosterkleed, Brugs bloemwerk,
20ste eeuw Brugge, Musea Brugge (Foto: Karin Borghouts)
3 Albeboord met Johannes de Evan-
gelist, Brugs bloemwerk, begin 20ste eeuw Brugge, Zusters Maricolen (zie pagina 12)
1
ruim, gaande van kruisen in allerlei vormen, als repetitief patroon of als centraal onderwerp, tot het IHS-monogram en het Maria-monogram, druiven en korenaren (Eucharistie), Alfa en Omega (eerste en laatste letter van het Grieks alfabet hetgeen verwijst naar Christus is het begin en het einde), het Lam Gods, enz. tot afbeeldingen van heiligen. Vaak wordt het motief bepaald door de functie waarvoor de kant gebruikt wordt. Het motief van een kelk tussen korenaren en druiventrossen komt vaak terug bij: kantstukken verwerkt in communiedwalen, of die verband houden met het tabernakel waarin de geconsacreerde hosties worden bewaard, of die in contact komen met de monstrans. Ook komen in kant uitgevoerde opschriften zoals “Ecce panis angelorum factus cibus viatorum” (“Ziehier het brood der engelen, dienende als voedsel voor de reizigers” / ‘Lauda Sion’ van Thomas van Aquino), of “Ecce Agnus Dei” (“Zie-
10
hier het Lam Gods”, woorden uitgesproken door Johannes de Doper verwijzend naar Jezus). Een palla, een met textiel overtrokken vierkantvormig stuk karton (ca. 20 x 20 cm) geplaatst op de kelk vóór en na de consecratie zodat stof en insecten niet in de wijn komen, kan zowel een kanten boord hebben als een volledig met kant versierd bovenvlak. Ook hier vaak een kruis, korenaren en druiventrossen, maar soms eveneens met de passiebloem, het floraal symbool bij uitstek rond lijden en dood van Christus.
bijzondere stukken in de tentoonstelling Bijzondere stukken zijn o.a. een albeboord in Brugs bloemwerk. Tussen de florale decoratie prijken dertien medaillons met daarin Christus en de twaalf apostelen. Iconografisch heel interessant is een dwaal met de voorstelling van de relikwie van het Heilig Bloed gehouden door
twee engelen, erboven Christus die zijn zijwonde toont en eronder de pelikaan, symbool voor het offer van Jezus aan het kruis. Daarbij draagt het kantwerk het jaartal 1684. De inspiratie werd gehaald uit toen in omloop zijnde devotieprenten en medailles. Heel waarschijnlijk werd dit kantwerk vervaardigd naar aanleiding van de honderdste verjaardag van het einde van het calvinisme in Brugge waardoor confrérielid Juan Perez de Malvenda de relikwie uit haar schuilplaats kon halen en de verering, in een contrareformatorische beweging, als nooit tevoren kon bloeien. Indrukwekkend is zeker ook een volledige tabernakelversiering bestaande uit diverse onderdelen. Daarnaast werden er ook religieuze kantstukken gemaakt die niet ressorteren onder de liturgische kledij van priesters noch voor voorwerpen verbonden aan liturgische handelingen. Daarbij denken we aan de sluiers van Maria-
2
11
museumbulletin > vlijtige vingers ter ere van gods glorie
beelden. Vaak gaat het om tule opgesmukt met het (gekroond) Maria-monogram en een boord met florale motieven. Bewust refereren de voorgestelde bloemen ook naar de Moeder Gods, zoals rozen, lelies, akelei, viooltjes. De tentoonstelling toont kantstukken bewaard in diverse Brugse kerken en kloosters, net zoals uit de collectie van Musea Brugge. Vooral de kloosters bewaren prachtige stukken, handwerk met de grootste zorg uitgevoerd en met veel zorg bewaard, doorgegeven van generatie op generatie. De tentoongestelde stukken zijn voorbeelden uit de kledij zoals alben, superplie, rochet en stolakraagjes. Aangezien vandaag de liturgische gewaden anders zijn, worden deze stukken getoond onder de vorm van een (intrede)processie. Bij het textiel voor liturgische handelingen, zoals altaardwalen, antependia, communiedwalen, credenstafeldwalen, tabernakelvelums, palla’s, corporalen, kelkdoekjes worden de objecten vaak getoond in hun functie. Op die manier zal deze religieuze terminologie voor jong en oud duidelijk aanschouwelijk worden gemaakt. Onder gelegenheidstextiel met kant worden benedictievelums, monstransvelums, Mariasluiers en een kloosterkleed getoond. Het spreekt voor zich dat, gezien de vele stukken die worden gepresenteerd, er zowel kantwerk getoond wordt in klos- als in naaldkant, soms in een combinatie van beide technieken. Bij kloskant zijn er voorbeelden met doorlopende draden (zoals de Vlaanderse kant, de in Brugge vaak uitgevoerde Valenciennes, de Binche...) als met afgeknoopte draden (zoals de Brugse Duchesse, ook Fijn Brugs bloemwerk genoemd). De naaldkant wordt vertegenwoordigd door zowel Venetiaanse naaldkant als Brusselse gaaskant. Onder de gemengde kant is er de applicatie van gekloste of naaldkanten motieven op drochelgrond (handgekloste tule) en mechanische tule. Het is duidelijk dat in de tentoonstelling pareltjes te ontdekken zijn: kantstukken met een verhaal en vaak niet (meer) door de leek van zo dichtbij te bewonderen.
12
3
De tentoonstelling vindt plaats in de Sint-Gilliskerk (Baliestraat) van 1 juli tot 30 september en is iedere dag open van 11 tot 18uur. Toegang gratis. Het initiatief kadert in het Wereld Kant Congres dat in Brugge doorgaat op 17, 18 en 19 augustus 2018 www.worldlacecongressbrugge2018.be
museumbulletin > aanwinsten voor het groeningemuseum
aanwinsten van chainaye en doudelet voor het groeningemuseum
Vanaf juni kunnen bezoekers in het Groeningemuseum een nieuwe presentatie ontdekken met werk uit de jaren 1880-1914, het zogenaamde fin de siècle. Naast de bekende kunstwerken van Fernand Khnopff en Emile Claus zijn heel wat tekeningen en prenten geselecteerd waarvan sommige nooit eerder werden getoond. Deze collectiepresentatie is bovendien de uitgelezen kans om twee aanwinsten van Achille Chainaye en Charles Doudelet voor te stellen. Door LAURENCE VAN KERKHOVEN De stad Brugge streeft er permanent naar om haar collectie uit te breiden met kwaliteitsvolle kunstwerken die een verrijking voor het museale erfgoed kunnen betekenen. Alle kanalen worden onderzocht om het kunstpatrimonium verder aan te vullen. Hierbij is de kunsthandel vanzelfsprekend een belangrijke partner. De twee recentste aanwinsten voor de laatnegentiende-eeuwse collectie van het Groeningemuseum zijn aangekocht bij Thomas Deprez. Deze kunsthandelaar herontdekte een belangrijk – en tot nu toe verloren gewaand – plaasteren beeld van de avant-gardebeeldhouwer Achille Chainaye.Hij beschikte ook over een klein, maar sterk werk door de symbolistische kunstenaar Charles Doudelet, van wie het Groeningemuseum tot nu slechts enkele lithografieën bezat.
achille chainaye De kans is groot dat de naam Achille Chainaye (Luik 1862 – Richmond 1915) niet meteen een belletje doet rinkelen. Nochtans was hij in 1883 een van de medestichters van Les XX, de beroemde Belgische avant-gardegroep. Tussen 1884 en 1886 nam hij actief deel aan de salons van Les XX. De relatie met de kring bekoelde echter snel waardoor hij in 1888 uiteindelijk ontslag nam. Verbitterd beëindigde hij zijn carrière als beeldhouwer en stortte hij zich met succes op een tweede loopbaan als journalist/ kunstcriticus. Onder het pseudoniem Champal publiceerde hij regelmatig in de liberaal-democratische krant La Réforme en werd hij een van de befaamdste Belgische journalisten (Hostyn, 2007). Door zijn korte loopbaan als beeldhouwer heeft
13
museumbulletin > aanwinsten voor het groeningemuseum
Chainaye slechts een beperkt oeuvre nagelaten. Tot nu toe waren niet meer dan drie beelden van hem bekend: een gipsen buste van een koorknaap of misdienaar in de collectie van het museum La Boverie in Luik, een ander gipsen beeld van een rabbijn in het museum van Elsene en een bronzen borstbeeld, getiteld San Giovannino, in het stadhuis van Dendermonde. Dankzij de herontdekking van La Muette wordt duidelijk waarom Chainaye tot een van de meest eigenzinnige avant-garde beeldhouwers van de Belgische kunstwereld kan gerekend worden.
la muette: chainayes meesterwerk
1
1 Achille Chainaye, La Muette, 1883, gepatineerd plaaster, 58,5 x 34,5 x 22
cm, Brugge, Groeningemuseum © Cedric Verhelst
2 Charles Doudelet, Charon of Le Nautonier Maudit, ca. 1896, pentekening
met aquarel op papier, 23,1 x 29,4 cm, Brugge, Groeningemuseum © Lukas - Art in Flanders vzw Foto Dominique Provost
14
Op de allereerste expositie van Les XX in 1884 stelde Chainaye vier werken tentoon. Naast drie sculpturen die hij al eerder had laten zien, presenteerde hij er voor het eerst een beeld van een stomme vrouw (La Muette) die – zoals blijkt uit de begeleidende catalogus – toebehoorde aan Jef Lambeaux (Les XX, 1884). Chainaye bleef zijn leven lang bevriend met de tien jaar oudere beeldhouwer Jef Lambeaux. De inzendingen van beide kunstenaars voor het salon van 1884 vielen niet onopgemerkt bij Emile Verhaeren. Deze schrijft in La Jeune Belgique: “Chainaye se montre moins emporté, moins viril que son ami [Jef Lambeaux], il tâche de glisser dans son art plus de sentiment. Il émane de l’apitoiement de ses (…) envois. Typha et surtout la Muette impressionnent et attendrissent.” (Verhaeren, 1884). Van de debuuttentoonstelling van Les XX zijn verschillende foto’s bewaard waarop Chainayes La Muette duidelijk te zien is. Het leidt geen twijfel dat de Brugse musea nu in het bezit zijn van het originele beeld dat deel uitmaakte van de collectie van Jef Lambeaux en tentoongesteld was op het salon van Les XX in 1884. De aanwezigheid van twee handtekeningen op de linkerflank van de basis lijkt dit enkel te bevestigen. De eerste signatuur (AcChainaye / Dinant 83) is in het nat gegraveerd, terwijl de tweede signatuur (Jef Lambeaux / Liège le 1 ‘bre 83) in het droog gekerfd is. Het is een duidelijke uiting van de nauwe vriendschapsbanden die tussen
de twee kunstenaars bestonden. Deze bijzonder expressieve gipsen buste is een echt meesterwerk vol menselijkheid en melancholie. Chainaye legde zich toe op de voorstelling van een specifiek type van menselijk lichaam, zoals Célestin Demblon het treffend verwoordde: “pezig, gewrongen, zelfs verlept maar toch voornaam en vervuld van een vredige, soms onbewogen en oneindige melancholie” (Lettens, 1990). Het suggestieve realisme van het beeldhouwwerk beantwoordt bovendien perfect aan de omschrijvingen van de toenmalige kunstkritieken: “corps émaciés et souffrants qui tant de fois ont fait s’exclamer d’effroi les bourgeois”, “comme une évocation
immatérielle et tout originale de la mélancholie”, “la touchante et savoureuse originalité de l’art souffrant, si vrai et si subtil” (Deprez, 2017). Het lijkt dus alsof de essentie van Chainayes hoogstpersoonlijke stijl in dit ene beeld vervat is.
charles doudelet Hoewel minder bekend dan George Minne, was ook Charles Doudelet (Lille 1861 – Gent 1938) een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het symbolisme in België. Net als Minne raakte hij bevriend met de dichter Maurice Maeterlinck en illustreerde hij verschillende van zijn werken. In 1896 verscheen Maeterlincks
gedichtenbundel Douze Chansons, op schitterende wijze verlucht door Doudelet. Het jaar 1896 mag voor Doudelet als een spiljaar worden beschouwd in zijn evolutie naar een groter meesterschap over de pen (Legrand, 1979). Vanaf dan zag hij zijn faam steeds meer groeien en werd hij regelmatig gevraagd als illustrator. Hij nam ook herhaaldelijk deel aan de salons van La Libre Esthétique, de kunstkring die in 1894 opgericht werd als opvolger van Les XX.
