22 minute read

Complottheorieën in de Italiaanse Cinema: de verbeelding van il Caso Moro

Gerdien Smit

Covid-19 heeft de aandacht voor complottheorieën overal ter wereld aangewakkerd. In Italië is complotdenken echter al decennialang een populair nationaal tijdverdrijf. Er bestaat zelfs een speciaal woord voor, dietrologia, wat zoiets betekent als ‘wat-zit-erachter-kunde’. Al ruim een halve eeuw circuleren er de wildste complottheorieën over de zogenaamde anni di piombo, de ‘loden jaren’ zeventig en tachtig van de vorige eeuw, waarin extreemlinkse en extreemrechtse terreurgroepen het land welhaast in staat van burgeroorlog brachten. In de periode 1969-1987 zijn terroristen aan beide kanten van het politieke spectrum samen verantwoordelijk voor meer dan 400 doden en 1200 gewonden in bijna 15.000 gewelddaden.1 De Misteri d’Italia – de aanslagen, misdaden, affaires en politieke schandalen – uit deze loden jaren vormen haast een apart genre in de uitgeverswereld en filmindustrie en brengen een ware schaduwkant van Rome tot leven.2

Advertisement

Een Romeins gijzeldrama uit die periode dat zowel bij complotdenkers als bij filmregisseurs prominent in de belangstelling staat is de ontvoering van en moord op de christendemocratische politicus Aldo Moro door de marxistisch-leninistische gewapende groepering Brigate Rosse (BR, Rode Brigades). Deze tragedie werd al vrij snel bestempeld als de Affaire Moro. Voor veel Italianen staan de 54 dagen van zijn ontvoering te boek als de meest mysterieuze uit de Italiaanse geschiedenis. In dit artikel wordt aan de hand van de verbeelding van de Affaire Moro gekeken hoe complottheorieën doorklinken in de Italiaanse cinema. Wat is de reden voor deze populariteit? Vanuit de opvatting dat het heden wordt geprojecteerd in een film over het verleden, wordt onderzocht welke filmische uitspraken er gedaan worden in twee films uit 2003: Buongiorno, notte van Marco Bellocchio en Piazza delle Cinque Lune van Renzo Martinelli.

De ontvoering Rome, 1978. Op 16 maart ontvoeren de BR op de kruising van de Via Fani en de Via Stresa de partijvoorzitter van de christendemocratische partij Democrazia Cristiana (DC) en oud-premier Aldo Moro (fig. 1). Zijn vijf lijfwachten komen hierbij om het leven. Hoewel de BR officieel de vrijlating van dertien gevangen kameraden eisen, is dit van secundair belang. Ze willen politieke erkenning en bovenal: hun kracht en kunnen aan de Italiaanse samenleving tonen.3 Ze zijn van plan Moro, als vooraanstaand politicus van een partij die al sinds 1945 onafgebroken aan de macht is, te onderwerpen aan een ‘volksproces’. Hij moet namens zijn partij schuld bekennen ten aanzien van het jarenlange vermeende wanbeleid van de christendemocraten, en informatie geven over de betrokkenheid van de staat bij een reeks bomaanslagen op de Italiaanse bevolking.4

De BR slaan toe op een belangrijk moment. Op 16 maart zou een nieuwe regering worden gepresenteerd. De communistische partij (PCI) zou hier voor het eerst in de Italiaanse geschiedenis deel van uitmaken, ook al zou ze zelf geen portefeuilles beheren. Men hoopte dat dit zogeheten ‘historisch compromis’ de oplossing zou zijn voor de jarenlange politieke impasse. Moro is de architect van dit plan, maar van verschillende kanten klinken bezwaren. De Verenigde Staten bekritiseren het omdat zij de doorbraak van het zogeheten eurocommunisme vrezen. Dit geldt ook voor rechts Italië, dat

