13 minute read
Wat kunnen we leren van Rosa Luxemburg
Ik voel me in heel de wereld thuis
WAT KUNNEN WE LEREN VAN ROSA LUXEMBURG?
Advertisement
‘Wanneer de hele wereld uit haar voegen raakt, dan tracht ik vooral te begrijpen waarom dit gebeurd is, en dan word ik weer rustig en goed geluimd’, schreef Rosa Luxemburg in een van haar brieven uit de gevangenis, waarin ze opgesloten zat vanwege haar pacifistische overtuiging en haar verzet tegen de Eerste Wereldoorlog. Die zin geeft ook treffend weer waarom het belangrijk is dat een
Rosa Luxemburg
filosofiefestival als Nacht van de Vrijdenker te midden van een pandemie toch kan doorgaan. Een van de hoogtepunten op deze editie wordt ongetwijfeld de lezing van Joke Hermsen over Hannah Arendt en Rosa Luxemburg, in combinatie met fragmenten uit een voorstelling die ze samen met Victoria Deluxe maakte over deze Duitse dwarsdenkers. Als voorsmaakje geeft Joke Hermsen in deze Geus alvast een kort overzicht van leven en werk van Rosa Luxemburg.
Op 15 januari 2019 was het precies honderd jaar geleden dat Rosa Luxemburg tijdens de volksopstand in Berlijn samen met haar vriend en politieke medestander Karl Liebknecht werd vermoord. Wie was deze van origine Joods-Poolse denker en politica en waarom staat haar werk juist deze dagen opnieuw in de belangstelling? ‘Het meest revolutionaire wat je kunt doen is luidkeels verkondigen wat er op dit moment aan het gebeuren is,’ schreef Rosa Luxemburg en dat is precies wat ze van jongs af aan heeft gedaan. Geboren op 5 maart 1871 in het Pools-Russische Zamosc, groeit ze op in Warschau in een Joods, kosmopolitisch gezin, waar ze naast Pools ook vloeiend Duits, Russisch en Jiddish leert spreken. Zowel Luxemburg als Arendt meenden dat politieke kwesties veel te belangrijk zijn om alleen aan politici te worden overgelaten
Bij wijze van uitzondering mocht ze als enig joods meisje het gymnasium bezoeken, maar ze kreeg er al vroeg met de weinig zachtzinnige methoden van het Tsaristisch regime te maken; er mocht geen Pools op school gesproken worden, en elke poging tot verzet werd zwaar gesanctioneerd; ze werd er als tweederangs leerling behandeld. Hoewel ze met de hoogste cijfers van haar klas de middelbare school afsloot, kreeg ze ‘vanwege haar oppositionele opstelling jegens het gezag’, maar feitelijk vanwege
haar joodse achtergrond, de gouden medaille daarvoor niet uitgereikt; het zou haar kritische bewustzijn al vroeg scherpen.
Geconfronteerd met de armoede en barre leefomstandigheden van de arbeiders, handwerkslieden en ambtenaren in Warschau sloot ze zich als vijftienjarige scholiere aan bij de Poolse revolutionaire partij en begon ze de werken van Karl Marx te lezen. Ze raakte er al jong van overtuigd dat de door het kapitalisme veroorzaakte klassenstrijd tussen een zeer kleine groep bevoorrechte rijken en de overgrote meerderheid van armlastige inwoners alleen overwonnen kon worden als er een democratisch socialisme voor in de plaats zou komen. Ze aarzelde niet voor deze mening uit te komen en moest daarom, amper 18 jaar oud en verscholen onder een lading stro op een boerenkar, het land ontvluchten. Met illegale papieren reisde ze door naar Zürich, destijds een vrijhaven voor gevluchte Russische en Poolse socialisten en bovendien de enige Europese stad waar vrouwen tot de universiteit werden toegelaten; ze sloot er haar studies filosofie, rechten en economie summa cum laude af.
Na haar studies, die ze voor een deel ook in Parijs volbracht, vestigde Rosa Luxemburg zich in 1898 in Berlijn, waar ze een prominente rol binnen de Sociaal Democratische Partij (SPD) van Duitsland zou gaan spelen. Ze raakte bevriend met Duitse politici als Karl Kautsky, Clara Zetkin en Karl Liebknecht, die zich net als zij op de linkervleugel van de partij bevonden. Ze ging de polemiek aan met meer gematigde leden zoals Eduard Bernstein, die meende dat een geleidelijke hervorming van het kapitalisme ook voor de verbetering van de leefomstandigheden van de arbeiders kon zorgen. Luxemburg geloofde echter niet dat dit de juiste weg was om een einde aan de sociale misère te maken, omdat het geen fundamentele wijziging van de klassieke machts- en productieverhoudingen binnen de keizerlijke, militaire staat van Duitsland inhield. Ze bundelde haar kritiek in een reeks artikelen Sozialreform oder Revolution? (1899): hervormingen waren uiteraard altijd te verwelkomen, maar ze zouden het pact dat het Duitse keizerrijk met het kapitalisme gesloten had volgens haar niet ongedaan weten te maken.