charon of le nautonnier maudit De zojuist aangekochte met aquarel gehoogde pentekening toont een norse Charon-figuur die
2
15
museumbulletin > aanwinsten voor het groeningemuseum
dat het beeldvlak overheerst vinden we ook bij hem terug, net als het voorovergebogen lichaam van de frêle ziel die in zwarte rouwkledij gehuld is. Dit blad vormt een mooie aanvulling voor de kleine maar fijne symbolistische collectie van het Groeningemuseum. Selectieve bibliografie Over Chainaye: T. Deprez, Achille Chainaye, La Muette, 2017, ongepubliceerd dossier. N. Hostyn, “Chainaye, Achille Jean François alias Champal”, in: Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 18, Brussel, 2007, pp. 178-182. H. Lettens, “Chainaye, Achille”, in: J. Van Lennep (red.), De
1
19de-eeuwse Belgische Beeldhouwkunst, tent. cat. Brussel (Generale Bank), 1990, pp. 319-320. E. Verhaeren, “Chronique Artistique: Exposition des XX (Second article)”, La Jeune Belgique, 1884 (15 maart), tome III, nr. 4, pp. 242-246. Les XX Catalogue de l’exposition de 1884, tent. cat. Brussel, 1884, zonder paginanummering. Over Doudelet: F.-C. Legrand, Het symbolisme in de Belgische tekening, Brussel, 1979, losbladig, ill. La Libre Esthétique. Catalogue de la troisième exposition à Bruxelles du 22 février au 30 mars 1896, tent. cat. Brussel, 1896, pp. 22-23, nr. 177.
1 Anoniem, Salon van Les XX,
2
de ziel van een gestorvene over de rivier de Styx loodst. De tekening prijkte in 1896 op de derde expositie van La Libre Esthétique in Brussel. We vinden het werk terug onder nummer 177 in de betreffende catalogus (La Libre Esthétique, 1896). Doudelet heeft de tekening gesigneerd met zijn monogram op de boot, rechts van Charons benen. De vervloekte veerman Charon is een bekend figuur uit de Griekse mythologie. Hij begeleidde de overledenen over de mythische rivier de Styx
16
naar het dodenrijk van Hades. Opvallend is dat de waterpartij met de gevaarlijk dreigende golfslagen in Doudelets tekening bijna twee derde van het blad inneemt. De achtergrond van de compositie wordt gevormd door de verticale rotsformaties van de onderwereld. Doudelet heeft hier perfect de angst, de fataliteit en de aanwezigheid van de dood weten te evoceren. Stilistisch sluit de tekening enigszins aan bij de stijl van George Minne. Het parallel lijnenspel
1884, foto, Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België / Archief voor Hedendaagse Kunst in België © KMSKB, Brussel / AHKB 2 Anoniem, Salon van Les XX,
1884, foto, Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België / Archief voor Hedendaagse Kunst in België © KMSKB, Brussel / AHKB
museumbulletin > over voetlijsten, zwaluwstaarten en zijwangen
over voetlijsten, zwaluwstaarten en zijwangen het onderzoeksproject van de studenten houtbewerking van het vrij technisch instituut brugge in het hospitaalmuseum. Al meer dan tien jaar werken het Sint-Janshospitaal en Museum Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie samen met docent Jan De Rycke van het Vrij Technisch Instituut Brugge in een uniek vakoverschrijdend schoolproject: studenten houtbewerking onderzoeken jaarlijks de collectie laatgotische en barokke kasten, stoelen, tafels en zitbanken. Ze schuiven lades uit, bekijken slot -en hangwerk, determineren houtsoorten en ontleden de verbindingen. Hun onderzoek vormt een waardevolle aanvulling op de kennis van deze verzameling historisch meubilair. Door EVELIEN VANDEN BERGHE
het verhaal van twee kloosterinboedels In het Sint-Janshospitaal en Museum OnzeLieve-Vrouw ter Potterie wordt de grootste en meeste diverse collectie meubilair van Musea Brugge bewaard. Beide musea tonen immers een verzameling die bestaat uit de inboedel van een kloostergemeenschap. Daaronder bevindt zich, naast vooral religieus geĂŻnspireerde kunst waaronder de werken van Hans Memling, heel wat praktisch zit- en opbergmeubilair dat in de vele kamers, salons en leefruimtes van de zusters stonden. In de loop van de jaren kwam een deel in het museum te staan, met name de twee vroegere ziekenzalen die nu deel uitmaken van het bezoekersparcours. Ook in de nog bewoonde kloosters gebruiken de zusters Augustinessen van beide ordes nog diverse meubelstukken en
