4 minute read
Voorwoord
Voorwoord Roma Aeterna 9.I (mei 2021)
‘Ik ben bepaald niet weg van Rome’, pende de Franse schrijver en Nobelprijslaureaat André Gide tijdens een bezoek aan Italië in 1896 in zijn dagboek. Met deze puntige observatie stond hij beslist niet alleen. Hoewel de Eeuwige Stad gewoonlijk verwondering en verering ten deel vallen, nemen we onder de titel Roma non grata in dit nummer een aantal cruciale momenten onder de loep waarop er vol afkeer of afgunst naar Rome is gekeken, van de oudheid tot de 21e eeuw. We omlijsten die momenten met een aantal literaire citaten, waarvan u het eerste al op het voorblad hebt kunnen lezen, en beeldende bijdragen van grafisch kunstenaar Paul Bogaert, van wiens hand ook het omslagontwerp is.
Advertisement
Ten tijde van de Romeinse republiek werd Rome het centrum van een wereldrijk, maar dat ging niet zonder slag of stoot. In de eerste bijdragen bekijken we de keerzijde van die medaille. Peter van Dommelen laat aan de hand van de verwoesting van Carthago zien hoe eenzijdige geschiedschrijving en modern kolonialisme ons beeld van de Romeinse expansiedrang gekleurd hebben. Pim Möhring bespreekt een van de slachtoffers van dit imperialisme, de Seleucidische kroonprins Antiochus IV, die tien jaar als gijzelaar doorbracht in Rome. Aan de hand van de sporadische gegevens die ons overgeleverd zijn, reconstrueert Möhring de ervaringen van Antiochus in de hem vijandige stad.
Rome zou zelfs haar moeder verkopen om haar status als Caput Mundi te bemachtigen. Dit blijkt wel heel letterlijk uit het satirische sonnet van Trilussa, waarin hij beschrijft hoe Romulus de wolvin die hem zoogde nog in een kooitje zou opsluiten ter meerdere eer en glorie van zijn stad. Dit was overigens niet zomaar een uit de lucht gegrepen fabel; van 1872 tot ver in de 20e eeuw werd er een levende wolvin in een krap bemeten kooi op de helling van het Capitool gehouden. Diezelfde wolvin werd ook voor de tegenstrevers van Rome in de Bondgenotenoorlog het mikpunt van spot, zo lezen we in de korte bijdrage van Marleen Termeer. Op dit kantelpunt in de geschiedenis probeerden Romes vijanden, verenigd in hun afkeer van de agressor, een alternatief scenario te bewerkstelligen. Maar tevergeefs, want de republiek werd een keizerrijk, almaar verder uitdijend. Willemijn van Dijk neemt ons in het korte verhaal ‘De vergeten soldaat’ mee naar het Teutoburgerwoud in het hoge noorden van Germania, waar de veroveringsdrang resulteerde in een zeer gevoelige nederlaag voor Rome.
Ook na het uiteenvallen van het wereldrijk bleef Rome een sleutelrol spelen in de geschiedenis, mede door de aanwezigheid van de Pauselijke Troon. In een artikel van Martijn Icks en Maurits de Leeuw lezen we hoe Byzantijns Ravenna zich als nieuwe hoofdstad spiegelt aan en tegelijkertijd losmaakt van Rome. Dit zal een constante blijken in de Europese geschiedenis; keizers en koningen presenteren zichzelf als erfgenamen van het oude Rome, en vechten bloedige twisten uit met de opvolgers van Petrus die daar zetelen. Wij pikken deze anti-Paapse trend weer op in de 20e eeuw: Henk Veldhuizen beschrijft in zijn bijdrage hoe dominee Gerrit Hendrik Kersten als kamerlid en oprichter van de S.G.P. het eerste kabinet Colijn ten val weet te brengen over het bestaansrecht van een Nederlandse ambassade bij de Heilige Stoel.
Rome heeft tevens een zelfkant die aandacht verdient: Pier Paolo Pasolini spreekt in een brief uit 1952 over het vuige, troosteloze, maar tegelijkertijd mateloos fascinerende landschap van de borgate in de Romeinse periferie. Lizette Pater neemt ons mee naar de uit de grond gestampte buitenwijken en het harde bestaan van hun bewoners, door het fascistische regime verbannen uit
de historische binnenstad. Maurits Lesmeister brengt ons in een kort essay weer terug naar het stadscentrum, waar de hoofdpersoon uit De laatste zomer in de stad van Gianfranco Calligarich met tegenzin een overweldigend hete augustusmaand doorbrengt. Lesmeister beschrijft de verstikkende zinloosheid en decadentie van Calligarich’ Rome in de jaren ’70, en toont hoezeer dat vergelijkbaar is met het Parijs van Proust rond het fin de siècle.
Voorafgaand aan de slag om Rome die in 1870 de Italiaanse eenwording zou voltooien, sprak Giuseppe Garibaldi de gevleugelde woorden ‘Rome of dood’. Een eeuw later verbasterde schrijver Mario Soldati dit tot ‘Rome is dood.’ Enerzijds heeft de Eeuwige Stad nu dan toch echt zijn intellectuele en morele eindstation bereikt, maar het citaat kan ook letterlijk uitgelegd worden. De jaren ’70 worden in Italië ook wel de Loden Jaren genoemd, gekenmerkt door het geweld van georganiseerde criminaliteit en politieke terreur van zowel radicaal linkse, als neo-fascistische groeperingen. Gerdien Smit beschrijft een zeer ingrijpende gebeurtenis uit deze jaren: de ontvoering van en moord op Aldo Moro, voormalig premier van Italië, door de Rode Brigades. Aan de hand van drie verfilmingen van ‘de zaak Moro’ zien we de verregaande impact die deze gebeurtenis nog altijd heeft op de Italiaanse maatschappij.
Dat historische kwesties vaak niet op zichzelf staan, maar doorwerken in het heden zien we ook terug in het interview dat Eva Mol namens de redactie afnam met Angelica Pesarini, docent sociologie aan New York University Florence. Raciale problematiek, kolonialisme, Italiaanse identiteit en de anti-racisme beweging in hedendaags Rome zijn belangrijke thema’s die aan bod komen.
Jarl van der Ploeg besluit het nummer met een persoonlijke bespiegeling op de stad waar hij vier jaar als buitenlandcorrespondent werkzaam was. Naast een onmiskenbare, groeiende afkeer spreekt uit alles wat hij schrijft toch vooral een diepgewortelde fascinatie voor Rome. Daarmee raakt hij de kern van dit themanummer: haat en liefde zijn twee kanten van dezelfde medaille. Een Rome dat in de spiegel durft te kijken en de zwarte bladzijden in haar geschiedenis niet schuwt, treedt de eeuwigheid sterker tegemoet.
Wij wensen u veel leesplezier!
De hoofdredactie