Alleen een coöperatieve vorm van economie en een zogeheten socialistische ‘radendemocratie’, waarbij de bevolking via ‘volksraden’ daadwerkelijk inspraak en politieke beslissingsbevoegdheid zou krijgen, zou het kapitalisme volgens Luxemburg in zijn wereldwijde opmars weten te stuiten. Op grond van Marx’ analyse van de Parijse Commune (1871) meende Luxemburg dat er aan de parlementaire democratie volksraden toegevoegd moesten worden, waarin de bevolking op structurele wijze mee zou denken én beslissen over belangrijke politieke beleidszaken. Hannah Arendt zou in haar boek Over Revolutie (1966) Luxemburgs voorstel voor burger- of volksraden hernemen en deze als ‘oases in de parlementaire woestijn’ kenschetsen; het is een vorm van directe democratie die niet alleen de gemeenschapszin en politieke betrokkenheid van de bevolking kan bevorderen, maar ook de wind uit de zeilen van extremistische leiders kan halen. Bovendien, meenden zowel Luxemburg als Arendt, zijn politieke kwesties veel te belangrijk om alleen aan politici te worden overgelaten.
In 1913 publiceerde Rosa Luxemburg haar magnum opus Die Akkumulation des Kapitals over de vraag naar de grenzen van het kapitalisme en de steeds verdergaande accumulatie van macht en vermogen. Een van de belangrijkste stellingen uit deze studie is dat het kapitalisme niet noodzakelijkerwijs door een dialectische strijd met het proletariaat overwonnen zou worden, zoals Marx had gemeend, maar zich geografisch zou blijven uitbreiden, omdat het nu eenmaal gebaseerd is op een economisch model van groei en expansie. Dit model zou in haar optiek tot langdurige handelsoorlogen over grondstoffen, afzetmarkten en goedkope arbeidskrachten leiden, net zo lang totdat de hele wereld voor kapitalistische doeleinden ontgonnen zou zijn, met alle gevolgen voor mens en milieu van dien. Zij zag deze noodzaak tot expansie zelfs als de kern van de kapitalistische dynamiek: ‘Imperialisme is geen vrije
Hannah Arendt
keuze, maar een kapitalistische wet.’ Het door Hannah Arendt in haar essay over Luxemburg als ‘geniaal’ betitelde inzicht dat het kapitalisme steeds iets van buiten het kapitalisme nodig heeft voor haar eigen groei en dus voortbestaan, wierp destijds een nieuw licht op het kolonialisme.
Ze kon destijds zelf nog niet vermoeden dat haar inzichten nog verder zouden reiken dan de geografische expansiedrift van het kapitalisme, en onder meer zouden leiden tot de vercommercialisering van zorg en onderwijs en de verkoop van privédata door bedrijven als Google en Facebook. Deze bedrijven treden met een nieuwe vorm van kapitalisme onze privédomeinen binnen, schrijft de Britse Harvard econome Shoshane Zuboff in haar boek The Age of Surveillance Capitalism (2019). Ze bieden gratis internetdiensten aan, maar ‘surveilleren’ onderwijl in detail ons gedrag en verkopen zonder onze toestemming deze data door aan commerciële bedrijven. Ze schenden daarmee niet alleen ons recht op privacy, maar weten ook ongehinderd door enige democratische controle macht en kennis over ons te verwerven, die ten bate van de winst van de bedrijven zelf - en van de commerciële of politieke kopers van die data - wordt aangewend. Nu het kapitalisme zich amper meer in geografisch opzicht kan uitbreiden, is de noodzakelijke expansie naar onze privélevens en de publieke sector verplaatst.