andere gebruiksvoorwerpen, waaronder zilver, die al generaties in hun bezit zijn. De meubels gaan terug tot de laatgotiek, renaissance en barok en overbruggen daarmee meerdere eeuwen. Bovendien bestaan beide verzamelingen uit heel verschillende meubeltypes. We tellen een Italiaanse bruidskoffer, barokke tweedeurskasten met briefpanelen, laatgotische zitbanken, een renaissancekast met medaillons, een kloostertafel van acht meter lang, een Cantoortje uit de zestiende eeuw en een kunstig versierd bed uit 1643. Daarmee biedt deze collectie een nagenoeg compleet overzicht van vier eeuwen meubelgeschiedenis.
beroepservaring opdoen in het museum In de twee hospitaalmusea vormden de meubels een dankbaar kader voor beeldhouwwerk,
17
museumbulletin > over voetlijsten, zwaluwstaarten en zijwangen
een Ikea-bouwpakket. De leerlingen zetten alle informatie in een fiche. Daarin staat ook meer over eerdere vermeldingen in vroege publicaties en de datering, dit alles geïllustreerd met oude prenten en schilderijen waarop gelijkaardige stukken te zien zijn.
een win-win situatie
1
keramiek en kleedden ze de sfeervolle middeleeuwse ruimtes aan. Dit veranderde met de brief die Jan De Rycke, docent houtbewerking in het VTI, ons schreef, nu ruim vijftien jaar geleden. Het vormde de start van dit participatieve klasseninitiatief. Een participatieve publiekswerking en vakoverschrijdende projecten staan hoog op het lijstje van vele musea. Het is echter niet evident om dergelijke projecten te incorporeren in een levendige museale werking. Ze vragen immers veel energie, motivatie en tijd van alle betrokken partijen. Bovendien zijn dergelijke initiatieven vaak geforceerd en geïnspireerd door van bovenaf opgelegde doelstellingen en richtlijnen. Deze samenwerking is een unicum, omdat de passie van een docent de directe aanleiding vormde van dit bottom-up project. Doel van dit initiatief is het onderzoek van interessante houten stukken vanuit een materiaaltechnische invalshoek. Het ‘meubelproject’, zoals het wordt genoemd, bestaat uit een stappenplan die de studenten laat kennismaken met het museum en deze deelcollectie vanuit hun
18
opleiding en vakkennis. Vóór het museumbezoek hebben ze al een rondleiding in de Brugse binnenstad achter de rug, waarbij ze onder andere kennismaakten met Brugse houten gevels en de bibliotheek waar ze vroege publicaties over houtbewerking konden inkijken. Het eerste plaatsbezoek bestaat uit een rondleiding op maat in het broederklooster van het Sint-Janshospitaal. De rondgang is eerder een dialoog waarbij leerlingen zelf houten objecten en constructies bekijken en trachten te duiden. De authentieke broederzolder, met het deels nog beschilderde gebinte, de archiefkamer, de kamer van de Meester en de bursier vormen het hoogtepunt van de dag. Het echte werk komt later en start met de opmetingen van de geselecteerde stukken. In kleine groepjes worden bijvoorbeeld Spaanse stoelen en bolpoottafels minutieus onderzocht op houtsoort en verbindingen, en nauwkeurig opgemeten. Onder toezicht van de docent en met de hulp van gespecialiseerde computerprogramma’s worden de meubels uitgetekend, inclusief origineel hang-en slotwerk, waarbij ze heel erg komen te lijken op een handleiding van
Het meest dankbare aspect van dit project is dat deze ervaring en samenwerking voor beide partijen, museum én school, waardevol zijn omdat het uitwisselen van vakkennis centraal staat. De studenten krijgen het vertrouwen om met authentieke meubels te werken in een museale omgeving. Ze beseffen heel goed dat ze nieuwe informatie aandragen en voelen zich daardoor gekend en gerespecteerd. Ook voor het museum zijn hun onderzoeksresultaten belangrijk. De meeste meubels werden immers steeds vanuit een kunsthistorisch en theoretisch perspectief geduid. Dankzij deze leerlingen van het VTI weten we meer over de verbindingen, de gebruikte houtsoorten en de constructie. Op een moment waar het unieke van handgemaakte objecten en vakmanschap volop in de belangstelling staan, sluit het inspireren van toekomstige meubelmakers volledig aan bij de huidige tijdsgeest. Veel meubels in de collectie zijn nog niet onderzocht, er zijn dus nog veel jaren te gaan en nog veel jonge houtbewerkers te ontvangen.
Evelien Vanden Berghe et al, Students and furniture, Rethinking Learning, Museums and Young People, A Collection of Essays, MuseumsEtc, Edinburgh, 2009.
1 ‘Cantoortje’ met wapenspreuk van
Keizer Karel, Anoniem, Antwerpen, 1625-1690 of 16de eeuw, o.a. eik, notelaar © Dominique Provost
In gesprek met docent Jan De Rycke Wat is voor jou het meest waardevolle aan dit project? ‘Het is zoveel meer dan een regulier bezoek voor de leerlingen. De leerlingen houtbewerking zijn eerder doeners dan denkers, en het feit dat ze hun technische kennis mogen toepassen in het museum betekent heel veel voor hen.’ Ondertussen ken je de collectie van de twee hospitalen erg goed. Welk stuk draagt jouw voorkeur weg? ‘Het Cantoortje staat met stip op nummer een. Het zit zo kunstig in elkaar, de versieringen zijn van een zeer hoge kwaliteit en het gebruik van zoveel houtsoorten is uiterst fascinerend. Rest daarbij nog de vraag: heeft het werkelijk toebehoord aan Keizer Karel V?’ Heb je een tip voor een locatie waar uitzonderlijke houten objecten te zien zijn? ‘Vorig jaar heb ik de Studiolo van het Palazzo Ducale in Urbino bezocht. Dit houten schrijfvertrek behoorde toe aan Federico da Montefeltre. Het is een staaltje van uitzonderlijk vijftiende eeuws vakmanschap.’
2
3
4
2 Jan De Rycke, docent Vrij Technisch Instituut (VTI) Brugge.
© anoniem 3 Technische tekening van een bidbankje, Anoniem, Vlaanderen,
15de eeuw, eik en ijzer © Jan De Rycke 4 Een student houtbewerking VTI meet een kast op in het Sint-
Janshospitaal. © anoniem 5 Ploftekening van Bidbankje, Anoniem, Vlaanderen, 15de eeuw,
5
eik en ijzer © Jan De Rycke
19
museumbulletin > vrijwilligerswerk
zwarte katten en gezellen In de pittoreske Sint-Annawijk in Brugge liggen twee musea, die al jarenlang beroep doen op vrijwilligers voor een specifiek deel van hun werking. De Gezellen onderhouden de ecologische moestuin van het Gezellemuseum, terwijl de vrijwilligers van het Volkskundemuseum er de herberg ‘In de Zwarte Kat’ draaiende houden. Beide vrijwilligersgroepen zijn in grote mate zelf-organiserend.
De herberg van het Volkskundemuseum is ingericht als een typisch volkscafé uit de late 19de eeuw. Bezoekers van het museum kunnen er even pauzeren en een kopje koffie, bier of frisdrank drinken. De naam van de herberg, ‘In de Zwarte Kat’ is afgeleid van het Brugse literaire en artistieke genootschap 'Chat Noir'. Dit gezelschap kwam tussen 1894 en 1900 samen in een achterzaaltje van de 'Lion Belge' in de Langestraat om gedichten voor te dragen, muziek te spelen, te kaarten en uiteraard een pint te pakken. Verschillende attributen in de muse-
umherberg zijn afkomstig uit het stamcafé van de ‘zwarte katten’. In 2014 besliste de Stad Brugge om geen stadspersoneel meer in te schakelen in de herberg. De opbrengsten wogen niet op tegen de personeelskost. Tom Allewaert, een Bruggeling met een horeca-verleden, nam toen het initiatief om vrijwilligers in te schakelen voor de bediening in de museumherberg. Hij lanceerde een oproep bij de Brugse Autonome Bierproevers, kortweg BAB, waar hij zelf lid van is. Direct boden zich een tiental geïnteresseerd aan. Een bericht in
1 De gezellen op het terras in de tuin van het Volks-
kundemuseum 2 Tom Allewaert, vrijwilligerscoördinator van
museumherberg ‘In de Zwarte Kat’ 3 Etienne Claes en Jeannine Dekeijzer, vrijwilligers in
de Zwarte Kat. Foto Jozef Meyns 4 Burgemeester Renaat Landuyt met de vrijwilligers
van de Zwarte Kat. Foto Sarah Bauwens 1
20
Tom Allewaert, vrijwilligerscoördinator van museumherberg ‘In de Zwarte Kat’ Na een beroepsleven in de horeca vind ik dit eigenlijk een gedroomde bezigheid voor tijdens mijn pensioen. Het is mijn ambitie om de Zwarte Kat te laten uitgroeien tot een plek waar Bruggelingen en toeristen elkaar ontmoeten, om iets te drinken, een kaartje te leggen, te breien, oude caféspelen te beoefenen of een spelletje petanque te spelen in de prachtige binnentuin. Net zoals ikzelf, zijn verschillende vrijwilligers lid van de Brugse Autonome Bierproevers. Zij laten de bezoekers in een sfeervolle omgeving kennismaken met de rijke Belgische biercultuur. Een pilsje kost hier nog altijd 1,50 euro. Dit maakt de Zwarte Kat een van de goedkoopste volkscafés van Brugge. Intussen zijn een aantal vrijwilligers ook actief als spekkenbakker en verhalensprokkelaar voor het Volkskundemuseum. De werking van de herberg is dus een mooie opstap naar het inzetten van vrijwilligers in de bredere werking van het museum.
2
4
3
de lokale pers deed de rest. In luttele tijd werden 35 vrijwilligers gevonden, voldoende om de herberg tijdens de zes openingsdagen van het museum open te houden. Sindsdien is de herberg, nog meer dan voorheen, een gezellig trefpunt voor buurtbewoners, Bruggelingen en internationale bezoekers. Het engagement en enthousiasme van de vrijwilligers geven het Volkskundemuseum een extra uitstraling. Dat is onder meer te merken aan de vele positieve bezoekersreacties op Tripadvisor en in het gastenboek. Ook financieel boert de herberg goed, met elk jaar een stijgende omzet.
De vrijwilligers van de museumherberg zijn redelijk autonoom. Tom Allewaert stelt de agenda van de vrijwilligers op, geef bestellingen door, controleert de voorraad en springt regelmatig binnen om te luisteren naar eventuele vragen of ideeën van de vrijwilligers. Bij evenementen zoals het jaarlijkse Midwinterfeest, Autoloze Zondag en bij openingen van tentoonstellingen verzorgen de vrijwilligers de catering. Een aantal van hen hebben intussen ook andere taken opgenomen in het museum. Zo zijn vijf vrijwilligers opgeleid als verhalensprokkelaars. Gewapend met een microfoon en bandopnemer trek-
ken zij erop uit om getuigenissen van Brugse senioren over hun kindertijd te registreren. Een andere vrijwilliger maakt één keer per maand ambachtelijk snoep in de spekkenbakkerij van het Volkskundemuseum. Ook de vrijwilligers van het Gezellemuseum organiseren zichzelf. Elke zondagochtend steken zij de handen uit de mouwen in de moestuin van het museum, onder de deskundige begeleiding van Heidi Demeyer van de stedelijke groendienst (eveneens als vrijwilliger) en biotuinier Rolle De Bruyne. Tot 2016 runde Rolle De
21
museumbulletin > vrijwilligerswerk
Bruyne De Hogen Akker in Oedelem, het oudste biotuinbouwbedrijf van Vlaanderen. In 2007 zette hij mee zijn schouders onder de aanleg van de kruiden- en groentetuin van het Gezellemuseum. Met dit project wilde hij de oorspronkelijke tuinen, die de vader van Guido Gezelle op dit domein onderhield, herstellen. De voorkeur van de Gezellen gaat dan ook uit naar oude en
vergeten groenten en kruiden, die in de tijd van Gezelle geconsumeerd werden. Met een ecologische moestuin in de stad, willen de Gezellen Bruggelingen, kinderen en scholen inspireren om zelf aan de slag te gaan in hun stadstuin. De moestuin van het Gezellemuseum brengt niet alleen allerlei lekkers voort, maar
is ook een lust voor het oog. Heidi Demeyer leerde de Gezellen vlechten met wilgentenen. De afboording van de percelen met vlechtwerk en een spiraalvormige schutting rond de notenboom geven de museumtuin de charme van de stadstuinen van weleer.
1|5 De moestuin in het Gezellemuseum.
Foto Heidi Demeyer 2 Vlechtwerk met wilgen in de tuin van
het Gezellemuseum. Foto Heidi Demeyer 3 Rolle De Bruyne en Guido in de
Gezelletuin. Foto Heidi Demeyer 4 Heidi Demeyer, vrijwilligerscoรถrdina-
tor van de gezellen. 1
2
22
Rolle De Bruyne en Heidi Demeyer van de Gezellen Rolle :’In de moestuin van het museum zetten we een unieke vorm van
Heidi: ‘Het is heerlijk om contact te maken met de aarde, de kleine
samen tuinieren neer. In tegenstelling met de meeste volkstuinen waar
zaadjes voorzichtig onder te stoppen en jonge plantjes een passend
iedereen groenten en kruiden kweekt op z’n eigen perceeltje werken
plaatsje te geven in de tuin. Het is ongelofelijk om te zien hoe moeite-
alle vrijwilligers hier samen op één perceel. Op deze manier kan je veel
loos alles er groeit. Met deze moestuin willen we graag deze ervaring
leren van elkaar en ontstaan er leuke babbels onder de vrijwilligers.
delen met anderen en inspireren om zelf aan de slag te gaan. Elke vrij-
Wat voor de één te zwaar of te moeilijk is wordt door de ander spon-
williger vindt er op eigen ritme wel iets leuks om te doen. Ik merk dat
taan overgenomen. Iedereen is welkom en kan zonder of met kennis
mensen bij de vrijwilligers en ook bij de Groendienst vaak veel meer
van zaken een meerwaarde betekenen in de groep. Dit jaar zijn we
kunnen dan ze aanvankelijk dachten maar dat ze soms net dat extra
gestart met het elfde seizoen en ik merk dat de vrijwilligers er duide-
duwtje nodig hebben. Fijn toch om te zien hoe mensen dan vrij vlot hun
lijk terug zin in hebben. Met deze moestuin bewijzen we dat je in een
grenzen verleggen? Wat je graag doet doe je met passie en dat geeft
kleine stadstuin een aanzienlijke hoeveelheid lokaal geteelde groenten
betere resultaten en gelukkigere mensen!
en kruiden van de beste kwaliteit kan telen zonder het gebruik van pesticiden. Daarmee beschouw ik de opzet alvast geslaagd!’
4
3
5
23
colofon Museumbulletin is een driemaandelijks tijdschrift van Musea Brugge, uitgegeven door vzw Vrienden van de Stedelijke Musea Brugge Verantwoordelijke uitgever: Bertil van Outryve d’Ydewalle, p/a Dijver 12, 8000 Brugge Coördinatie: Sibylla Goegebuer Eindredactie: Aleid Hemeryck & Geert Souvereyns Redactie: Till-Holger Borchert, Rudy De Nolf, Hubert De Witte, Sibylla Goegebuer, Aleid Hemeryck, Ruud Priem, Geert Souvereyns museumbulletin.redactie@brugge.be Opmaak: Agates, Brugge Druk: Drukkerij Jobert, Wingene
Musea Brugge Dijver 12, 8000 Brugge T 050 44 87 43 F 050 44 87 78 www.museabrugge.be musea@brugge.be