bang is dat Moro met dit plan het communistische ‘Paard van Troje’ binnenhaalt.5 De Italiaanse extreemlinkse beweging – waaronder de BR – voelt zich juist bedrogen door de PCI die in ruil voor quasi-regeringsdeelname bereid is communistische idealen overboord te gooien. Het is niet zeker of Moro’s omstreden pact die dag doorgang vindt. Binnen Moro’s partij zijn er fracties tegen deelname van de PCI en ook bij de PCI zelf heerst grote twijfel. De ontvoering brengt daar onverwachts verandering in: de nieuwe regering Andreotti wordt zonder enige tegenwerking diezelfde dag nog geïnstalleerd. In plaats van het historisch compromis af te breken, hebben de BR het in versneld tempo in werking gezet.6 De regering besluit meteen na de ontvoering dat zij elke vorm van onderhandeling afwijst. De BR mogen onder geen beding worden erkend. De DC en PCI gaan met elkaar de strijd aan om te laten zien wie zich het hardst kan opstellen.7 Een totaal onvoorzien scenario voor de brigadisten die op een politieke dialoog rekenen.8 Met brieven aan partijgenoten en andere hoogwaardigheidsbekleders roept Moro de regering tevergeefs op tot onderhandeling. Gedurende zijn gevangenschap schrijft hij circa tachtig brieven, waarvan de BR slechts een derde bezorgen.9

54 dagen lang zijn de media in de ban van de ontvoering. Omdat de BR afhankelijk zijn

Fig. 1. De plaats delict van de ontvoering van Aldo Moro op de kruising van de Via Fani en de Via Stresa, 16 maart 1978.

Fig. 2. Het lichaam van Aldo Moro aangetroffen in een rode Renault 4 in de Via Caetani, 9 mei 1978. van de media, leggen de autoriteiten druk op de pers: ‘óf met ons, óf met de BR’. Veel kranten besluiten daarop de communiqués van de BR en Moro’s brieven selectief te publiceren.10 De media ontwijken een serieuze analyse van het verschijnsel terrorisme en leggen de nadruk op het criminaliseren van de brigadisten. Zonder informatie over de oorsprong en beweegredenen van de BR, zien velen het politieke geweld als een onverklaarbaar en angstaanjagend fenomeen.11 Het onbegrijpelijke marxistisch-leninistisch jargon in de communiqués van de BR draagt hieraan bij.

Het volksproces Moro brengt zijn gevangenschap door in een kleine ruimte achter een boekenkast in een appartement aan de Via Montalcini in Rome. Mario Moretti is als leider van de BR verantwoordelijk voor Moro’s ‘volksproces’. De belofte van de BR dat ‘alles aan het volk wordt bekendgemaakt’ blijkt loos. Niet alleen houden ze veel brieven achter, ook maken ze de resultaten van de verhoren niet openbaar, en evenmin de notities en teksten die Moro tijdens zijn gevangenschap schrijft.12 Moro haalt in die – pas veel later teruggevonden – documenten hard uit naar zijn partijgenoten en bekent bovendien de geheime en illegale financieringen van de CIA aan zijn partij.13 Ook verstrekt hij informatie over het bestaan van de supergeheime anticommunistische organisatie Gladio, het door de Amerikanen na de Tweede Wereldoorlog in het leven geroepen ondergronds leger dat bij een mogelijke communistische machtsovername zou ingrijpen.14 Het blijft een raadsel waarom de brigadisten Gladio, waarover op het moment van Moro’s gevangenschap nog niets bekend was, niet hebben ingezet in hun strijd. Het zou een effectief wapen zijn geweest om de harde opstelling van de regering onderuit te halen. De PCI had zijn pact met de DC niet kunnen voortzetten wetende dat een dergelijke anti-PCI-organisatie bestond.15

Het ‘volksproces’ leidt uiteindelijk tot een doodvonnis. Op 9 mei liquideren de BR Moro achterin de kofferbak van een rode Renault 4. De auto parkeren ze vervolgens in de Via Caetani, op steenworpafstand van het hoofdkwartier van zowel de PCI als de DC (fig. 2). Moro’s dood maakt hem plots een martelaar.

