4 minute read

Ontkenning

Of ik zo snel mogelijk naar de afdeling kan komen, er is een jonge vrouw binnengebracht die erg onrustig is, onderzoeken weigert, maar overduidelijk zwanger is…

Dat het niet goed met je gaat is zichtbaar. Je haren hangen sluiks en vet voor je ogen en bedekken hiermee je spichtige blik. Je jas hangt over de stoel naast je. Hij lijkt veel te groot voor jouw broze lijf. Je houdt de dekens angstvallig over je heen, zodat ik alleen je gezicht kan zien. Een bleek gelaat en ingevallen wangen vallen me op.

Ik mag naast je komen zitten en je vertelt dat je niet weet waarom je hier bent. Mensen op straat spraken je aan en hebben een ambulance gebeld. Voor je het wist lig je nu hier in een bed en zeggen mensen dat je zwanger bent. Een echo weiger je, want je bent helemaal niet zwanger.

Ik vraag je wanneer je voor het laatst gegeten hebt. Je hebt geen idee. Al dagen niet…. Je kreeg zojuist van een aardige verpleegkundige een boterham, maar je hebt nog steeds honger. Dat je onrustig bent, begrijp ik wel. En dat zeg ik ook tegen je, ik zou ook onrustig worden wanneer ik honger zou hebben en ineens in een ziekenhuis zou belanden zonder enig idee waarom. Je lacht een verlegen lachje en neemt mijn aanbod van nog meer eten gretig aan.

Je vertelt dat je al een aantal jaar in Nederland bent en het vroeger goed voor elkaar had met een baan en een huis. Alles ben je kwijtgeraakt en nu leef je op de bank bij eenieder die jou die bank aanbiedt. Dan drink je alcohol en gebruik je drugs. Om het vol te houden en omdat het dan even gezellig is. Je ziet mijn blik afdwalen naar je bollende buik en zegt zachtjes dat je niet zwanger kan zijn, bijna wanhopig zeg je nogmaals dat het helemaal niet kan…

Ik vraag of je het met me eens bent dat in een ziekenhuis mensen onderzocht worden om te kijken wat er aan de hand is. Je stemt in met een onderzoek door de dokter die ook in de kamer aanwezig is.

Het echoapparaat staat al klaar en de dokter vertelt rustig wat ze gaat doen en wat ze ziet. Soms kijk je even mee op het scherm om even zo vlug je blik weer af te wenden. Bij het horen van het hartje kun je het niet meer aan. Je draait weg en schreeuwt in de ruimte woorden die ik niet begrijp. Als een soort mantra blijf ik herhalen dat je veilig bent en dat wij bij je zijn. Het werkt, je ademhaling verzacht en je woorden versterven in de ruimte. Wanneer de dokter zegt dat je kindje gezond lijkt, huil je zachtjes. Je wilt niet weten of het een jongen of een meisje is. Het is voor even genoeg geweest.

De melding bij Veilig Thuis is al gedaan en we schakelen die dag de Raad voor de Kinderbescherming en het Leger des Heils in. Een voorlopige ondertoezichtstelling wordt uitgesproken voor jouw ongeboren kindje. Vanuit het ziekenhuis ga je over naar een afdeling binnen de psychiatrie. Een plek waar je voorlopig veilig bent en mag aansterken. Dat is fijn, maar ons hart voelt zwaar die dag.

Ik rij naar huis en denk stiekem dat dit helemaal niet is gebeurd, ontkennen als coping…

Als sociaal-psychiatrisch verpleegkundige werkt Alice Corten al vele jaren bij Reinier van Arkel. Ze betreedt daarbij de leefwereld van de kwetsbaarste cliënten en is oprecht nieuwsgierig naar het verhaal van de mens achter de kwetsbaarheid. In deze column probeert ze onder woorden te brengen hoe ze de verbinding aangaat met de cliënten en hun omgeving

This article is from: