Geen tijd te verliezen
Er was een tijd, nog niet zo lang geleden, dat het milieu alleen iets was voor tijdens het weekend, voor in onze vrije tijd. We weten allemaal uit persoonlijke ervaring dat wandelen in een bos een genot is, dat zwemmen in een wilde rivier opwindend is, dat genieten van een woest landschap vanaf een bergtop je geest opent…
Ondertussen bevestigde de wetenschap ons in talloze onderzoeken dat tijd doorbrengen in de natuur gezond is en een perfecte remedie tegen stress. We weten allemaal uit onze schooltijd dat de zuurstof die we inademen wordt gemaakt door planten. Vandaag waarschuwt de wetenschap ons dat ontbossing onze grote bossen en wilde landschappen aan een hels tempo vernietigt. We weten al 40 jaar dat de door de mens veroorzaakte klimaatverandering ons hele leven bedreigt. Nu vertelt de wetenschap ons dat de natuur onze grootste bondgenoot is tegen deze dreiging.
Kortom, de tijd dat natuur een luxeproduct was, een ‘nice-to-have’, is definitief voorbij. Het is nu tijd om de natuur opnieuw in ons leven te integreren, ook tijdens weekdagen, wanneer we aan het werk zijn. Omdat de natuur ons niet alleen van schone lucht voorziet, maar ook van voedsel, zoetwater, medicijnen, grondstoffen. Onze economie draait erop. Ons leven hangt ervan af. Het is existentieel.
In dit licht kwam het recente Living Planet Report van WWF met een ontnuchterende conclusie: de populaties van gewervelde dieren zijn sinds 1970 met 69 procent afgenomen. Dit betekent dat de natuur in een hartverscheurend tempo wordt vernietigd. Want samen met de dieren verdwijnen ook de bossen, de waterrijke gebieden, de savannes… En dat verergert dan
weer de klimaatverandering: ontbossing en omzetting van andere natuurgebieden zijn de tweede grootste bron van uitstoot, na het verbranden van fossiele brandstoffen. Bovendien verdwijnen met die gebieden ook belangrijke buffers tegen de effecten van klimaatverandering: mangrovewouden zorgen voor kustbescherming, tropische bossen voor opname van onze broeikasgassen, natte gebieden vangen overtollig water op en leveren zoetwater voor onze landbouw en onze industrie.
Het goede nieuws is dat we het tij nog kunnen keren, maar er is geen tijd te verliezen. Op dit moment zijn wereldleiders samengekomen in het Canadese Montreal om te werken aan een nieuw globaal plan dat de wereld op weg moet helpen naar herstel. We hoeven echter niet te wachten op overheden om ons deel te doen. Wij allemaal, consumenten en bedrijven, kunnen en moeten ons steentje bijdragen. Laat ons natuurbescherming en -herstel bovenaan ons prioriteitenlijstje zetten. Samen kunnen we een betere, gezondere, rechtvaardigere en welvarendere wereld maken voor iedereen, werkend met de kracht van de natuur.
Een transformatie die tot duurzaamheid leidt (en omgekeerd)
Bij zowat alle grote multinationals staat duurzaamheid tegenwoordig hoog op de agenda. Maar wat drijft die initiatieven? Het hoofdkwartier of de lokale Belgische afdelingen? En hoe wordt een keuze gemaakt tussen de verschillende componenten waaruit duurzaamheid bestaat?
Ook bij een tabaksgigant als Philip Morris (PMI) wordt over dat soort kwesties nagedacht. Meer zelfs, de enorme transformatie waar het bedrijf momenteel doorgaat (waarbij het zo snel mogelijk wil stoppen met het commercialiseren van klassieke sigaretten), is onlosmakelijk verbonden met duurzaamheid, zegt Sustainability Manager Aurora Marin. “Het zijn twee kanten van dezelfde munt. Ons bedrijf kan niet transformeren zonder te verduurzamen, en het kan niet verduurzamen zonder te transformeren.”
PMI wou focussen op gebieden met de meeste impact en startte daarom een open dialoog met alle stakeholders, waaronder werknemers, investeerders en consumenten. “Hieruit, en ook uit onze eigen interne beoordelingen, werd duidelijk dat we onze duurzaamheidsstrategie moesten concentreren op producten en operationele activiteiten. Het gedeelte ‘producten’ is waarin we ons onderscheiden van andere bedrijven. We zijn er rotsvast van overtuigd dat we, om een duurzaam bedrijf te worden, doelbewust ons businessmodel moeten omgooien en van sigaretten een ‘ding uit het verleden’ maken.”
In ‘producten’ gaat het bijvoorbeeld om het introduceren van rookvrije alternatieven voor sigaretten en - op termijn - het verleggen van de focus op wellness- en gezondheidsproducten. Dat is een specifieke omschakeling die uniek is voor PMI en volledig aan die bedrijfstransformatie gelinkt is, zegt Marin. “In ‘operationele activiteiten’ gaat het dan weer meer over de inspanningen die ook andere bedrijven doen, zoals rond klimaat, energie, diversiteit en inclusie.”
Mentaliteit aanpakken
De richtlijnen vanuit het hoofdkwartier worden door de lokale afdelingen omgezet in
actieplannen, naargelang wat voor hen relevant is. “In Nederland zijn we bijvoorbeeld gestart met een recyclageprogramma rond elektronische apparaten om tabak te verwarmen”, zegt Marin. “Al het plastic, de batterij en het aluminium in zo’n apparaat kunnen we recycleren en voor elk apparaat dat wordt binnengebracht, planten we daarbovenop een boom. We doen dat ook in combinatie met een publiekscampagne zodat het bewustzijn bij consumenten hierover aangescherpt wordt.”
Zo’n flankerende campagne blijft ook noodzakelijk om het probleem van de rondslingerende sigarettenpeuken aan te pakken, onderstreept Marin. Zeker in België, waar PMI zijn rookvrije alternatieven nog niet heeft gelanceerd omdat de wetgeving het niet toelaat om volwassen rokers hierover correct te informeren.
“We werken momenteel ook hard aan een bioafbreekbare filter. Maar het is niet genoeg dat je de filter afbreekbaar maakt, want dan gaan mensen misschien nog meer geneigd zijn om hem gewoon op straat te gooien. We geloven sterk in awareness creëren, de mentaliteit aanpakken en mensen motiveren om peuken in de asbak of vuilbak te blijven deponeren.”
Bij de wortel
Een andere hefboom van PMI’s duurzaamheidsbeleid, is de Single Use Plastics-directieve die de EU in 2019 opstelde. “Die wetgeving wil de hoeveelheid zwerfafval op straat en in de oceanen sterk inperken”, zegt External Affairs Manager Andrea Grebori. “Dat gaat onder meer over sigarettenpeuken, maar ook over plastic zakjes, drank- en voedselverpakkingen en natte doekjes. Wat voor ons heel belangrijk is voor de omzetting naar Belgische wetgeving, is dat er een geïntegreerd plan komt dat eerst en vooral maatregelen omvat om een gedragsverandering door te voeren.”
PMI zelf neemt, samen met de rest van sector, al jaren zijn verantwoordelijkheid op bij het bestrijden van zwerfvuil, zegt Grebori, onder andere in samenwerking met OVAM, de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij. “Het meest recente project is rokers kleine ‘zakasbakjes’ aan te bieden, in samenwerking
met retailers, waarin ze hun sigarettenpeuken kunnen deponeren. Maar de nieuwe wetgeving moet veel verder gaan dan alleen de symptomen aanpakken. Door alleen te focussen op het opruimen van afval pakken we de wortels van het probleem niet aan.”
Kiezen voor impact
Nu beslaat duurzaamheid tegenwoordig heel wat terreinen. PMI is op verschillende daarvan actief. Zo lopen er programma’s om het energieverbruik in de fabrieken te verminderen, over te schakelen op groene stroom en om het wagenpark te vergroenen. “Maar je moet aanvaarden dat je niet in alles de eerste viool kunt spelen. Alles goed willen doen, maskeert een gebrek aan focus. Je moet keuzes maken en voor de aspecten gaan waar je de meeste impact kunt maken. We beseffen ook dat we niet alles alleen kunnen. Onder meer daarom hebben we ons geëngageerd om in 2023 het Duurzaam Ondernemen-traject van VOKA te doorlopen, zodat we onze interne strategie verder kunnen versterken met inzichten over de externe en lokale verwachtingen.”
Aurora Marin Sustainability ManagerDe roots van Philip Morris International (PMI) gaan terug tot 1847, toen de gelijknamige Britse tabakshandelaar zijn eerste winkel opende in Londen. Ondertussen is het bedrijf een multinational die haar producten in 180 landen wereldwijd verkoopt, zowat 71.000 mensen tewerkstelt en meer dan 76 miljard dollar omzet draait. In 2016 kondigde PMI aan dat het met zijn rookvrije alternatieven zo snel mogelijk sigaretten wil vervangen en volledig rookvrij wil gaan.
‘Focus moet opschuiven van recyclage naar hergebruik’
Uit jaarcijfers van de Vlaamse Kringwinkels blijkt dat de populariteit van tweedehands blijft stijgen. Vorig jaar kreeg de organisatie liefst 84.000 ton aan voorwerpen binnen, bijna een derde meer dan het jaar ervoor. Van dat totaalgewicht werd 45 procent netjes gerecycleerd, 46 procent kreeg ook effectief een tweede of derde leven. Gemiddeld kocht een Vlaamse inwoner vorig jaar 5,8 kilo aan tweedehandsspullen bij de Kringwinkel.
Zowat alle soorten tweedehands gaan vandaag vrij moeiteloos de deur uit, zegt Linde Brewaeys van HERW!N, de koepel van de Vlaamse Kringwinkels. Voor zowel huisraad, meubels, multimedia, boeken als vrijetijdsspullen zijn volop gegadigden. Textiel gaat nog altijd het vlotst over de toonbank, maar ook elektronica doet het goed. “Leuke bureaulampjes, een oude versterker of cassettedeck, heel wat mensen blijken op zoek naar een nostalgische vondst. Onze hersteldienst zorgt ervoor dat die toestellen ook effectief functioneren. Apparaten als koelkasten en wasmachines repareren we onder garantie. Dat blijkt een aantrekkelijke formule.”
De cijfers rond verspilling ondermijnen helaas de feelgoodstory. Wereldwijd gooien we jaarlijks meer dan 50 miljoen ton elektronisch afval weg: van consumentenelektronica als televisies, computers, droogkasten en diepvriezers tot kapotte lampjes en batterijen. “E-waste is een van de snelst groeiende afvalstromen op aarde”, weet Anna Jopp van het Nederlandse Fairphone. “Iedere Europese burger draagt er jaarlijks ongeveer 16 kilogram toe bij. Slechts 20 procent van die e-waste wordt gerecycleerd, voor smartphones is dat zelfs maar 15 procent. En dat terwijl we in Europa om de 2 à 3 jaar van telefoon wisselen, zelfs als die nog perfect functioneert.”
We hebben thuis allemaal wel een box of lade waarin oude telefoons, dvd-spelers en anonieme kabels stof liggen te vergaren, tekent Jopp aan. Toch zouden we die materialen echt naar behoren moeten recycleren, klinkt het, al is recyclage ook maar een deel van de oplossing.
“Zelfs met de geavanceerdste technologieën valt maar een klein percentage aan waardevolle grondstoffen te recupereren, zoals lithium uit batterijen. De focus zou moeten opschuiven
naar hergebruik. Wie een apparaat verkoopt op de tweedehandsmarkt, het weggeeft aan vrienden of het gewoon langer blijft gebruiken, vermindert daarmee het aantal toestellen in omloop. Uiteindelijk is dat de efficiëntste manier om de CO2-uitstoot te beperken.”
Bijkomend probleem is dat het design van veel elektronica er vandaag niet op gericht is om lang mee te gaan, weet Anna Jopp.
“Als de camera in je smartphone defect raakt, moet je een volledig nieuw toestel kopen. Onze Fairphone hebben we daarom ontworpen op een modulaire manier. Met een simpele schroevendraaier kun je alle onderdelen zelf vervangen. We voorzien ook een langdurige garantie en softwareupdates om mensen aan te moedigen hun telefoon langer te gebruiken.”
De Europese wetgever begint in die zin mee te denken. Daarnaast groeit de duurzaamheidsreflex bij meer en meer fabrikanten, al dan niet uit commerciële impuls. Dat merkt ook Linde Brewaeys.
“Alle grote kledingretailers gaan tegenwoordig de tweedehandstoer op. Ze doen terugneem- of inzamelacties en verbinden daar een mooie korting aan. Platformen als Vinted verbreden hun scope van kleding naar speelgoed, sportartikelen of vrijetijdsspullen. Ook in circulair bouwen zit nog heel wat toekomst. Een mooie trend waarvan ik hoop dat hij echt doorbreekt, is een materialenbank voor tweedehandsbouwmaterialen.”
De opmars van vintage heeft ook een schaduwzijde, tekent Brewaeys tot slot aan. Steeds meer Belgen winkelen immers tweedehands uit noodzaak. “Wil je dan toch dat nieuwste model televisie kopen, geef je oude exemplaar dan aan iemand die het kan gebruiken. En in plaats van je kleren in een textielcontainer te gooien, breng ze liever naar de Kringwinkel. Wij geven ze een tweede leven hier in Vlaanderen.
Het woord ‘duurzaam’ gaat immers niet alleen over klimaat en milieu. Ook sociale tewerkstelling en lokaal hergebruik zijn vormen van duurzaam consumeren.”
KONE als duurzaamheidspartner
Als pionier op het gebied van energie-efficiëntie, groen bouwen en koolstofneutraliteit levert de duurzaamheidsaanpak van KONE waarde voor klanten gedurende de hele levenscyclus van het gebouw en brengt dagelijks meer dan 1 miljard mensen in beweging. Duurzaamheid maakt deel uit van KONE’s dagelijkse werkzaamheden. Zo helpt KONE u graag bij het verduurzamen van uw gebouw of installatie. Op het gebied van nieuwe installaties biedt KONE innovatieve, intelligente en duurzame liften, roltrappen, automatische deuren en geïntegreerde toegangscontroleoplossingen om de beste People Flow ervaring te leveren. In onderhoud, verbetert KONE de veiligheid en beschikbaarheid van de installaties in en bij modernisering biedt ze oplossingen voor verouderende installaties, variërend van gedeeltelijke tot volledige vervanging.
MEERWAARDE
VAN DUURZAAM
Met KONE DX Class liften bespaart u energie en verkleint u de CO2-voetafdruk van uw gebouw met onze eco-efficiënte oplossingen zoals aandrijving met energieteruglevering (regeneratie), LED-verlichting en stand-by modus. Dankzij de MediaScreen (digitale schermen in de lift) kan u efficiënter en slimmer informeren. Zelfherstellende of antimicrobacteriële kooimaterialen zorgen voor minder vervangingen en hygiënische kooidecoratie. Dankzij de ingebouwde connectiviteit zijn de liften in uw gebouw bovendien future proof.
Enkele weetjes over KONE DX Class liften:
• A-klasse energielabel voor liften (ISO 25745).
• CO -neutrale productie en -installatie voor KONE DX™ liften. cering duurzame gebouwen, zoals LEED &
OPTIES VOOR ONDERHOUD
KONE CareTM DX
MODERNISERING IS OOK EEN OPTIE!
1
1 4 5 3 2
KONE biedt naast de eerste CO2-neutrale KONE DX Class liften in de industrie ook de bijbehorende CO2-neutrale onderhoudsservice, KONE Care™ DX, die helpt om de lift optimaal te laten functioneren. Dit is bereikt met een aanpak in drie stappen: eerst worden de emissies van de installatie en de diensten gemeten, vervolgens worden de bestaande emissiebeperkende maatregelen van KONE meegerekend met betrekking tot materialen, productie, logistiek, onderhoudsbezoeken en reserveonderdelen, en ten slotte worden de resterende emissies gecompenseerd om CO2-neutraliteit te bereiken.
Meteendubbeleborstelafdichtingbeperktudeluchtdoorstroom.
Wist u dat liften en roltrappen tot 10% van het totale energieverbruik van een gebouw kunnen vertegenwoordigen? Door te moderniseren met de best beschikbare technologie kan u aanzienlijke energiebesparingen realiseren. Zo is de meest verkochte lift van KONE, de MonoSpace® 500, tot 90% energiezuiniger dan zijn tegenhangers uit de jaren negentig. Ook componentupgrades zijn een snelle en kostenefficiënte manier om kleine verbeteringen aan te brengen. Zo kan bijvoorbeeld het vervangen van halogeenverlichting door LED uw energieverbruik tot wel 80% verminderen.
KONE aandrijving ZoweldeKONEdeuralsdeaandrijvingzijnopgebouwduitgoed recyclebarematerialen.
Metdewinterschakelinggaatdedeuropeningminderveropen ensluitdaardoorooksneller.Bijhogereintensiteitpastde aandrijvingzichaannaarvolledigopenenhersteltzichdaarna automatisch weer naar winterstand.
Meer weten over het verduurzamen van uw gebouw en installaties? Raadpleeg www.kone.be
5. Energiezuinige KONE aandrijving
ZoweldeKONEdeuralsdeaandrijvingzijnopgebouwduitgoed recyclebarematerialen.
Duurzame fondsen investeren toch in fossiel
Bijna de helft van de beleggingsfondsen die gelden als meest duurzaam investeert toch in de fossiele industrie of in de luchtvaartsector. Dat blijkt uit onderzoek van journalisten in 9 Europese landen, waaraan ook De Tijd meewerkte. In totaal werden 838 ‘donkergroene’ fondsen onderzocht. Liefst 388 daarvan investeren in fossiele bedrijven, goed voor zo’n 8,5 miljard euro. In ons land zijn er vragen te stellen bij 155 van de 350 donkergroene fondsen.
Nieuwe hoofdeconoom
Triodos Bank
De Nederlander Hans Stegeman is sinds 1 december de nieuwe hoofdeconoom bij Triodos Bank. Hij is onder meer verantwoordelijk voor de impactstrategie van de duurzame bank, die actief is in België, Nederland, Duitsland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Stegeman kwam in 2017 in dienst bij Triodus als Chief Investment Strategist en werkte eerder als hoofdeconoom bij Rabobank Nederland. Hij begon zijn carrière bij het Centraal Planbureau in Nederland.
Red de planeet, investeer met impact
Duurzaamheid is al lang geen modewoord meer, het is een levensstijl geworden. De planeet beschermen voor de volgende generaties, daar draait het om. Ook de financiële sector biedt tal van mogelijkheden om verantwoord te beleggen voor de toekomst.
De populariteit van duurzaam beleggen kende de afgelopen jaren een enorme stijging. Alle banken hebben duurzame en ethische beleggingsproducten in hun gamma. Maar wat betekent dat nu precies: ethisch of duurzaam beleggen, lichtgroene en donkergroene fondsen?
“Ethisch en duurzaam zijn termen die door elkaar gebruikt worden omdat er geen strakke definitie van bestaat”, zegt Jasper Vekeman, medeoprichter van de Duurzaam Beleggen Academy. “Een ethische belegger investeert eerder in fondsen die in lijn liggen met zijn eigen waarden- en normenpatroon. Een duurzame belegger zal zich afvragen welke impact zijn investering heeft op milieu, mens en maatschappij.” Ben Granjé, CEO van de Vlaamse Federatie van Beleggers, bevestigt dat duurzaamheid in de beleggingswereld draait rond ESG-normen (Environmental, Social, Governance). “Maar we zien nog heel vaak dat het ecologische aspect meer aandacht krijgt dan het sociale en het beleidsmatige”, vervolgt hij. “De redenen hiervoor zijn meetbaarheid en controleerbaarheid. De impact van een bestuursmaatregel op de samenleving is immers moeilijker te meten dan bijvoorbeeld CO2.”
Duurzaamheid en ethische verantwoordelijkheid zijn begrippen die elkaar overlappen. Als belegger maak je altijd een persoonlijke keuze volgens je eigen morele kompas. Je kijkt niet alleen naar het financieel rendement, maar ook naar de maatschappelijke relevantie van je investering op lange termijn. Daarbij komt nog dat iedereen een eigen invulling geeft aan deze begrippen, die ook nog eens plaats- en tijdsgebonden kunnen zijn. Zo kan kernenergie een belangrijke rol spelen in de transitie naar groene energie omwille van de dringendheid van de klimaatverandering, maar kan het op langere termijn geen goede oplossing zijn omwille van het radioactieve afval en het risico op kernrampen.
Het is niet altijd evident te bepalen hoe groen een belegging juist is. Dankzij de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR), een verordening die de Europese Unie in 2021 heeft ingevoerd, zijn fondsbeheerders verplicht transparante informatie te geven over hun beleggingsproducten. Dit gaat niet alleen greenwashing tegen, maar zorgt er ook voor dat de belegger duidelijke informatie krijgt over de duurzaamheidsdoelstellingen van zijn beleggingen. Er bestaan drie categorieën. ‘Grijze fondsen’ vallen onder artikel 6 en houden geen rekening met de duurzaamheidskenmerken. Artikel 8 omvat ‘lichtgroene fondsen’ van bedrijven die de intentie hebben een duurzame transitie door te voeren of ermee bezig zijn. Onder artikel 9 vind je de ‘donkergroene’ fondsen. “Deze fondsen, die een aantoonbare impact hebben op mens, milieu en maatschappij, maken vandaag slechts 5 à 10 procent uit van alle fondsen”, zegt Vekeman.
Fondsen die ressorteren onder artikel 8 en 9 kunnen in België het label ‘Towards Sustai-
— Jasper Vekeman,nability’ aanvragen. “Dit is een kwaliteitsnorm voor duurzame investeringen waarbij fondsen aan welbepaalde ESG-criteria moeten voldoen om het label te bekomen”, licht Granjé toe. Het Belgische label geldt als een referentie, ook in andere landen. “België is hier inderdaad een voortrekker”, voegt Vekeman toe. “Elk fonds moet minimum vier strategieën om duurzaam te beleggen toepassen en fondsbeheerders moeten het label elk jaar opnieuw aanvragen. Bovendien worden de voorwaarden om de twee jaar scherper gesteld, zowel kwalitatief als kwantitatief, met de bedoeling om duurzaamheid voorgoed de norm te maken in de financiële sector.”
Een gouden tip om groen te beleggen? Denk na over de gewenste impact, durf een gesprek aan te gaan met je bankier en wees kritisch. “Consulteer ook zeker de websites TowardsSustainability.be en Morningstar.be, onafhankelijke bronnen die beleggingsfondsen analyseren en evalueren op duurzaamheid”, besluiten beide experts.
Een duurzame belegger zal zich afvragen welke impact zijn investering heeft op milieu, mens en maatschappij.
Duurzaam Beleggen Academy
Het Stargate-project voor een groenere luchtvaart is een initiatief van Brussels Airport in samenwerking met een twintigtal partners, waaronder drie Europese luchthavens, luchtvaartmaatschappijen, mobiliteits- en kennisinstellingen en lokale overheden. Het project werd vorig jaar geselecteerd binnen de Europese Green Deal en ging in november 2021 officieel van start.
Stargate omvat een dertigtal kleinere en grote initiatieven gericht op drie grote pijlers: de CO2-uitstoot van de luchthavenoperaties verder inperken, de lokale omgevingskwaliteit verbeteren en de modal shift stimuleren
Elektrificatie getest op het terrein
Een belangrijke factor in de decarbonisatie van onze luchthavens is de elektrificatie van het grondafhandelingsmateriaal. Het voorbije jaar, dat letterlijk een pilootjaar was voor Stargate, testte partner DHL verschillende types van elektrisch grondafhandelingsmateriaal tijdens hun operaties, waaronder elektrische heftoestellen, hoogladers en trekkers voor de vrachtafhandeling. Het resultaat van die testfase bleek positief, waardoor DHL op korte termijn significante investeringen voorziet in de aankoop van elektrisch grondmateriaal.
Ook brandstofleveranciers tonen zich bereid om mee te stappen in het verhaal. Op dit moment voert Skytanking een grootschalige test uit op Brussels Airport met twee elektrische
Brussels Airport neemt de vlucht naar een groenere toekomst
De luchtvaartsector slaat de handen in elkaar om de luchtvaart en luchthavens duurzamer te maken. Het Stargate-project van Brussels Airport verenigt een consortium van 22 partners om de groene transitie te versnellen met zo’n 30 concrete projecten, gaande van de elektrificatie van grondafhandelingsmateriaal tot een digitale kopie van de luchthaven.
brandstoftrucks – een Belgische ontwerp van Turkish Fuel Services. De test moet inzicht geven in de optimale laadinfrastructuur en de ideale batterijgrootte voor elke truck. In de loop van de komende jaren wil Skytanking zijn eigen 100% elektrische brandstoftrucks ontwikkelen en gebruiken.
Digitale innovatie in de praktijk
Eén van de veelbelovende projecten binnen Stargate is de ontwikkeling van een 3D-model voor luchthavens. Deze ‘digital twin’ brengt de energiestromen en operationele processen in kaart om mogelijke verbeteringen en aanpassingen te detecteren. Het model kan bijvoorbeeld de impact van bijkomende zonnepanelenparken simuleren alvorens deze oplossing te realiseren. De eerste versie van de digital twin voor de vier partnerluchthavens Brussel, Athene, Budapest en Toulouse werd ontwikkeld in samenwerking met Integrated Environmental Solutions Ltd.
Intussen bereiden twee partnerluchthavens (Athens International Airport en Budapest Airport) de digitalisering van hun cargooperaties voor naar het model van de Digital Green Lane op Brussels Airport. De intentie? Een meer geautomatiseerd en papierloos proces van de vrachtafhandeling, een beter gebruik van de beschikbare capaciteit en kortere wachttijden voor de vrachtwagens aan landzijde: allemaal elementen die bijdragen aan de CO2-reductie op de luchthaven.
Naar een duurzamer brandstofgebruik
Ook de introductie van duurzame luchtvaartbrandstoffen is onderdeel van het Stargate-project. De afgelopen maanden
ging heel wat onderzoek naar de efficiëntste manier om de luchtvaartindustrie – en de luchthavens en luchtvaartmaatschappijen in het bijzonder – voor te bereiden op het gebruik van Sustainable Aviation Fuels (SAF). De snelle evolutie van de markt opent heel wat mogelijkheden. Daarnaast groeit de kans dat er in de nabije toekomst via de NAVO-pijplijn naast kerosine ook duurzame brandstoffen kunnen worden getransporteerd naar Brussels Airport.
Een mooi aanvullend initiatief is de gloednieuwe OlioBox-truck die Stargate-partner Quatra het voorbije jaar in gebruik nam. Deze truck haalt de frituurolie van huishoudens in de nabije omgeving van de luchthaven op om ze te verwerken in duurzame brandstoffen. Een creatief staaltje van Belgische circulariteit waarin ook voedingsbedrijf Vandemoortele zich als gangmaker engageert. De Provincie VlaamsBrabant en Universiteit Hasselt ondersteunen de actie met een sensibiliseringscampagne en een bevolkingsonderzoek.
Daarnaast zullen Aèroport de ToulouseBlagnac en Athens International Airport samenwerken met de Universiteit van Hasselt en luchtvaartadviesbureau To70 om de introductie van SAF te faciliteren. Het opzet is om mogelijke acties uit te werken en toe te passen op de lokale context, zodat de luchthavens een positieve stimulans krijgen om duurzame luchtvaartbrandstoffen te gebruiken.
De partners in het Stargate-consortium zijn Brussels Airport Company, Athens International Airport, Budapest Airport, Aèroport de ToulouseBlagnac, Brussels Airlines, TUI, DHL Aviation, Engie Laborelec, Air Cargo Belgium, Skytanking, skeyes, To70 Aviation, Lux Mobility, Universiteit Hasselt, expertisecentrum Erasmus UPT, IES R&D, Sopra Steria, Provincie Vlaams-Brabant, Quatra, Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), NMBS en het Vlaams Instituut voor Logistiek.
Dit project heeft subsidies ontvangen binnen het onderzoeks- en innovatieprogramma Horizon 2020 van de Europese Unie in het kader van subsidieovereenkomst GA101037053.
Hoe ga je slimmer om met water in je huis en tuin?
De droogte van afgelopen zomer was een duidelijk signaal om spaarzaam om te gaan met drinkwater en regenwater in te schakelen waar mogelijk. Maar je kunt ook de natuur en de grondwaterstanden een handje helpen door in te zetten op meer groen en ontharding rond je huis.
Voor te veel activiteiten in het huishouden wordt nog drinkwater gebruikt, terwijl je met regenwater ook perfect je planten kunt sproeien, je was kunt doen of je toilet kunt doorspoelen, vertelt Jo Van de Velde, communicatiemedewerker bij Antwerpen voor Klimaat, een initiatief van de stad Antwerpen om haar Klimaatplan te realiseren. “Regentonnen naast je gevel zijn een goedkope eerste stap om regenwater op te vangen en te hergebruiken.”
“Daarnaast kun je ook kiezen voor een regenwaterput die je met een pomp op de waterinstallatie van je huis aansluit om toiletten of wasmachines van water te voorzien. Omdat dit een grotere investering is, combineer je deze best met een verbouwing of werken in de tuin”, aldus Van de Velde. Een grondwaterput om water op te pompen uit diepere lagen raadt hij niet aan. “Ten eerste is de waterkwaliteit niet altijd gecontroleerd, en ten tweede onttrek je zo water aan de bodem dat zeker in een stad noodzakelijk is om het groen een kans te geven.”
Hoe bespaar je?
We verbruiken voor huishoudelijke taken ongeveer 89 liter drinkwater per persoon per dag in Vlaanderen, maar met een paar kleine ingrepen valt daar al een fikse winst te behalen. “Een gesloten waterfles in het reservoir van je toilet leggen bespaart je per spoelbeurt 2 liter”, zegt Van de Velde. “Ook het spoelwater van je groenten of het water uit een condensatiedroogkast hergebruiken om je toilet te spoelen, zijn mogelijkheden om snel water te besparen.” Tips om water op te vangen in je tuin
krijgen we van Aquafin, een bedrijf dat in Vlaanderen instaat voor de zuivering van huishoudelijk afvalwater. “Regenwater wordt liefst zoveel mogelijk ter plaatse gehouden. Door het uit de riool te houden, kan wateroverlast stroomafwaarts vermeden worden én wordt de grondwatertafel aangevuld”, zegt Anja De Wit, MVOcoördinator bij Aquafin. “De eenvoudigste en goedkoopste manier om dat op privaat domein te doen, is door het in de bodem te laten infiltreren. Beperk de verharding rond je woning, en waar het toch nodig is gebruik je best waterdoorlatende verharding.”
“Heb je een dakgoot aan je tuinhuis, dan kun je deze verlengen en naar een infiltratiekom of -gracht in je tuin leiden. Als je hier waterminnende planten zet, vergroot je meteen de biodiversiteit in je tuin”, zegt De Wit. “Als je ook nog een paar bomen plant, profiteer je niet alleen van hun schaduw op warme dagen, maar ze nemen ook veel water op.” Meer ingrijpende en duurdere maatregelen zijn het aanleggen van een groen- of waterdak of het plaatsen van infiltratiekratten, die regenwater langzaam laten wegsijpelen, in de tuin.
Hoeveel kost het?
Een infiltratiekrat van 300 liter kost een kleine 200 euro, eentje van 1200 liter kost je ongeveer 600 euro. Een volgende mogelijkheid is het aanleggen van een water- of groendak. De investering voor een gemiddeld stedelijk rijhuis (60m²) is snel zo’n 5000 euro. Bij groendaken wordt er aangeraden om steeds door een architect een stabiliteitsberekening te laten maken. Een andere optie is het laten
plaatsen van een watertank in bestaande, maar ongebruikte kelders. Qua prijzen kun je alle kanten uit. Zo heb je een watertank van 3000 liter voor 1200 euro, of eentje van 20.000 liter voor ongeveer 10.000 euro.
“Als je nadenkt over investeren in regenwaterhergebruik is het belangrijk om de aangesloten dakoppervlakten eerst in kaart te brengen. Dat leert je je ‘wateroogst’, want het is belangrijk dat je put of tank niet te vaak droog staat”, legt Van de Velde uit.
Wat bespaar je?
Ruimte maken voor regenwater levert, naast de besparing op leidingwater, veel voordelen op. Je draagt bij aan de biodiversiteit en een betere luchtkwaliteit, en je verkleint het risico op wateroverlast en problemen gekoppeld aan droogte. Bovendien geven meer groen en blauw in de tuin ook mentale rust.
Regentonnen naast je gevel zijn een goedkope eerste stap om regenwater op te vangen en te hergebruiken.
Renovatie van gebouwen:
2030, dat is morgen, zijn we er klaar voor?
We kampen met de opwarming van de aarde en de energiecrisis. Het wordt dan ook steeds belangrijker dat we onze manieren om energie te produceren aanpassen en onze woningen meer energie-efficiënt maken.
In deze tijden, met “de Belgische energiefactuur die een van de hoogste in Europa is”, zoals federaal minister van Energie Tinne Van der Straeten verklaart, volstaat het niet om aan de alarmbel te trekken. Het Europese akkoord, onder de naam ‘Green Deal’, heeft als doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 te verminderen (-55 procent). Dit benadrukt uiteraard de urgentie van een ecologische transitie. Daarbij komen dan nog de actuele torenhoge energieprijzen, die vele burgers beangstigen. Is deze transitie in dit licht dan wel realistisch en implementeerbaar in het Belgische vastgoed? Wel, ja en nee.
Ja, we kunnen de energietransitie in gebouwen op een pragmatische manier bekijken, zonder dat verschillende generaties er hun spaarcenten voor moeten aanspreken. Ten eerste omdat 2030 al dichterbij is dan we denken en het dus hoog tijd is om actie te ondernemen. Daarnaast omdat we niet verplicht zijn om al die investeringen in één keer uit te voeren. Maar dat neemt niet weg dat de transitie noch gratis, noch gemakkelijk zal zijn. Investeren in hernieuwbare energie en efficiënte technologieën heeft immers een prijs. Maar zonder die ingrepen kunnen we een gebouw onmogelijk zelfvoorzienend maken wat energie betreft. Is het dan onhaalbaar? Toch niet. Sterker nog, met de huidige energieprijzen zien we zelfs het tegenovergestelde: energieinvesteringen zullen zichzelf sneller terugbetalen.
Voor Eric Piers, CEO van Techlink, is het duidelijk dat de golf van grootschalige en duurzame renovaties van het Belgische vastgoed geen gemakkelijke opgave zal zijn. Maar dat doet niets af aan de verplichting. “De goedkoopste energie is de energie die we niet verbruiken. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn de bewijzen glashelder: 85 procent van het vastgoed dateert van voor 1960 en 30 procent van die gebouwen is niet goed geïsoleerd. We staan dus duidelijk voor een enorme uitdaging.”
In deze ecologische en economische context van de Green Deal zullen energiesystemen en innovatieve installaties doorslaggevend zijn. “Onze gebouwen zorgen tegenwoordig voor 40 procent van het energieverbruik en voor 36 procent van de uitstoot van broeikasgassen”, verduidelijkt hij.
Zowel thuis als op kantoor gebruiken we technologie om onze gebouwen ‘slimmer’ te maken. De prestaties daarvan zijn sterk verbeterd. Om mee te bouwen aan de toekomst van de energietransitie en om ervoor te zorgen dat de transitie duurzaam is, is het dan ook cruciaal dat we ons richten op informatieverspreiding en bewustmaking creëren over de renovatie van onze woningen. “Wij vormen een ecosysteem van actoren in de sector van de multifunctionele installaties. Het gaat om fabrikanten, invoerders, distributeurs, installateurs en bedrijven die actief zijn op het gebied van technisch onderhoud en energiebeheer. Samen moeten we voortrekker zijn van deze energietransitie en ons niet beperken tot alleen de uitvoering ervan. We moeten verder durven kijken en een actieve rol spelen om de marktvraag naar deze nieuwe energiesystemen te stimuleren, en ervoor zorgen dat klanten advies krijgen van hun installateurs.”
Wellicht heeft u vragen over kostprijzen, maar ook over welke soort warmtepomp u moet kiezen? Wilt u weten wat het ideale aantal zonnepanelen is en of geothermie een mogelijkheid is? U bent niet de enige. Bijdragen tot de vermindering van vervuilende emissies en begrijpen welke maatregelen we thuis moeten treffen om zuiniger met energie om te springen is geen sinecure. “De energieprijs is op een niveau dat ervoor zorgt dat zowel particulieren als bedrijven installaties vanuit verschillende invalshoeken bekijken. De tijd dat we één apparaat per keer installeerden, is voorbij”, verzekert Eric Piers.
Techlink is de Belgische beroepsfederatie van fabrikanten, distributeurs, installateurs en bedrijven die actief zijn op het gebied van technisch onderhoud en energiebeheer binnen het ecosysteem van de multifunctionele installaties: gaande van elektrotechniek, verlichting, beveiliging, laadinfrastructuur voor elektrische wagens, huishoudelijke apparaten tot verwarming, ventilatie, koeling, sanitaire installaties, energiebeheer en hernieuwbare energiesystemen en -opslag. Techlink verdedigt de belangen van ruim 3150 leden en vertaalt het beleid in praktische guidelines.
Deze innovatieve systemen en installaties zijn een echte drijvende kracht voor energietransitie in onze maatschappij. Ze worden niet alleen gebruikt om energie en water te voorzien in residentiële, tertiaire, industriële en gemengde gebouwen, maar ook om onze energiebronnen op een ecologische en zuinige manier te beheren. Wat we hieruit moeten onthouden is het volgende: gezien de klimatologische, economische en sociale uitdagingen waar we voor staan, moeten we het startsein geven voor de hoognodige renovaties van de Belgische gebouwen. Deze revolutie zal een enorme impact hebben op energiesystemen en de sector van de multifunctionele installaties.
Vanuit de markt is er een steeds groeiende vraag naar duurzame energie-oplossingen. Dit zorgt ervoor dat er ook vacatures bijkomen en er momenteel een overvloed aan vacatures in deze sector ingevuld moet worden. Dit is uiteraard uitstekend nieuws, maar ook een loodzware opdracht.
Eric Piers CEO
Onze gebouwen zorgen tegenwoordig voor 40 procent van het energieverbruik en voor 36 procent van de uitstoot van broeikasgassen.
Lang zal licht leven
In de duurzame energietransitie is verlichting vaak een onderschatte schakel. Naast energiezuinig productdesign kan ook circulair gebruik en Light as a Service de levensduur van verlichting gevoelig verlengen. Dat beïnvloedt de energiekosten en CO2-uitstoot aanzienlijk.
Net als zoveel andere sectoren staat de verlichtingsindustrie voor grote uitdagingen op vlak van klimaat en milieu. Om de grondstoffenschaarste te pareren en Vlaanderen CO2-neutraal te maken tegen 2050 moeten verlichtingsfabrikanten acuut nadenken over onder andere energiezuinige productie, slim materiaalgebruik en circulariteit. Dominiek Plancke, CEO van de Belgische verlichtingsproducent ETAP Lighting International, is er dan ook van overtuigd dat de verantwoordelijkheid voor de duurzame transitie in de eerste plaats bij de fabrikanten zelf ligt. “Willen we de doelstellingen halen, dan moet het ‘licht van de toekomst’ ook een zo ‘licht’ mogelijke voetafdruk hebben. Dat betekent dat we onze producten op een andere manier moeten ontwikkelen en in de markt zetten. Als fabrikanten hebben we de taak om verlichtingsoplossingen duurzaam te ontwerpen en ervoor te zorgen dat ze zo lang mogelijk economisch zinvol blijven.”
Levensduur is het meest cruciale onderdeel van de denkoefening, haalt Plancke aan. Maar over de invulling van dat begrip bestaat onder consumenten nogal wat verwarring. “Mensen gaan ervan uit dat ze met ledverlichting een levenslange oplossing in huis halen. Het probleem is dat deze leds inderdaad heel lang functioneel blijven, maar dat ze na 50.000 branduren vaak tot 30 procent van hun lichtstroom verliezen. Voor een goede lichtopbrengst en een efficiënt energieverbruik is de behoudfactor van verlichting essentieel. Zelf streven we bij ETAP naar een maximum lichtverlies van 3 procent. Armaturen gaan op die manier een pak langer mee en moeten veel minder snel gerecycleerd worden. Een groot pluspunt, want recyclage is binnen de circulariteitsgedachte toch de allerlaatste stap.”
Een tweede vereiste voor een langere levensduur is een zo eenvoudig mogelijk onderhoud. “Voor bepaalde toepassingen, bijvoorbeeld in de industrie, is het belangrijk
dat de verlichting zo min mogelijk schade kan oplopen door indringing van stof of water. ‘Onderhoudsvrij’ staat daarom bij heel wat fabrikanten nog gelijk aan sealed-for-life. Het product wordt verzegeld waardoor de kritische componenten beschermd blijven. Alleen wordt het onderhoud maar ook de ontmanteling op het einde van de levensduur daardoor extreem bemoeilijkt. Gaat er een component stuk, dan moet je de armatuur vaak in zijn geheel vervangen.”
“Onze eigen innovaties zijn erop gericht om ook voor moeilijke toepassingen naar een onderhoudsvriendelijke oplossing te gaan, die bovendien makkelijk te ontmantelen valt,” aldus de verlichtingsexpert. Modulaire systemen zijn daarbij misschien wel dé te kiezen weg. “Ze maken het mogelijk om producten op maat te refurbishen: je haalt enkel de defecte onderdelen weg om er nieuwe, energiezuinige modules voor in de plaats te steken. Die werkwijze is weinig invasief, terwijl bij een volledige renovatie dikwijls aan het plafond zelf moet worden geraakt. Natuurlijk vragen dergelijke modules ook minder materiaalgebruik in productie. Dit kan tot 60 procent in staal en 80 procent in lak besparen.”
In vergelijking met andere technieken heeft verlichting dan ook een gigantisch potentieel om energie te besparen, wijst Plancke aan. “In een recent renovatieproject in Zweden konden we het energieverbruik met 90 procent reduceren. Dat percentage is simpelweg onhaalbaar als je er bijvoorbeeld voor kiest om enkel de verwarming te vervangen.” De grote winst zit hem in de combinatie van een innovatief productontwerp en een slim besturingssysteem, aangepast aan de specifieke noden van de klant. De uitgespaarde kost valt echter niet in een handomdraai te berekenen. “Veel consumenten nemen alleen de aankoopprijs in overweging. Nochtans komt het leeuwendeel van de kosten van een gebouw pas bovendrijven na de oplevering. Daarom moedigen we onze klanten sinds een aantal jaar aan om Circular Light as a Service (C-LaaS) te omarmen. Enerzijds zijn we
ervan overtuigd dat het de beste manier is om hen te ontzorgen van alle lasten die gepaard gaan met installatie, onderhoud en service. Anderzijds brengt dit model de total cost of ownership van verlichting heel transparant in beeld. Voor de klant zit alles vervat in één huurprijs, de fabrikant zelf staat in voor de kwaliteit en de levensduur van zijn producten.”
Het is een argumentatie waar eindklanten tegenwoordig wel oren naar hebben, stelt Dominiek Plancke vast. Veel bedrijven maar ook overheden of scholen zien energiebesparing vandaag als een prioriteit. “Dat brengt helaas ook het risico met zich mee dat sommigen overhaast te werk gaan. Mijn advies is altijd om op de lange termijn te kijken en a priori circulair te denken. Enkel als we drastisch andere beslissingen nemen dan we vandaag de dag doen, kunnen we vooruitgang boeken.”
ETAP Lighting International werd opgericht in Antwerpen in 1949. Het familiebedrijf is over heel Europa actief met de realisatie van energiezuinige, flexibele en comfortabele verlichtingsoplossingen voor elke professionele omgeving: van kantoorgebouwen over ziekenhuizen en onderwijsinstellingen tot industriële werkplaatsen. ETAP ontwikkelt en produceert eigen armaturen en systemen, zowel voor verlichting als noodverlichting. Het bedrijf ondersteunt de klant van A tot Z met een uitgebreid aanbod aan diensten.
Dominiek Plancke CEO
Enkel als we drastisch andere beslissingen nemen dan we vandaag de dag doen, kunnen we vooruitgang boeken.
— Dominiek Plancke
Droogstapelsysteem als circulaire en esthetische bouwoplossing
De duurzame bouwontwikkeling staat niet stil. Met ClickBrick Pure heeft Wienerberger zowel technisch als esthetisch een bijzondere innovatie in handen om het circulair gedachtegoed verder uit te dragen. De markt toont zich immers al langer vragende partij voor een circulair droogstapelsysteem dat het gevelbeeld van klassiek metselwerk tot in de details benadert. Aan die wens komt ClickBrick Pure nu ten volle tegemoet. De toepassingsmogelijkheden van het systeem zijn bovendien ruim.
Esthetische blikvanger
De handvormsteen van het droogstapelsysteem is geschikt voor een vrij of wild metselverband en benadert qua looks het traditionele gevelbeeld van klassiek metselwerk. Met zijn grillig en karaktervol design, beschikbaar in diverse texturen en kleuren, is de ClickBrick Pure gevelsteen een hoogst esthetische blikvanger. De horizontale schijnvoegen van de vlak geslepen handvormsteen creëren een vertrouwd beeld. De koppeling tussen de stenen gebeurt via de groeven en door middel van roestvrijstalen clips. Het resultaat is een tijdloze, monumentale gevel zonder merkbaar verloop.
Afgaand op zijn uiterlijk mag deze steen dan alle schijn hebben van een conventionele gevelsteen, voor de aannemer maakt ClickBrick Pure een wereld van verschil. Het traditionele gevelbeeld komt namelijk op een verrassende manier tot stand: door gevelstenen rechtstreeks, zonder mortel of lijm, op elkaar te stapelen. Deze innovatieve bouwmethode vraagt een ietwat andere aanpak van de aannemer, legt Wienerberger uit. “De eerste keer is het voor een aannemer misschien wat wennen om zonder mortelspecie of lijm te werken, maar de voordelen van het systeem laten zich snel voelen. De stenen kunnen op elk ogenblik ontstapeld en hergebruikt worden. Verder laat het systeem toe om te werken bij koud of heet weer. Met lijm of mortel moet je toch altijd rekening houden met weerverlet. Bovendien heeft de aannemer nog nauwelijks werfafval en moet hij geen materialen meer schoonmaken. Ook dat bespaart tijd en geld.”
Begeleiding van voorbereiding tot werf
Vanaf het moment dat de aannemer start met de projectvoorbereidingen, vangt ook Wienerberger zijn begeleiding aan. “We becijferen welke stenen in welke aantallen nodig zijn.. Zo vermijden we grote overschotten. Verder maken we plaatsingsplannen en geven dilatatie-advies. Vervolgens bereiden we de palletten in onze fabrieken zorgvuldig voor. De aannemer moet op de werf enkel nog de gevelstenen van de pallet nemen en volgens het plan stapelen. Mengen is niet meer nodig. Indien gewenst, begeleiden we de aannemer ook bij de opstart van een nieuwe werf.”
Positieve pilootervaring
ClickBrick Pure trok ondertussen de aandacht van verschillende bedrijven en ontwerpers. In België bijt Colruyt Group de spits af in de toepassing van de nieuwe gevelsteen. Architect Hilde Carens, projectleider Duurzame Bouwmaterialen Colruyt Group Technics, verwerkte de Menton-variant in een nieuwe supermarkt in Zoersel. “ClickBrick Pure sluit mooi aan bij het klassieke metselwerk dat
we in ons straatbeeld kennen. Bovendien kan het in wildverband geplaatst worden, wat het ontwerpen van de gevels vereenvoudigt”, aldus de architect. De bevindingen van Colruyt Group zijn alvast positief. Met de keuze voor ClickBrick Pure hoopt Colruyt Group enerzijds bij een aanpassing of renovatie van de supermarkt de gevelstenen maximaal te kunnen hergebruiken in het gebouw zelf. Anderzijds moet het op het einde van de levensduur van het winkelpand de bedoeling zijn een zo groot mogelijk aandeel van de stenen te hergebruiken in een ander gebouw waardoor slechts een beperkt deel hoogwaardig zal moeten gerecycleerd worden.
Bouwonderneming Jehoul kreeg het vertrouwen van Colruyt Group om de nieuwe supermarkt in Zoersel te bouwen. Projectleider Andy Deckers mocht zo als eerste in ons land met ClickBrick Pure aan de slag. Hij zette verschillende ploegen in om de klus in 3 weken te klaren, in augustus tijdens de warmste periode van het jaar nota bene. “Wienerberger heeft ons goed begeleid, van bij de eerste voorbereidingen tot en met de werfopstart”, klinkt het. “In het hele proces hebben we onze tijd genomen om het droogstapelsysteem verzorgd uit te voeren. Achteraf gezien zijn we zeer tevreden over het resultaat en het systeem. Het grootste pluspunt is dat je in de meest ideale omstandigheden kunt werken: weersonafhankelijk en zonder werfafval.”
Nu de eerste stenen zijn gestapeld, kunnen de volgende bouwwerken succesvol de hoogte in. Binnenkort starten nog twee andere pilootprojecten met ClickBrick Pure: een eengezinswoning met geïntegreerde zorgwoning in Gent en een nieuw universiteitsgebouw voor de KU Leuven.
Valerie TrouetEind 2022 opende in Ukkel het Klimaatcentrum van België, met als doel wetenschappelijk onderzoek en expertise rond klimaat te coördineren. Valerie Trouet, wereldberoemd door haar onderzoek als dendroklimatoloog, wordt wetenschappelijk directeur van het centrum.
Valerie Trouet, professor dendrochronologie aan de University of Arizona in Tucson, heeft baanbrekend werk verricht door het verleden van het klimaat te bestuderen aan de hand van jaarringen in bomen. In België is ze bekend door haar boek Wat bomen ons vertellen, waarin ze de klimaatgeschiedenis van de aarde ontrafelt, het verband tussen klimaat, ecosystemen en samenlevingen uiteenzet en ons inzicht geeft in de huidige klimaatproblematiek.
U komt na 18 jaar in Amerika terug naar België om het klimaatcentrum te besturen. Wat zijn uw verwachtingen?
“Het klimaatcentrum wordt een wetenschappelijke instelling. België heeft klimaatwetenschappers van wereldniveau, maar het domein is vrij versnipperd. De belangrijkste missie van het centrum is samenwerking en coördinatie te creëren, en een strategie uit te bouwen waardoor we klimaatdiensten kunnen aanbieden aan de overheid en de industrie. Het doel is om de recentste wetenschappelijke informatie voor te leggen aan de verschillende regeringen, bedrijven en ngo’s zodat alle stakeholders meewerken aan de vermindering van uitstoot van broeikasgassen en dus ook aan de verhindering van de verdere opwarming van de aarde. Een ander aspect waar in België dringend werk van gemaakt moet worden, is de aanpassing van de samenleving aan dat veranderende klimaat.”
Over welke aanpassingen gaat het dan? “De klimaatsituatie is ernstig. Er zullen steeds meer natuurrampen en extreme weerfenomenen opduiken. De situatie is
Leuven bouwt brug tussen innovatief klimaatactieplan en investeerders
Het nieuwe Klimaatcentrum wil de kennis over het klimaat beter beschikbaar maken en het wetenschappers zo makkelijker maken om over domeinen heen samen te werken of voort te bouwen op elkaars onderzoek. Dat we een maatschappelijke uitdaging zo complex als die van de klimaattransitie enkel maar de baas kunnen door intensief en structureel samen te werken, weten ze in Leuven al langer. In 2013 richtten ze daar netwerkorganisatie Leuven 2030 op. In 2023 moet dat leiden tot een Climate City Contract: een innovatief klimaatactieplan dat de nodige projecten niet alleen bindt aan zich engagerende partijen maar er meteen een voor investeerders en financiers toegankelijk financieringsmodel aan koppelt.
Leuven is als oudste universiteitsstad van de lage landen dan ook al eeuwenlang een stad van kennis. Wat je misschien niet weet is dat Leuven ook een voorloper is als het aankomt op het aanwenden van die kennis voor maatschappelijke uitdagingen en innovatie. Ook op het gebied van klimaat beweegt er veel in de Leuvense regio.
Doorgedreven samenwerking
Dat heeft alles te maken met hoe ze een duurzame klimaattransitie benaderen in Leuven. Vanuit het besef dat individuele inspanningen – hoe ambitieus ook – niet snel genoeg voor de kanteling zullen zorgen door de complexe aard van de klimaatuitdaging, besloten ze er radicaal
‘België heeft klimaatwetenschappers van wereldniveau’
We moeten nadenken over hoe we ons gaan wapenen tegen het veranderende klimaat.
onomkeerbaar en zal iedereen beïnvloeden. We kunnen wel verhinderen dat het nog erger wordt, maar daarvoor zijn heel drastische maatregelen nodig. Groene energie moet fossiele brandstoffen vervangen. Die transitie komt er, maar heeft tijd nodig. Zonnepanelen en warmtepompen installeren, benzinewagens vervangen… eens de bal aan het rollen gaat, zullen bedrijven en overheden volgen met investeringen en zal alles toegankelijker worden voor de burger. Maar het gaat veel verder dan dat. We moeten nadenken over hoe we ons gaan voorbereiden op de nieuwe klimaatsituatie en hoe we ons gaan wapenen tegen het veranderende klimaat. Hoe passen we onze landbouw aan? Onze waterbevoorrading? Hoe gaan we om met de stijging van de zeespiegel? Dat zijn grote vragen en veranderingen die we als individu niet kunnen doorvoeren.”
Waar ligt voor u de uitdaging met dit klimaatcentrum?
“Ik wil mee naar impactvolle, concrete oplossingen zoeken voor de klimaatproblematiek. Er is een groot verschil tussen de bezorgdheid over het klimaat bij de burgers en de goodwill bij de gemeenschappen enerzijds en de maatregelen die de overheid treft om hieraan tegemoet te komen anderzijds. Wat de overheid doet tegen de klimaatopwarming ligt niet op het niveau van de aspiraties van de bevolking. Daar wil ik graag iets aan doen, die kloof verkleinen tussen wat burgers aanbelangt en de reflectie ervan bij het politieke beleid. Ik wil ook onze Belgische klimaatwetenschappers een stem geven en hoop hiervoor op een goede samenwerking met de media.”
Wanneer zal voor u uw missie geslaagd zijn als hoofd van het klimaatcentrum? “Wel, in de VS heb je NOAA, de National Oceanic and Atmospheric Administration. Het is een gelijkaardig instituut waar toponderzoek gebeurt en dat op nationaal niveau een heel belangrijke stem heeft in het klimaatdebat. Van het klimaatcentrum de NOAA van België en de EU maken, het wetenschappelijk instituut een positief beeld en goede naam geven en daarbij geloofwaardigheid en vertrouwen bij de burgers winnen, zullen zeker bijdragen tot het succes van mijn missie.”
Kunt u op basis van uw dendrochronologische bevindingen bepalen hoe het klimaat er binnen twintig of vijftig jaar zal uitzien?
“De huidige globale opwarming van 1,1 °C die we sinds het begin van de metingen hebben opgetekend is een nooit gezien fenomeen. In de laatste 2000 jaar hebben we geen analogen gezien voor wat er nu met het klimaat gebeurt. De hoeveelheid koolstofdioxide is in de voorbije 800.000 jaar nog nooit zo hoog geweest. We weten zeker dat het nog warmer gaat worden, maar hoeveel warmer hangt af van wat wij als maatschappij ondernemen. We hebben het zelf volledig in de hand en dat is positief. Stel dat we alleen maar konden toekijken en ondergaan, dan zou het pas echt angstaanjagend zijn. Als het over een klimaatopwarming gaat van 2 °C, dan is dat het gemiddelde over het hele jaar voor de hele planeet, oceanen, land, tropen, polen, alles inclusief. Dat gemiddelde dekt de extremen niet. Hittegolven, overstromingen, droogtes en orkanen zullen vaker voorkomen en door de vertraging van de straalstroom zullen we ook langer in hetzelfde weertype blijven hangen.”
U droomde er als klein meisje beslist niet van om dendrochronoloog te worden… “Neen, helemaal niet. Toen ik twaalf was, vroeg ik aan mijn vader wat de moeilijkste studie ooit was. Het antwoord was burgerlijk ingenieur, maar dat sprak me niet echt aan. Later wou ik journalist of actrice worden.
Toen ik in het vierde of vijfde middelbaar in de les aardrijkskunde voor het eerst van het broeikaseffect hoorde, is dat ingeslagen als een bom. Vanaf dat moment is mijn interesse voor het klimaat alleen maar groter geworden en ben ik bio-ingenieur gaan studeren. Voor mijn masterthesis wou ik iets rond klimaat doen en naar het buitenland trekken. Eén onderwerp voldeed: dendroklimatologie in Tanzania. Ik had nog nooit van het vakgebied gehoord, maar ben vertrokken. Zo is mijn passie voor jaarringen ontstaan.”
Smart Fact.
Stel dat de klimaatsituatie niet alarmerend zou zijn, voor welke zaak zou u zich nog kunnen engageren? “Daar moet ik niet lang over nadenken. Ik zou me inzetten voor gendergelijkwaardigheid in de maatschappij in het algemeen en in het bijzonder voor meer respect voor vrouwen in de academische wereld, omdat de genderkloof er nog heel groot is. Er bestaat zoveel wetenschappelijk bewijs over de vooroordelen tegen vrouwen en tegen andere minderheden binnen de academische wereld, dikwijls onbewust, zowel bij mannen als bij vrouwen. Dat zou niet meer mogen bestaan.”
Wat is dendrochronologie?
Dendrochronologie is de wetenschapsdiscipline die de jaarringen van bomen bestudeert.
Deze natuurwetenschappelijke dateringstechniek baseert zich op de jaarlijkse variatie van groeiringen om historische houten voorwerpen te dateren. Dendroklimatologie is een onderdeel van dit vakdomein. Op basis van de breedte en de dichtheid van jaarringen kunnen wetenschappers het klimaat van het verleden reconstrueren en lopende klimaatveranderingen analyseren.
Wat doet de NOAA?
De National Oceanic and Atmospheric Administration is een wetenschappelijk agentschap in de Verenigde Staten, opgericht in 1970 onder president Nixon. NOAA is zowel nationaal als internationaal een autoriteit in het globale klimaatdebat. Wetenschappers doen er aan hoogtechnologisch onderzoek van de klimatologische omstandigheden en voorzien besluitvormers van betrouwbare informatie voor de implementatie van aanpassingen aan de nieuwe klimaatcondities.
voor samenwerking te gaan via de vzw Leuven 2030. Inwoners, middenveldorganisaties, bedrijven, kennisinstellingen en overheden werken er op die manier samen aan projecten die afzonderlijk niet mogelijk zouden zijn. Alle hoeken van de Leuvense samenleving zijn vertegenwoordigd en bepalen via een unieke governancestructuur zo samen de richting voor een rechtvaardige transitie.
Een van de honderd Europese pionierssteden
De Europese Commissie selecteerde Leuven eerder dit jaar immers voor de missie ‘100 Climate-Neutral and Smart Cities by 2030’. Daarmee ondersteunt Europa 100 pionierssteden voor klimaat met expertise en middelen in hun versnelling naar klimaatneutraliteit tegen 2030. Centraal daarin staat het opstellen van een Climate City Contract waarin komt te staan welke lokale en bovenlokale partners samen welke engagementen aangaan om tot een klimaatneutrale stad te komen in 2030.
een financierbare Leuvense transitie
Een financieel plan is een van de fundamentele missing links om te komen tot een succesvolle transitie. Op basis van zo’n overkoepelend plan moeten impactvolle doorbraakprojecten en financiers en investeerders elkaar vlotter vinden, en moeten binnen de traditionele financieringslogica minder aantrekkelijke projecten ook hun weg vinden. Op deze manier wil Leuven ook de sociale rechtvaardigheid van haar klimaattransitie waarborgen. Het Climate
City Contract wil een antwoord zijn op de complexiteit van deze uitdaging.
Wie zich geroepen voelt om ook bij te dragen aan de best mogelijk toekomst voor onze stad, kan dat laten weten via info@leuven2030.be.
toekomst is 100% groenkleurig”
Zowat anderhalf miljoen ton afval wordt er elk jaar verwerkt bij de recyclagegroep Galloo en dat op 42 exploitatiesites in Frankrijk, België en Nederland. Uit onder meer autowrakken, elektrisch en elektronisch afval, bedrijfsafval, zonnepanelen, radiatoren en scheepswrakken worden gigantische hoeveelheden ferro- en non-ferrometalen en plastics gerecycleerd en opnieuw in de industriële keten gebracht. Het is daarmee de grootste speler in zijn sector in België en Noord-Frankrijk. CEO Rik Debaere en CFO Dries Wyffels duiden het belang van het bedrijf in de shift naar een duurzame economie.
Met ruim tachtig jaar geschiedenis is Galloo een van de oudgedienden in de Belgische recyclagesector. Het bedrijf werd in 1939 gesticht door Joseph Galloo, een West-Vlaamse ijzermarchand en grootgemaakt door diens schoonzoon, Antoine Vandeputte. Ondertussen staat al de derde generatie aan het roer: Jan en Pierre Vandeputte. Het bedrijf zorgt voor 750 directe arbeidsplaatsen. “Door constant te investeren, toegevoegde waarde te realiseren en acquisities te doen, zijn we van een kleine, lokale speler uitgegroeid tot marktleider”, zegt Debaere. “Dat recept hanteren we trouwens nog altijd: innovaties en nieuwe technologieën en technieken blijven ons stokpaardje.”
Debaere geeft een voorbeeld. Een autowrak bestond pakweg dertig jaar geleden uit 75 procent metaal (staal en non-ferrometalen). Enkel het metaal werd gerecycleerd, de rest belandde op het stort. Vandaag bestaat een wagen nog maar uit ongeveer 65 procent metaal, liefst 98 procent van zijn totaalgewicht wordt gerecycleerd, inclusief al het kunststof, glas, rubber en textiel. “Dankzij het werk van ons interne R&D-team zetten we daarvoor bijvoorbeeld x-ray-machines in en machines die sorteren op basis van kleurdetectie”, zegt Wyffels. “Met deze hoogtechnologische installaties kunnen we afval veel zuiverder en in veel meer fracties scheiden. Ook met bijvoorbeeld autoconstructeurs hebben we tegenwoordig een directe lijn, zodat zij hun design al meteen kunnen afstemmen op een goede recyclage. De wetgever is hier ook een hefboom in. Vroeger verkocht je als fabrikant pakweg een wasmachine en je taak zat erop. Nu word je verplicht om zo’n apparaat terug te nemen en voor de recyclage te zorgen.”
Hergebruiken, niet gebruiken
De core business van Galloo situeert zich dus duidelijk binnen de circulaire economie: het gebruik van grondstoffen vervangen door het hergebruik ervan. Zo helpt Galloo de klimaatverandering tegen te gaan en de CO2uitstoot van haar internationale klanten drastisch te laten dalen. “Kijk, ijzererts delven, zuiveren, transporteren, smelten en er staal van maken, stoot ongeveer twee ton CO2 per geproduceerde
ton staal uit. Ga je staal recycleren en opnieuw smelten, dan zit je op een halve ton per geproduceerde ton. Dat is dus vier keer minder. Bij aluminium is het nog veel spectaculairder. Aluminium hergebruiken in plaats van produceren, betekent 95 keer minder CO2-uitstoot!”
En hergebruik is niet enkel goed voor het milieu, zegt Debaere. “Ook geopolitiek is het een goed alternatief voor “nieuw” staal. Denk aan alle bevoorradingsproblemen door corona en de oorlog in Oekraïne. Het enige is wel: bij hergebruik neem je telkens toegevoegde legeringen mee. Die moet je compenseren door “maagdelijk” staal toe te voegen. Nieuw staal helemaal uitsluiten, kan dus (nog) niet. Maar tegelijkertijd doen we er alles aan om voor alle afvalstromen die recyclagegraad zo hoog mogelijk op te schroeven.”
Geluidsmuur
Als belangrijke schakel binnen de circulariteit is het voor Galloo niet meer dan normaal dat zij ook hun eigen manier van werken zoveel mogelijk vergroenen. Het bedrijf steunt daarbij op drie pijlers: hernieuwbare energie, milieubeschermende investeringen en duurzaam transport. Op de meeste sites wordt al sinds jaar en dag gebruik gemaakt van zonnepanelen, windmolens en biogascentrales voor de energievoorziening. Water wordt zoveel mogelijk gerecycleerd, er worden waar nodig geluidsmuren geplaatst en overkappingen gezet om stofverspreiding te gaan. “Onze toekomst is groenkleurig, we gaan resoluut voor een 100 procent groen werkingsmodel”, zegt Wyffels. “Niet elke investering heeft daarbij een directe opbrengst: van pakweg een geluidsmuur moet je geen cashflow verwachten. We doen dat ook om onze maatschappelijke verantwoordelijkheid op te nemen. Zo zijn we bijvoorbeeld ook heel actief in lokale sportsponsoring, jeugdwerking en sociale economie.”
Die zorg voor de gemeenschap blijkt ook uit bijvoorbeeld de keuze voor hybride en elektrische bedrijfswagens, zo zuinig mogelijke vrachtwagens en de keuze om nieuwe sites zo veel mogelijk in de buurt van waterwegen te openen, zodat het transport maximaal met binnenschepen kan gebeuren. Tegelijkertijd met een vergroeningsgolf is er bij Galloo nog een andere transformatie bezig: die van de digitalisering. Het bedrijf implementeert momenteel een productiesysteem om via productiedata nog efficiënter te worden, automatiseert zo veel mogelijk administratie rond afval en wil met leveranciers vooral digitaal communiceren. “We doen dat om onze eigen activiteiten zo efficiënt mogelijk te maken, maar ook bijvoorbeeld om personeelskrapte op te lossen”, aldus Wyffels. “Ook in dit soort zaken willen we resoluut het voortouw nemen.”
“Onze
Oude geneesmiddelen zijn zoals batterijen: inzamelen is de boodschap
Heeft u thuis nog ongebruikte of vervallen geneesmiddelen in het medicijnkastje staan? Eén adres: de apotheek in uw buurt. Samen met alle spelers in de keten – van producent over groothandelaar en apotheker tot consument - wil sectorfederatie pharma.be nóg nadrukkelijker inzetten op de inzameling van oude geneesmiddelen. Omdat zowel onze gezondheid als het milieu daar wel bij varen.
In 2016 brachten we met z’n allen 639 ton vervallen of ongebruikte geneesmiddelen terug naar de apotheker. Dat cijfer zit in stijgende lijn - vorig jaar ging het al om 658 ton – maar toch verdwijnen er nog te veel ongebruikte geneesmiddelen gewoon in de vuilbak, het toilet of de riool. Sectorfederatie pharma.be zet dan ook al jarenlang in op de selectieve inzameling en vernietiging. Geneesmiddelen kan je immers niet zomaar op één lijn plaatsen met andere afvalfracties: ze kunnen niet enkel schadelijk zijn voor het milieu, ze kunnen ook nog eens de volksgezondheid schaden.
‘In de hele cyclus, van onderzoek en productie over het gebruik tot de vernietiging van geneesmiddelen, wordt heel bewust gefocust op het vermijden van milieuverontreiniging. Hiervoor is een vlotte samenwerking met alle actoren binnen de keten cruciaal,’ weet Ann Adriaensen, directeur Volksgezondheid bij sectorfederatie pharma.be. ‘Hiervan wordt overigens niet enkel het milieu beter: we dragen zo ook bij tot de efficiëntie, de kwaliteit en de veiligheid van de geneesmiddelen in het
medicijnkastje. De laatste – en cruciale – schakel in deze keten is uiteraard de consument zelf, en die willen we graag nog extra sensibiliseren. Het valt heel moeilijk in te schatten hoeveel ongebruikte of vervallen geneesmiddelen nog niét ingezameld en vernietigd worden. Heel veel consumenten bewaren thuis immers nog oude voorraden of restantjes in hun medicijnkastje. Daarom is het een goed idee om de voorraad af en toe even te inspecteren, zowel op vervallen als op niet gebruikte geneesmiddelen.’
Gevaarlijk
Voor de inzameling van die restfracties viel de keuze op de apotheken, een bijzonder laagdrempelig inzamelpunt. Ann Adriaensen: ‘De apotheker bewaart die teruggebrachte geneesmiddelen in een speciale doos, die achteraf door de groothandelaars/verdelers wordt opgehaald tijdens de leveringsronde met nieuwe geneesmiddelen. Daarna wordt het totaal aan oude of vervallen geneesmiddelen naar de verbrandingsoven gebracht. De factuur daarvoor wordt betaald door alle farmaceutische bedrijven
in ons land.’ Zowel met blisterverpakkingen die nog een aantal pillen bevatten als met flesjes met restanten van siropen, sprays of restjes zalf in tubes is men bij de apotheek welkom. Enkel naalden – die apart worden ingezameldof kartonnen doosjes en bijsluiters vallen niet onder die regeling.
‘Restanten uit flesjes of flacons zomaar in het toilet of in de wasbak gieten, is absoluut te vermijden. Finaal belanden die immers in de riolen of in het grondwater, en dit kan een grote impact hebben op het milieu. Dat willen we als industrie en als sectorfederatie absoluut voorkomen. Maar ook ongebruikte pillen of halflege tubes zomaar in het huisvuil kieperen is geen goed idee. Je weet immers nooit waar die later eventueel nog terechtkomen,’ klinkt het. ‘Vervallen geneesmiddelen kunnen daarenboven ook nog eens extra gevaarlijk zijn, bijvoorbeeld voor dieren of kinderen.
Ann Adriaensen Secretary General & public health directorBouwbedrijf Vandenbussche in Aalter:
Duurzaamheid is geen loos begrip bij Vandenbussche. De familiale onderneming heeft de ambitie van een grote speler, maar met een duidelijke langetermijnvisie zit een duurzaam beleid voeren al jaren ingebed in de visie en de genen van het bedrijf.
Peter Demonie, Lead SHEQ bij Vandenbussche: “Als middelgrote bouwfirma heeft Vandenbussche een bepalende impact op de ecologische voetafdruk die gepaard gaat met de realisatie van een bouwproject. Vandenbussche wenst daarom niet alleen een impact uit te oefenen op de duurzaamheid van de gekozen bouwmaterialen, maar ook op het bouwproces zelf zoals het transport van en naar een werf, de CO2-uitstoot tijdens de bouw van het project, het afval dat geproduceerd wordt en de invloed op het waterbeheer van de site en haar omgeving.”
CO2 prestatieladder
“Als we als bouwfirma een duurzaam energiebeheer willen nastreven, dienen we zowel op de site als op onze werflocaties te bepalen wat onze CO2-voetafdruk is, afkomstig van onze bouwactiviteiten. Vandenbussche beschouwt de CO2 prestatieladder als een ideale leidraad en meetinstrument bij het reduceren van CO2. Tegen het voorjaar van 2023 wil Vandenbussche de CO2-prestatieladder niveau 3 behalen met als ultieme doel CO2-neutraal zijn voor 2050,” gaat Peter Demonie verder.
Mobiele groene batterij
Deze doelstelling wil Vandenbussche realiseren door een actief CO2-reductieplan op lange termijn op te maken. Verschillende voorbeeldacties werden reeds geïmplementeerd zoals het starten met een gefaseerde implementatie van hybride en elektrisch aangedreven wagens. Daarvoor installeerde het bouwbedrijf ook al 34 laadpunten op de parking die gevoed worden met zonne-energie. Verder worden ook dezelfde opportuniteiten bekeken voor onze vorkheftrucks, werfmachines e.d. “Een mooi voorbeeld hiervan is de mobiele stadsbatterij,” vertelt Peter Demonie. “In 2020 investeerde Vandenbussche als pionier in de ontwikkeling van de eerste mobiele groene
batterij. De batterij dient ter vervanging van de traditioneel vervuilende stroomgroepen op fossiele brandstoffen. Behalve een specifiek actieplan om het energieverbruik te verminderen, wordt ook vooruit gekeken hoe we zelf nog meer energie kunnen opwekken d.m.v. zonne-energie of windenergie.”
Ruimer dan energiebeheer
“Maar hier houdt het verhaal niet op,” gaat Peter Demonie verder. “Vandenbussche toetst haar duurzaamheidsbeleid voortdurend af aan de ESG-criteria en de 17 Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de Verenigde Naties. Vandenbussche toont dit aan door voor het 5de jaar op rij met succes deel te nemen aan het VOKA Charter Duurzaam Ondernemen. Duurzaam ondernemen betekent dus ook dat we volop inzetten op waterbeheer, afvalbeheer, implementatie van diverse innovatieve en digitale ontwikkelingen, een individueel opleidingsplan voor het personeel met aandacht voor een goede work-life balance en inclusief werk. Want duurzaamheid is veel ruimer dan een groen energiebeleid voeren,” besluit Peter Demonie.
“Duurzaamheid is veel ruimer dan een groen energiebeleid.”
‘Voor een goede crisis heb je een goed verhaal nodig’
Een stevige crisis rukt vastgeroeste gedragspatronen los. De veranderde omstandigheden nopen mensen tot experimenteren, zodat er nieuwe handelingen kunnen ontstaan. “In die eerste fase van een crisis zijn burgers nog heel gemotiveerd om met de plotse uitdagingen aan de slag te gaan”, legt gedragswetenschapper professor Siegfried Dewitte (KU Leuven) uit. “Ze zoeken heel bewust naar oplossingen en ontwikkelen nieuwe gewoonten. Of die zich vervolgens ook consolideren, hangt af van de duur van de crisis en van het gevoel dat mensen ervaren bij hun gedragsverandering. Als het effect positief is en het nieuwe regime lang genoeg aanhoudt, dan kan een nieuw patroon wortel schieten.”
Een goed gedocumenteerd voorbeeld van gedragsverandering komt uit de marketing. “In tijden van crisis kopen mensen meer huismerken om te besparen. Als de crisis weer voorbij is, normaliseert hun koopgedrag beetje bij beetje. Dat doet het echter nooit volledig. Het marktaandeel van winkelmerken is over de decennia heen sprongsgewijs gestegen, van crisis tot crisis.” Ook corona heeft bepaalde gewoonten geïnstalleerd, weet prof. Dewitte. Wandelen in de natuur is populairder dan voorheen, handen geven wekt nog altijd een zekere aarzeling op. De huidige energiecrisis is nog te prematuur om blijvende verandering vast te stellen. Wel bracht ze al bepaalde kliks teweeg die gedragswetenschappers voor onmogelijk hadden gehouden. “Het verlagen van de thermostaat geldt al veel langer als een uitstekende maatregel om energie te besparen. Tot voor kort waren mensen daar echter niet toe bereid, omwille van het vermeende comfortverlies. Nu schakelen ze uit eigen beweging een paar graden lager.”
Daarbij gaat het wel eerder om individuele gedragsverandering, stelt prof. Dewitte. Effecten op het niveau van de samenleving
vallen heel wat moeilijker te voorspellen. De parallel tussen de ene en de andere crisis valt ook niet zomaar te trekken. De grote mate van samenhorigheid die het begin van de coronacrisis kenmerkte ontbreekt in het energieverhaal. “Dat de gevolgen van de
huidige crisis vooral financieel zijn, vergroot de kloof tussen de verschillende groepen in de samenleving. De hogere middenklasse heeft een pak meer ruimte om te experimenteren met gewoonten dan de minder gegoeden, die eens te meer zware klappen krijgen.”
“In het begin van een crisis wijzen de neuzen nog spontaan in dezelfde richting”, bevestigt politicoloog en crisisonderzoeker prof. Arjen Boin van Universiteit Leiden. “Burgers stellen vertrouwen in hun leiders en accepteren dat die het voortouw nemen. Eventuele foutjes worden nog vrij genereus vergeven. Het alternatief – niets doen – is immers vaak erger. Maar hoe langer de crisis duurt, hoe groter de kans dat oude spanningen tussen groepen weer opduiken en zelfs worden versterkt door de crisis.”
Nochtans geloven crisismanagers wel degelijk in de potentieel louterende uitkomst van een crisis, geeft prof. Boin aan. “De voorwaarde is wel dat de crisis op een positieve manier wordt aangestuurd naar een gemeenschappelijk doel. Wat mensen in een crisissituatie verbindt, is het geloof in een nieuwe en betere toekomst. Een crisis levert bouwstenen voor zo’n verhaal. Alleen: je moet het goed vertellen. Met corona hebben we die boot gemist.”
Ook met puur instrumentele argumenten kunnen politici en experten de gemiddelde burger motiveren. “Dat vertaalt zich dan in adviezen als: ‘Sta minder lang onder de douche en zet de verwarming lager, dan ben je minder geld kwijt.’ Maar of zulke individuele en kortstondige acties ook collectief een duurzamer gedachtegoed op gang zullen brengen is nog maar de vraag”, stelt de Leidse professor. “Om een crisis op een geloofwaardige manier te managen heb je sterke leiders nodig – politiek, religieus of vanuit welk gezag dan ook. Die ontbreken vandaag in onze samenleving. Het zal zaak zijn om ze opnieuw te vinden.”
De gevolgen van de huidige crisis zijn vooral financieel. Dat vergroot nog de kloof tussen de verschillende groepen in de samenleving.
— Prof. Siegfried Dewitte, KU LeuvenDoor Heleen Driesen
Duurzaamheid als kernwaarde
Van gerecycleerde en herbruikbare verpakkingen tot wateroplossingen tegen de droogte: voedingsgigant PepsiCo integreert duurzaamheidsdoelstellingen steeds dieper in de kern van zijn bedrijfsstrategie. ‘We moeten plastic niet in het verdomhoekje zetten, maar wel maximaal inzetten op gerecycleerd plastic.’
PepsiCo is een van de grootste voedingsmiddelen- en drankenbedrijven ter wereld. Die leiderspositie hangt onvermijdelijk samen met een aanzienlijke voetafdruk, maar PepsiCo engageert zich al jaren om zijn impact op klimaat en milieu te verkleinen. Duurzaamheidsdoelstellingen zijn geen loze beloften, maar heldere waarden die in de kern van de businessstrategie zitten ingebed. Tegen 2030 wil PepsiCo 40 procent minder broeikasgassen uitstoten en tegen 2040 wil het bedrijf klimaatneutraal zijn. “Dat is tien jaar eerder dan het klimaatverdrag van Parijs voorschrijft”, legt Rozanne Drost, sustainability manager bij PepsiCo voor de regio Noord-Europa, uit. “Om dat doel te bereiken, hebben we concrete projecten en ambitieuze toekomstplannen uitgerold over vier domeinen: landbouw, water, verpakkingen en gezondere keuzemogelijkheden voor de consument.”
PepsiCo heeft in België één fabriek: in Veurne, West-Vlaanderen. Deze vestiging produceert meer dan 80.000 ton chips per jaar, waaronder Lay’s, en wordt bevoorraad door aardappeltelers uit de omgeving. “Landbouwactiviteiten zijn dan ook goed voor bijna één derde van onze voetafdruk. We werken nauw samen met onze telers, maar ook met agronomen. Samen zorgen zij ervoor dat de grond waarop onze producten geteeld wordt gezonder en vruchtbaarder is. Denk aan structurele gewasrotatie of groenbemesters, zoals klaver of gele mosterd”, legt Rozanne uit. “Na de oogst zie je vaak kale landbouwgronden, maar dankzij groeibemesters blijven broeikasgassen beter in de grond zitten en daalt ook de kans dat de bodem erodeert. Langs de randen van de percelen laten we de telers kruiden en struiken plaatsen die
dienstdoen als voedingsbron en schuilplaats voor vogels en insecten. De afkalvende biodiversiteit zou mogelijk nog een groter risico vormen dan de klimaatverandering an sich.”
Ook wateroplossingen tegen de toenemende droogte zijn een belangrijke pijler in het toekomstdenken van PepsiCo. Vlaanderen bevindt zich in een hoogrisicogebied. Water is schaars. Er zijn maar weinig grote stromen die Vlaanderen doorkruisen en door de klimaatverandering en de wijdverspreide betonnering wordt de droogte de komende jaren nog prangender. “Voor een goede oogst moet een aardappel op cruciale momenten 250 à 400 mm regen krijgen. Het gemiddelde van de laatste jaren lag onder de 150 mm. Daarom experimenteren we met druppelirrigatie bij aardappelen zodat zo weinig mogelijk water verdampt of wegvloeit. Maar we moeten meer doen, daar zijn we ons van bewust”, schetst Rozanne. “Op jaarbasis gebruikt de fabriek in Veurne maar liefst 300 miljoen liter leidingwater. We zijn een grote waterverbruiker, dus is het maar logisch dat we onze verantwoordelijkheid nemen. We hebben 5,5 liter water nodig om 1 kilogram chips te maken, waarvan 3,5 liter leidingwater is en 2 liter water dat we via onze waterzuiveringsinstallatie terugwinnen. De bedoeling is om deze 3,5 liter leidingwater terug te brengen naar 0,4 liter per kilogram chips.” De multinational legt een nieuw waternet aan waarmee het bedrijf ieder jaar 35.000 kubieke meter water vanop de daken van de fabriek zal opvangen. Ook de condens uit het productieproces (van aardappel tot chips) wordt nuttig gebruikt. “Een aardappel bestaat voor twee derde uit water. Door dat condenswater te hergebruiken, vermijden we dat kostbaar water zomaar verdampt.”
En dan zijn er nog de verpakkingen. Die bestaan grotendeels uit plastic, een materiaal dat de laatste jaren een bijzonder slechte naam kreeg. “Deels onterecht”, vindt Rozanne. “Je kunt natuurlijk niet ontkennen dat er belachelijk veel plastic wordt geproduceerd.
Wereldwijd gaat het jaarlijks om 300 miljoen ton. Het meeste daarvan is voor eenmalig gebruik. Slechts 15 procent van alle plastic wereldwijd wordt gerecycleerd. De rest zwerft rond in de oceanen of komt op gigantische afvalbergen terecht. Maar plastic heeft ook veel goede eigenschappen: het is bijzonder licht, waardoor de uitstoot bij transport lager ligt, en het kan producten langer goed houden dan bijvoorbeeld karton. We moeten plastic niet in het verdomhoekje zetten, maar wel maximaal inzetten op gerecycleerd plastic. Onze Pepsi-petflessen zijn nu al gemaakt van 100 procent gerecycleerd plastic, maar tegen 2030 moeten ook onze chipszakken die transitie gemaakt hebben.” Ook hergebruik van plastic wordt een speerpunt. Zo’n 20 procent van de verpakkingen in het drankenportfolio van PepsiCo zal de consument binnenkort kunnen hergebruiken.
Maar ook de consument zal makkelijker keuzes kunnen maken die goed zijn voor mens en milieu. “Bij marketingcampagnes zetten we bewust meer in op gezondere en suikervrije opties, zoals de suikervrije Pepsi Max. Maar we verlagen ook het vetgehalte bij chips en zetten in op producten met een betere Nutri-Score, zoals Popworks, chips op basis van maïs. En er zit nog een andere labelling aan te komen: we onderzoeken om de impact van producten op het milieu duidelijk aan te geven voor de consument. Wat is de impact op ontbossing? Wat is de impact op biodiversiteit? We willen bedrijven én consumenten prikkelen.”
Rozanne Drost Sustainability managerVier uitdagingen voor liefhebbers van onze planeet
Zorgen voor het milieu hoeft geen loodzware existentiële verantwoordelijkheid te zijn. Slechts een kleine aanpassing in onze dagelijkse routine kan al een vliegtuig aan de grond houden. Andere inspanningen voor de planeet vragen een grotere opoffering. In sommige gevallen is het nodig om ons gedrag te veranderen.
1. 2. 3. 4.
Makkelijke routine.
Afval sorteren is kinderspel: aan onze kinderen vragen we tenslotte óók om hun spullen op te ruimen als ze ermee klaar zijn. En hoe meer we sorteren, hoe beter we recycleren. Daarmee besparen we waardevolle grondstoffen en kostbare energie, gaan we de opwarming van de aarde tegen en stimuleren we de economie. Een kleine moeite met groots effect. Breng je batterijen binnen bij een ophaalpunt. Je houdt er het schadelijke en zeer ontvlambare lithium mee uit het milieu en recupereert tegelijk zoveel mogelijk van deze kostbare grondstof.
Sorteren is dus evident, maar denk ook eens na hoe je zelf minder afval kunt produceren. Vermijd single-use plastic bekertjes uit het koffieapparaat en neem je eigen glas of tas mee naar kantoor. Vertrek niet naar de supermarkt zonder een herbruikbare boodschappentas. Papieren tassen gaan minder lang mee, dus kies bij voorkeur voor een zak uit jute of gerecycleerd plastic, en gebruik die zo vaak mogelijk.
Nog een tip in de categorie ‘koud kunstje’: draai alleen een volle wasmachine. Gebruik daarbij ook best het ecoprogramma. Op die manier help je niet alleen het milieu, maar bespaar je ook heel wat dure energie. Het wassen van kleding op 40 in plaats van 60 graden levert ongeveer een derde energiewinst op. Een wasbeurt op 90 graden kost zo’n 40 cent per keer, een op 30 graden maar 8 cent.
Lichte inspanning.
Jaarlijks wordt wereldwijd zo’n 1,6 miljard ton aan voedsel weggegooid. Een gigantisch probleem met gevolgen voor de economie, het klimaat en de samenleving. De voedselverspilling tegengaan hoeft geen sisyfusarbeid te zijn. Begin bij je eigen bord. Koop in de winkel alleen wat je ook effectief gaat opeten. Plan daarnaast elke week een dag in voor een lekkere restjesmaaltijd.
En nee, in je eentje ga je de energiecrisis niet oplossen, maar ga zonder gewetensbezwaar voor persoonlijke winst. Alleen al door je oude gloeilampen te vervangen door energiezuinige ledlampen bespaar je massa’s kilowattuur. Kies voor een wasmachine of koelkast met een A+++label. Die verbruikt zo’n 20 procent minder energie dan een A+-toestel. Trek de stekker uit van je batterijlader, radio of platenspeler als je die niet gebruikt. Ben je langer dan 10 minuutjes weg van je computer, zet hem dan op stand-by. Bedenk daarnaast dat een laptop een pak zuiniger is dan een desktopcomputer (50 watt tegenover 400 watt verbruik).
Je waterverbruik verminderen doe je in amper 3,5 minuten tijd. De gemiddelde Vlaming doucht 8,5 minuten. Breng je die tijd terug tot 5 minuten – ruim genoeg voor een comfortabele douche –, dan levert dat jaarlijks een besparing op van zo’n 15.000 liter warm water en 60 m³ gas. Een gewone regendouchekop verbruikt gemiddeld 15 liter per minuut, bij een spaardouchekop is dat 5 liter per minuut. De klimaatwinst komt neer op 80 kilo CO2 per jaar, vergelijkbaar met een enkele vliegreis Brussel-Zürich.
Bewuste keuze.
Kies je ervoor om bewust minder te vliegen, dan is dat wel degelijk meer dan een druppel op een hete plaat. Een vliegvakantie naar Bali genereert bijna zeven keer zoveel CO2-uitstoot als een autovakantie naar Frankrijk. Een retour Brussel-New York is net zo schadelijk als het eten van 1000 Big Macs. Vliegschaamte is één ding, maar het is nu eenmaal moeilijk haalbaar om per tgv naar Thailand te reizen. Houd de grens van 750 kilometer in gedachten: leg je een kortere afstand af, dan is het meestal sneller (en altijd milieuvriendelijker) om de trein nemen.
Goed isoleren is nog altijd de eerste belangrijke opgave om zuiniger om te springen met onze energie. Woningen die voor 1975 zijn gebouwd zijn zelden een feest voor het klimaat en de portemonnee. Dakisolatie is een van de beste manieren om te besparen op energie. Een niet-geïsoleerd dak verliest algauw 30 procent warmte of 9 à 11 m³ gas per vierkante meter dak. Denk ook aan de instelling van je cv-ketel. Veel ketels stoken de temperatuur op tot 90 graden, terwijl 60 graden meestal genoeg is.
De beste tip om de massaconsumptie tegen te gaan: gebruik je spullen langer. Pak het eens creatief aan en knap je oude materialen op. In Japan beschouwen ze dit zelfs als een filosofische kunstvorm. Een gebroken theekop lijm je met gouden plaksel weer aan elkaar. Zo geef je leven en historie aan je bezittingen.
Pas als we echt onze gewoonten veranderen, leveren onze inspanningen voor het milieu en klimaat dagelijkse winst op. Onze auto staat nog altijd 90 procent van de tijd stil. Carpoolen en gebruikmaken van het openbaar vervoer zijn een mooie geste naar het milieu. Maar ook je rijstijl aanpassen helpt. Je wagen stoot een pak minder CO2 uit wanneer je zoveel mogelijk aan constante snelheid rijdt, op de motor remt, niet te snel rijdt (boven de 100 km/u bepaalt de snelheid het brandstofverbruik) en de motor stillegt als je meer dan een halve minuut moet wachten.
Tweedehands shoppen is, naast een prettige bezigheid, ook gewoon een slim idee voor milieu en klimaat. Voor de productie van kleding zijn heel wat grondstoffen en chemicaliën nodig. In de fabricatie van een jeans zit zo’n 7000 liter water. Vaak zijn de omstandigheden waarin (goedkope) kleding vervaardigd wordt ook verre van duurzaam.
We willen allemaal wel lekker, gezond en betaalbaar eten op ons bord. Helaas is ons voedselsysteem de oorzaak nummer één van natuurverlies wereldwijd. Een kwart van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen wordt veroorzaakt door voedsel. Bewuster eten vraagt een aanpassing, maar onoverkomelijk hoeft die zeker niet te zijn. Drie tips: verkies ‘vers’ en ‘lokaal’ boven ‘sterk bewerkt’ en ‘uitheems’, geef de voorkeur aan producten uit duurzame landbouw en eet minstens één keer per week vegetarisch. Ook erg lekker.
De groene verantwoordelijkheidszin van Daikin
Daikin is veel meer dan airconditioningstoestellen. Het bedrijf neemt een leidende rol in de noodzakelijke energietransitie. Met de innovatieve warmtepompen van Daikin bespaart u niet alleen op uw energiefactuur, maar zet u een enorme stap voor het milieu.
Een van de grootste uitdagingen waarmee we worden geconfronteerd om een gezond en duurzaam milieu te garanderen en bij te dragen aan koolstofneutraliteit, is het maximaliseren van het gebruik van hernieuwbare energie. Het grootste deel van de residentiële woningen wordt nog steeds verwarmd met verouderde systemen, vaak met behulp van vervuilende fossiele brandstoffen zoals aardgas, kolen en olie. Een deel van de verklaring ligt bij het verouderd woningpark. Vier op de vijf Belgische huiseigenaars woont namelijk in een woning die ouder is dan 15 jaar. “Van de totale energieconsumptie bij residentiële woningen gaat meer dan de helft naar verwarming en koeling”, zegt Patrick Crombez, General Manager Heating and Renewable Energies bij Daikin Europe. “Er is dus nog een enorm vergroeningspotentieel.”
Duurzamer verwarmen en koelen biedt de oplossing om het hele jaar door de gewenste temperatuur te behouden, zowel in nieuwbouwwoningen als energetische renovaties. Bovendien is het een manier om ook de energiekosten te drukken. “Duurzamer verwarmen is vandaag de maatstaf. Door te kiezen voor een Daikin-warmtepomp ben je niet langer afhankelijk van fossiele brandstoffen en de daaraan verbonden energiekosten. Een warmtepomp onttrekt voor zo’n 75% gratis energie uit de natuur. Uiteraard is er een prijskaartje verbonden aan de installatie maar dat is niets vergeleken met het rendement dat je eruit haalt”, benadrukt Roderik Desiere, Managing Director bij Daikin Belgium. “Het lagere energieverbruik maakt dat je jaar na jaar bespaart op je energiefactuur.” Als je renoveert, kan je voor de installatie van een warmtepomp bij het Gewest en bij sommige lokale overheden trouwens een beroep doen op een premie. Zo is je investering nog sneller terugverdiend. Hetzelfde geldt voor nieuwbouw. Een warmtepomp heeft een laag energiegebruik. Met een warmtepomp verbruik je dus veel minder energie dan met een klassieke installatie op gas of stookolie. Afhankelijk van verscheidene technische specificaties, zoals type toestel, de isolatie van je woning, of de gekozen energiebron kan je energiewinst flink oplopen.
Daikin zet een enorme stap in de verdere ontwikkeling van de technologie en investeert ruim 500 miljoen euro, als deel van een groter vijfjarig investeringsplan, in zowel productiecapaciteit als in onderzoek voor de nieuwe generatie warmtepompen. Een deel van de investering is bedoeld om de productiecapaciteit uit te breiden om aan de vraag te kunnen blijven voldoen. Een ander investeringsgebied is de geplande bouw van een geavanceerd ontwikkelingscomplex ‘European Development Center (EDC)’ in Gent, waardoor Daikin zijn leiderschap op het gebied van innovatie kan versterken en een snellere en bredere ontwikkeling van warmtepompen mogelijk wordt. Het EDC-complex vertegenwoordigt een investering van 140 miljoen euro, zal plaatselijk 380 banen opleveren en zal ook fungeren als het wereldwijde centrum voor de ontwikkeling van verwarmingsproducten van Daikin.
Ambitie
“Warmtepompen zijn meer dan klaar om de uitdaging van het koolstofvrij maken van huizen aan te gaan. Ze zijn geen technologie van de toekomst, maar een gevestigde oplossing”, aldus Patrick Crombez. “Bij Daikin geloven we dat warmtepompsystemen de standaard moeten worden bij het vervangen van verwarmingssystemen”, aldus Roderik Desiere.
Vandaag heerst er nog wat schroom bij installateurs. Omdat de nieuwe technologie nog onvoldoende gekend is. Daarom heeft Daikin een drietal trainingscentra geopend waar installateurs een praktische opleiding kunnen volgen, de eerste stap in het behalen van het noodzakelijke koeltechnische certificaat. “We moeten het voor hen gemakkelijker maken om warmtepompen aan te bevelen in de vervangingsmarkt, door de installatie eenvoudiger te maken door een geweldig ontwerp”, aldus Patrick Crombez. Voorts opende Daikin ook nog eens een drietal Experience centra waar consumenten en professionals in een volledig geïntegreerde showroom de verscheidene warmtepompsystemen aan het werk kunnen zien. Want ook de consument kent de techniek nog onvoldoende. Roderik Desiere: “Bij Daikin nemen we dit als een belangrijke verantwoordelijkheid, omdat we denken dat het de adoptie van warmtepompen enorm zal versnellen. Onze ambitie is heel duidelijk: we willen een warmtepomp in elke Europese woning. We zien dit als een integraal onderdeel van onze Milieuvisie 2050, onze belofte om veilige en gezonde luchtomgevingen te bieden en tegelijkertijd de CO²-uitstoot tot bijna nul te verminderen. En we willen ze gebruiksvriendelijk en mooi maken om naar te kijken.”
Patrick Crombez General Manager Heating and Renewable Energies bij Daikin Europe Roderik Desiere Managing Director bij Daikin Belgium‘Bewustwording van je invloed is de eerste stap’
De klimaatverandering is niet meer te ontkennen. Overheden en bedrijven werken samen aan een milieubeleid. De vraag is of de burgers zich bewust zijn van hun collectieve kracht en impact om de klimaattransitie in de goede richting te sturen.
Sarah Tak Coördinator Klimaatzaak Klimaatzaak vzw Lorenzo Van de Pol Adviseur Klimaat & Energie VOKA vzw Peter Wittoeck Diensthoofd Klimaatverandering FOD Gezondheid“De bewustwording van de invloed die je als burger en consument hebt is een eerste cruciale stap. Overheden, bedrijven en financiële spelers hebben slechts de macht die wij hen collectief geven. Het zou daarom goed zijn als we ons bewuster worden van het belang van onze dagelijkse keuzes. Ons gedrag als consument stuurt elke dag bedrijven en sectoren naar recordwinsten en andere naar het faillissement. Maar nog belangrijker is hoe we onze invloed aanwenden om de samenleving mee te sturen. In de eerste plaats door rekening te houden met de staat van de planeet in het stemhokje. Daarnaast zijn ook rechtszaken een democratisch middel om ons fundamenteel recht op een gezonde planeet af te dwingen.”
“Het is belangrijk te benadrukken dat bedrijven al overtuigd zijn van het belang van milieu- en klimaatbeleid. Ondernemingen hebben de doelstelling van een klimaatneutraal Europa in 2050 onderschreven en investeren volop. We mogen niet vergeten dat het vaak gaat om dure investeringen of om technieken die het productieproces fundamenteel wijzigen. Dat betekent dat klimaatneutraliteit voor bedrijven vaak geen gradueel proces is maar in schokken zal gaan: nieuwe investeringen zorgen voor grote stappen vooruit. Het bedrijfsleven is constant in dialoog met de verschillende stakeholders voor een beleidskader. Dat mag gerust ambitieus zijn, maar de randvoorwaarden en het tijdspad moeten goed zitten.”
“Er bestaan heel veel manieren waarop je invloed kunt uitoefenen. De opvallendste zijn acties, manifestaties en rechtszaken. Maar er zit ook veel kracht in het consumentengedrag van de burger. Door te kiezen voor bepaalde producten zal de markt zich aanpassen en wordt de economie in een bepaalde richting geduwd. Ook de gebundelde kracht van mensen die zich organiseren in energiegemeenschappen en coöperatieven of via groepsaankopen mogen we niet vergeten. Daarnaast heb je als spaarder de keuze om te investeren in groene banken en beleggingsproducten. Tot slot kun je natuurlijk ook in het kieshokje een duurzame, rechtvaardige klimaattransitie eisen van beleidsmakers.”
“De klimaatcrisis is een uitnodiging voor de stuurlui om opnieuw het stuur in handen te nemen. De duurzame relatie tussen mens en natuur heeft ten onrechte een zweverige connotatie gekregen, terwijl ze net stevig geworteld is in rationaliteit. Wie de grenzen en wetten van de natuur niet respecteert, betaalt daar vroeg of laat een prijs voor. Overheden en fossiele bedrijven respecteren die grenzen en wetten te weinig, en de prijs loopt genadeloos op. De klimaatcrisis stelt dit op scherp en zet onze samenleving voor existentiële keuzes. Men moet nu werk maken van een snelle systeemtransitie naar een fossielvrije samenleving waarbij vertrouwen en perspectief gegeven worden aan de burgers.”
“De inspanningen zullen moeten komen van burgers en bedrijven. Dat betekent in de eerste plaats investeren. Met het renoveren en futureproof maken van gebouwen en het afstappen van fossiele brandstoffen kunnen al grote stappen gezet worden. Hetzelfde geldt voor bedrijven. Ze zullen ook zoveel mogelijk fossiele brandstoffen moeten weren, niet enkel voor de verwarming van hun gebouwen, maar ook in industriële processen of het transport van goederen. De overheid speelt hierbij een dubbele rol: enerzijds door zelf het goede voorbeeld te geven, anderzijds door het scheppen van een duurzaam kader. We hebben nood aan een betrouwbare overheid, die een visie uitzet en voorspelbaar is in haar beleid.”
“De overheid moet in eerste plaats zekerheid bieden. Als sommigen in vraag blijven stellen of de klimaatdoelstellingen wel haalbaar en betaalbaar zijn, zaaien ze twijfel. Zo creëer je geen draagvlak. De overheid moet burgers en bedrijven sturen, ondersteunen en begeleiden via verschillende beleidsmaatregelen, zoals normen, fiscaliteit of subsidies én een actief investeringsbeleid. Bedrijven zullen hun businessmodel moeten vernieuwen en investeren in processen en technologieën die compatibel zijn met een klimaatneutrale economie om hun toekomst te garanderen. Desinvesteren uit fossiele energie én proactief investeren in de transitie moeten voor bedrijven én overheid het nieuwe normaal zijn.”
“Collectief groener leven is op lange termijn enkel mogelijk wanneer er bewustzijn ontstaat over de verbondenheid tussen mens en natuur. Naarmate de staat van het milieu en het klimaat verslechtert, worden we sterker geconfronteerd met die verbondenheid. Denken vanuit verbondenheid verandert het perspectief, wat in ander gedrag en beleid resulteert. Daarnaast is het belangrijk om de verantwoordelijkheden correct te stellen. De klimaatcrisis wordt voornamelijk veroorzaakt door systeemspelers, zoals overheden en grote bedrijven. Voor het gros van ons burgers geldt dat we zelf best zo duurzaam mogelijk leven, maar vooral ook samenwerken om de systeemspelers de juiste richting uit te sturen.”
“Iedereen zal zijn steentje moeten bijdragen. Bedrijven worden regelmatig geconfronteerd met vragen van klanten en leveranciers om hun inspanningen rond duurzaamheid aan te tonen. Hun eisen worden strenger. We merken daar dus zeker keteneffecten. Individuele acties zullen niet volstaan, hele ecosystemen zullen gezamenlijk moeten evolueren. Daarbij blijft het erg belangrijk om dit via substantiële maar realistische stappen te doen zodat de maatschappelijke draagkracht behouden blijft en er geen onnodige economische en sociale slachtoffers vallen. Een continue dialoog en een gedeelde verantwoordelijkheid tussen bedrijven, burgers, overheden en kennisinstellingen zijn daarom van essentieel belang.”
“Er is niet zoiets als een ‘silver bullet’, dé actie die de klimaatverandering zal stoppen. De klimaattransitie is immers een zeer complex geheel van allerhande interconnecties. We moeten daarom zorgen voor een goede samenwerking doorheen de hele samenleving, op verschillende niveaus en tussen verschillende beleidsdomeinen van de gewestelijke en federale regeringen. Geen politieke gevechten maar alle neuzen in dezelfde richting om deze klimaatcrisis transparant en via dialoog met de vele stakeholders aan te pakken.
Ik denk hierbij aan een Afrikaans spreekwoord: ‘Alleen ga je sneller, samen kom je verder’. Alleen… voor de klimaattransitie moet het én snel én ver gaan.”
huidige zorgsysteem is niet echt toekomstbestendig”
De zorgsector neemt niet alleen een belangrijke positie in binnen onze samenleving, maar kan ook die samenleving zelf sterker en toekomstbestendiger maken. Marc Noppen, CEO van het UZ Brussel, toont zich een geboren matchmaker voor het huwelijk tussen gezondheidszorg en duurzaamheid.
Nog lang voor het – naar eigen zeggen – sexy en cool was, was duurzaamheid al een van de vijf strategische pijlers bij UZ Brussel. “Het was eerder visionair om tien jaar geleden al in te zetten op maatschappelijke meerwaarde, maar als zorginstelling – die er toch is voor én door de maatschappij – ben je dat verplicht. We moeten kwaliteitsvolle zorg kunnen blijven aanbieden en blijven bijdragen aan onderzoek, opleiding en innovatie”, aldus CEO Marc Noppen. “We moeten daarom ook aandacht besteden aan de mensen die dat realiseren – onze medewerkers. Ook met aantrekken, motiveren en belonen waren we dus al bezig voordat het een ‘trending topic’ werd. Hierdoor blijven we vandaag toch relatief gespaard van die enorme personeelsuitval die zich elders in de sector manifesteert.”
Duurzaam
ondernemen
van onze energie zelf op met een groot zonnepanelenpark, warmtekrachtcentrales en geothermische toepassingen in onze nieuwbouw.”
UZ Brussel streeft naar zo weinig mogelijk milieuimpact. Hoe evident is dat?
is dus ook anticiperen?
“Gouverner, c’est prévoir. Je moet vooruitkijken en inschatten wat de voornaamste risico’s en uitdagingen zullen zijn. Een heel belangrijk element in duurzame bedrijfsvoering, waarin onze beleidsmakers toch wel falen. De huidige personeelstekorten in onze sector waren bijvoorbeeld perfect voorspelbaar: je moest gewoon kijken naar de demografische samenstelling van onze patiënten en onze zorgverleners, en naar de tijdsduur van onze zorgopleidingen. Zo kon je jaren geleden al weten dat onze zorgsector vandaag onder druk zou staan. Ook met het energievraagstuk zijn wij al zeker tien jaar bezig – van toen de eerste berichten rond uitvallende kerncentrales en dreigende black-outs de kop opstaken. Sindsdien doen we hier elk jaar een black-outtest die checkt of onze noodsystemen nog werken en hoe lang ze ons kunnen verderhelpen. We zetten ook in op onze eigen energieproductie. Vandaag wekken we al de helft
“Niet zo (lacht). Denk aan mobiliteit. We veroorzaken vaak zelf de files: ons ziekenhuis blijft groeien, dus er komen méér medewerkers en méér patiënten naartoe. Toch wilden we ook daarin verandering brengen. Intussen konden we al een modal shift realiseren: een derde van onze medewerkers gebruikt al alternatieve vervoersmodi, we verankerden thuiswerk waar mogelijk, en houden –waar het kan – een deel van de teleconsultaties van tijdens de Covid-crisis aan. Maar het autoverkeer sterk reduceren blijft, toegegeven, moeilijk. Nog zo’n uitdaging: een ziekenhuis is niet alleen een waanzinnige energievreter – de zorgsector is verantwoordelijk voor 5 procent van de totale CO2-uitstoot in ons land – we zijn ook een grote afvalproducent. Denk maar aan wegwerpspullen als handschoenen en medisch materiaal. Zeker tijdens Covid piekte, onder impuls van de Europese regelgeving, de single use-materialen. Al hebben we toen toch het initiatief genomen om over te stappen naar stoffen schorten die we konden wassen en steriliseren in plaats van weg te gooien, wat minder afval én minder kosten met zich meebracht. Wat wij ook niet meer zullen gebruiken zijn bepaalde anesthesiegassen die een schadelijk broeikaseffect hebben. Dat kunnen kleine stappen lijken, maar als alle honderd ziekenhuizen in België dat doen, maken we wél een verschil.”
U pleit ook voor een switch van reactieve naar preventieve zorgverlening?
“Vandaag hebben we geen gezondheidszorg, wel een ziekenzorg. Daarin schuilt de grootste bedreiging voor de sustainability van ons healthcaresysteem:
met de toenemende zorgvraag, de dalende hoeveelheid zorgverleners en de stijgende prijs van medische technologieën is het huidige zorgsysteem niet echt toekomstbestendig. Ik durf wel eens stellen dat van de 700 bedden die we hebben, er 300 gevuld zijn met mensen die hier – met een goede preventie en gezondheidspromotie – niet hadden hoeven te liggen. Maar vandaag besteden we maar 2 procent van ons gezondheidsbudget aan preventie en liefst 98 procent aan het repareren van wat en cours de route stuk gaat. Daar verandering in brengen zou pas duurzaam zijn.”
En tot het zover is, moeten we vooral samen aan de weg blijven timmeren?
“Ja, verduurzamen lukt niet alleen. Ik ben ervan overtuigd dat de meesten zich er ook voor willen inzetten. Het klinkt wat ‘Bond Zonder Naam’achtig, maar mensen willen zelf gelukkig zijn én anderen gelukkig maken. Bedrijven kunnen dat bijvoorbeeld doen door binnen hun eigen MVObeleid in onze UZ Brussel Foundation te stappen. Zo investeren ze in onze patiënten, onze mensen en onze onderzoeken, waardoor we samen weer teruggeven aan de maatschappij. Een mooie wisselwerking, toch?”
“Het
Pieterjan Verhaeghen
De energiecrisis is de zoveelste wake-upcall om de energietransitie te versnellen
Bolt is het eerste energieplatform in België waar je jouw stroom rechtstreeks van lokale opwekkers kunt kopen. Van Valerie en Frederik met hun biogasinstallatie tot Stéphane met zijn waterkrachtcentrale op de Maas. We doen hetzelfde als klassieke leveranciers, maar op een radicaal andere manier. Met één duidelijk doel: de energietransitie in ons land versnellen.
Een misvatting die bij velen leeft, is dat die lokale groene stroom duurder of goedkoper is dan grijze stroom afkomstig van gas- of kerncentrales. Uit een studie die Bolt in maart deed bleek dat 62 procent van de bevolking ervan overtuigd is dat een energiecontract met enkel groene stroom duurder is. Niets is minder waar. Je zou vermoeden dat ‘korte keten’-energie de tendensen op de groothandelsmarkt omzeilt. Toch is de stroom van lokale energie-opwekkers niet goedkoper of duurder dan andere stroom. De prijs wordt gestuurd door vraag en aanbod, en genoteerd door de Belgische ‘beurzen’ voor energie: dat is de Belpex voor elektriciteit. Wek je lokaal energie op in België? Dan wil je daar een correcte, eerlijke prijs voor. Daarom dat
ook lokale groenestroomopwekkers vergoed worden tegen de marktprijs van de elektriciteit die zij opwekken. Dat betekent echter niet dat je je stroom op de groothandelsmarkt koopt. Jouw geld gaat wel degelijk zonder omwegen naar je lokale energie-opwekker.
De energiecrisis leert ons dat we in slaap zijn gedommeld. Europa is te afhankelijk van buitenlandse energieproductie. Daardoor wordt de marktprijs voor energie te veel bepaald door geopolitieke situaties. Is het niet de oorlog tussen Rusland en Oekraïne, dan is het binnenkort de Amerikaanse gasmarkt die de prijs grotendeels bepaalt.
Om de prijzen te drukken, zou Europa voor z’n eigen lokale elektriciteits- en gasvoorziening moeten instaan. Hoe onafhankelijker de Europese energiemarkt, hoe onafhankelijker de Belgische energiemarkt, hoe stabieler de energieprijzen. Wij hebben er dus alle baat bij om te investeren in de productie van lokale, hernieuwbare energie – op grote én kleine schaal.
Bolt probeert daarom een nieuwe economie te zijn, waar winst wordt gebruikt voor meer impact in plaats van uitkeringen aan aandeelhouders. Een verschil maken kan al op kleine schaal. Leg bijvoorbeeld niet je halve, maar hele dak vol zonnepanelen. Het teveel aan energie kun je doorverkopen. Een investering die je met de huidige prijzen eens zo snel hebt terugverdiend. Zo zorg je zelf mee voor een groene energietransitie en lokale energieproductie in België.
Arcsom zet in op duurzaamheid
Arcsom is een expert in automatiseringstoepassingen. Het hoogtechnologische bedrijf automatiseert jouw installaties, zorgt voor machinebeheer op afstand en laat data voor je werken om onnodig administratief werk uit te schakelen.
De ingenieurs van Arcsom brengen 100 procent maatwerk met eigen ontworpen low-code oplossingen waarmee je morgen al aan de slag kunt. De automatiseringstoepassingen reiken verder dan de machinebouwers, maintenance contractors, HVAC-installateurs of Pharma. PLCnext Technology van Phoenix Contact is een revolutionair ecosysteem dat het gebruik van een PLC uitbreidt op zo’n manier dat het de toekomst van automatisering zal veranderen. Het biedt een open Linux-omgeving voor edge computing met toegang tot meer gegevens via IoT-systemen. Arcsom werkt al langer samen met Phoenix Contact die gespecialiseerd is in industriële elektro- en automatiseringstechniek. Phoenix Contact ontwikkelt en levert toonaangevende aansluit- en automatiseringstechnieken voor de wereld van morgen.
Efficiënt en optimaal laden van wagens
De elektriciteitsprijzen blijven stijgen, bedrijven proberen hun ecologische voetafdruk te verkleinen en elektrisch rijden wordt steeds meer de norm. Dit zijn precies de redenen waarom bedrijven aangepaste parkings nodig hebben. Met MINT ontwikkelde Phoenix Contact een energiemanagement systeem dat veel verder gaat dan load balancing alleen: een slimme techniek die de energie optimaal regelt & voorspelt om zo de energievraag in te plannen in functie van het energieaanbod. MINT registreert alle energiestromen en via API-koppelingen kunnen externe gegevens worden toegevoegd, zoals weergegevens en variabele energieprijzen. Het systeem is gekoppeld aan de laadstations in de parkeergarage van het bedrijf en weet welke voertuigen voorrang krijgen. Deze informatie wordt elke minuut aangepast om de energie zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Het systeem monitort de energiestroom van de zonnepanelen naar de elektrische auto’s en brengt die overdrachten in kaart. Het Kheiron Service Platform visualiseert deze gegevens in een door Arcsom ontwikkeld dashboard. Via deze visualisatie krijgt de klant een gedetailleerd beeld van de energiestromen binnen het bedrijf. Alles is cloud-based en heeft een open structuur waarin Phoenix Contact, Arcsom en de klant vrij kunnen werken.
Slimme sportterreinen
Ook op sportterreinen of sporthallen kan de PLCnext Technology voor een verschil zorgen. Zo werkte Arcsom samen met terreinenbouwer Tomaspor voor Tennis Vlaanderen een project uit dat leidde tot gedigitaliseerde en gebruiksvriendelijke padel- en tennisterreinen. De slimme lichtsturing op basis van PLCnext is gekoppeld met het reservatiesysteem van Tennis Vlaanderen en kan worden beheerd via het Kheiron Service Platform. Wat dat concreet betekent? “Vroeger vergat een medewerker aan het eind van een drukke dag soms de lichten te doven. Op een gedigitaliseerd terrein gebeurt dit niet meer”, zegt Kristof Brouwers, IoT Expert Arcsom. De voordelen zijn legio: “Arcsom reduceert zo het energieverbruik. Er hoeft ook geen medewerker aanwezig te zijn, de app doet al het werk.” Clubeigenaars en trainers beheren zelf alle instellingen via de Kheiron-app. Deze app zorgt voor gebruiksgemak, duidelijkheid en informatie. De toepassingen zijn erg ruim. Zo kunnen ook andere integraties toegevoegd worden, aldus Kristof Brouwers, “van CO2-meting, tot sproei-installaties, verwarmingsaansluiting en toegangscontrole”. Door het gebruik van de app kunnen sportclubs niet alleen energieverspilling tegengaan, maar tevens onnodig werk vermijden en vanop afstand gebruiksvriendelijk de terreinen bedienen.
“De Kheiron-app is via het internet of things (IoT) verbonden met de padelkasten waar de PLCnext magic gebeurt”, glimlacht Kristof Brouwers. In zo’n kastje zitten de nodige in- en outputs om alles aan te sturen. Arcsom programmeert het gehele operationele bestuurssysteem volledig op maat van het sportcomplex. Via de front-end van de Kheironapp bepalen clubeigenaars zelf welke modaliteiten ze inzetten. “De sessie is afgelopen als het licht bijvoorbeeld twee keer knippert”, zegt Kristof Brouwers. De vele jaren ervaring in industriële automatisatie maakt dat Arcsom over de nodige capaciteit beschikt om voldoende support te bieden op lange termijn.