Complottheorieën: grande vecchio tot CIA Begin jaren tachtig zijn nagenoeg alle brigadisten die betrokken waren bij de ontvoering opgepakt.16 De enorme hoeveelheid blunders in de zoektocht naar Moro’s schuilplaats geeft echter voldoende aanleiding voor het ontstaan van complottheorieen. Er zijn dan ook maar weinig Italianen die de officiële uitkomst van de strafprocessen voor waar aannemen: dat de BR alles op eigen houtje hebben gedaan en dat de regering al het mogelijke heeft gedaan om Moro te redden. Men vraagt zich af wat de werkelijke motieven van de regering waren om niet te onderhandelen over zijn vrijlating. Bovendien twijfelt men eraan of de politie serieus naar Moro heeft gezocht. Men vermoedt de inmenging van een grande vecchio – een machtige oude man – of andere ‘duistere krachten’. Beschuldigingen gaan

onder meer in de richting van Giulio Andreotti van de DC, Licio Gelli, de leider van de geheime vrijmetselaarsloge Propaganda Due (P2), en de Italiaanse Geheime Diensten, de civiele Sisde en de militaire Sismi. Anderen denken dat de ‘progressieve Moro’ om zijn historisch compromis ‘is geofferd op het altaar van de politiek van de Koude Oorlog’. ‘Rechts’ Italië beschuldigt de KGB van betrokkenheid, ‘links’ Italië de CIA en de Mossad.17

Absolute zegsman van de complottheorie is PCI-parlementariër Sergio Flamigni, lid van diverse parlementaire onderzoekscommissies, waaronder de commissie Moro en P2. De inmiddels vijfennegentigjarige Flamigni heeft meer dan een dozijn boeken eraan gewijd. Hij is van mening dat de Geheime Diensten de BR hebben geïnfiltreerd en gemanipuleerd om Moro van het toneel te laten verdwijnen: de VS en de vrijmetselaarsloge P2 vanwege zijn opening naar links en Israël vanwege zijn pro-Palestijnse sympathieën (fig. 3).18 Ook de parlementaire onderzoekscommissie naar het terrorisme, Commissione Stragi (Bloedbaden), speelt een leidende rol in de promotie van de complottheorieën. Regelmatig richt zij de aandacht op regeringsplots in de Affaire Moro, zonder hierbij details of bewijsmateriaal te verschaffen.19 Maar ook Moro zelf brengt een samenzwering te berde. In een van zijn gepubliceerde brieven beschuldigt hij de regering van een complot tegen hem: ‘Is het mogelijk, dat jullie allemaal mijn dood willen vanwege een zogenaamd staatsbelang, dat iemand jullie boosaardig influistert, als ware het de oplossing voor alle problemen van het land?’20 In een andere brief vraagt hij zich bovendien af: ‘Is jullie harde houding tegenover mij misschien een Amerikaanse en Duitse suggestie?’21

Het kamp van de tegenstanders van de complottheorie is beduidend minder omvangrijk. De brigadisten zelf hebben altijd beweerd autonoom te hebben gehandeld. De Amerikaanse historicus Richard Drake is eenzelfde mening toegedaan. Hij was in 1995 de eerste die de complottheorieën expliciet afwees. Hij vermoedt dat het geringe vertrouwen van de Italiaanse bevolking in hun rechtssysteem een belangrijke oorzaak is voor de opkomst van complottheorieën. Met de verslagen van de gerechtelijke onderzoeken en de memoires van de terroristen is volgens hem de waarheid echter boven tafel gekomen: Moro is gestorven omwille van de marxistisch-leninistische idealen van de BR en de wijdverbreide steun die zij in Italië genoten. Hij stelt daarnaast dat voormalig sympathisanten van de BR zich middels complottheorieën met terugwerkende kracht proberen te distantiëren van de BR.22 Anderen zien het verplaatsen van het probleem naar elders als een ‘oud provinciaals

Fig. 3. Aldo Moro met de Amerikaanse president Richard Nixon (1970).