‘Tegenwoordig is alle rijkdom in handen van enkele grootgrondbezitters en particuliere kapitalisten,’ schreef Rosa Luxemburg in De socialisatie van de maatschappij uit 1916. ‘Zij bepalen waar en op welke manier er wordt geproduceerd en waar, wanneer en hoe de producten worden verkocht. De verrijking van slechts een klein aantal is de doelstelling van de hedendaagse economie.’ Het ging Luxemburg erom de waardigheid van mensen te herstellen door hen uit de sfeer van ongelijkheid en armoede te halen en hun de autonomie over hun leven en werk terug te geven. Voor velen ‘betekent het werk tegenwoordig een kwelling of last’ schreef ze, daarom moest het systeem veranderen. De productie moest niet langer gericht zijn op de verrijking van slechts een paar individuen, maar op de bevrediging van de behoeften van de hele gemeenschap. Herhaaldelijk wees ze ook op de noodzaak van voldoende rust en blijvende zelfontplooiing. Er moest veel meer aandacht besteed worden aan ‘de morele en fysieke gezondheid’ van de arbeiders, zoals kortere werkdagen en ‘allerhande vormen van recuperatie, opdat iedereen met morele bezieling, gevoel van waardigheid en zin voor verantwoordelijkheid zijn taak kan verrichten.’
Mens-zijn was voor haar geen voltooid feit, zoals een product ‘af’ of ‘klaar’ kan zijn, maar een voortdurend worden en zich verder ontwikkelen. Luxemburg streefde de emancipatie van alle mensen na, die zich mogen ontwikkelen in een richting die overeenstemt met hun menselijke aard, in plaats van zich door de werkdruk steeds meer van zichzelf - en wat er aan talenten en mogelijkheden in hen verscholen ligt - te vervreemden. Het kapitalisme dwong de werknemers niet alleen tot een steeds straffer werktempo, waardoor ze aan die zelfontwikkeling nauwelijks meer toekwamen, maar ook om elkaars concurrent te zijn, hetgeen hen van hun menselijke aard, die in wezen sociaal is, vervreemdde. Behalve het ombuigen van een kapitalistisch model naar een sociale democratie, boden volgens Luxemburg kunst, muziek, wetenschap en literatuur een belangrijk tegenwicht aan die vervreemding. Want ‘vervreemd en vernederd is niet alleen degene die geen eten heeft,’ schreef ze, ‘maar ook degene die geen aanspraak kan maken op de grote gaven van de mensheid.’
Na de publicatie van haar boek Die Akkumulation des Kapitals ontstond er een verwijdering tussen Rosa Luxemburg en de overige leden van de SPD. Het was met name de bereidheid van de Duitse sociaaldemocraten om begin augustus 1914 met een verhoging van de oorlogskredieten in te stemmen, waarmee ze feitelijk met de oorlogsverklaring aan Frankrijk akkoord gingen. Ze bleef zich verwoed tegen deelname aan de oorlog verzetten; het leverde haar een veroordeling van het militaire tribunaal in Frankfurt op en liet haar voor het grootste deel van de oorlog achter de tralies belanden.
Tijdens de slotfase van de oorlog in het
najaar van 1918 brak er in Duitsland vanwege muitende matrozen en soldaten de Oktoberrevolutie uit. Deze leidde onder meer tot het afzetten van de keizer, die een veilig heenkomen in Nederland vond, en in het uitroepen van de Duitse republiek, maar het vertrouwen in de nieuwe sociaaldemocratische regering was vanwege de oorlog ernstig geschaad. De revolutionaire geest verspreidde zich verder over het door honger en oorlogsellende geteisterde land. In Berlijn en overige steden legden vele honderdduizenden mensen het werk neer en gingen massaal de straat op. Ze wilden afrekenen met de regering, die hen naar een vier jaar durende rampzalige wereldoorlog had geleid.
Zodra Rosa Luxemburg op vrije voeten werd gesteld werkte ze samen met Karl Liebknecht onafgebroken door om die opstand in goede banen te leiden, hetgeen allesbehalve een eenvoudige opgave was. Rosa twijfelde ernstig aan de juiste timing van de revolte, omdat er te grote chaos in het land heerste en er volgens haar te weinig draagkracht voor een politieke omwenteling onder de bevolking was. Ondertussen kwamen de diverse revolutionaire groepen steeds vaker in bloedige gevechten met de door de regering betaalde contrarevolutionaire soldatenmilities terecht. Dagelijks schreef Luxemburg stukken voor Die Rote Fahne, om de gelederen tot kalmte te manen: ‘Wij willen dat de reorganisatie van de maatschappij zich in alle vrede voltrekt,’ bleef ze maar tevergeefs roepen.
Hoewel de opstand in Berlijn in feite al was neergeslagen, werden Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht op 15 januari 1919 alsnog gearresteerd en meegenomen naar Hotel Eden in het centrum van de stad. ‘In het ogenblik van haar arrestatie,’ schrijft Henriette Roland Holst in haar biografie, ‘zien we haar zoals haar hospita mevrouw Markussohn haar heeft beschreven. Haar ogen donker omrand na alle doorwaakte nachten, verraden de lichamelijke overspanning; haar geesteskracht bleef echter ongeschokt. Rustig pakt ze een tasje met dingen die ze denkt nodig te hebben: wat linnengoed, toiletbenodigdheden, een boek.’ Het is de Faust van Goethe die ze meeneemt. ‘Rustig en goedsmoeds volgt ze de escorte naar de auto. Ze denkt dat ze enkel gearresteerd en opnieuw naar de gevangenis gebracht zal worden.’
Maar het liep anders. In plaats daarvan worden Luxemburg en Liebknecht door leden van de Garde-Kavallerie in Hotel Eden ruw ondervraagd en ernstig mishandeld, alvorens ze om beurten in klaarstaande auto’s afgevoerd worden. ‘Zodra ze het hotel verlaten heeft geeft de onderofficier Runge haar met de kolf van zijn geweer een hevige slag tegen het achterhoofd,’ schrijft Roland Holst. ‘Ze zijgt ineen, dan tillen ze haar in de auto. Gedurende de rit geeft zij nog af en toe tekenen van leven.’ ‘Niet schieten’ zouden de laatste woorden van Rosa Luxemburg geweest zijn tegen de man die in de auto het pistool op haar richtte. Het gebeurde wel. Haar lichaam wordt in het Landwehrkanaal van Berlijn gegooid, waar het pas maanden later gevonden zou worden. ‘Het was net alsof ze haar niet dood genoeg konden hebben,’ meende Henriette Roland Holst verslagen.
Een van Rosa Luxemburgs meest geciteerde zinnen en tevens de titel van een van haar politieke pamfletten, Socialisme of barbarij (1915), zou in de decennia die volgden op tragische wijze ten gunste van de laatste beslecht worden. De vraag die Arendt zich stelde ‘of de geschiedenis er anders uit komt te zien als we deze door het prisma van Luxemburgs werk en leven bekijken’ kan mijner inziens niet anders dan positief beantwoord worden, hoewel de vraag wat er met Duitsland gebeurd zou zijn als Luxemburgs en Liebknechts pacifistische en socialistische democratie er wel gekomen was alleen aan onze verbeelding kan worden over gelaten. Wel weten we dat Rosa Luxemburg de revolutie van Lenin en Trotski, die meteen de democratische rechten aan banden legden en een eenpartijstelsel invoerden, al in 1918 in haar tekst De Russische revolutie ernstig heeft bekritiseerd. ‘Zonder algemene verkiezingen, ongehinderde pers en meningsvrijheid kwijnt het leven weg in elk openbaar instituut,’ schreef ze. Ze voorspelde dat deze revolutie op de dictatuur van een paar leiders zou uitlopen, waarin de belofte van vrijheid en gelijkwaardigheid al snel zou worden gebroken. ‘Vrijheid alleen voor de partijleden is geen vrijheid. Vrijheid is altijd de vrijheid van andersdenkenden.’ Ze zou zich ook hierin niet vergissen.
Het is van belang om de denkers en schrijvers die ons voorgingen te blijven bestuderen, zowel om de rijkdom van hun ideeën als ook om hun vergissingen. We kunnen alleen van de geschiedenis leren, als we steeds opnieuw bereid zijn leerlingen te zijn. We kunnen van Rosa Luxemburg leren in welk onrecht en onvrijheid voor velen een louter op het kapitalistische model geënte samenleving zal uitmonden. We kunnen dankzij haar analyses ook leren inzien dat het eens in de zoveel jaar invullen van een vakje op een stembiljet niet voldoende is om invulling te geven aan onze politieke vrijheid. We kunnen ons tenslotte dankzij haar brieven laten inspireren door haar onuitblusbare liefde voor het leven en haar verantwoordelijkheidsgevoel voor de wereld. ‘Ein guter Mensch sein’, schreef ze, ‘is uiteindelijk het enige wat telt.’ Hoe verheffend zou het niet zijn als we dat weer eens als leidend principe zouden omarmen.
Joke J. Hermsen
Deze tekst is een bewerkte en ingekorte versie van het nawoord dat Joke Hermsen schreef bij de Nederlandstalige uitgave van de brieven die Rosa Luxemburg tijdens haar gevangenschap schreef: Ik voel me in heel de wereld thuis, Uitgeverij Van Oorschot, 2020.