Fig. 4. Reconstructie van de aanslag in de Via Fani, volgens weekblad Panorama, 28 maart 1978. Italiaans gebruik’: een zo efficiënte aanslag kan eenvoudigweg niet het werk van Italianen alleen zijn (fig. 4).23 De overheid en media blazen de efficiëntie van de gijzeling nog eens extra op: ‘want hoe machtiger de tegenstander, hoe geringer het eigen falen’.24

Symbool van de loden jaren De Affaire Moro markeert een belangrijk keerpunt in de Italiaanse geschiedenis: als één van de meest tragische momenten uit de loden jaren is het een symbool geworden voor die gehele periode. Met de dood van Moro viel een cruciale bruggenbouwer tussen de christendemocraten en de communisten weg. Wanneer Aldo Moro nog in leven was geweest, had Italië er ongetwijfeld heel anders – en volgens velen vermoedelijk beter – voorgestaan. Omdat het politieke systeem nu, net als toen, geblokkeerd is, gaat men in dit verleden op zoek naar een verklaring voor het heden. Het verwerkingsproces van de burgeroorlog waarin Italië in de jaren zeventig verkeerde, is nog in volle gang. Tegelijkertijd rust er ook een zeker taboe op de loden jaren. Het blijkt moeilijk om het op neutrale wijze over de oorsprong en politieke motivatie van de BR te hebben. Mensen die dat doen, lopen het risico gezien te worden als sympathisanten of als personen zonder respect voor het verdriet van de (familie van de) slachtoffers.

De media geven meestal een vertekend en eenzijdig tijdsbeeld en vaak worden de loden jaren enkel voor politieke doeleinden uit de kast getrokken om mensen ter linkerzijde van het politieke spectrum in een slecht daglicht te stellen. Al met al is een publiek politiek debat over de oorzaken en gevolgen van de gewapende strijd tot op heden uitgebleven.

Complotten op het witte doek In 1986, acht jaar na de ontvoering, verschijnt de eerste speelfilm over de Affaire Moro: Il caso Moro van regisseur Giuseppe Ferrara (fig. 6). Dit docudrama is vrij geïnspireerd op het werk van de Amerikaanse journalist Robert Katz, één van de eerste complottheorie-auteurs. Il caso Moro belichaamt dan ook een complottheorie-visie pur sang. Ferrara zinspeelt op duistere krachten die aansturen op de moord op Moro. Grote nadruk ligt hierbij op de inmenging van de P2, de Geheime Diensten en een Amerikaanse afgevaardigde. De film is een duidelijke aanklacht tegen de regering vanwege diens onwelwillendheid om Moro te redden. In die tijd liepen de rechtszaken nog en waren er relatief weinig mensen die de complotten actief afwezen.

Maar in 2003, het 25e herdenkingsjaar van de ontvoering, verschijnen er twee films waarbij niet alleen voorstanders maar ook tegenstanders van de complottheorie aan hun trekken komen. In Piazza delle Cinque van Renzo Martinelli, een politieke thriller met een hedendaagse setting, draait alles om complottheorieën (fig. 7). De productie is een ‘samenzweringsfilm’ in de geest van JFK van Oliver Stone (1991). In Buongiorno, notte van Marco Bellocchio (fig. 8), een ingetogen drama dat zich in het verleden afspeelt, spelen complotten juist geen grote rol. Aanhangers uit elk van beide kampen scharen zich pal achter één film en verwerpen de andere. Ook binnen de familie Moro wordt een schisma zichtbaar: Moro’s oudste dochter en zoon kiezen publiekelijk partij voor een van de twee producties. Beide films zijn echter niet even succesvol. Buongiorno, notte wordt overladen met prijzen en draait lange tijd in de bioscoop. Piazza delle Cinque Lune flopt genadeloos en houdt het slechts twee weken uit op het witte doek. Historicus Vladimiro Satta interpreteert dit verschil in ontvangst als een bevestiging dat complotdenken rondom 2003 uit de mode raakt.25

Bellocchio heeft zich laten inspireren door de memoires van Anna Laura Braghetti, één van ontvoerders. Martinelli daarentegen heeft Sergio Flamigni, de woordvoerder in het kamp van de complottheorie, als historisch adviseur in de arm genomen. Beide bronnen drukken een duidelijk stempel op

Fig. 5 (l.). Polaroid van Aldo Moro als gijzelaar van de Brigate Rosse, 19 april 1978.

Fig. 6 (r.). Gian Maria Volonté als Aldo Moro in Il caso Moro (1986) van Giuseppe Ferrara.

Fig. 7. Enscenering van het polaroidmoment in Piazza delle Cinque Lune (2003) van Renzo Martinelli. de films. In Buongiorno, notte komen veel dagelijkse handelingen en details uit de memoires terug. Behalve dat deze details cinematografisch interessant zijn, verschaffen ze ook een unieke visie op de gebeurtenis, juist omdat ze niet snel in geschiedenisboeken te vinden zijn.

De titel en het motto van Flamigni’s boek La tela del ragno (Het spinnenweb) krijgen in de vorm van een metafoor een plek in Piazza delle Cinque Lune. In de laatste scène brengt een cameradrone de stad Rome van bovenaf in beeld. Vanuit het middelpunt – een pand van de Geheime Diensten aan de Piazza delle Cinque Lune, – veranderen de Romeinse straten in de draden van een spinnenweb, gevolgd door een citaat dat de complottheorieën kracht bij zet: ‘Rechtvaardigheid is als een spinnenweb: het houdt de kleine insecten gevangen, terwijl de groten het web doorboren en in vrijheid blijven.’

In Piazza delle Cinque Lune wisselt Martinelli zelfgemaakt archiefmateriaal af met oorspronkelijk materiaal. Het belangrijkste nepdocument is een super8-filmpje van de ontvoering in de Via Fani (fig. 9). De inspiratie hiervoor is afkomstig van Licio Gelli, de leider van de geheime vrijmetselaarsloge P2, die eens in een interview had gezegd niet te kunnen geloven dat de BR, die volgens hem zo gefixeerd zijn op het gebied van documentatie, niet ‘de meest spectaculaire ontvoering van de eeuw’ op film hebben vastgelegd.26 De door Martinelli gereconstrueerde gevechtsactie wijkt op een aantal punten af van de officiële versie van de brigadisten en het fake archiefmateriaal dient derhalve als ‘bewijs’ voor enkele complottheorieën. Tijdens de analyse van het super8-filmpje werpen de hoofdpersonen een spervuur van vragen op die rechtstreeks tot Flamigni’s oeuvre zijn te herleiden. De complotten die zich gedurende de film ontvouwen kunnen als volgt worden samengevat: Moro’s historisch compromis vormt een bedreiging voor het machtsevenwicht dat met het Verdrag van Jalta was bereikt. De Verenigde Staten proberen dit gevaar af te wenden met behulp van twee middelen: door een geheime anticommunistische vrijmetselaarsloge (P2) uit Amerika te exporte-

ren en door middel van infiltratie in radicale groeperingen. Uit de film blijkt dat bijna iedereen bij de Geheime Diensten lid is van P2. Geheimagent Mario Moretti infiltreert in de BR en stuurt aan op een ontvoering en de dood van Moro.

Bellocchio gebruikt in Buongiorno, notte in tegenstelling tot Martinelli enkel authentiek archiefmateriaal en zet dit in op twee niveaus: via de televisie en in de verbeeldingswereld van een van de ontvoerders. De televisie vormt in Buongiorno, notte een opzichzelfstaand personage en alle informatie komt via dit apparaat de huiskamer van de brigadisten binnen. Met het gebruik van archiefmateriaal in droomsequenties geeft Bellocchio niet alleen vorm aan de geestestoestand van de hoofdpersoon, maar verschaft hij ook zijn eigen visie op de geschiedenis. De politieke stelling die uit Buongiorno, notte naar voren komt, is dat de BR solitair gehandeld hebben en dat Moro’s dood het gevolg is van een onbuigzame houding van zowel de regering als de BR. Helemaal complotvrij is de film echter niet. Voor de goede verstaander heeft Bellocchio meerdere verwijzingen naar circulerende complottheorieën verwerkt. De theorie van de machtige oude man die als een marionettenspeler de BR aanstuurt, komt bijvoorbeeld subtiel in beeld door het televisieprogramma met marionetten dat wordt onderbroken door de extra nieuwsuitzending over de ontvoering. In een droomsequentie refereert Bellocchio ook aan de doppio Stato-theorie die beweert dat de politie op de hoogte was van de schuilplaats van Moro, maar niet wilde dat hij gevonden werd. Wanneer de brigadiste Moro in haar droom wil laten ontsnappen, ziet ze door het spionnetje in de voordeur dat het trapportaal volstaat met politieagenten die de wacht houden (fig. 10).

Dat deze nooit bewezen theorie onderdeel is van een droomsequentie mag geen toeval heten, maar doet ook vermoeden dat de regisseur toch niet zo ongevoelig is voor complottheorieën als vaak wordt aangenomen. Bovendien zijn er twee scènes met verwijzingen naar complottheorieën die een opvallende stijlbreuk vormen met de rest van de film omdat ze niet vanuit het perspectief van het hoofdpersonage worden verteld. In een absurdistische scène neemt een geest genaamd Bernardo het gezelschap van een spiritistische sessie in de maling door de verblijfplaats van Moro prijs te geven: ‘La luna’, de maan. Deze scène is niet enkel een hommage aan regisseur ‘Bernardo’ Bertolucci die in 1978 aan zijn film La luna werkte. Bellocchio steekt vooral de draak met de complottheorie omtrent een spirituele seance twee weken na de ontvoering waarbij ook oud-premier Romano Prodi aanwezig was. Tijdens deze sessie wijst een geest ‘Gradoli’ aan als een van de plekken waar Moro mogelijk gevangen wordt gehouden. Enkele dagen later blijkt dankzij een mysterieuze waterlekkage dat BR-leider Moretti zijn schuilplaats had in de Via Gradoli in Rome. De andere scène heeft een serieus karakter en toont de paus die een document van minister-president Andreotti overhandigd krijgt. De brief bevat slechts één zin: ‘Eenvoudigweg en zonder voorwaarden.’

Fig. 8. Roberto Herlitzka als Aldo Moro in Buongiorno, notte (2003) van Marco Bellocchio.

Vervolgens doet de paus een oproep aan de BR waarin hij dezelfde zin verwerkt: [...] ‘Ik smeek jullie op mijn knieën laat Aldo Moro vrij eenvoudigweg en zonder voorwaarden.’ Bellocchio suggereert dat Andreotti de paus opdracht heeft gegeven dit statement naar buiten te brengen dat velen zien als een vrijbrief om Moro te vermoorden. Deze niet bewezen theorie is ontleend aan werk van Flamigni en het is opmerkelijk dat Bellocchio daar zo’n grote nadruk op heeft willen leggen.

Geen van beide films geeft veel aandacht aan de beweegredenen van de BR. Piazza delle Cinque Lune zet de BR neer als criminelen zonder idealen die bovendien marionetten van de Geheime Diensten zijn. Martinelli suggereert zelfs dat de Geheime Diensten het gewelddadige element in de organisatie hebben geïntroduceerd. Buongiorno, notte geeft daarentegen de impressie dat vier wereldvreemde individuen met z’n vieren de BR vormen. Het bestaan van een organisatie achter hen is in de film niet aan de orde. Beide films ontdoen de BR van belang, en bieden een beperkt beeld van de jaren zeventig waarbinnen de BR zijn ontstaan. Dit is geheel in overeenstemming met het eenzijdige tijdsbeeld van die periode in de media.

Verwerkingsproces Piazza delle Cinque Lune en Buongiorno, notte weerspiegelen ieder op eigen wijze de hedendaagse manier van denken over de loden jaren en reflecteren problemen, verlangens en dromen die anno 2003 in de maatschappij spelen.27 De mythevorming rond de persoon Moro in beide films maakt een duidelijk verlangen kenbaar naar een moreel goed politicus die, als het erop aankomt, machtsbelangen opzijschuift en pleit voor een fatsoenlijke politiek. Dat Moro juist in deze tijd zo’n moreel heldendom geniet, past in het verlengde van de nog altijd heersende woede over de corruptie in het politieke en publieke machtsbestel.

De wens die zich in de film van Martinelli openbaart, is dat de ontvoering en moord op Moro niet alleen een Italiaanse aangelegenheid is. Door met complottheorieën

de schuldvraag naar het buitenland te verplaatsen, hoeft men het eigen verleden en de binnenlandse problematiek niet onder ogen te zien. De film van Bellocchio draagt vooral een verlangen uit om in het reine te komen met het verleden en bevat de vurige wens dat de geschiedenis anders was gelopen. Een verlangen dat ook terug te vinden is in de memoires van Braghetti. Zonder het werkelijke verloop van de geschiedenis te ontkennen, projecteert Bellocchio dit verlangen in een droom van een van de ontvoerders. Hij geeft haar in een droomsequentie de mogelijkheid om alsnog in te grijpen en Moro te bevrijden. In de laatste scène loopt Moro als een vrij man door de Romeinse wijk EUR. Deze scène had werkelijkheid kunnen zijn, begrijpt men uit de film, wanneer de regering zich bereidwilliger had opgesteld en wanneer de BR meer werkelijkheidszin zouden hebben gehad. De toonzetting ten aanzien van de toekomst lijkt optimistisch. De film begint in het donker en eindigt in het licht, in tegenstelling tot Piazza delle Cinque Lune die kleurrijk begint en eindigt in zwart-wit. De wandeling van een vrije Moro symboliseert tegelijkertijd hoezeer Moro’s geest nog steeds in de huidige Italiaanse maatschappij ronddwaalt.

Al ruim vier decennia verschijnen er, met name rondom Moro’s sterfdag, allerlei (strip)boeken, documentaires, theatervoorstellingen en (tv-)films die een nieuw licht op de zaak willen laten schijnen. Dat het onafgeronde verwerkingsproces van dit diepgewortelde nationale trauma nog altijd in volle gang is, wordt eens te meer bevestigd door het bericht dat de 81-jarige Bellocchio na zeventien jaar opnieuw zijn tanden in de Affaire Moro zal gaan zetten, ditmaal in de vorm van een zesdelige televisieserie. Waar Buongiorno, notte door de ogen van een brigadiste enkel focust op Moro’s gevangenschap, zal de in 2021 verwachte serie Esterno, notte het perspectief juist verbreden en zich per aflevering richten op een ander personage dat gedurende die vierenvijftig dagen een belangrijke rol speelde buiten de ‘volksgevangenis’.28

Renzo Martinelli vat deze jarenlange en

(v.l.n.r.)

Fig. 9. Analyse van het fake super8-filmpje van de ontvoering in de Via Fani in Piazza delle Cinque Lune (2003).

Fig. 10. Still uit droomsequentie Buongiorno, notte (2003).

Fig. 11. Still uit Buongiorno, notte (2003) van Marco Bellocchio.

Fig. 12. 16 maart 1978, de dag van de ontvoering van Aldo Moro. nog altijd voortdurende zoektocht naar verschillende invalshoeken van vele makers, onderzoekers en schrijvers treffend samen: ‘De Affaire Moro is een soort virus. Het is besmettelijk. Als je er eenmaal van in de ban raakt, zal het je niet meer loslaten. Het zal de rest van je leven een obsessie blijven.’29 Hoewel gerechtelijke onderzoeken het brede scala aan complottheorieën van geen enkel bewijs hebben kunnen voorzien, blijven veel complotdenkers krampachtig vasthouden aan hun theorieën. Ze lijken te denken als schrijver en politicus Leonardo Sciascia: ‘Als we de waarheid omtrent de Affaire Moro niet weten te achterhalen, zijn we daadwerkelijk verloren...’30

1. G. Fasanella en A. Grippo, I silenzi degli innocenti, (Milaan: BUR Futuropassato, 2006), 6. 2. T. Jones, Het andere Italië. Over politiek, media en la dolce vita, (Amsterdam: Mouria, 2003), 41-42, 46. 3. T. Welschen, Het Italiaanse complex. Partijen en bewegingen van 1970 tot 1990, (Bussum: THOTH, 1996), 299, 302-303. 4. A. Giovagnoli, Il caso Moro. Una tragedia repubblicana, (Bologna: Il Mulino, 2005), 28-29, 305. 5. R. Drake, The Aldo Moro murder case, (Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press, 1995), 2. 6. Giovagnoli, 34-37. 7. R. Katz, Days of wrath. The public agony of Aldo Moro: the kidnapping, the execution, the aftermath, (Londen: Granada, 1980), 14.

8. M. Moretti, Brigate Rosse: una storia italiana. Intervista di C. Mosca e R. Rossanda, (Milaan: Baldini&Castoldi, 1994), 144. 9. M. Clementi, La pazzia di Aldo Moro, (Milaan: Rizzoli, 2006), 49. 10. Welschen, 313-314. 11. F.T. van Marle, ‘Il caso Moro’. Communistische en extreemlinkse berichtgeving over de ontvoering van Aldo Moro door de Brigate Rosse, (Doctoraalscriptie Geschiedenis. Amsterdam: UVA, 2006), 91, 93. 12. S. Flamigni, La tela del ragno. Il delitto Moro, (Milaan: Kaos, 1988/2003), 245. 13. Drake (1995), 212-216. 14. Welschen, 42-43. 15. Moretti, 159. 16. V. Satta, Il caso Moro e i suoi falsi misteri, (Soveria Mannelli: Rubbettino, 2006), 494-496. 17. R. Drake. ‘Why the Moro Trials Have Not Settled the Moro Murder Case: A Problem in Political and Intellectual History’. The Journal of Modern History, 73 (2001): 361-363. 18. R. Drake. ‘The Aldo Moro Murder Case in Retrospect’. Journal of Cold War Studies, 8, 2, (2006): 118. 19. Drake (2001), 359. 20. Drake (1995), 255. 21. L. Sciascia, L’Affaire Moro. (Milano: Adelphi. Oorspr. uitg. Palermo: Sellerio, 1978/2004), 75, 91. 22. Drake (2001), 365, 378. 23. G. Bocca, Il terrorismo italiano. 1970-1978 (Milaan: Rizzoli, 1978), 130; Van Marle, 69. 24. Y. Scholten. Moordenaar met groene handen. De Groene Amsterdammer, 127, 11, (2003): 24. 25. Satta, 2. 26. Interview met Renzo Martinelli; Rome, 19 september 2006. 27. C. Vos, Bewegend verleden. Inleiding in de analyse van films en televisieprogramma’s, (Amsterdam: Boom, 2004), 120-121, 154. 28. A. Finos. ‘David 2020, Bellocchio: “La creatività non ha età. Ora la serie su Moro e un film su mio fratello,”’ La Repubblica (2020). Beschikbaar via https:// www.repubblica.it/spettacoli/cinema/2020/05/09/ news/bellocchio_david_il_traditore-256149466/ 29. Interview met Renzo Martinelli; Milaan, 29 september 2006. 30. G. Ferrara, Misteri del Caso Moro, (Bolsena: Massari, 2003), 222. Afbeeldingen Fig. 1. Afbeelding in publiek domein, bron: spazio70. Fig. 2. Afbeelding in publiek domein, bron: Flickr. Fig. 3. Afbeelding in publiek domein, bron: Wikimedia Commons. Fig. 4. Afbeelding in publiek domein, bron: spazio70. Fig. 5. Afbeelding in publiek domein, bron: Flickr. Fig. 6. © Columbia Pictures. Fig. 7. © Istituto Luce Cinecittà. Fig. 8. © RAI Cinema. Fig. 9. © Istituto Luce Cinecittà. Fig. 10. © RAI Cinema. Fig. 11. © RAI Cinema. Fig. 12. Afbeelding vrij voor hergebruik (CC BY-NCSA 2.0), bron: Foto storiche dell’archivio di Palazzo Chigi, Flickr.

This article is from: