Bouwen aan burgerschap
Sinds ruim een jaar worden kinderen op school met burgerschapsonderwijs klaargestoomd voor de maatschappij. De wereld verandert namelijk doorlopend en in rap tempo. Ten opzichte van een paar decennia geleden, zijn er allerlei verschuivingen als het gaat om tradities, religies en moralen. De kinderen van nu groeien tijdens deze veranderingen op en volwassenen moeten bijblijven zodat ze kunnen bijsturen waar dat nodig is. Burgerschapsonderwijs is dan ook onderdeel geworden van de basisvaardigheden.
Binnen het onderwijs zoeken jullie naar manieren om de kinderen op een positieve manier te laten participeren in onze democratische samenleving. Een land met verschillende opvattingen, culturen en denkwijzen die steeds veranderen. Ga er maar aan staan.
Binnen de Wet Burgerschapsonderwijs ligt de focus op acht basiswaarden: vrijheid van meningsuiting, gelijkwaardigheid, begrip voor anderen, verdraagzaamheid, autonomie, verantwoordelijkheidsbesef en het afwijzen van onverdraagzaamheid en discrimi-
natie. Het gaat daarbij niet alleen om het verkrijgen van kennis, maar ook om het ontwikkelen van bijbehorende competenties.
Op welke manier(en) geven de mensen voor de klas kleur aan het thema burgerschap? In deze PrimaOnderwijs besteden we hier ruimschoots aandacht aan.
Lector Burgerschapsonderwijs Hessel Nieuwelink legt op pagina 26 uit dat kinderen ook moeten leren om het verschil te maken in de samenleving. “Burgerschap gaat over vaardigheden en ook over kennis van jezelf, anderen en structuren in de maatschappij. Hoe verhoud ik me tot een ander, hoe maak ik zelf het verschil en geef ik ruimte aan een ander, en welke rol spelen de instituten daarbij?”
Bram Eidhof geeft graag advies: “Burgerschapsonderwijs moet je als school inbedden in je totale beleid, dat is de taak van de schoolleiding. Die moet het ook faciliteren.” Op pagina 14 lees je het interview.
Tevens zij bepaalde vaardigheden van belang. Zo kunnen scholen zich weer inschrijven voor ‘Op weg naar het Lagerhuis’. Op pagina 28 een interview met een school uit Harderwijk die hieraan meedeed.
Verderop lees je nog veel meer over het thema burgerschapsonderwijs.
Veel leesplezier!
Wiesette Haverkamp Hoofdredacteur PrimaOnderwijs
verzoeken voor PrimaOnderwijs? Mail naar redactie@primaonderwijs.nl
Ideeën,
Volg @PrimaOnderwijs ook op Instagram, LinkedIn, Twitter en Facebook.
Een vraag die tijdens het maken van deze editie toch stiekem steeds bij mij opkwam was: ‘Waren wij vroeger dan betere burgers?’. Ik kreeg namelijk geen burgerschapsonderwijs. Op het voortgezet onderwijs kreeg ik wel maatschappijleer, maar om nou te zeggen dat we dat belangrijk vonden…. Of is daar dan de teloorgang juist gestart?
Hoofdredactie
Wiesette Haverkamp
Vormgeving
Hollander
Medewerkers
Marco van den Berg, Brigitte Bloem, Heleen de Bruijn, Martijn de Graaf, Erik Ouwerkerk, Esmee Weerden
Foto’s
Erwin Winkelman Fotografie,
Redactie 030 - 241 70 44, redactie@primaonderwijs.nl, postbus 40266, 3504 AB Utrecht
030 - 241 70 21, account@edg.nl
Klantenservice 030 - 241 70 20 klantenservice@edg.nl
Verschijning en verspreiding PrimaOnderwijs verschijnt 5 keer per jaar. Verspreiding via gecontroleerde distributie door EDG Media bij alle basisscholen en scholen in het voortgezet onderwijs in Nederland. Naast het magazine biedt PrimaOnderwijs een wekelijkse nieuwsbrief en de website www.primaonderwijs.nl
PrimaOnderwijs
©Copyright 2022 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, overgenomen of
gemaakt
van de uitgever. De uitgever is niet aansprakelijk voor enig handelen
voorafgaande
of
De
nieuws
De winnaars zijn: SO (speciaal onderwijs):
Leraren van het jaar: Steffie, Lennart, Erik en Dimitri
Steffie van der Meijden, VSO Heuvelrug College Steffie blinkt uit door een excellente samenwerking in de klas en met het team. Door haar enthousiasme en het hart voor alle leerlingen is zij de perfecte ambassadeur voor het beroep van leraar in het speciaal onderwijs.
MBO: Dimitri van Dillen, ROC van Twente Dimitri zet zijn studenten altijd op de eerste plaats en durft het anders te doen dan andere leraren.
PO: Lennart van der Meulen, De Gouden Griffel Lennart is betrokken bij het versterken van het onderwijs op school dat de basis vindt in groei van leerlingen en leraren. Hij doet dit aan de handvan actieve en coöperatieve werkvormen en evalueert het effect.
VO: Erik Ex, Cygnus Gymnasium Erik wil zijn leerlingen iets meegeven en hen kennis bijbrengen. Daarbij vindt hij het echt belangrijk dat leraren meer met en van elkaar leren.
gezicht van de beroepsgroep en ambassadeur binnen hun sector. Dat betekent dat ze gedurende het jaar impact maken door het vak onderwijs te promoten en zich voor verschillende thema’s in te zetten. Sinds 1999 wordt de verkiezing Leraar van het Jaar georganiseerd.
De
Kinderrechten
werkboekje
Alle kinderen en jongeren hebben rechten. Kinderrechten zijn afspraken tussen bijna alle Staten in de wereld en gaan over verschillende onderwerpen waarvan het belangrijk is dat deze worden geregeld.
Kinderen die hun rechten kennen, kunnen beter voor zichzelf opkomen. Het Kinderrechtencollectief heeft een gratis werkboekje ontwikkeld over kinderrechten voor kinderen uit groep 6, 7 en 8. Vol met informatie en leuke opdrachten. Ook kunnen (basis)scholen het nieuwe Grote Kinderrechtenspel van het Kinderrechtencollectief bestellen. Het spel is gericht op kinderen uit groep 7 en 8, maar is ook goed te spelen met kinderen uit groep 6 en middelbare scholieren. Het kaartspel heeft als doel kinderen kennis bij te brengen over kinderrechten en ze te laten zien hoe ze die kennis in de praktijk kunnen toepassen.
Het werkboekje, het spel en de poster kun je via deze website downloaden en/of bestellen en op = op. www.kinderrechten.nl/kinderrechteneducatie/
Hulp bij luchtreiniging binnen scholen
Het ministerie gaat scholen waarbij de luchtkwaliteit nog niet op orde is, helpen bij de inzet van de luchtreiniging met luchtreinigingsapparatuur. “Door de inzet van lucht-reiniging, dat snel en relatief goedkoop te realiseren is, kunnen zoveel mogelijk scholen voorkomen dat onderwijsgeld het raam uitvliegt”, vertelt CNV Onderwijsvoorzitter Danielle Woestenberg.
Voorafgaand aan de coronapandemie was de gebrekkige luchtkwaliteit op veel scholen ook al onderwerp van discussie. Het RIVM liet weten dat luchtreiniging preventief ingezet kan worden in ruimtes waar de kans op virusoverdracht groter is. “Wij zijn heel blij dat de minister nu ook handelt, namelijk dat lucht-reiniging, mits juist gekozen en onderhouden, voor scholen een praktische en snelle oplossing kan zijn.”
Leerkrachten in het primair onderwijs voelen zich veilig op hun school. Daar staat tegenover dat ruim de helft het afgelopen schooljaar een vorm van ongewenst gedrag van leerlingen, ouders, collega’s en/of leidinggevenden op school heeft meegemaakt. Dit komt uit een onderzoek uitgevoerd door DUO Onderwijsonderzoek & Advies.
Ruim negen op de tien leerkrachten (92%) die werkzaam zijn in primair onderwijs voelen zich veilig op hun school. Er is wel een substantiële groep die aangeeft dat hun gevoel van veiligheid de afgelopen jaren is
Ongewenst gedrag in het primaire onderwijs
afgenomen. Meer dan de helft van de leerkrachten, is het afgelopen schooljaar geconfronteerd met ongewenst gedrag van leerlingen, ouders, collega’s en/of leidinggevenden.
Ongewenst gedrag wordt niet altijd gemeld. Leerkrachten die ongewenst gedrag wel gemeld hebben, geven aan dat hun melding niet altijd leidt tot een oplossing/resultaat waar zij tevreden over zijn.
voelt zich wel veilig op school
Wet Burgerschapsonderwijs
Vorig jaar is de nieuwe Wet Burgerschapsonderwijs aangenomen en scholen moeten hiermee aan de slag. Over wat burgerschap inhoudt en welke onderwerpen daarin belangrijk zijn, verschillen de meningen. Drie mensen uit het veld over burgerschap in het onderwijs.
Tekst: Heleen de Bruijn
Wat is burgerschap?
‘Het gaat over hoe burgers deel uitmaken van de democratische samenleving, en hoe ze daaraan bijdragen. Het gaat steeds om handelingen ‘in de geest van’ de basiswaarden van de democratie, zoals gelijkwaardigheid en vrijheid van meningsuiting. Er bestaan verschillende opvattingen over welke elementen van burgerschap het meest (on)belangrijk zijn. De een legt de nadruk op het leren over hoe de samenleving nu is en hoe het zo geworden is, de ander vindt dat het moet gaan over hoe die samenleving veranderd en verbeterd kan worden. Deze verschillende visies laten mij zien dat het bij burgerschap vooral gaat om het vinden van een balans tussen al deze elementen.’
Waarom is burgerschapsonderwijs belangrijk?
‘Voor leerlingen is het belangrijk dat zij kansen krijgen om burgerschapskennis op te doen, te oefenen met vaardigheden, en om hun eigen houdingen te bevragen en verder vorm te geven. Want die stellen hen in staat om te ontdekken wat voor burger ze zijn en willen zijn. Daarnaast geloof ik dat de
nieuwe generatie een verschil kan maken in hedendaagse maatschappelijke uitdagingen. Hiervoor is het nodig om kinderen van jongs af aan kennis mee te geven en te leren waar zij zelf (betrouwbare) kennis kunnen vinden, maar ook hen te leren verschillende perspectieven af te wegen en voor hun eigen en collectieve belangen op te komen.’
Medior onderzoeker bij het Kohnstamm Instituut
‘Nieuwe generatie kan het verschil maken’
Hoe pak je het als school aan?
‘Ik denk dat het belangrijk is om als school te praten over wat burgerschap is (en niet is) en hoe dat terug kan komen in de schoolvisie. Ook is het goed om in beeld te brengen wat de school al doet op het gebied van burgerschapsonderwijs. Er gebeurt vaak al heel
veel, maar is de verbinding met burgerschap nog niet expliciet gemaakt. Verder denk ik dat het belangrijk is om burgerschap niet alleen als geïsoleerd vak aan te bieden, maar het ook terug te laten komen in andere vakken en in de schoolcultuur.’
Waarom is burgerschap belangrijk?
‘Nederlandse kinderen weten relatief weinig van de ontwikkelingen in de samenleving, van politiek, democratie en rechtstaat. In andere landen zitten die thema’s steviger verankerd in een verplicht curriculum. In een gezonde democratie is het belangrijk dat mensen kunnen meedoen en meedenken, dat men weet waar democratie over gaat, welke machtsmiddelen er zijn en hoe je je recht kunt halen.’
Hoe pak je het aan op school?
‘Zoals ik het zie, is er een kern en een schil: de kern is dat je via maatschappijleer en vakken als geschiedenis en aardrijkskunde kennis en vaardigheden opdoet. Dan is er nog een schil, die inhoudt dat je schoolbreed projecten aanbiedt om die vaardigheden te oefenen, zoals samenwerken of debatteren.’
In maatschappijleer zit toch ook al burgerschap?
‘Burgerschapsdoelen voor politiek, democratie en rechtsstaat staan al vanaf de jaren 80 bij maatschappijleer centraal. Het is vreemd dat dat vak, gegeven de onwetendheid van leerlingen, niet veel belangrijker wordt in het onderwijs, juist om burgerschap te versterken. Maar alle vakken bieden inhouden die voor burgerschap van belang zijn. Burgerschap bevorderen, is daarom binnen deze vakken (in de onderbouw: leergebieden) burgerschapsdoelen op te nemen. Maar wat gebeurt er nu met de vernieuwing van de onderbouw? Er komt een apart, nieuw leergebied Burgerschap bij, los van bestaande leergebieden. Dan dreigt dat burgerschapsdoelen over rechtsstaat, slavernijverleden, migratie, enzovoorts, uit bestaande leergebieden weggaan: slecht voor de interne samenhang daarbinnen. En het leergebied Burgerschap zelf wordt een amalgaam van losse (en dus ook onsamenhangende) onderwerpen. Niet goed voor een logisch curriculum en zeker niet voor burgerschapsbevordering.’
Marcel Mooijman Voorzitter van Nederlandse Vereniging van Leraren MaatschappijleerLees verder op volgende pagina
‘Maatschappijleer voor kennis, daarnaast schoolbrede projecten’
Wet Burgerschapsonderwijs
‘We participeren steeds minder’
Wat is burgerschap?
‘In het kort: dat je je leert verhouden tot jezelf, tot anderen en tot wat er speelt in onze democratische samenleving.. Wie ben ik, wat wil ik en wat kan ik, maar ook: wat wil de ander en in wat voor soort samenleving woon ik. Als leerlingen zich hierin goed ontwikkelen, hoop je dat zij straks goed participeren in de samenleving.’
Waarom is burgerschapsonderwijs belangrijk?
‘Onderzoeken wijzen uit dat Nederland het niet goed doet waar het gaat om burgerschap. De cijfers laten zien dat we een samenleving hebben waarin vrijheid van meningsuiting en onze eigen ontwikkeling heel belangrijk zijn, maar waar mensen minder begrip hebben voor de ander. We participeren steeds minder en vinden zorg voor de ander steeds minder vanzelfsprekend.’
Welke thema’s van burgerschap belangrijk zijn, hangt af van de context van de school. Dus of die in een witte wijk staat of dat het een school is met een heel diverse populatie. Het belangrijkste is dat men elkaar leert kennen en dat men elkaar ontmoet, waarmee je begrip voor andermans standpunten kweekt. De school is een oefenplaats, een minisamenleving.’
Irene de Kort Beleidsadviseur burgerschap, VO-raad
Hoe pak je het aan?
‘Het belangrijkste is dat je burgerschap op school samen doet en burgerschap niet afbakent in een vak. Met alleen maatschappijleer red je het niet, je moet het overal op school structureel laten terugkomen. Door je als school af te vragen: wat vinden we belangrijk, wat is onze visie, hoe gaan we met elkaar om, welke doelen hebben we en hoe leren we dit - gericht- aan onze leerlingen? Stel een werkgroep samen die hiermee aan de slag gaat. Het kost veel tijd, maar zo pak je het wel goed aan.’
Een aparte methode voor burgerschap?
nodig!
Integreer het in je taalonderwijs
De nieuwe
Ontdek
De nieuwe taalmethode Pit voor groep 4 t/m 8 integreert burgerschapsvorming op een natuurlijke manier in de taal- en projectlessen. Met Pit leg je een stevig fundament voor taal én bied je kerndoeldekkend bugerschapsonderwijs!
de taal- en projectlessen. Met Pit leg je een stevig fundament voor taal én bied je kerndoeldekkend bugerschapsonderwijs!
Ontdek hoe op thiememeulenhoff.nl/pit/burgerschap
Ontdek hoe op thiememeulenhoff.nl/pit/burgerschap
Expertisepunt Burgerschap biedt scholen ondersteuning
Burgerschapsonderwijs krijgt steeds meer vorm
Het is belangrijk dat leerlingen uitgroeien tot weldenkende, kritische burgers, die volwaardig participeren in de samenleving. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) ziet burgerschap als basisvaardigheid en voegde het toe aan het Masterplan Basisvaardigheden. In de gang daarnaartoe werd in augustus 2021 de wettelijke verplichting voor scholen om burgerschapsonderwijs te geven aangescherpt. Het Expertisecentrum Burgerschap gaat leraren en schooldirecties hierbij de helpende hand bieden.
Tekst: Brigitte BloemIn de nieuwe Wet Burgerschapsonderwijs staat dat leerlingen moeten leren over de basiswaarden van de democratische rechtsstaat. De focus ligt op acht basiswaarden: vrijheid van meningsuiting, gelijkwaardigheid, begrip voor anderen, verdraagzaamheid, autonomie, verantwoordelijkheidsbesef, het afwijzen van onverdraagzaamheid en het afwijzen van discriminatie. Het leerproces bestaat uit het vergaren van kennis en het ontwikkelen van de competenties die daarbij horen. Denk daarbij aan leren debatteren, omgaan met mensen die anders denken en je eigen mening vormen. De cultuur in de school moet daarmee in overeenstemming zijn. Dat betekent dat de school een plek is waar leerlingen op veilige wijze hun burgerschapsvaardigheden met elkaar kunnen oefenen en leraren de basiswaarden voorleven. Burgerschap krijgt met de integrale curriculumherziening een grotere plaats in het onderwijsprogramma. Het wetsvoorstel hierover wordt later dit jaar aan de Tweede Kamer voorgelegd.
Senior beleidsmedewerkers Michiel Boele van Hensbroek en Dennis van Velzen van OCW zijn betrokken bij het dossier burgerschapsonderwijs. “Veel scholen besteden al aandacht aan burgerschap, maar de aanscherping door de nieuwe wet maakt burgerschapsonderwijs voor scholen minder vrijblijvend. Uitgangspunt is dat scholen gaan werken aan een curriculum en een schoolcultuur die leerlingen stimuleren met deze basiswaarden te oefenen”, legt Michiel uit.
Nuttig en nodig
De visie van de school op burgerschap speelt een centrale rol. “Zo’n visie vormt de basis voor het in samenhang en doelgericht werken aan burgerschapsonderwijs”, licht Michiel toe. “Scholen oefenen nu vaak versnipperd met burgerschapsvaardigheden. De aangescherpte wet helpt scholen hopelijk om zich bewuster te worden van het benoemen van burgerschapsvaardigheden en ruimte te maken om die expliciet en op doordachte wijze met hun leerlingen te oefenen.”
Dat is mede de reden dat burgerschap een prominente plek heeft gekregen in het Masterplan Basisvaardigheden, geeft Dennis aan. “Naast taal, rekenen en digitale geletterdheid zijn ook de competenties die je opdoet in burgerschapsonderwijs nuttig en nodig om goed te functioneren in de samenleving. Bovendien geeft het masterplan aan dat we beter in beeld willen krijgen wat de uitgangspositie is van onze leerlingen en hoe we deze kunnen versterken. Taal en rekenen vormen de basis. Digitale geletterdheid en burgerschap komen daar nu bij. Niet als aparte vakken, maar verweven in het hele onderwijsprogramma.”
Samenleving in het klein “Burgerschap gaat ook over het respectvol omgaan met onderlinge verschillen”, vertelt Dennis. “Een school kun je zien als samenleving in het klein. Het is daarom van groot belang dat leraren en leerlingen de uitgangspunten van goed burgerschap ook in de dagelijkse schoolpraktijk hanteren. In het omgaan met elkaar, maar het houdt bijvoorbeeld ook in dat de inspraak van leerlingen goed geregeld moet zijn. Is er ruimte voor ieders mening?”
Michiel vult aan: “Je hebt een waaier aan burgerschapscompetenties nodig om in de samenleving te participeren. Als je dat van huis uit minder meekrijgt, is het des te belangrijker dat school daar structureel aandacht aan schenkt. Het mooie van de aangescherpte wet is dat alle scholen deze opdracht hebben. Hoe het burgerschapsonderwijs er precies uitziet, is aan de school en moet passen bij de visie van de school en de visie die de school heeft op burgerschapsonderwijs.”
Expertisepunt
OCW heeft opdracht gegeven tot de oprichting van het Expertisepunt Burgerschap. Dit expertisepunt, sinds afgelopen zomer operationeel, is een samenwerking tussen Stichting School & Veiligheid (SSV), het Kennispunt MBO Burgerschap, SLO en ProDemos - Huis voor democratie en rechtsstaat. Gezamenlijk ondersteunen ze, elk vanuit de eigen expertise en invalshoek, scholen bij het inrichten van burgerschaps-
Gelijke kansen voor ieder kind
Ieder kind een gelijke kans geven is een opdracht voor iedereen, niet alleen voor het onderwijs. De verbinding tussen de thuissituatie, de omgeving en de school en daarmee de samenwerking tussen gemeenten, het onderwijs, maatschappelijke organisaties en de rijksoverheid is dan ook belangrijk.
Versterking van het burgerschapsonderwijs levert een substantiële bijdrage in de bewustwording met betrekking tot gelijke kansen. Het Expertisepunt Burgerschap gaat scholen helpen bij het maken van goed burgerschapsonderwijs. Bovendien vinden er, mede vanuit de Gelijke Kansen Alliantie, diverse andere initiatieven plaats. Zo komt er een vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs (zoals bijles of examentraining buiten schooltijden). Onderzocht wordt in hoeverre dat kansenongelijkheid vergroot. Samen met Ouders & Onderwijs, de sectorraden en andere betrokkenen wordt geprobeerd de samenwerking tussen ouders en school (ouderbetrokkenheid), te versterken. Bovendien wordt met het programma ‘Tel mee met Taal’ ingezet op het verbeteren van de taalvaardigheid van ouders en het aanmoedigen van een educatieve thuisomgeving.
Neem contact op Wil je meer weten over kansengelijkheid of school? Of ben je bereid jouw ervaring op dit gebied te delen? Stuur een mail naar: gelijkekansen@minocw.nl
onderwijs. “Binnen het Masterplan Basisvaardigheden gaan basisteams aan de slag om scholen concreet te ondersteunen. Voor het thema burgerschap gebeurt dat vanuit het expertisepunt”, aldus Michiel.
“Bij het expertisepunt kun je terecht voor actuele informatie, tips en inspiratie over het vormgeven van burgerschapsonderwijs. Maak vooral ook gebruik van de helpdesk”, adviseert Dennis. “Je kunt je op de website van het expertisepunt aanmelden voor de nieuwsbrief. Zo blijf je op de hoogte van de laatste ontwikkelingen rondom burgerschap op school, maar ook rond het expertisepunt zelf. Binnenkort wordt de website uitgebreid, onder meer met inspirerende voorbeelden uit het veld.”
www.expertisepuntburgerschap.nl
Burger schaps onder wijs
‘Wees niet bang voor
De wettelijke burgerschapsopdracht kan overweldigend overkomen: ijkpunten, visie-ontwikkeling, kwaliteitszorg, et cetera. Nergens voor nodig, vindt Bram Eidhof, onder andere schrijver van het Handboek Burgerschapsonderwijs. Het geeft juist kansen. En een school doet al meer dan je als leerkracht zou denken.
Wat is volgens jou burgerschapsonderwijs?
“De essentie is dat je een leerling de ruimte geeft een eigen mening te ontwikkelen en andere perspectieven in overweging laat nemen. Ook breng je het kind in aanraking met maatschappelijke onderwerpen. Daarbij hoeven we het niet altijd met elkaar eens te zijn. Het gaat erom dat je leerlingen voorbereid op een plek in onze samenleving: hoe je kun zaken veranderen of juist behouden? Dat doe je in gesprek met anderen, met gelijkgestemden en andersdenkenden.
We staan voor allerlei grote en kleine opgaven. Van zwerfafval in de buurt tot klimaatverandering. Als de geschiedenis een ding laat zien, is het dat we samen de grote uitdagingen aan kunnen. Zolang je maar weet hoe. Daarom helpt het als we binnen de school ermee aan de slag gaan. Zo wordt het onderwijs ook voor jou als leerkracht betekenisvoller.”
Ook voor de leerlingen?
“Zeker, zij ervaren dat ze verschil kunnen maken. Kinderen zijn erg betrokken bij onderwerpen als klimaat, dierenwelzijn en armoede. Dan is het fijn dat ze weten dat ze iets kunnen doen, in plaats van alleen zich zorgen maken. Als je je betrokken voelt en je kunt niets, dan word je niet gelukkiger. Maar als je een mening kan geven of iets kunt doen, dan heb je het gevoel dat er iets kan veranderen.
Van die betrokkenheid kun je in het onderwijs gebruik maken, zonder voor te schrijven wat ze moeten denken. Hun mening of idealen mogen ze zelf ontwikkelen. Je kunt hen laten proeven aan de mogelijkheden om verschil te maken. Dat is ook het mooie van werken met leerlingen, ik zie via hen ook vaak volwassenen
Als je een mening kan geven of iets kunt doen, dan heb je het gevoel dat er iets kan veranderenTekst: Martijn de Graaff
burgerschapsonderwijs’
minder cynisch worden. Met elk nieuw leven worden nieuwe hoop en nieuwe ideeën over hoe de wereld eruit kan zien geboren.”
Dat klinkt erg mooi. Toch schrikken scholen vaak terug van alle dingen die moeten.
“Dat kan ik me goed voorstellen. Er zijn wettelijke eisen, zoals een visie, doorlopende leerlijnen, kwaliteitszorg. Dat kan heel groot voelen. Mijn advies: kijk eerst eens wat je als school allemaal al doet, breng dat in kaart. En dat is meer dan je denkt. Denk bijvoorbeeld aan hoe je omgaat met conflicten tussen leerlingen. Misschien staat het niet op papier, maar het is er wel. Je hebt ook leerdoelen van alle vakken, bekijk welke van die doelen burgerschap raken. En breng vervolgens focus en samenhang aan.”
En de wettelijke eisen?
“In de wet staat dat je als school een visie moet hebben. Het is goed te beseffen dat niet in detail wordt voorgeschreven hoe die visie eruit moet zien. Als school bepaal je welke nadruk je legt, welke concrete leerdoelen je wil hanteren. Je hebt als school al een onderwijsvisie: wat wil je je leerlingen meegeven en op welke manier? Dat is al een mooi startpunt. Die optelsom - wat je impliciet al doet, de leerdoelen en je onderwijsvisie - geven al een behoorlijke invulling van je burgerschapsonderwijs.
Ook goed om te weten: een paar organisaties hebben ijkpunten voor burgerschapsonderwijs opgesteld, om scholen te helpen burgerschapsonderwijs vorm
te geven. Sommige scholen maken daar gebruik van. Maar die ijkpunten gaan veel verder dan de wettelijke eisen. Wees je daarvan bewust, zodat je niet onnodig veel werk verzet.”
En hoe organiseer je dit?
“Je ziet vaak twee uitersten: een school die burgerschap als een apart lesuur wekelijks laat terugkomen. Of een school die vindt dat burgerschap de verantwoordelijkheid van iedereen is. Beide zijn lastig. De eerste is te smal, bij de tweede voelt niemand zich verantwoordelijk. Burgerschapsonderwijs moet je als school inbedden in je totale beleid, dat is de taak van de schoolleiding. Die moet het ook faciliteren. Dan helpt het om een of twee mensen de kartrekker te maken, en slimme combinaties te maken vanuit de bestaande vakinhoud.
En inderdaad, daarna is het zeker iets van de hele organisatie. Neem een vak als gym, dat lijkt weinig te maken te hebben met burgerschap. Maar als een leerling daar een racistische uitlating doet, moet je daar als leerkracht iets mee. Wat je ook doet, de maatschappij komt toch je school in. Dat wordt makkelijk wanneer je daar niet individueel en reactief, maar als team pro-actief mee aan de slag gaat.
Wat zijn de thema’s en onderwerpen waar je het over wilt hebben? Waar zijn jullie leerlingen mee bezig? Hoe gaan we dat in ons onderwijs brengen?
Ik zie dat dat ontzettend veel werkplezier en enthousiasme bij leerkrachten en schoolleiding brengt.
En voor leerlingen smaakt het vaak naar meer.”
Speel de gratis Go VMBO game en kom alles te weten over het voortgezet onderwijs en het vmbo. Ontdek talenten en interesses tijdens een ontdekkingstocht op de eerste schooldag. Stel vragen aan leerlingen en docenten én los puzzels op in lokalen. Ouders en leerkrachten vinden op de website govmbo.nl meer informatie over het vmbo.
Column
De onderwijswereld van Esther van de Knaap onderwijswereld-po.nl
Het goede voorbeeld geven
Mijn vorige column gaf ik de titel ‘Be the change you want to be in the world’ mee. Deze column zou dezelfde titel mee kunnen krijgen, alleen dan met een 2.0 erachter. Want is dat niet waar goed burgerschap over gaat? Goed zijn voor de ander en waar nodig een verandering teweeg brengen. Dit vanuit een open houding en kennis over elkaar. En toch krijg ik ergens de kriebels van hoe de extra missie aangaande burgerschap door onze regering weer over de schutting van het onderwijs gesmeten wordt…
Begrijpend lezen
Ik maak even een zijsprongetje. Nederland en de Nederlandstalige landen zijn de enige landen die begrijpend lezen als apart vak aanbieden. We weten ondertussen dat zowel het leesbegrip als het leesplezier er niet beter op worden, met dit los aangeboden vak. Als het gaat om leesmotivatie scoort Nederland ver beneden peil. Ook weten we dat technisch lezen de basis vormt voor goed begrijpend kunnen lezen. Ook op dat gebied zijn de resultaten schokkend: zo’n 20% van onze 15 jaar en ouderen is laaggeletterd. EEN OP DE VIJF!!!
Richting burgerschap
Vanuit de regering wordt aangegeven dat de school en klas als kleine maatschappij gezien kan worden. Een plek om te oefenen. Ons land met haar regering is dan de grote maatschappij waarvoor geoefend moet worden om er een goed functionerend onderdeel van te worden. Dat gezegd hebbende, maak ik een sprongetje naar de week waarin ik deze column schrijf: Queen Elisabeth is zojuist overleden. Een land in rouw. Condoleances vanuit Nederland vliegen via de digitale snelweg naar onze Westerburen. Ondertussen zien we Lubach op televisie walgelijke grappen maken over Queen Elisabeth. Waar woordgrappen nog niet genoeg zijn, simuleert hij ook een zogenaamd live filmpje vanuit haar kist… Waar is ons burgerschap hier? Waar is de meester van onze echte maatschappij om deze losgeslagen leerling weer op het goede pad te helpen? Deze vrouw was iemands moeder, grootmoeder, overgrootmoeder. Zo ga je niet met mensen om!
Lerarencollectief
In dezelfde periode verzorgt het Lerarencollectief een bijeenkomst om, samen met leraren en experts, te kijken naar de aangevulde burgerschapsmissie die we op ons bordje hebben gekregen. Grote afwezige deze bijeenkomst? Precies, onze minister van Onderwijs.
Samengevat: er wordt wederom iets bij ons de klas in gesmeten. En wij moeten maar oplossen wat onze regering zelf niet bepaald voor elkaar krijgt, namelijk het goede voorbeeld geven en er zijn op momenten die van belang zijn.
Zal ik eens wat vertellen? Dat goede voorbeeld geven wij al jaren en dat blijven we doen. Dat hoort bij ons vak. Maar voor nu willen we eerst de basis op orde gaan krijgen. Goed reken-, taal- leesonderwijs voor onze kinderen. Want zoals we allemaal weten, is leesbegrip een van de voorspellers van schoolsucces en daarmee succes in de maatschappij. En onze maatschappij kan wel wat extra succes gebruiken.
‘We gebruiken de taal van de jongeren’
“Volwassenen kennen nog een verschil tussen on- en offline. Voor jongeren zijn deze werelden hetzelfde. Er is geen verschil”, vertelt algemeen directeur Michiel Kalverda van TMI. “Whatsapp en Snapchat zijn de schoolpleinen van nu.” Ook daar hoor je je te gedragen. Kinderen en jongeren overzien nog niet alle kansen en gevaren in de digitale wereld. TMI kan hierbij helpen.
PrimaOnderwijs & TMIDeze week is het de Week van de Mediawijsheid. TMI heeft hiertoe een campagne over online shaming gelanceerd. Met een posterpakket, een workshop en een online module geeft TMI docenten graag op een laagdrempelige manier voorlichting en handvatten. “Jongeren weten niet wat ze kunnen aanrichten. Wanneer ze voor de grap een privéfoto of -filmpje van een klasgenoot ongewenst doorsturen, weten ze vaak niet dat dit strafbaar is. Daarnaast kan het verspreiden van zo’n foto ontzettend kwetsend zijn voor de persoon die erop staat”, legt Michiel uit. “Jongeren zijn de burgers van de toekomst die ook digitale vaardigheid nodig hebben. Gelukkig wordt dit meegenomen in de curriculumherziening, zodat er een toekomstbestendige manier is om leerlingen mediawijs te maken” TMI geeft met het lespakket over online shaming handvatten aan om het gesprek open te breken. “We merken dat leerkrachten en docenten
Ga gelijk aan de slag met posterpakket en kaartspel ‘Shameless Game’
Maak je leerlingen bewust van online shaming met het posterpakket van TMI. De drie posters tonen een drieluik met situaties. Om bewustwording de creëren wordt de lezer steeds een prikkelende vraag gesteld. Ook vind je posters van Helpwanted en een informatiepakket van de Rutgers Stichting.Het kaartspel is een combinatie van Pictionary en Trivial Pursuit, waarbij leerlingen op een luchtige manier aan de slag gaan met uitbeelden, tekenen en uitleggen. De klas wordt verdeeld in groepjes. Degene met kaartje moet het begrip duidelijk maken aan groepsgenoten. Goed geraden: 1 punt. Bestel het pakket op: tmi.one/shameless
dat nog best vaak lastig vinden. Het pakket bestaat uit onder meer een posterpakket met een kaartspel, een workshop en een online module.”
De workshop
Tijdens de workshop Online Shaming gaat TMI in de klas aan de slag met het onderwerp online shaming. Onder begeleiding van trainers van TMI wordt ingegaan op het eigen aandeel van jongeren in het verspreiden van andermans privébeelden. De jongeren zien drie fragmenten van een korte door TMI geproduceerde film.
In de film volgen de jongeren gebeurtenissen door de ogen Izzy en Dex. Izzy (14) had een naaktfoto van zichzelf had verstuurd naar Dex (16), een leuke jongen die ze kent via Instagram. Ze dacht hem te kunnen vertrouwen, maar Dex werd onder druk gezet door zijn vrienden om de foto door te sturen. Uiteindelijk is de foto op Telegram beland.
Met puzzels, rollenspellen en klassikale gesprekken krijgt de leerling inzicht in de eigen rol. Er is antwoord op vragen als: ‘Wat moet je doen als je een naaktfoto krijgt toegestuurd die niet voor jou bestemd is? En wat kan er gebeuren als je deze zonder toestemming verder verspreidt?’ Ook leren ze hoe ze iemand het beste kunnen helpen die slachtoffer is geworden van online shaming. Ook sexting komt aan de orde. Het is onderdeel van de seksuele ontwikkeling van jongeren. TMI legt uit hoe dit veiliger kan.
De online lesmodule
De lesmodule Online Shaming bestaat uit tien missies op de digitale leeromgeving van TMI. In de missies wisselen meerkeuze- en open vragen elkaar af. Er zijn uitlegvideo’s en een spannend audioverhaal. In dit verhaal volgen we Bowey (13). Tijdens een lolletje tussen de jongens in de kleedkamer is er zonder dat hij dat wist een naaktfoto van hem gemaakt. Op een normale schooldag krijgt Bowey plots berichten van onbekende mensen. Van ‘Je bent echt superknap, ik wil wel meer van jou zien…’ tot ‘Je woont heel dicht bij mij… Kunnen we afspreken?’. Later ontdekt hij de naaktfoto die online rondgaat met zijn naam, telefoonnummer, socialmediakanalen en adres. Daarnaast is er lespresentatie met een klassikale video-opdracht, feedbackmomenten, twee spellen en stellingen voor een klassikaal gesprek. De online lesmodule en de lespresentatie samen bevatten ongeveer drie uur aan lesmateriaal. Trainers van TMI kunnen de module geven, maar docenten zelf ook.
In de taal van jongeren Michiel, zelf met een achtergrond in de media, is groot voorstander van storytelling. “Wij vertellen de verhalen in de taal van de jongeren”, licht Michiel toe. “Daarnaast hebben we een integrale aanpak. Je vindt bij ons workshops, opleidingstrajecten, e-learnings en meer. Verder werken we in externe werkgroepen en zitten we aan tafel met onder meer OCW voor expertsessies.”
Voor de lespakket over online shaming heeft TMI samengewerkt met Helpwanted en de Rutgers Stichting. Helpwanted.nl is onderdeel van het Expertisebureau Online Kindermisbruik (EOKM). Kinderen en jongeren kunnen bij Helpwanted terecht voor advies als ze te maken hebben (gehad) met online seksueel misbruik. De Rutgers Stichting een expertisecentrum voor seksualiteit waar gewerkt wordt aan verbetering van seksuele rechten, toegang tot voorlichting en informatie over seksualiteit, toegang tot anticonceptie en veilige abortussen en preventie van seksueel geweld.
PrimaOnderwijs‘School is de uitgelezen plek waar je kunt oefenen’
Dat burgerschapsonderwijs belangrijk is, daarover is menig onderwijsprofessional het eens. Toch krijgt burgerschap op heel wat scholen nog onvoldoende vorm, terwijl de vrijblijvendheid er met de wet uit 2021 uit is. Wat staat scholen te doen? Luuk Kampman, curriculumontwikkelaar bij SLO, legt het uit aan de hand van zes belangrijke vragen.
Tekst: Mandy Pijl1. Maatschappelijk ontwikkelingen maken burgerschapsonderwijs nodig. Welke ontwikkelingen zijn dat?
“Het gaat om een proces dat al langer gaande is. Denk aan de secularisatie en individualisering van de samenleving. Er is sprake van een vermeend gebrek aan sociale cohesie en een verminderde bereidheid om te participeren in de samenleving. Je ziet dat bijvoorbeeld aan het afnemende vertrouwen in de overheid en de politiek, en aan sportverenigingen die nauwelijks vrijwilligers kunnen vinden. Burgerschapsonderwijs biedt niet de oplossing, maar wel een deel ervan. Ik spreek trouwens van een vermeend gebrek aan sociale cohesie, omdat de jeugd wel degelijk participeert. Onderzoek laat zien dat nog nooit zoveel jongeren betrokken zijn geweest bij mantelzorg en het
helpen van anderen. Dat neemt niet weg dat er wel een probleem ligt. Jongeren zijn namelijk niet snel geneigd zich met bestaande instituties, zoals het rechtssysteem en de wetenschap, verbonden te voelen.”
2. Hoe kan een school het hoofd bieden aan wat er in de samenleving speelt en tegelijk trouw blijven aan de eigen identiteit?
“Scholen moeten hun identiteit inderdaad vooral blijven koesteren, want die bepaalt hoe je met elkaar omgaat in de mini-maatschappij die je als school bent. Ondertussen komen al die maatschappelijke problemen en ontwikkelingen wel de school binnen en hebben leraren te maken met controversiële thema’s in de klas. Neem het probleem van hoe kinderen en jongeren hun informatie krijgen en die duiden.
Steeds zichtbaarder wordt dat ze de informatie van traditionele media, de overheid en het onderwijs wantrouwen. Zij nemen dit mee in de les. Als leraar kun je hier vanuit je schoolvisie over in gesprek gaan.”
Kerndoelen
Kerndoelen worden vastgesteld voor het primair onderwijs op het niveau van eind groep 8 en voor het voortgezet onderwijs op het niveau van einde onderbouw. Er is een verbijzondering van reguliere kerndoelen voor het speciaal onderwijs (so). Kerndoelen zijn vastgelegd in wet- en regelgeving (AMvB). Kerndoelen zijn de formele opdracht van de overheid aan de school en zijn bedoeld als instrument voor curriculum- en onderwijsontwikkeling op school.
“Beiden wetten vragen van scholen dat ze vanuit democratische waarden werken, waardoor iedereen, dus personeel en leerlingen, maar ook ouders, zich betrokken voelen om zich in te zetten voor de minisamenleving die een school is. Leerlingen dienen kennis over democratie aangereikt te krijgen en sociale en maatschappelijke competenties te ontwikkelen. Dat was al zo in de wet van 2006, maar in die van vorig jaar staan actievere formuleringen, en daarmee is het een meer dringende opdracht. Concreet betekent het dat wat je aanbiedt samenhang heeft. Burgerschap is dus niet een paar losse excursies of alleen een leerlingenraad. Wat je aan burgerschapsonderwijs doet, moet doelgericht zijn.”
4. Hoe zorg je voor een evenwichtig aanbod van burgerschapsonderwijs?
“Belangrijk is dat je dat in een aantal stappen doet. Je start door als team te kijken welke visie je hebt, of je je daarnaar gedraagt en hoe je dan handelt. Daarna inventariseer je wat je al doet dat onder burgerschap valt en welke doelen dat raakt. Vervolgens evalueer je of je tevreden bent over de opbrengsten. Voorkom een verenging van je burgerschapsopdracht. Burgerschap kan ook plaatsvinden in een eerste lesuur. Leerlingen nemen nou eenmaal maatschappelijke vraagstukken mee de les in. Als Rusland een dag eerder de oorlog heeft verklaard aan Oekraïne en je merkt dat dit leerlingen bezighoudt, dan zeg je niet: ‘Dat komt vanmiddag wel.’ Als school sta je ervoor open dat vraagstukken bespreekbaar zijn en dat dat niet beperkt blijft tot specifieke lessen.”
5. Burgerschap kent nog geen eigen kern-doelen. Wel zijn er kerndoelen die een relatie hebben met burgerschap. Kun je er een paar noemen?
“Een van de belangrijkste kerndoelen gaat over wat democratie is, en wat de rechtsstaat is. Er is een kerndoel over de grondwet, de pluriforme samenleving. En dan heb je kerndoelen zoals argumentatievaardigheden bij taal en vaardigheden om informatie te kunnen zoeken. Die kun je als school aanwijzen als burgerschapsdoelen.”
Voor burgerschap zijn nog geen specifieke kerndoelen. De ontwikkeling van deze kerndoelen gebeurt door een team dat bestaat uit leraren po, leraren vo, vakexperts en curriculumexperts onder aansturing van een procesregisseur. Het team ontwikkelt in twaalf maanden conceptkerndoelen en wordt hierin bijgestaan door een advieskring. Deze bestaat uit een vertegenwoordiging van de onderwijspraktijk. De conceptkerndoelen worden vervolgens beproefd in de onderwijspraktijk. Deze fase duurt 12 tot 18 maanden. Daarna worden de kerndoelen wettelijk vastgesteld door de regering en de Tweede Kamer.
6. Welke tip kun je scholen nog geven?
“Kijk samen eerst naar wat je al doet en vanuit welke gezamenlijke waarden. En wees daar niet te handelingsverlegen in. Vaak zit het al in het onderwijs dat je geeft. We zijn geneigd burgerschap nog te zien als een kennis- en vaardighedendomein. En dan zou iemand zomaar kunnen denken dat hij daar niks mee heeft en dat een collega het misschien beter kan oppakken. Overigens is het wel aan het veranderen. Scholen worden zich steeds bewuster van het belang van burgerschapsonderwijs en hun taak daarin. Maar er is nog veel te doen. Het is in ieder geval goed om je te realiseren dat burgerschap een maatschappelijke opdracht is. En dat school de uitgelezen plek is waar je kunt oefenen.”
Het landelijk expertisecentrum SLO ondersteunt scholen bij de invulling van hun curriculum voor burgerschap. Voor PO, VO en het speciaal onderwijs heeft de SLO handreikingen ontwikkeld om burgerschap vorm te geven.
Meer informatie over burgerschapsonderwijs op: burgerschap.slo.nl
Meer informatie over de actualisatie van de kerndoelen: www.slo.nl/actualisatie
PrimaOnderwijs3. In 2006 kwam de wet op burgerschapsonderwijs. Wat voegt de wet uit 2021 daaraan toe?
jaar!
In gesprek met jongeren over online gedrag
de interactieve voorstelling
Bless
Tweederde van de Nederlanders is weleens online gekwetst. Daarom staat de Week van de Mediawijsheid (4 t/m 11 november 2022) in het teken van sociaal gedrag online. Organisator Netwerk Mediawijsheid ontwikkelde met de Nationale Wetenschapsagenda, Erasmus Universiteit Rotterdam en Theaterhart een wel héél bijzondere, interactieve theatervoorstelling voor middelbare- en mbo-scholen.
Week van de Mediawijsheid Haatreacties, spammen en pesten: niet elke online interactie is leuk en soms gaat het mis. Toch komen we niet genoeg in actie. In een peiling van Netwerk Mediawijsheid geeft slechts de helft van de ondervraagden aan dat zij bekenden, vrienden en familie aanspreken op online gedrag – en bij vreemden doet maar 21 procent dat. Tijdens de Week van de Mediawijsheid gaan we daarom het gesprek aan met elkaar en roept Netwerk Mediawijsheid op om je uit te spreken tegen negatief gedrag online.
Theater om gesprek te starten Theaterhart maakt voorstellingen om maatschappelijke thema’s uit de taboesfeer te halen. Denk aan cyberpesten, radicalisering en verslaving. Voor de Week van de Mediawijsheid ontwikkelde Theaterhart de theatervoorstelling Block or Bless. Verschillende onderwerpen komen aan bod: wanneer cancel je iemand?
Wat doe je als jouw foto online verspreid wordt?
Het publiek is onderdeel van de voorstelling en kan zich daardoor goed inleven in de situatie. De voorstelling prikkelt jongeren om na te denken over online gedrag en met elkaar in gesprek te gaan. “Wij vertellen jongeren niet wat de online normen en waarden zijn. Zij gaan hier samen over in gesprek in het na-programma, onder begeleiding van onze acteurs en gespreksleider”, aldus Yu Lan Leffers, oprichter van Theaterhart.
Gevolgen van online gedrag Jongeren kunnen over het algemeen minder goed inschatten wat de gevolgen zijn van een situatie. Denk aan een intieme foto doorsturen of haatcomments plaatsen. “Daar spelen we handig op in”, legt Yu Lan uit. “De acteurs nemen het publiek zo snel mee in een dilemma dat ze geen tijd hebben om er goed over na te denken. Bij de nabespreking
beseffen jongeren daardoor wat er kan gebeuren als je niet goed nadenkt over de gevolgen.”
Bezoek het gemeentehuis met jouw klas
Democratie leer je niet enkel uit een boekje: je moet het ervaren! ProDemos biedt daarom de gratis educatieve programma’s Democracity en Klassenbezoek@Gemeentehuis aan op het gemeentehuis. Door de leerlingen meer te leren over de lokale politiek op deplek waar de beslissingen ook daadwerkelijk worden genomen, komen ze erachter dat politiek echt geen ver-van-je-bed-show is.
Klassenbezoek@Gemeentehuis (vo en mbo)Tijdens Klassenbezoek@Gemeentehuis kruipen leerlingen in de huid van raadsleden en houden ze een raadsvergadering.
Karl: “Vaak zijn leerlingen alleen nog maar op het gemeentehuis geweest om een identiteitsbewijs aan te vragen. Tijdens het programma mogen ze plaatsnemen achter de microfoontjes in de raadzaal. Dat doet echt wat met leerlingen. Je ziet dat ze trots zijn om daar even te mogen zitten.”
Samen gaat de klas beslissen over een fictief plan voor een popfestival in de gemeente. Leerlingen richten politieke partijen op en gaan met elkaar in debat.
Karl: “Gedurende twee uur leren leerlingen dat elke keuze consequenties heeft en je dus belangen moet afwegen ten koste van je eigenbelang. Gaan ze meer geld uitgeven of komt er een goedkopere artiest?”
Aan het eind van het programma schuiven vaak echte raadsleden aan, aan wie leerlingen vragen mogen stellen.
Democracity en Klassenbezoek@ Gemeentehuis worden altijd verzorgd door een enthousiaste begeleider van ProDemos. Daphne Paris en Karl van der Linde zijn twee van die begeleiders die stad en land afreizen om deze programma’s op gemeentehuizen door heel Nederland te verzorgen.
Democracity (groep 7/8)
Tijdens het educatieve programma Democracity bouwen leerlingen samen aan hun eigen stad. Op een groot speelkleed plaatsen de leerlingen blokken met voorzieningen.
Daphne: “Wat ik zo leuk vind aan Democracity is dat de leerlingen echt centraal staan. Zij mogen opde stoel van een raadslid plaatsnemen en beslissen of er inhun stad bijvoorbeeld een ziekenhuis, een supermarkt of eenlaadpaal voor elektrische auto’s moet komen.”
Belangrijk is dat de leerlingen samen keuzes maken, want het budget is beperkt. Om het eens te worden over die keuzes richten de leerlingen verschillende politieke partijen op, schrijven ze korte partijprogramma’s en gaan ze met elkaar in debat.
Daphne: “Soms moeten ze daarbij een steuntje in de rug krijgen. Ikherinner me bijvoorbeeld een moment waarbij een leerling aanvankelijk niet wist hoe ze een bos moest promoten. Door een ‘peptalk’ van een begeleider, wistze het bos uiteindelijk op originele wijze op de kaart te zetten.”
Uiteindelijk wordt er door de leerlingen gestemd en kan de stadafgebouwd worden.
Daphne: “Democracity is superleerzaam. Ook stillere kinderen leren tijdens dit programma om met overtuiging hun punt te maken.Dat geeft veel voldoening.” Prodemos.nl/democracity
Karl: “Een hoogtepunt voor mij wasde klas die hun plan voor het festival tijdens het vraaggesprek aan de burgemeester aanboden. Deburgemeester heeft het weer doorgegeven aan de gemeenteraad en die hebben er daadwerkelijk onderdelen uit overgenomen.”
Prodemos.nl/klassenbezoek
Column #Daniëlle
Burgerschap verder ontwikkelen
Op mijn werkdagen rijd ik erlangs. De grote M. Dus dat is toch zeker drie of vier keer per week de verleiding weerstaan, om over de terugreis maar niet te spreken. Noem het een guilty pleasure, maar zo’n chemische burger, met fabrieksplakje kaas (je begrijpt; ik word niet door ze gesponsord) gaat er toch best een paar keer per jaar in. Even langs het loket, m’n enige muntgeld uit m’n jaszak opduikelen en de ring weer op.
Ooit in je groep begonnen over burgers in de samenleving? Door het gros van mijn kinderen werd gedacht aan de dozen met 12 hamburgers van de plaatselijke supermarkt. Of aan die plaatselijke M. En daarin staat mijn klas niet alleen. Neem ik maar aan.
Toen ik onlangs wist te melden dat je bij een burger ook aan een persoon kunt denken, sterker nog, dat elke inwoner van onze samenleving een burger genoemd wordt, was de verontwaardiging compleet. Al had een aantal leerlingen ook wel eens gehoord van burgerschap.
‘Daar moet je iets mee doen juf.’ Klopt. Sinds vorig jaar zijn er nieuwe wettelijke eisen voor de bevordering van burgerschap in het PO, VO en VSO. Er zijn (nog) geen kerndoelen vastgesteld, maar voor het primair onderwijs zijn de kerndoelen die de meeste raakvlakken hebben met burgerschap te vinden in het leergebied Oriëntatie op jezelf en de wereld.
Hoe kijk je naar jezelf? Hoe kijkt een ander naar jou? Hoe wil je gezien worden? Wat vind je belangrijk in vriendschappen? Vinden anderen dat ook? Het lijkt mij dat elke zichzelf respecterende leerkracht hier tijd voor vrijmaakt op zijn weekplanning. De inspectie heeft de taak om een beoordeling te geven aan scholen en besturen. Kom maar langs.
De peiling Burgerschap einde basisonderwijs 2019-2020 (begin 2022 gepubliceerd door de Onderwijsinspectie) laat zien dat, volgens de meerderheid van deelnemende schoolleiders en leerkrachten, het burgerschapsonderwijs nog verder ontwikkeld
moet worden. Voor 2021 is er op meer dan de helft van de scholen nog geen sprake van een visie, concrete leerdoelen voor burgerschapsvorming en een leerlijn voor burgerschap. Deze zijn wel nodig om het onderwijs in burgerschapsvorming doelgericht en samenhangend vorm te kunnen geven.
De reflectiewijzer is wellicht een fijne tool om eens te gaan inzetten. Zelf heb ik geen idee hoe het nu, anno 2022, is gesteld met de verdere ontwikkeling op dit punt op de scholen. Heel eerlijk, ik lig er beslist niet wakker van. De kinderen in mijn klas ook niet. Zij groeien op en ik heb de mooie en verantwoordelijke taak ze les te geven. En dan heb ik het niet alleen over rekenen en spelling.
Opgroeien mogen ze, tot fijne burgers.
Burgerschapsonderwijs geeft de leerling het vertrouwen
Burgerschap gaat volgens Hessel Nieuwelink, lector Burgerschapsonderwijs aan de Hogeschool van Amsterdam, om meer dan je weg weten te vinden in de samenleving. Het gaat er ook om daadwerkelijke het verschil maken in de samenleving. Docenten en leerkrachten mogen hun leerlingen op weg naar die houding best wat meer vertrouwen geven: “Onderwijs mag meer gericht zijn op het leren nadenken over maatschappelijke systemen en dilemma’s.”
Tekst: Erik OuwerkerkEr wordt veel gesproken over burgerschap maar sectorraden, leerkrachten en beleidsmakers lijken een verschillend beeld te hebben van wat dat inhoudt. Kun je daarom ten eerste enige helderheid verschaffen? “Daarover is inderdaad weinig overeenstemming bij betrokkenen Ook uit de literatuur is geen strakke definitie af te leiden. Er is echter wel overeenstemming over de domeinen waar burgerschap over gaat, namelijk het sociaal-maatschappelijk deelnemen aan de samenleving en politieke participatie.”
De onderzoeker op het gebied van burgerschapsonderwijs wijst vervolgens direct op de soms wat moeizame toepassing naar het klaslokaal: “In de praktijk gaat het vaak over interpersoonlijke relaties en interpersoonlijke competenties. Het gaat over
zelfredzaamheid in het voortgezet onderwijs en over sociaal-emotionele ontwikkeling voor de jongere kinderen. Hoewel individueel welbevinden, life skills en emotionele zelfregulatie belangrijk zijn en te maken hebben met burgerschap, is het niet per se hetzelfde.
Over grote vraagstukken
Dat gaat namelijk over de grote vraagstukken en uitdagingen die het leven in een maatschappij met zich meebrengt. Het gaat om het herkennen van maatschappelijke instituten en daar je weg in weten te vinden, maar het gaat ook zeker over dilemma’s: hoe verhouden vrijheid en gelijkheid zich tot elkaar? Wat als een meerderheid iets wil maar een minderheid niet, hoe ga je daar mee om? Kun je alles zeggen wat je
wilt, waar liggen grenzen voor jou en anderen? Dat zijn zaken waar kleuters al mee te maken krijgen en die ze later in allerlei vormen in de samenleving tegenkomen.
Kinderen en jongeren worden zich hoe dan ook bewust van het samenspel tussen individu en maatschappij, van de botsingen en het zoeken naar compromissen en gezamenlijke normen. Ze zullen vormen van onrechtvaardigheid zien. Hoe verhoud je je daartoe, wat kun je er aan doen? Onderwijs mag wat meer gericht zijn op het leren nadenken over maatschappelijke systemen en dilemma’s. Dat is een geheel andere benadering dan de meer disciplinerende aanpak die ik nu vaak zie. Die gaat eerder over ‘hoe doe ik mijn belastingaangifte’ en stelt bestaande normen centraal, meer dan dat er gekeken wordt naar emancipatie en versterking van de democratie.”
Goed Burgerschapsonderwijs reikt vooral instrumenten aan om in gesprek te gaan over hoe we samenleven?
“Het is veelomvattend: het gaat over vaardigheden en ook over kennis van jezelf, anderen en structuren in de maatschappij. Hoe verhoud ik me tot een ander, hoe maak ik zelf het verschil en geef ik ruimte aan een ander, en welke rol spelen de instituten daarbij? Binnen scholen moeten we met elkaar nadenken over de samenhang tussen excursies, lessen en onderwijsprojecten, zodat het past in een burgerschapsvisie.”
Betekent dat geen extra belasting voor de professionals?
“Zwemles, dat is echt een voorbeeld van iets extra’s dat er bijkomt. Bij burgerschap ligt dat anders. Scholen doen per definitie al aan vorming van leerlingen door regels te stellen, omgangsvormen aan te geven, et cetera. Het gaat erom dat je kijkt naar hoe die excursie naar de kerk of ProDemos samenhangt met andere activiteiten en het curriculum.”
Het gaat wellicht niet om een extra onderwijstaak, maar het vergt toch wel enige verdieping. Zijn de docenten en leerkrachten geëngageerd en professioneel genoeg om tot samenhangend burgerschapsonderwijs te komen?
“Ik denk dat er heel veel expertise binnen scholen is. Het gesprek echter over wat het inhoudt, welk vormingsklimaat een school nastreeft, wordt te weinig gevoerd. Wanneer dat eenmaal duidelijk is, zal men ook zien dat curricula heel veel raakvlakken bieden. Neem Nederlands. Welke tekst laat je de leerlingen lezen? Een verhaal waarin verschillende perspectieven naar voren komen, voedt het (empathische aspect van) burgerschap al. Een wiskundedocent kan criminaliteitsstatistieken voorleggen: hoe interpreteer je die, hoe kun je ermee manipuleren? Elk vak kan zijn bijdrage leveren, niet alleen maatschappijleer of wereldoriëntatie.”
Tot slot: Per leeftijd(sfase) ziet het aanbod er heel anders uit waarschijnlijk?
“Vanzelfsprekend. Maar er bestaan ook wat misverstanden over. Er wordt al snel aangenomen dat je niet te vroeg met politiek moet beginnen bijvoorbeeld. Volgens sommigen staat dat voor leerlingen in de brugklas nog veel te ver van ze af en zijn ze niet in staat daar over na te denken of deel aan te nemen. Uit onderzoek daarentegen weten we dat de basis voor politieke houdingen wordt gelegd voor hun twaalfde. Twaalfjarigen hebben best al een stevige mening en opvattingen over politiek. Dat komt door hun dagelijkse ervaringen met autoriteiten, met vertrouwen geven en vertrouwen krijgen: denk aan de leerkracht, politie, schoolleiding of de leider op de voetbalvereniging. Als de schoolleiding bijvoorbeeld hoort wat je zegt, en liever nog haar beleid naar aanleiding daarvan een klein beetje aanpast, dan denkt het kind ‘hé, mijn perspectief doet ertoe. Zo wordt burgerschap geboren.”
Het is veelomvattend:
het gaat over vaardigheden en ook over kennis van jezelf, anderen en structuren in de maatschappijHessel Nieuwelink
‘Een goed debat heeft met respect
Op zoek gaan naar betrouwbare informatie. Een mening vormen op basis van echte argumenten. Maar ook: overtuigend je verhaal kunnen vertellen en weten wat de spelregels zijn als je met elkaar in discussie raakt. In het kader van Burgerschap mag het ‘leren debatteren’ best nog wat meer aandacht krijgen, vindt docent Erik van Pijkeren. Daarom doet zijn school - het Christelijk College Nassau-Veluwe in Harderwijk - ook mee aan een landelijke debatcompetitie.
Voor jongeren is het een enerverende, maar ook verwarrende tijd om op te groeien. De ene crisis volgt de andere op en in onze samenleving ontwikkelen zich kampen die soms lijnrecht tegenover elkaar staan. Alsof we ’t in Nederland lastig vinden om goed naar elkaar te blijven luisteren. En ja, laat dat nou uitgerekend een van de belangrijkste vaardigheden zijn die studenten leren bij het debatteren. Net als het kunnen beoordelen van informatie. Wat zijn de feiten? Hoe kan je daar vanuit verschillende invalshoeken naar kijken? Waarom denkt iemand totaal anders dan ik? Waar zit de gemene deler? En waar ligt het mijlenver uit elkaar? Hoe overtuig je elkaar van een standpunt?
Het vereist vaardigheden die je veel moet oefenen, weet filosofiedocent Erik van Pijkeren van het CCNV uit Harderwijk. In het kader van Burgerschap doet zijn school al een aantal jaren mee aan de debatwedstrijd Op Weg naar Het Lagerhuis. In alle provincies zijn voorrondes tussen scholen. Bovenbouwleerlingen van vmbo, havo en vwo, maar ook eerste-en tweejaars mbo-studenten bereiden zich goed voor op basis van elf stellingen en ‘strijden’ tegen elkaar. Welk team heeft de beste argumenten en weet de jury te overtuigen? Per regio gaat het winnende team
Welk team heeft de beste argumenten en weet de jury te overtuigen?
Tekst: Marco van den Berg
te maken; weten hoe het hoort’
door naar de landelijke finale die via BNNVARA op tv wordt uitgezonden.
In de afgelopen paar jaar lag de wedstrijd stil vanwege corona. “Maar we hebben op school een enthousiaste debatgroep die ook los van deze competitie bij elkaar komt. Dat gebeurt op maandagen in de grote pauze. Ze hebben onlangs nog een andere ruimte gevonden en regelen dat allemaal zelf. Zij organiseren het hele jaar door debatten en proberen ook medeleerlingen erbij te betrekken. Afgelopen jaar nog verzorgden ze in alle derde klassen mini-debatten. Als je het hebt over Burgerschap; van dat stukje organisatie en die onderlinge samenwerking leren ze ook al veel.”
Er zijn uiteenlopende redenen waarom leerlingen meedoen. “Sommigen zijn van nature sterk maatschappelijk betrokken en vinden het fijn om hun mening te laten horen. Anderen willen juist leren hoe ze beter kunnen verwoorden wat ze vinden en hoe ze kunnen omgaan met andere meningen. De debatgroep op school is een fijne plek waar je in alle veiligheid kunt oefenen. Als docent bied ik begeleiding, maar ze leren vooral van elkaar. Iemand die te stevig uit de hoek komt, wordt door de anderen gecorrigeerd.”
Van condooms tot abortus In de voorronde van Op Weg naar Het Lagerhuis komen elf stellingen aan bod; negen landelijke en twee regionale. “Die bedenk je niet zelf, maar staan op de
website. Daar staan ook bronnen vermeld waar studenten zich kunnen laten informeren. Typische jongerenonderwerpen als ‘gratis condooms voor iedereen’ zijn altijd populair”, vertelt Van Pijkeren. ‘Maar ook oude thema’s kunnen maar zo weer actueel worden. De discussie over abortus bijvoorbeeld. Die was wat naar achteren geschoven, maar is nu terug dankzij de nieuwe wetgeving in de Verenigde Staten.” Tijdens de scholencompetitie merk je wel wat verschil tussen onderwijsniveaus, vindt Van Pijkeren. “Leerlingen van havo en vwo beschikken meestal over een grotere woordenschat. Maar bij vmbo en mbo hebben leerlingen en studenter vaker mooie praktijkvoorbeelden en scoren ze op enthousiasme en overtuiging. Het zijn verschillende competenties die meespelen.”
Interessante dilemma’s Vorig jaar ging het in debatten regelmatig over social media en privacywetgeving, vertelt Van Pijkeren. “Allemaal willen ze op social media, maar ze beseffen dat ze daar privacygevoelige informatie voor inleveren. Die dilemma’s zijn echt interessant. Je merkt hoe het onderwerp hen persoonlijk raakt en daarnaast denken ze na over wat het betekent voor de maatschappij.” Een mening komt niet uit de lucht vallen. Debatteren vraagt voorbereiding. “Je moet je eerst inlezen over een onderwerp, weten waarover je praat. In deze tijd komt veel informatie af op leerlingen. Leren filteren en beoordelen is onderdeel van de debatcultuur en sluit dus naadloos aan bij Burgerschap.”
Van Pijkeren hoopt dat het ‘leren debatteren’ nog meer aandacht krijgt binnen het onderwijs. “Mensen denk vaak aan de Tweede Kamer en andere publieke plekken waar het soms veel te hard aan toegaat. Een goed debat heeft juist met etiquette en respect te maken. Weten hoe het hoort. Het is het analyseren van vraagstukken, logisch redeneren, maar ook correct interpreteren wat andere mensen aandragen. Die vaardigheden kan je overal gebruiken.”
Op Weg Naar Het Lagerhuis
Jaarlijks nemen ongeveer 200 scholen deel aan Op Weg naar Het Lagerhuis. De nieuwe inschrijving is half september begonnen. Meer informatie is te vinden op de website https://ownhlagerhuis.nl/ De regionale voorrondes zijn in januari, februari en maart. De uitzending op tv (NPO2) is in het voorjaar van 2023.
PrimaDe scheids op school
Wij hadden op school laatst bezoek van een prominent persoon uit de voetbalwereld, scheidsrechter Serdar Gözübüyük. Nou gebeurt zoiets natuurlijk niet iedere dag, dus jullie begrijpen dat de zenuwen de desbetreffende ochtend toenamen onder de leerlingen (en ook onder het personeel. Jerremy besloot het in de les techniek toch maar even aan mij te vragen. Het moment dat onze ‘beroemdheid’ zou komen (1e pauze) kwam immers steeds dichterbij en er was al een hele dikke auto gespot op het parkeerterrein.
‘Meneer, die scheidsrechter komt zo op school toch?’
‘Ja, Jerremy dat klopt. Tenminste dat hopen we. Hij heeft een heel druk leven maar als het goed is maakt hij vandaag een beetje tijd voor ons.’
‘Weet u eigenlijk voor welke club hij is? Ik ben voor Ajax en ik hoop dat hij dan ook voor Ajax is, snapt u. Als hij niet voor Ajax is kan hij wat mij betreft weer gaan.’
‘Nou eh.. Jerremy, weet je wat het is, vervolg ik, een scheidsrechter moet onpartijdig zijn. Hij mag dus niet voor een bepaalde club zijn. Neutraal, heet dat.’
‘Dan kan ik al geen scheidsrechter meer worden’, concludeerde Jerremy. ‘Sowieso kan ik er niet tegen als iemand bijdehand tegen mij gaat doen, ik zou hem gelijk voor z’n bek slaan.’
Ik laat het even, Jerremy gaat verder met zijn werkstuk en in mijn hoofd verander ik in een topscheidsrechter uit de Eredivisie. Dat zal hem leren. Ik stel mezelf voor dat ik razendsnel mijn fluit pak en een stevig signaal geef. Jerremy komt naar mij toe en terwijl hij voor mij staat zou ik hem binnen vijf á tien seconden vertellen dat ik van deze opmerking niet gediend ben.
Jerremy zou berouwvol kijken en beloven dat hij het niet meer zou doen, bang ook voor de eventuele gele kaart die hij zou kunnen krijgen. Ik hou in mijn korte droom de kaarten op zak. Zou dat werken op school?
Meester Stefan
De bel gaat, het signaal om met alle klassen naar de aula te gaan alwaar Serdar geïntroduceerd wordt en zijn verhaal doet voor de ruim honderd leerlingen. Zijn verschijning is indrukwekkend, goed verzorgd en de haren strak in de lak.
Maar waar ik verwachtte dat iedereen ademloos luisterde en hij desnoods hard op zijn fluit zou blazen om absolute aandacht af te dwingen, bleef dat uit. Er waren leerlingen die er gewoon doorheen bleven praten of de andere kant op keken! Dat stoorde mij.
Werk aan de winkel dus. Aan ons als docenten de taak om onze leerlingen te leren respect te tonen, te kunnen luisteren, vragen te durven stellen, begrip voor elkaar te hebben, elkaar durven aan te spreken enzovoorts. Burgerschap!
En met alle respect voor Serdar, maar laten we pas beginnen als er volle aandacht is en stilte. Neem desnoods je fluit en je kaarten mee.
Meester Stefan @meesterstefan_hrlmWaarom De Vreedzame School aansluit bij de aangescherpte wet burgerschapsonderwijs
PrimaOnderwijs & CED-Groep
Wat is er veranderd in de nieuwe wet burgerschapsonderwijs? Hoe past het programma De Vreedzame School bij de nieuwe wet?
De nieuwe wet in het kort
De aangescherpte wet benadrukt de acht basiswaarden van de democratische rechtsstaat: vrijheid van meningsuiting, gelijkwaardigheid, begrip voor anderen, verdraagzaamheid, autonomie, verantwoor delijkheidsbesef, het afwijzen van onverdraagzaam heid en discriminatie. Ook de cultuur in de school moet in overeenstemming zijn met deze waarden. Dat betekent dat de school een plek is waar leerlin gen op een veilige manier hun burgerschapsvaardig heden met elkaar kunnen oefenen én dat leraren de basiswaarden voorleven.
Scholen zijn op zoek
De grootste verandering voor scholen is dat burger schapsonderwijs nu zichtbaar en aantoonbaar moet
zijn. Er is vrijheid om het aanbod naar eigen idee in te vullen, maar het burgerschapsonderwijs moet wel voldoen aan de wettelijke eisen en aan kwaliteits kenmerken. Bij de kwaliteitskenmerken gaat het om het formuleren van een visie, doelen, aanbod en om de evaluatie van het resultaat.
De Vreedzame School ontwikkelt door De Vreedzame School ging in 1998 van start als een programma om het sociale en emotionele klimaat in de klas en school te verbeteren. Vanaf 2006 is het programma in samenwerking met de Universiteit van Utrecht doorontwikkeld tot een compleet programma voor democratische burgerschapsvorming en sociale competenties. Inmiddels biedt het programma scholen de mogelijkheid om van de school een
oefenplaats voor democratie en actieve participatie te maken. In 2020 kwam er een nieuwe versie. Sociale veiligheid, gedrag en competenties, omgaan met sociale media en kritisch denken zijn versterkt in het lesprogramma. De lange ervaring en permanente doorontwikkeling hebben het programma De Vreedzame School tot een krachtig programma gemaakt.
Hoe past De Vreedzame School in de wet Burgerschap?
1. Vreedzame Scholen werken met een schoolgrondwet. Hierin staan sociale normen die passen bij de waarden uit de Nederlandse grondwet. De sociale normen komen ook terug in het lesprogramma en zorgen samen voor de in de wet genoemde cultuur.
2. Positieve conflictoplossing is één van de hoofddoelstellingen. De Vreedzame School beschrijft en levert een structureel longitudinaal aanbod sociale en maatschappelijke competenties dat nodig is om te functioneren in een pluriforme democratische samenleving.
3. Er is ruim aandacht in het programma voor diversiteit en respect voor alle vormen van diversiteit. Het vermogen om je in een ander te kunnen verplaatsen en het belang van inclusie en bestrijden van uitsluiting en discriminatie komen sterk in het programma naar voren.
4. Eén van de pijlers van het programma is het helpen vormgeven van de school tot een oefenplaats voor
democratisch burgerschap en actieve participatie.
5. De wet schrijft voor dat burgerschapsonderwijs doelgericht, samenhangend en herkenbaar aanwezig moet zijn en wordt beschreven vanuit visie, doelen, aanbod en evaluatie. De Vreedzame School heeft een theoretisch onderbouwde, heldere visie op burgerschap en vertaalt die naar de grote doelen die in de wet staan. In het programma zit een evaluatie-instrument en het programma van De Vreedzame school bevat een concrete aanpak voor borging. Kwaliteitszorg vindt plaats via de cyclus data, duiden, doelen, doen (4D).
Conclusie
In het kader van een masterstage onderwijswetenschappen aan de Radboud Universiteit deed Manon Hendriks in 2022 een kort onderzoek naar hoe De Vreedzame School past bij de aangescherpte wet burgerschapsonderwijs. Bevestigd werd de conclusie dat De Vreedzame School uitgebreid, structureel en duurzaam invulling geeft aan burgerschapsonderwijs volgens de aangescherpte wet.
Ten slotte: maatwerk mogelijk
De CED-Groep heeft lange ervaring met burgerschapsvorming via De Vreedzame School, maar ook dankzij begeleiding en scholing. Met deze expertise helpen we scholen die zelf burgerschapsonderwijs vorm willen geven graag op maat.
Wat heeft je aanbod nodig? Scan je burgerschapsonderwijs De CED-Groep maakte een burgerschapsscan om scholen te helpen bij het inventariseren van mogelijk aanbod voor het burgerschapsonderwijs. Scholen krijgen zo snel inzicht in wat zij al gerealiseerd hebben in hun aanbod. Nadenken over aanbod helpt bij het formuleren van visie en doelen, en andersom.
Wil jij ook aan de slag met burgerschap in jouw school en wil je weten hoe de CED-Groep je hierbij kan helpen? Vul dan de burgerschapsscan in: www.cedgroep.nl/burgerschapsscan
PrimaOnderwijsBurgerschap in relevante situaties
Emmeliek Boost , gezondheidspsycholoog en auteur van het boek Win-Win Werk en Gezin vindt dat de werkwijze qua burgerschap moet aansluiten bij de speci eke uitdagingen die leerlingen op die school hebben. Waar worden zij mee geconfronteerd?
Welke bijdrage?
Hoe kan ik een bijdrage leveren aan goed burgerschap in de klas? Gijs, docent VMBO, Assen
Een samenhangend burgerschapscurriculum is afgestemd op wat de leerlingen nodig hebben. Daarbij is de hoofdvraag ‘wat zijn dan de uitdagingen voor deze leerlingen, waar jij les aangeeft?’. Zijn er bijvoorbeeld risico’s wat betreft burgerschap die specifieke accenten vereisen? Denk bijvoorbeeld aan leerlingen die geconfronteerd worden met agressie, onverdraagzaamheid, ongewenste intimidatie en/of discriminatie.
Daarnaast spelen de actualiteit, en hoe de school in de wijk samenwerkt een belangrijke rol. Zorg dat de gekozen werkwijze aansluit bij de actualiteit, en ook verbonden is met de leerdoelen. Op deze manier leren leerlingen burgerschapscompetenties toe te passen in voor hen relevante situaties.
TIP Maak gebruik van film, wellicht biedt deze link je nieuwe aanknopingspunten: https://www.diversion.nl/cases/gelijk-gelijk .
Schrijf de thema’s uit de film vooraf op losse correspondentiekaarten en verspreid deze kaarten in de klas, met de opdracht dat iedere leerling (anoniem) een gedachte of reactie n.a.v. het thema in één zin opschrijft. Zijn alle themakaarten bij de leerlingen langs geweest, leg dan alle kaarten op de grond en laat leerlingen erlangs lopen zodat zij alle reacties kunnen lezen en vraag hen een rangorde van relevantie erin aan te brengen. Deze rangorde is pas compleet wanneer de laatste leerling ook zijn/haar rangorde heeft kunnen aangeven. Als docent heb je nu draagvlak om de voor de klas meest aansprekende onderwerpen aan te kaarten. Veel succes!
Motivatietips
Heb je tips voor leerlingen die sinds Corona gedemotiveerd zijn en onderpresteren? Janny, docent HAVO, Geleen
In het VO en het praktijkonderwijs blijken de leervertraging, de motivatie om te leren en het mentaal welzijn een grote zorg te zijn. Bij leervertraging gaat het vooral om de cognitieve vaardigheden in begrijpend lezen, spellen en rekenen-wiskunde. Maar als leerlingen niet meedoen met de les,
Als leraar ga je voor kwaliteit in je vak en het optimaal gedijen van je klas. De Onderwijsdesk helpt je met advies en cursussen.PrimaOnderwijs & Onderwijsdesk Emmeliek Boost
Speciaal voor PrimaOnderwijs beantwoorden de deskundigen van de Onderwijsdesk vragen van onderwijsprofessionals werkzaam in het PO of VO uit het hele land. Deze tips (en cursussen) zorgen ervoor dat je klas nog beter oreert.
Heb jij een vraag voor de Onderwijsdesk? Mail dan naar info@onderwijsdesk.nl
Een greep uit de cursusladder november 2022maart 2023
Online en/of coronaproof op onze locatie
Mindset 1-daagse cursus Perfectionisme, tegenslagen, opgeven en meer Een groeimindset en groeitaal in de les do. 29 november (PO & VO) René Lous
Begrijp Gedragsproblemen
weinig vertrouwen in zichzelf hebben, snel opgeven, schoolwerk niet maken of afraffelen en/of druk zijn met hun omgeving en niet met leren en schoolwerk, dan gaat de lesinstructie het ene oor in en het andere uit. Juist in dit eerste kwartaal van het schooljaar zou je daarom als prioriteit de focus op de motivatie en het welbevinden van de leerlingen moeten leggen, waarbij je de lesinhoud vervolgens stap voor stap toevoegt.
TIP 1 Vergroot je skills door je in te schrijven voor de driedaagse cursus De positieve school begeleid door René Lous startend op donderdag 17 november a.s. Op een positieve school wordt geleerd, maar vooral actief gewerkt aan het versterken van het welbevinden. Kortom, een school waar leerlingen en docenten kunnen leren én floreren! De 3-daagse cursus is wetenschappelijk onderbouwd en helpt je om van jouw school samen een positieve school te maken.
TIP 2 De eendaagse cursus Begrijp gedragsproblemen (VO en MBO) van dr. Annematt Collot D’Escury biedt inzichten, tips & tools om, om te gaan met o.a. dwars, brutaal, ongemotiveerd of agressief gedrag. Een inspirerende cursus, gericht op de lespraktijk met vooral aandacht voor het ombuigen van dat lastige, negatieve en les ondermijnende gedrag in de klas. Eerdere cursisten noemden de cursus ‘een absolute energizer voor jezelf, waarmee je maandag met een opgeladen accu de week opstart!’ Vrijdag 9 december 2022 van 09:45- 15:45 uur.
1-daagse cursus Agressief, brutaal, ongehoorzaam en ongemotiveerd gedrag vr. 9 december (VO & MBO) dr. Annematt Collot D’Escury-Koenigs
Onderpresteren 1-daagse cursus Voorkomen en terugdraaien met het 6-stappenplan di. 13 december (PO & VO) René Lous
Rekenspecialist 6-daagse cursus Rekenproblemen lokaliseren, rekenvaardigheden versterken en meer start wo. 25 januari (VO & MBO) start di. 4 april (PO) drs. Marije van Oostendorp
Lees- en Taalspecialist 6-daagse cursus Lees- en spellingsproblemen, TOS, meertaligheid, zorgniveau 2 en 3 en meer start vr. 24 maart (PO) drs. Marije van Oostendorp dr. Madelon van den Boer dr. Elise de Bree
Kijk voor alle cursussen en data op: www.onderwijsdesk.nl
voor hulp bij leer- en gedragsproblemen in de klas!
Leren over kinderrechten met lespakket én eigen speelfilm
Nagenoeg alle landen ter wereld hebben het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind ondertekend. De rechten gaan over voeding, school, wonen, gezondheid, geloof en ouders. Ook gaan ze over mishandeling, kinderarbeid, oorlog en vluchten. Op 20 november vieren we de 33ste verjaardag van het Kinderrechtenverdrag. Aanleiding voor Lotte Raisifar, specialist kinderrechteneducatie van I E ederland, en lmcoach reek ommandeur van Hollywood in de Klas om in gesprek te gaan over één van de leukste onderdelen van hun werk: kinderrechten in de klas. Ze bespreken het gratis lespakket ‘Ken je rechten’ en het UNICEF Kinderrechten Filmfestival.
Lotte: “Zeker, er komen ieder jaar weer nieuwe leerlingen in de bovenbouw die films kunnen maken. Het mooie van onze samenwerking vind ik dat kinderen met het lesmateriaal leren over hun eigen rechten in herkenbare situaties. Door vervolgens met jullie een speelfilm te maken, geven we meteen invulling aan een kinderrecht. Even een overhoring: weet jij nog welke?”
Freek: “Wow, Lotte, het is alweer tien jaar geleden dat UNICEF en Hollywood in de Klas samen het UNICEF Kinderrechten Filmfestival bedachten en voor het eerst organiseerden. Al zoveel leerlingen van groep 6, 7 en 8 van basisscholen in Nederland maakten met ons een korte speelfilm over kinderrechten.”
Freek (lachend): “Ik heb in tien jaar tijd zoveel kinderrechten gezien dat ik kan dromen dat dit om ‘het recht op een eigen mening’ gaat. Ik merk dat kinderrechten voor steeds minder kinderen een abstract begrip is. Film is een perfect medium om het begrip concreet te maken. Dat merken we elke keer weer. Helemaal omdat leerlingen van de scholen die meedoen zelf de onderwerpen van de films aandragen en van begin tot eind, met begeleiding van een van onze filmcoaches, bij de productie betrokken zijn én alle rollen spelen.”
Lotte: “Maar ook als het maken van een speelfilm niet in de les past, kun je aan de slag met het lespakket ‘Ken je rechten’. Het is voor basisscholen gratis beschikbaar. We merken dat leerlingen al best veel weten over kinderrechten, maar zich dat niet altijd realiseren. De parapluterm kinderrechten kennen ze vaak niet, maar ze hebben er thuis, op school en in de pauze mee te maken. In ieder nieuwsbericht van het Jeugdjournaal zitten kinderrechten verweven. Door de lessen worden ze zich daar veel bewuster van. Bij UNICEF gaat het ons erom dat kinderen hun eigen rechten leren kennen. Want alleen als je weet welke rechten jij en je leeftijdsgenoten hebben, kun je ervoor opkomen.”
Freek: “Het Kinderrechten Filmfestival is een waardevolle verdieping op het lespakket. Je merkt dan echt dat de leerlingen bezig zijn geweest met hun rechten. Er zitten zoveel belangrijke thema’s in de tekeningen die leerlingen als basis voor de film naar ons toesturen. In drie uur tijd nemen we de film op. Het kost de school weinig onderwijstijd, maar het heeft zo’n grote impact op iedereen die aan de film meewerkt en iedereen die de film vervolgens ziet.”
Lotte: “Ik vind het inspirerend om te zien waar kinderen mee komen. Weet je nog, Freek, laatst had een leerling een prachtig gedicht geschreven over de oorlog in Oekraïne. Ik kreeg er kippenvel van.”
Freek: “Ja, dat was zo mooi. En ook in die film is het weer gelukt om het verhaal met humor te brengen. We merken dat dat belangrijk is, juist bij zwaardere onderwerpen. Kinderen zijn zó vindingrijk, zó creatief! Zit jij elke donderdag om 16.00 uur klaar op ons YouTube kanaal om de nieuwste kinderrechtenfilm online in première te zien gaan?”
Lotte (lachend): “Bijna elke donderdag! Voordat ik bij UNICEF kwam werken kende ik het niet, maar onder kinderen zijn het echte filmhits. Dat de kinderrechtenfilms maandelijks zo’n twee miljoen keer worden
bekeken is toch geweldig? Naast dat het een enorme impact heeft op de leerlingen die zo’n film hebben gemaakt, bereiken we met de films dus heel veel anderen. Zij leren allemaal over kinderrechten. Daar ben ik heel trots op. Onder kinderen zijn de films echt een hype.”
Freek: “Wat ik op scholen ook hoor, is dat leraren de films goed weten te vinden en in de klas kijken – ook als ze niet zelf een film hebben gemaakt. En belangrijker nog is dat leraren op basis van het lespakket ‘Ken je rechten’ met hun leerlingen in gesprek gaan over de thema’s die aan de orde kwamen in de films . Via een korte speelfilm, door kinderen bedacht en gemaakt, leren kinderen over kinderrechten. Mij kun je niet blijer maken!
Na tien jaar films maken op scholen durf ik echt wel te zeggen dat kinderen fan zijn van de kinderrechten. Wanneer ze zich realiseren wat daar allemaal bij hoort, snappen ze maar al te goed hoe belangrijk het voor alle kinderen in de wereld is, dus ook voor henzelf.”
Lotte: “En juist door de aantrekkelijke werkvormen in het lespakket en met de productie van een eigen kinderrechtenfilm is het leuk, fijn én leerzaam om ermee bezig te zijn. Uiteindelijk hopen we dat alle kinderen in Nederland ervaren hoe belangrijk kinderrechten zijn.”
Bestel het lespakket ‘Ken je rechten’ Heb jij de kinderrechtenposter al gevonden bij dit magazine? Hang de poster alvast op in de klas en bestel kosteloos het ‘Ken je rechten’-lespakket. De lessen sluiten aan op de kerndoelen wereldoriëntatie en burgerschapsonderwijs. Het pakket bestaat uit onder andere een werkboekje met leuke opdrachten, een duidelijke handleiding en een begeleidende digiles.
Scholen kunnen het lespakket ‘Ken je Rechten’kosteloos aanvragen bij UNICEF: www.unicef.nl/lesmateriaal
Meer informatie over het UNICEF Kinderrechten Filmfestival: www.krff.nl
PrimaOnderwijsBurgerschap in Het Scheepvaartmuseum door de verbinding van verleden en heden
Burgerschapsonderwijs gaat niet alleen over hoe onze democratie werkt. Het gaat ook over de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen, over het vinden van je plek in de maatschappij. Daar kan geschiedenis goed bij helpen. Bij Het Scheepvaartmuseum verbinden ze daarom met succes heden en verleden.
&Zo’n 30 tot 40 duizend leerlingen per jaar bezoeken met hun klas het museum. Het meest in het oog springend is de replica van het VOCschip Amsterdam. Hoofd Educatie & Inclusie Stefanie van Gemert: “We hebben een van de grootste maritieme collecties ter wereld met onder meer schilderijen, scheepsmodellen en zeekaarten, en prikkelende tentoonstellingen. We vertellen hier over 500 jaar Nederlandse maritieme geschiedenis en de impact daarvan op het heden.”
Die maritieme geschiedenis is - zichtbaar en onzichtbaar - nog steeds aanwezig in Nederland. “Mensen zien ons vaak als een geschiedenismuseum. Dat klopt, maar met leerlingen gaan we het gesprek aan over hun gedachten en meningen vandaag de dag, over consequenties van gebeurtenissen nu. Het gaat ons om de verhouding tussen verleden en heden. Juist in onze setting met echte voorwerpen en schepen, kun je leerlingen stimuleren daarover na te denken. Dat is ook nog waanzinnig leuk.”
Inleven in een andere tijd “Docenten willen thema’s als slavernij, kolonialisme en wereldhandel in de klas aan de orde stellen. Maar hoe doe je dat op een goede manier? Bij ons lopen klassen met een ervaren rondleider mee die niet alleen over geschiedenis vertelt, maar je ook laat inleven en nadenken over andere tijden. Hoe is onze wereld veranderd door de acties op zee? Interactie staat tijdens het bezoek voorop, daardoor beklijft het beter dan alleen
‘We laten kinderen nadenken over andere tijden’Stefanie van Gemert
verhaal.”
Een van de herijkte vensters in de Canon van Nederland is nu ‘VOC én WIC’; dat is nu één thema. “In onze programma’s leer je wat de overeenkomsten tussen de Oostindische en de West-Indische Compagnie waren: zo krijgt het begrip ‘wereldhandel’ vorm. Hierbij bespreken onze rondleiders thema’s als oorlog en slavernij. Deze thema’s horen ook bij de familiegeschiedenissen van leerlingen. We nemen de verantwoordelijkheid om het maritieme verleden aan hun leefwereld te koppelen, waarbij we ook de gevolgen in onze tijd bespreken. Zo komt geschiedenis dichterbij.”
Samenwerken, het gesprek en…actie
Die nadruk op interactie is bewust gekozen: discussie en doen zijn vaste onderdelen in de educatieve programma’s van Het Scheepvaartmuseum. Bijvoorbeeld rondom duurzaamheid, een belangrijk thema in het museum.Een van de educatieve rondleidingen gaat over de walvis. “We laten zien hoe de walvisvaart vroeger was, en wat de bedreigingen voor de walvis nu zijn, zoals plastic soep. En na de uitleg, komt er actie: wat kun jíj doen? Dan kunnen leerlingen in een bootje van onze partner Plastic Whale het water op om te plastic-vissen.”
Burgerschap gaat over samenwerken en samenleven. Door kennis van de geschiedenis kun je dat beter doen. “Naast rondleidingen door het museum en op het schip, hebben we ook Bootkamp: een programma speciaal voor eerste-klassers. Zo’n duizend brugklas-
sers bezoeken aan het begin van het schooljaar het schip en doen allerlei activiteiten die je vroeger ook op schepen deed, om elkaar beter te leren kennen. Maritieme teambuilding voor klassen, zeg maar.”
Nieuwe inzichten over het verleden opdoen Het Scheepvaartmuseum heeft veel kennis van de maritieme geschiedenis en die kennis staat niet stil. “We zijn ook een onderzoeks- en kenniscentrum, en werken samen met partners om die kennis te delen. Samen met het Nationaal Instituut Nederlands slavernijverleden en -erfenis verzorgen we jaarlijks een dag voor docenten. Wat óók niet zo bekend is, is dat er in de VOC-gebieden óók slavernij plaatsvond. Vierhonderd jaar geleden richtte J.P. Coen een bloedbad aan op Banda vanwege de handel in foelie en nootmuskaat. Er zijn toen veel mensen vermoord, ontvoerd en tewerkgesteld op plantages.”
Het zijn lastige thema’s. Docenten kunnen in verlegenheid worden gebracht door vragen van leerlingen. Of ze weten niet goed hoe dit in de les te passen. Het museum helpt daarbij. “Wat belangrijk is om te weten
is dat kinderen er vaak onbevangen instaan, ze zijn nieuwsgierig. Wij als volwassenen voelen de morele lading van de gebeurtenissen. Voer het gesprek, luister naar hun vragen en probeer je eigen emotie er in eerste instantie buiten te laten.”
Het museum helpt docenten met kennis en rondleidingen, maar ook met online tips en lessen voor in de klas. Welke werkvormen kun je inzetten, welke vragen kun je stellen? “En als het niet lukt om naar ons toe te komen, kan er iemand van ons online live in de klas een programma komen geven.”
Wil jij met je klas naar Het Scheepvaartmuseum?
Neem eens een kijkje op www.hetscheepvaartmuseum.nl/bezoek/onderwijs voor meer informatie.
Hoe laat jij je zien op social media?
Hoe gebruik je de socialmediakanalen om een boodschap goed over te brengen? Waar liggen de interesses van je leerlingen, met wie en hoe delen ze die? Online Masters heeft in samenwerking met Emoji-expert Lilian Stolk een les ontwikkeld, die hierbij aansluit. “Het gaat niet zozeer over de techniek van de tools, maar meer over de leerlingen zelf. Waar liggen hun interesses en wat willen ze anderen vertellen?”, aldus Lilian.
Tekst: Wiesette Haverkamp“Social media wordt door veel kinderen en jongeren gebruikt. Ze kijken naar posts van influencers: ‘wat is het bereik en hoeveel likes heeft het?’. Ik zou het mooi vinden als ze leren dat je met een post over een onderwerp dat dichtbij je ligt, net zoveel kunt betekenen als ‘grote influencers’. Daarvoor is het nodig dat ze weten waar hun interesse ligt en wat hun boodschap is. Zo kunnen ze hun publiek inspireren of iets leren.”
Lilian refereert ook aan haar eigen verhaal. Zij is emoji-expert. Door verhalen te delen over emoji, bereikte ze mensen die dat leuk vonden. “Uiteindelijk gaf ik presentaties, deed ik interviews en kwam ik op televisie, puur vanwege mijn eigen interesse.”
“Met een snelle post verander je de wereld niet, je hebt dan weinig impact bij degene die het leest of ziet.”
Een snelle post is even om te laten zien wat je aan het doen bent of het delen van een grappig filmpje. De online les Jouw verhaal voor jongeren in groep 7/8 en de eerste twee leerjaar van het voortgezet onderwijs
bestaat uit drie delen. Het eerste deel is een introductie waarbij Lilian aan de hand van haar eigen verhaal toont dat iedereen met gebruik van beeldtaal op een creatieve manier een boodschap kan overbrengen.
Bewustwording
In het tweede deel van de les doen de leerlingen een onderzoek: ‘Waarom vinden ze een bepaalde influencer leuk, welke post is dan het leukste. Wat wordt er verteld en hoe wordt dat gedaan?’ Lilian: “Het doel is dat de leerlingen nadenken over waarom zij iets leuk vinden. Zo worden ze bewust van hun eigen interesses. Dit deel biedt ook ruimte voor discussie. Het gaat niet om goed en fout, maar om het gesprek.”
Tot slot gaan de leerlingen zelf aan de slag met hun eigen verhaal. Hierbij stellen ze zichzelf verschillende vragen zoals ‘wat wil ik vertellen, waarom wil ik dat en voor wie is het interessant’, maar ook ‘in welke vorm past mijn verhaal?’. Lilian: “Het doel is eigenlijk om een verhaal dat dichtbij henzelf ligt, zo treffend mogelijk te maken.”
Aan de slag
De online les ‘Jouw Verhaal’ is een onderdeel van de module Creative Master binnen Online Masters. De les kan zowel klassikaal, in groepjes of zelfstandig aangeboden worden. Wil je met deze les aan de slag? Meld je aan via onderwijsinformatie.nl/onlinemasters en je kunt direct aan de slag. Je wordt op de hoogte
gehouden van updates en nieuwe ontwikkelingen binnen het lesprogramma. Online Masters biedt allerlei lessen waarmee de leerkracht gemakkelijk de mediawijsheid en digitale geletterdheid van leerlingen kan vergroten. Er is keuze uit dertien lessen verdeeld over vier modules: Digital Master, Creative Master, Safe Master en Social Master. ◗
Tip: Gebruik de les ‘Het perfecte plaatje’ in de Week van de Mediawijsheid
Van 4 tot en met 11 november is de Week van de Mediawijsheid. Dit is de jaarlijkse bewustwordingscampagne over het kritisch en actief omgaan met media. Het thema is ‘Like en Cancel’. Uit een peiling van Netwerk Mediawijsheid blijkt dat bijna tweederde van de Nederlanders gezien of ervaren heeft dat iemand onterecht online gekwetst werd. Ook geeft vier op de tien ondervraagden aan zelf een nare reactie te hebben ontvangen. Toch komen we niet in actie. Slechts de helft geeft aan bekenden, vrienden en familie aan te spreken op het online gedrag; bij vreemden gaat maar 21% het gesprek aan. Ook ander prosociaal gedrag, zoals actief mensen verdedigen en steunen, of ingrijpen als er een ruzie dreigt te ontstaan zien we te weinig. Dat kan beter! Ga ook aan de slag in jouw klas. Hoe? Gebruik de mini-les ‘Het perfecte plaatje’ van Online Masters. Deze les gaat over gaat over de filters die vaak gebruikt worden om online het perfecte plaatje te tonen en geeft aansprekende aanknopingspunten om hier samen op een laagdrempelige en open manier over in gesprek te gaan.
Meer Online Masters
• Voor leraren bieden we nu ook Online Masters Class: gratis webinars waarin een van de Online Masters je meeneemt in een specifiek thema. Donderdag 9 februari 16.00 – 17.00 uur: ‘Programmeren’ door Online Master Felienne Hermans. Zij neemt je mee in de wereld van programmeren. Je krijgt kennis over verschillende programmeertalen, hoe je programmeren kan verwerken in je lesaanbod en wat dit jouw leerlingen oplevert.
Aanmelden: onderwijsinformatie.nl/class
• Online Masters @Home: In het Online Masters lesprogramma zitten ook thuiswerkopdrachten voor ouders en verzorgers. Hiermee worden de actuele thema’s niet alleen op school, maar ook thuis bespreekbaar. Daarnaast zijn er interessante video’s ontwikkeld waarmee je binnen 1 minuut op de hoogte bent van alles wat er speelt binnen een specifiek thema in de digitale media. De eerste 2 video’s gaan over gamende kinderen met expert Koen Schobbers en over TikTok. Handig om te delen met ouders als je aan de slag gaat met ons lesprogramma. Bekijk ze hier online-masters.nl/athome
Het lesprogramma is ontwikkeld door VodafoneZiggo met medewerking van ECP/veiliginternetten en Netwerk Mediawijsheid.
Schrijfvaardigheid goed neerzetten binnen het schrijfonderwijs en de ontwikkeling van de leerlingen monitoren, is voor veel leraren een grote uitdaging.
Focus op het schrijfproces biedt hiervoor een heldere en praktische aanpak met het vijffasenmodel als basis. Het model s zo opgezet dat leerlingen zich gaandeweg het schrijfproces zelfregulerende vaardigheden eigen maken. Aandacht voor dit proces heeft een positief effect op de kwaliteit van het schrijfproduct. En dat ontdekken je leerlingen ook.
Deze uitgave in een notendop:
• Hoe je leerlingen begeleidt door een proces in vijf fasen van oriëntatie tot publicatie
• Heldere stappen met steeds meer eigenaarschap bij de leerling per fase
• Hoe je tot een goede doelgerichte schrijfopdracht komt of die van een methode inpast
• Inzicht in feedback op en beoordeling van schrijfproduct
Aan de slag met NXplorers
NXplorers Junior laat leerlingen spelenderwijs kennismaken met de mondiale uitdagingen van deze tijd. Met verrassende innovaties als resultaat, die hopelijk inspireren voor studie- en loopbaankeuze later in hun leven.
NXplorers Junior, een lesprogramma en competitie voor basisschoolleerlingen uit groep 7 en 8, daagt jongeren uit slimme oplossingen te bedenken voor drie van de totaal zeventien duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties. Welk team heeft het meest unieke idee voor behoud van schoon water, betaalbare en duurzame energie en verantwoorde consumptie en productie? Best grote wereldvraagstukken voor jonge kinderen.
Helga Teerhöfer, van basisschool Het Volle Leven uit Den Haag, deed het afgelopen jaar mee met twee klassen. Ook dit jaar zullen haar klassen weer meedoen. “De leerlingen worden aan de hand van zes lessen en een werkboek stap voor stap meegenomen. Zo komen ze van grote wereldvraagstukken, stapsgewijs tot heel originele ideeën. Het programma zit goed
in elkaar. Er zijn informatieve korte filmpjes en de kinderen mogen echt zelf aan de slag. Ze bouwen een windmolentje en werken hun eigen idee uit tot een presentatie. Het is leuk om te zien hoe ze elkaar stimuleren om creatief en innovatief te zijn.” Het onderwijsprogramma laat leerlingen kennismaken met het complexe en creatieve denken dat nodig is om positieve verandering teweeg te brengen. Alette van Heest, Shell projectleider van NXplorers Junior, licht toe: ”Er is een groot tekort aan technisch talent. Met dit programma willen we kinderen zelf laten ontdekken dat ze kunnen bijdragen aan oplossingen voor mondiale vraagstukken. Met hun hoofd en met hun handen. In NXplorers Junior dagen we de teams uit om nét een stapje verder te gaan. Hoe kan je jouw innovatie nóg beter maken?”
Mooi perspectief
Hoe vinden kinderen het dat Shell initiatiefnemer is van het programma? “In eerste instantie best wel gek”, zegt Teerhöfer. “In de ogen van de kinderen is Shell toch vooral een bedrijf van tankstations en benzinepompen. Maar dat een bedrijf je uitdaagt om zelf oplossingen te bedenken, laat de kinderen zien dat je hier in de toekomst je werk van kan maken. Dat vind ik een mooi perspectief.”
Ideeën komen tot leven Afgelopen jaar gingen ongeveer 30.000 NXplorers op zoek naar innovatieve oplossingen. Uit de ruim 600 ingezonden ideeën werden tijdens de finale de winnaars bekend gemaakt in de categorieën: Schoon water en sanitair, Betaalbare en duurzame energie en Verantwoorde consumptie en productie
Groen Grond en Infrastructuur de sector met kennis en kracht
Wordt jouw leerling een van de grondleggers van Nederland? Je weet het misschien niet, maar de mensen die je op die grote machines ziet werken zijn duizendpoten. Die hebben de kracht van de machine in de vingers en regelen alles om zich heen. Iedere klus valt of staat dus met hun expertise. Deze grondleggers zijn GGI’ers.
Tekst: Wiesette HaverkampGGI staat voor Groen, Grond en Infrastructuur en dat is precies waar GGI’ers werken. Ze zorgen voor de sportvelden en parken om ons heen, de gewassen en alle verbindingen in ons land, van waterweg tot gasleiding. En als het vriest staan GGI’ers vroeg in de ochtend klaar om jou veilig op weg te helpen. Een essentieel vak.
Kennis en kracht!
GGI is ook een heel mooi vak. Want het gaat niet alleen om de kracht van de machine, maar ook om de kennis van de GGI’er. Die moet zorgen dat de omgeving veilig is, het weer constant in de gaten houden of grondlagen op de millimeter precies opmeten. Er zit dus echt een talent op die machine.
Om nieuwe talenten te werven voor deze bijzondere beroepen is de campagne ‘Het geheim van kennis en kracht’ gestart. Op de website www.kennisenkracht.nl vind je mooie lesprogramma’s, uitdagende opdrachten en meer.
Noodzakelijk en breed
Marije van Beurden is beleidsmedewerker onderwijs bij Cumela en houdt zich bezig met deze nieuwe campagne: “Brancheorganisatie Cumela, vakbonden FNV, CNV en vakvereniging HZC hebben de handen ineengeslagen om Groen, Grond en Infrastructuur meer op de voorgrond te brengen. Het aantal arbeidsplaatsen stijgt in deze sector door alle maatschappelijke vraagstukken die ontstaan.”
Marije licht toe: “Omgevingen moeten duurzamer gemaakt worden om de klimaatdoelstellingen te behalen. We willen gamen, internet gebruiken, sporten op mooie sportparken evenals douchen en naar het toilet. En ook in 2040 is er genoeg voedsel nodig voor iedereen. GGI-bedrijven spelen een grote rol in de realisatie hiervan met moderne emissieloze machines bestuurd door slimme medewerkers. Zo noodzakelijk en breed is de sector Groen, Grond en Infrastructuur.”
In deze sector is de waardering vanuit de werkgevers groot, vindt Marije. “Je bent een persoon, geen nummer. Binnen de branche vind je veel familiebedrijven waar de lijnen kort zijn en veel bespreekbaar is. Stel dat iemand ergens last van krijgt en fysiek iets anders moet gaan doen, dan is dat meestal bespreekbaar. Problemen thuis? Ook daar wordt rekening mee gehouden. Werkgevers zijn trots op jubilea van medewerkers, zelfontplooiing wordt aangemoedigd en kameraadschap en trots staan voorop bij de werknemers.”
Hardwerkend, oplossingsgericht en flexibel Waarom zou je leerlingen meer willen laten zien van Groen, Grond en Infrastructuur? Carolien van Vliet heeft daar wel een antwoord op. Zij is directielid van loonbedrijf J.M. van Vliet BV. “Onze branche is heel breed, biedt veel toekomstperspectief, baangarantie en trots. Ook het buiten werken en de vrijheid draagt ze aan. “Zeker voor die leerlingen die zich minder thuis voelen in de schoolbanken is in onze sector van alles te doen. Je werkt met je handen of met je (eigen) machine aan mooie afwisselende projecten. Bijvoorbeeld dijkverzwaring, baggerwerkzaamheden, het aanleggen van sportvelden of agrarische werkzaamheden op het platteland. Kortom, alles wat te maken heeft met het groen, de grond of de infrastructuur van Nederland.”
Carolien voegt toe: “Met een GGI-baan heb je goede doorgroeimogelijkheden. We kijken naar de kwaliteiten die iemand heeft en matchen de juiste machine bij de juiste persoon. Je gaat vaak mee met de seizoenen; baggeren, zaaien, oogsten, et cetera. Naast de boeren werk je voor allerlei verschillende opdrachtgevers. Dat maakt het zeer afwisselend. Binnen GGI doe je zeker niet veertig jaar hetzelfde werk en er is veel ruimte voor innovatie en duurzaamheid.”
De mentaliteit van zowel werkgevers en werknemers is volgens Carolien ook het benoemen waard. “Iedereen heeft echt passie voor het werk. Zowel werknemers als werkgevers zijn hardwerkend, oplossingsgericht en flexibel. En de lijnen zijn kort, er is geen CEO die nog nooit iemand gezien heeft. Het gaat veelal om familiebedrijven waar de familieleden zelf hard meewerken. ”Collega’s onderling hebben vaak een goede relatie. “Binnen deze branche werken collega’s nauw met elkaar samen en werken hard om een klus op tijd te klaren. Je ziet daardoor ook vaak vriendschappen ontstaan.”
Alles voor de complete inrichting van de keuken- en speelhoek
Speelgoedkeukentje
In dit stevige alles-in-één keukenblok worden de lekkerste maaltijden gemaakt. Deze keuken is geschikt voor kinderen van 1 tot 4 jaar.
Richt
Complete winkelhoek Boodschappen doen, kassa bedienen en de schappen bijvullen. De speelmogelijkheden met deze winkelhoek zijn eindeloos!
Kinder Zitgroep (3-delig)
Gezellig samen aan tafel eten, kleuren, knutselen en kletsen! Deze tafel en stoelen zijn ideaal voor de BSO, KDV en het kleuterlokaal.
Gericht maatregelen nemen door analyse en monitoring
De Fonkel (161 leerlingen), onderdeel van stichting De Onderwijsspecialisten, is afgelopen schooljaar met het NP Onderwijs aan de slag gegaan. De school startte met een grondige analyse van ontstane achterstanden en andere mogelijke problemen, de schoolscan. Vervolgens werden doelen gesteld en plannen gemaakt om zaken te verbeteren.
Petra Snel, IB’er op de Fonkel, vertelt hoe op haar school de gelden van het NP Onderwijs (in 2021 1402 euro per leerling en in 2022 1000 euro per leerling per jaar) werden ingezet, gemonitord en geëvalueerd. “Als school zag je globaal wel welke problemen er tijdens corona waren ontstaan. Maar pas als je die goed analyseert, kun je veel gerichter maatregelen nemen. We namen echt de tijd om in
Corona heeft grote invloed gehad op de prestaties en het welbevinden van leerlingen. Het Nationaal Programma Onderwijs (NP Onderwijs) investeert in de verbetering van het onderwijs, inhalen van vertragingen en het verbeteren van de sociaal-emotionele ontwikkeling en het welbevinden van leerlingen. De Fonkel in Ede, een school voor speciaal onderwijs, startte net als veel scholen in september 2021 met het programma.
Nationaal Programma Onderwijs op de Fonkel in Ede werktPetra Snel
kaart te brengen wat onze leerlingen nodig hadden. Onder meer vroegen we leraren wat zij in hun groep zagen. Zo bleek bijvoorbeeld in groep 3 een vertraging te zijn ontstaan met rekenen, in groep 6 en 7 met rekenen en spelling en bij de middengroepen waren er tegenvallende resultaten met lezen. Boven dien was het vermogen van leerlingen om met emoties en met medeleerlingen om te gaan echt weggezakt door onderwijs op afstand. Ouders mochten boven dien vanwege corona niet in de school komen. Dit fysieke contact werd gemist en juist voor onze doelgroep is direct contact zo belangrijk. Er was ook minder onderling contact binnen het team, doordat er geen fysiek overleg meer plaatsvond.”
Interventies
De Fonkel heeft dankbaar gebruik gemaakt van de ondersteuning die het NP Onderwijs biedt: handvatten om een analyse (schoolscan) te maken, doelen te formuleren en interventies uit de menukaart te kiezen, uit te voeren en te monitoren. De school koos voor een mix van interventies, variërend van inzet van personeel, de aanschaf van doelgericht lesmateriaal en -methodes en meer intensieve begeleiding van leerlingen. De Fonkel werkte al met onderwijsassistenten, maar met de NP Onderwijs-gelden werd voor iedere groep een onderwijsassistent aangetrokken. Marcel Vos, leerkracht in groep 4 is er blij mee. “Met twee mensen in de klas kun je groepjes of individuele leerlingen beter begeleiden en daardoor vertragingen wegwerken. Ik heb nu, na een half jaar, het idee dat we al op schema zitten en dat de corona-vertraging minder merkbaar zijn. Groep 4 had bijvoorbeeld een moeilijk jaar achter de rug. Wij dachten aan het begin van dit schooljaar: wat moeten we doen: laag insteken, op het niveau van groep 3? Dat hebben we niet gedaan, we zijn gewoon gestart op het niveau van groep 4. En omdat je in de groep extra begeleiding hebt, kan je nog beter inspelen op de individuele niveaus en behoeften van leerlingen.”
Logo 3000
Petra Snel vertelt dat Logo 3000 is aangeschaft voor de onderbouw om de woordenschat uit te breiden en iPads voor leerlingen om te oefenen met de executieve functies. “Daarnaast is het team getraind om de kwaliteitscyclus nog beter te kunnen te borgen in ons leerlingvolgsysteem Parnassys. Op de Fonkel wordt bovendien traumasensitief gewerkt. Dit is ons speerpunt, omdat trauma veelvuldig voorkomt bij onze leerlingen. Met NP Onderwijs-gelden worden alle medewerkers getraind op traumasensitief lesgeven.”
Monitoren
In januari 2022 werd de eerste balans opgemaakt: welke interventies zijn gelukt en welke nog niet? Volgens Snel liep de extra inzet van personeel nog niet altijd optimaal. Ziekte door corona speelde de school
parten, maar vanaf januari werd dat al beter. Zoals Marcel Vos al schetste, was het effect van meer personeel zeker merkbaar. En ook de implementatie van de lesmethode Logo 3000 is goed verlopen. Ten behoeve van de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen heeft De Fonkel ook zogenoemde topklassen, waar leerlingen hun talenten kunnen ontwikkelen, bijvoorbeeld met toneelworkshops uit het cultuuraanbod en kickbokslessen. Met de gelden uit het NP Onderwijs worden deze lessen weer aangeboden, en zijn er daarnaast uren beschikbaar voor een onderwijsassistent om dit te coördineren.” Petra Snel is erg tevreden over het format dat de NP Onderwijs biedt om scholen te ondersteunen. “We hebben het format ‘schoolprogramma’ gebruikt en daar veel baat bij gehad. Met de resultaten van monitoring en evaluatie hebben wij een plan voor het schooljaar 2022-2023 opgesteld. Onderdeel van dit plan is een ICT-leerplein voor onze leerlingen. Hier gaan ze aan de slag met 21e-eeuwse vaardigheden. Daar zijn collega’s voor vrij-geroosterd. Ook het traumasensitief werken wordt geïntensiveerd. Daarnaast is de ouderbetrokkenheid een belangrijk speerpunt voor onze school. We willen bijvoorbeeld inloopochtenden gaan organiseren.”
Door de grondige analyse van de gevolgen van corona voor de school, realiseert Snel zich dat afstandsonderwijs juist voor leerlingen met gedragsproblemen nóg intensiever is geweest. “Met het NP Onderwijs hebben we alles weer onder de loep genomen en verbeterd. Je bekijkt opnieuw van alle kanten zorgvuldig wat je doet en op welke manier. De conclusie is dan dat op De Fonkel al veel wordt ingezet en dat voelt goed.”
Kijk voor meer informatie over het NP Onderwijs en praktijkverhalen op www.nponderwijs.nl
PrimaOnderwijsEen gezonde verstrekte schoollunch:
goed idee!
De meeste kinderen nemen zelf brood en drinken mee als ze overblijven op school. Maar de laatste jaren is er steeds meer belangstelling voor het verstrekken van een lunch op school. Iris Groenenberg, expert Voeding en Gezondheid bij het Voedingscentrum, vertelt in dit artikel meer over de voordelen van zo’n georganiseerde schoollunch én hoe je er als school zelf mee aan de slag kan.
Niet alleen gezonder
Het aanbieden van een gezonde lunch op school heeft meerdere voordelen. Iris Groenenberg: “In de eerste plaats kan het bijdragen aan een gezonder eetpatroon. Uit onderzoek blijkt dat een gezonde verstrekte schoollunch ervoor zorgt dat kinderen bijvoorbeeld meer fruit, groente en bruin- en volkorenbrood eten en meer melk en water drinken in plaats van suikerhoudende dranken.”
Gunstig effect op de BMI
Een gezonde lunch op school kan daarnaast ook een gunstig effect hebben op de BMI (Body Mass Index) van kinderen. “In een onderzoek naar de effecten van een georganiseerde schoollunch werd een gezonde schoollunch gecombineerd met bewegen”, geeft Iris Groenenberg aan. “Met deze combinatie zagen de onderzoekers op korte termijn een gunstig effect op de BMI en de buikomtrek van de kinderen. Over de langetermijneffecten op BMI en buikomtrek is nog weinig bekend, daar is meer onderzoek naar nodig. Maar meer beweging op school kan wel aanvullend aangeboden worden.”
Verkleint mogelijk ongelijkheid
Een gezonde schoollunch die vanuit school is georganiseerd kan zorgen voor het verkleinen van ongelijkheid. Iris Groenenberg: “Kinderen gaan vanaf hun vierde jaar naar de basisschool. Als alle kinderen toegang hebben tot een gezonde schoollunch, kan dit sociale ongelijkheden in voedselinname verkleinen. In onderzoek uit Engeland en Noorwegen zijn hiervoor inderdaad positieve effecten gevonden.” Ook deze resultaten moeten nog verder worden onderzocht. “En natuurlijk is er meer inzicht nodig in wat kinderen die een gezonde schoollunch aangeboden krijgen vervolgens over de rest van de dag eten en drinken.”
Vergroot voedselvaardigheden
Een laatste belangrijk voordeel is dat een verstrekte schoollunch kansen biedt voor het aanleren van voedselvaardigheden. Iris geeft hierbij als voorbeeld: “Denk hierbij aan kinderen betrekken bij het klaarmaken van de lunch, nieuwe dingen laten proeven, en in gesprek gaan over voedselkeuzes tijdens de lunch. Ouders geven aan dat ze het een voordeel vinden dat kinderen samen eten, tafelmanieren leren en nieuwe producten proeven. Ook dit wordt ondersteund door onderzoek in het buitenland, waarbij schoollunches werden gecombineerd met voedseleducatie, zoals het zelf verbouwen van eten, het eten aan mooi gedekte tafels en het zelf bereiden van eten.”
Hoe stel je een gezonde schoollunch samen?
Om ervoor te zorgen dat de verzorgde schoollunch voor alle kinderen minstens net zo gezond, of gezonder is dan de lunch die zij van huis meekrijgen, is het belangrijk dat deze voldoet aan richtlijnen. “Onderzoek in binnen- en buitenland laat zien dat richtlijnen voor gezonde schoolmaaltijden resulteren in gezondere voedselkeuzes”, aldus Iris Groenenberg. “Het is hierbij belangrijk dat de standaard hoog ligt, anders kan het zo zijn dat sommige kinderen juist minder gezond gaan lunchen. Als een kind bijvoorbeeld altijd water of halfvolle melk mee naar school krijgt, maar tijdens een schoollunch sinaasappelsap neemt, is dit een minder gezonde voedselkeuze. In Nederlandse onderzoeken werden de Schijf van Vijf-Richtlijnen gebruikt voor een schoollunch in buffetvorm.”
Schijf van Vijf
Een gezonde schoollunch bestaat uit Schijf van Vijf-producten. Denk daarbij bijvoorbeeld aan bruinen volkorenbrood(jes), halvarine, 100% pindakaas, 30+ kaas, fruit en groente. Daarnaast is er ruimte voor 1 dagkeuze. Dagkeuzes zijn kleine keuzes buiten de Schijf van Vijf. Dat kan broodbeleg zijn zoals jam, een
plakje vleeswaar, een augurkje, of een eetlepel tomatenketchup. Of iets extra’s zoals een rijstwafel of een paar olijven. Het is van belang dat er voldoende variatie in het lunchaanbod zit, om verschillende voedingsstoffen voldoende binnen te krijgen. Bij een lunchbuffet stimuleer je kinderen om zo veel mogelijk Schijf van Vijf-producten te kiezen. Dat doe je door de gezonde keuzes aantrekkelijk en opvallend te presenteren.
Een gezonde schoollunch: iets voor mijn school?
Iris Groenenberg: “Mijn belangrijkste tip is: neem de tijd om het goed voor te bereiden en verdiep je in de mogelijkheden. En: het kan ook stapsgewijs. Het invoeren van een verstrekte schoollunch hoeft niet in één keer. Het aanbieden van een gezonde schoollunch volgens de richtlijnen van de Schijf van Vijf kan ook een einddoel zijn. Er zijn daarnaast meer manieren om gezond eten op school te stimuleren: denk aan een helder voedingsbeleid, een gezond traktatiebeleid en tussendoortjesbeleid en het aanbieden van voedseleducatie, zoals het lespakket Smaaklessen. Of begin bijvoorbeeld eens met een themaweek over gezonde voeding. Hoe meer de kinderen er zelf bij betrokken worden, hoe leerzamer.”
Ben je nieuwsgierig geworden en wil je meer weten?
Bekijk de richtlijnen en doe inspiratie op met handige hulpmiddelen voor een gezond aanbod op de website van het Voedingscentrum, via www.voedingscentrum.nl/gezondeschoollunch
PrimaOnderwijsBoekrecensie Spelend leren en ontdekken
Uitgeverij: Coutinho
In de kerndoelen Kunstzinnige oriëntatie (Ministerie van OCW, 2006) staat genoemd dat op iedere school dramalessen moeten worden gegeven. In de praktijk is het een vak, dat helaas uit tijdgebrek nog wel eens wordt overgeslagen. Dit boek helpt pabostudenten en leerkrachten bij het voorbereiden van deze lessen. Naast de theoretische uitwerking, zijn veel praktijkvoorbeelden, opdrachten, werkvormen en voorbeeldlessen opgenomen.
Om het vak drama te kunnen geven, moet je als leerkracht beschikken over bekwaamheden: kennis, vaardigheid en attitude zijn essentieel. Deel I geeft informatie over de drie vakspecifieke gebieden: productie, receptie en reflectie. Deze drie vakspecifieke gebieden van drama worden gekoppeld aan de leerjaren, waardoor een leerlijn zichtbaar wordt. Sociaal-constructivisme is de theorie achter actief leren en daaronder verstaan we ‘leren door doen’. De ontwikkeling van spel wordt hier onder de loep gelegd. De creatieve ontwikkeling wordt door dramalessen gestimuleerd. De vijf W’s worden uitgelegd, ook wel de spelelementen genoemd: wie, wat, waar, wanneer en waarom.
Dit handige naslagwerk bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt de theorie achter drama behandeld. Het tweede deel gaat over drama in de lespraktijk en staat vol met praktische handreikingen. Het boek is makkelijk leesbaar door, onder andere, het gebruik van tabellen en lijstjes. Aan het begin van ieder hoofdstuk wordt aangegeven wat je gaat leren in dat hoofdstuk. Ook is er een tabel met vragen en verwijzingen, zodat je snel kunt bladeren naar de informatie, die jij zoekt.
In deel I Drama, een theoretische verkenning worden vijf hoofdstukken behandeld. Bij drama staat spelend leren centraal. Het gaat om ‘doen alsof’ in een bepaalde context. Drama heeft te maken met spel, spelen en verbeelden. Dramalessen kunnen worden ingezet ter bevordering van het pedagogisch klimaat. Ook creativiteit en probleemoplossend denken worden ontwikkeld.
Deel II, drama in de lespraktijk, is verdeeld in zeven hoofdstukken, waarin voornamelijk lesvoorbeelden worden gegeven. Zo worden korte activiteiten, als energizers beschreven. Daarnaast wordt ook het belang van vertellen en voorlezen beschreven. Maar ook uitgebreide lessen vind je hier terug. Een goede dramales bevat een deel reflectie. De rol van de leerkracht staat uitgebreid beschreven. De opbouw van een les, beginsituatie van je groep en doel van je les komen aan bod in dit deel.
Al met al is dit boek een handig naslagwerk, waarbij vooral deel II de leerkracht zal aanspreken met alle praktische handreikingen. Wat ook interessant is voor de basisschoolleerkracht, is hoofdstuk 11. In dit hoofdstuk wordt drama in samenhang met andere vakken uitgelegd. Een vakoverstijgende les, waarbij drama wordt geïntegreerd met een ander vak. Zo koppel je bijvoorbeeld geschiedenis aan drama door een scène uit de Gouden Eeuw na te laten spelen. Het vak geschiedenis zal zo meer tot leven komen en de leerstof beter blijven hangen. Dit boek is een aanrader. Met dit boek kan iedere leerkracht drama een welverdiende plek op het rooster geven.
Het boek is makkelijk leesbaar door, onder andere, het gebruik van tabellen en lijstjes
Titel: Spelend leren en ontdekken –Handboek drama voor het basisonderwijs
Schrijver: Etje Heijdanus, Sander van den Brink
Bladzijdes: 297 Thema: DramaTekst: Natasja de Vrind
Duurzamere en betere wereld door studiekeuze in techniek
Laat leerlingen kennismaken met installatietechniek
Het maken van een studiekeuze is niet eenvoudig voor leerlingen, de mogelijkheden zijn enorm. Maar zijn de kansen op de arbeidsmarkt dat ook? Met een vervolgopleiding in de technische installatiebranche zijn jouw leerlingen verzekerd van een uitdagende en veelzijdige baan in de toekomst. Laat leerlingen via de campagne‘Installatie verbindt alles’ kennismaken met één van de grootste en meest kansrijke branches van Nederland.
Baangarantie, een breed scala aan opleidingen en bijdragen aan een duurzamere en betere wereld. Dat is een greep uit wat de technische installatiebranche leerlingen te bieden heeft. Kiezen voor een toekomst in de techniek is op deze manier heel aantrekkelijk voor jongeren. En dat is een prettig gegeven, want het aanbod van banen in de branche groeit door onder andere de digitalisering en de energietransitie enorm.
Compleet pakket
De campagne biedt diverse tools voor docenten om installatietechniek te introduceren. Naast een online overzicht van mbo-opleidingen en doorstroommogelijkheden naar het hbo, en een gratis voorlichtingsbox. De voorlichtingsbox zit vol leuke en interessante informatie Zoals feiten over het vak, de verschillende richtingen die er allemaal zijn en wat je nog meer in de klas kunt doen met installatietechniek. Het bevat ook posters, wobblers, flyers voor in je klas en een beroepengids, met een overzicht van alle beroepen binnen de technische installatiebranche. Het online en interactieve lesprogramma biedt 4 lessen, met bij elke les een handleiding voor de docent. Met dit lesprogramma
maken vmbo-leerlingen uit de bovenbouw, als ook jongere leerlingen die zich aan het oriënteren zijn op een vervolgopleiding na het vmbo, kennis met de praktijk van installatietechniek. Hoogstnoodzakelijk, want in de nabije toekomst zijn ontzettend veel vakmensen nodig die de belangrijke en talloze technische installaties ontwerpen, aanleggen of onderhouden. We krijgen namelijk te maken met vergrijzing, en we hebben de vakmensen ook nodig om Nederland te kunnen verduurzamen. Nu al zit de wereld om ons heen vol met techniek: de wifi-verbinding, het lichtknopje, de roltrap, maar ook het toegangssysteem in een kantoor- of appartementengebouw. Ook bij verduurzaming komt veel techniek kijken; denk aan de aanleg van zonnepanelen, de bouw van windmolens en andere slimme, technische oplossingen voor duurzaamheidsvraagstukken.
Innovatieve wijken
In de lessen staan bijvoorbeeld innovatieve wijken in Nederland centraal. In de eerste twee lessen ligt de focus op veiligheid en afval in een verticale wijk. Hoe zorg je ervoor dat mensen in een enorm hoge flat veilig kunnen wonen, werken en leven? Al het afval dat in een verticale wijk geproduceerd wordt, moet ook op een slimme manier worden verwerkt. Daarnaast moeten bewoners middels een lift hun woning kunnen bereiken en moet er aan de regels worden voldaan van brandpreventie. Pas als alles geregeld is, kan een gebouw één werkend geheel worden. Installatietechniek is daarbij onmisbaar. Middels de online lessen krijgen leerlingen een beter beeld van installatietechniek. Vervolgens kunnen zij aan de slag met verschillende werkbladen die hen laten nadenken over actuele vraagstukken.
Werken én leren Studeren, maar vanaf dag één toch betaald krijgen? Zo wordt kiezen voor een technische studie wel heel aantrekkelijk. De technische installatiebranche is bij uitstek een branche waar je kunt werken én leren tegelijk. Er zijn twee leerwegen mogelijk. Als leerlingen kiezen voor de leerweg BBL (Beroepsbegeleidende Leerweg) in het mbo, dan komen ze direct in dienst
Maak kennis met installatietechniek
bij een werkgever en leren ze het vak in de praktijk. Ze krijgen salaris en de opleidingskosten worden betaald. Meestal zijn leerlingen dan één dag in de week met theorie bezig op een ROC en de rest van de week aan het werk bij een erkend leerbedrijf. En als leerlingen kiezen voor de leerweg BOL (Beroepsopleidende Leerweg) zijn ze het grootste deel van de opleiding op school en lopen ze stage bij één of meerdere installatiebedrijven. Het lesprogramma ‘Installatie verbindt alles’ helpt jouw leerlingen om inzicht te krijgen in welke opleiding en welke leerweg het beste bij hun past.
Direct kosteloos de voorlichtingsbox bestellen en aanmelden voor het interactieve lesprogramma?
Dat kan op www.onderwijsinformatie.nl/kiesinstallatie
Er ligt een enorme uitdaging klaar voor leerlingen in de toekomst. Maar er ligt ook een belangrijke opdracht voor het onderwijs. Want hoe moet je als school zo’n brede en diverse richting eenvoudig overbrengen aan leerlingen?
Dat is precies waar de ‘Installatie verbindt alles’ campagne jou bij gaat helpen. Met bijvoorbeeld informatie om te bespreken in de klas, zoals feiten en mogelijkheden in de technische installatiebranche. Of met het lesprogramma, onder andere inzetbaar tijdens de LOB-uren, waarmee jij jouw leerlingen de verschillende kanten van installatietechniek laat zien. Leerlingen ervaren hierdoor verschillende specialisaties, locaties en rollen. Scan de QR-code voor meer informatie over de campagne ‘Installatie verbindt alles’.
PrimaOnderwijsautomatiseren van spellingcategorieën SPELLINGSPRINT
Spellingsprint1 en 2 zijn kant-en-klare pakketten remediëring (voor 50 weken) voor het verkleinen en wegwerken van grote spellingachterstanden. Het doel van dit pakket is het automatiseren en inslijpen van de spellingcategorieën tot en met groep 8, zodat ook de zwakkere leerlingen auditief aangeboden woorden uit het hoofd kunnen opschrijven.
Spellingsprint traint volgens een strak schema en met een vaste systematische opbouw die leidt tot het correct spellen. Spellingsprint vraagt 3 keer per week begeleiding van telkens een half uur. Het vraagt weinig voorbereiding en kan na een instructie ook gegeven worden door klassenassistenten of tutoren. Kinderen ontwikkelen met behulp van Spellingsprint een groter spellingbewustzijn en leren klanken, letters en spellingregels automatiseren. In het pakket vindt u een handleiding met kopieerbare werkbladen, grote weekkaarten en grote categoriekaarten per spellingprobleem. Uiteraard zitten ook de sprintkaarten, waaronder kaartjes met klanksymbolen en letterkaartjes in het pakket.
Goed kunnen spellen is belangrijk. Maar elke klas heeft leerlingen die uitvallen op het geautomatiseerd krijgen van de spelling. Voor die groep kinderen heeft Schoolsupport een passende remediërende oplossing die, net als bij Rekensprint, de begeleiding verdeelt over meerdere personen, De deskundigheid zit in het leermiddel en hoeft niet in de begeleider te zitten!
NIEUW: Spellingsprint 2
Oefent Spellingsprint 1 vooral de spellingcategorieën tot en met groep 5, Spellingsprint 2 werkt aan de spellingcategorieën tot en met groep 8. Op de site info over alle onderdelen van deze e ectieve remediërende aanpak.
Wat opbouw betreft sluit Spellingsprint 2 heel mooi aan op Spellingsprint 1. Spellingsprint 2 is uitgebreid met een aantal nieuwe oefeningen:
• dagelijks zinsdictee (elke oefensessie een dictee van één zin);
• visueel dictee: de auditieve insteek blijft centraal staan, maar voor de meest voorkomende weetwoorden zijn er nu ook visuele dictees met behulp van ‘sprintkaartjes’;
• oefeningen voor veelomvattende spellingstrategieën met behulp van regelkaarten en schriftelijke oefeningen:
• hoofdlettergebruik;
• verdelen in lettergrepen en afbreekregels;
• aaneen schrijven of los schrijven van woorden.
langeklank,ééna-verdwijnt,bijdestommeegebeurterniets.
Kinderen ontwikkelen met behulp van Spellingsprint een groter spellingbewustzijn en leren spellingregels automatiseren.
Kortom: Spellingsprint is een programma dat werkt!
Ook kinderen moeten oorlog herdenken en vrijheid vieren’
In gesprek gaan over onvrijheid en vrijheid, dat is het doel van het 4 en 5 mei Denkboek . Scholen kunnen het boekje gratis aanvragen voor iedere leerling in groep 7 en 8 van het primair onderwijs. ‘Het idee is dat leerlingen zelf gaan nadenken over WOII, herdenken en vieren, vrijheid en democratie.’
De Tweede Wereldoorlog is steeds langer geleden. Het aantal mensen dat die oorlog heeft meegemaakt wordt steeds kleiner. Toch is het belangrijk dat die oorlog ook over enkele decennia niet zal zijn vergeten. En dat de slachtoffers en gebeurtenissen blijvend
worden herdacht. Daarom moeten kinderen, die de oorlog niet hebben meegemaakt, weten wat er tussen 1940 en 1945 is gebeurd. “Ook voor hen is het belangrijk dat zij de oorlog herdenken en de vrijheid vieren”, zegt Cristan van Emden, hoofd Educatie van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. “Dat betekent dat wij kinderen laten nadenken over wat herdenken is, hoe
Het 4 en 5 mei Denkboek, een doeboek dat aanzet tot nadenken
‘Tekst: Heleen de Bruijn - Fotografie: Erwin Winkelman
we herdenken, wie we herdenken en waarom we herdenken.” Om dat te stimuleren maakt het Nationaal Comité 4 en 5 mei sinds 2016 jaarlijks een nieuwe editie van het 4 en 5 mei Denkboek , speciaal bedoeld voor kinderen in het basisonderwijs. Ieder jaar krijgen 235.000 leerlingen een gratis exemplaar. “Het is een soort doeboek in disguise , dat aanzet tot nadenken over de Tweede Wereldoorlog, herdenken en vieren, vrijheid en democratie”, zegt Van Emden.
Tijdlijn
Om in kort bestek de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog te vertellen, zit in het Denkboek onder meer een uitklapbare tijdlijn. “Het lijkt een beetje op een kleurrijke strip, met daarin belangrijke gebeurtenissen en figuren uit die oorlog. “Die tijdlijn is een grote hit”, zegt Van Emden. “We horen van leerkrachten dat het erg goed werkt om de context van de oorlog neer te zetten. En het leuke is dat leerlingen die tijdlijn op de achterkant kunnen personaliseren door middel van eigen tekeningen en teksten. Bijvoorbeeld over een monument bij hen in de buurt,
Eigen verhaal
Patricia Veira geeft sinds kort les op SBO Het Kompas in Hoofddorp. Op scholen waar ze voordien werkte, heeft ze het 4 en 5 mei Denkboek al geregeld gebruikt. Sterker nog: ze staat er zelf in met haar eigen verhaal. Haar man is veteraan en ontwikkelde als gevolg van zijn oorlogservaringen een posttraumatische stressstoornis (PTSS).
Patricia en haar man werkten de afgelopen jaren mee aan verschillende initiatieven om PTSS bij een groter publiek onder de aandacht te brengen. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei benaderde hen vervolgens ook voor het 4 en 5 mei Denkboek.
“In de aanloop naar 4 en 5 mei begin ik vaak met dit onderwerp als start van de dag”, vertelt Veira. “Maar ook in de geschiedenislessen gebruik ik het Denkboek. We lezen daaruit teksten en soms discussiëren we, bijvoorbeeld over de vraag: waar denk je aan bij het woord herdenken? Leerlingen komen zelf met verhalen over hun eigen opa of oma die de oorlog hebben meegemaakt en soms in het verzet hebben gezeten. Bovendien zitten er in klassen ook kinderen die zelf uit een oorlogsgebied afkomstig zijn. Daarbij zitten aan een oorlog aspecten die te maken hebben met normen en waarden. En die zijn altijd actueel.”
of ervaringen met Tweede Wereldoorlog van hun eigen familie. Ook heel populair zijn de pagina’s die gaan over een school in de oorlog. Leerlingen kunnen zich daarmee makkelijk identificeren.” Leerkrachten die met hun leerlingen met het Denkboek aan de slag willen - iedere leerling krijgt een eigen boekje - kunnen zelf keuzes maken uit de thema’s in het boek.
Het 4 en 5 mei Denkboek kaart ook onderwerpen uit WOII aan waarover niet zo vaak wordt gesproken. “Zoals de Roma en Sinti, een vergeten groep die in de oorlog eveneens massaal naar de gaskamers is gestuurd.” Het belang van herdenken gaat Veira aan het hart. En niet alleen vanwege haar man die veteraan is. “Mijn oma was Joods én Roma en heeft de hele oorlog ondergedoken >>
Praten over herdenken en vrijheid
In het 4 en 5 mei Denkboek staat op verschillende plekken de rubriek: ‘hoe denken jullie over herdenken en vrijheid?’. Telkens met zes stellingen. Leerlingen kunnen met een pijltje aangeven in hoeverre ze het met die stelling eens zijn. Vervolgens kunnen ze thuis hun ouders of opa en oma vragen om ook pijltjes te zetten bij die stellingen. En als blijkt dat die hun pijltjes op een iets andere plek hebben gezet, is dat voer voor een gesprek. Van Emden: “Met dit soort rubrieken kunnen ze een eigen mening vormen en zelf leren nadenken. En in gesprek gaan met anderen kan er ook toe leiden dat ze anders naar een situatie gaan kijken. Bijvoorbeeld over herdenken: moet je een persoon of een gebeurtenis uit de Tweede Wereldoorlog herdenken, of mag je ook een overleden familielid herdenken? Een mooi onderwerp voor een gesprek.”
>> gezeten. Ik heb daar natuurlijk vaak verhalen over gehoord. Mijn opa aan moederskant diende daarnaast enkele jaren in Nederlands-Indië tijdens de dekolonisatie-oorlog. Ook hij ontwikkelde PTSS als gevolg van zijn oorlogservaringen. Maar daarover werd niet veel gesproken. Het is echter zo belangrijk om dat juist wél te doen. Om oorlogen in de toekomst te voorkomen.”
Ook Patricia Veira leert haar leerlingen zich te verplaatsen in iemand uit het verleden door vragen als: ‘Stel dat je leeft tijdens de Hongerwinter en een Duitse soldaat geeft je een reep chocola, pak je dat dan aan? En deel je je eten met anderen als je zelf erg honger hebt?’. Of: ‘zou jij het gedurfd hebben om in het verzet te gaan?’. Patricia: “De antwoorden van kinderen zijn heel erg verschillend. Ze halen er ook vaak verhalen bij die ze thuis meekrijgen,
Anton de Kom
Van Emden wijst op een ander onderwerp in het Denkboek waarover kinderen met elkaar in gesprek kunnen gaan. Hier komt het verhaal van de Surinaamse verzetsstrijder Anton de Kom aan bod. Hij werd geboren vlak voordat de slavernij werd afgeschaft. Hij schreef over de geschiedenis van Suriname, de slavernij en ongelijkheid. De Kom vertrok naar Nederland en sloot zich tijdens de Tweede Wereldoorlog aan bij het verzet. De Kom overleed in een concentratiekamp. In het Denkboek staan vragen naar aanleiding van dit verhaal, zoals: wat kun je doen tegen onrecht?
Nieuwe editie
Komend voorjaar komt de achtste editie van het Denkboek uit. In elke editie wordt aandacht besteed aan een nieuw onderwerp uit de Tweede Wereldoorlog zodat zoveel mogelijk onderwerpen een keer worden
bijvoorbeeld over ervaringen van hun opa en oma. Ook luisteren ze graag naar verhalen die ik over mijn familie vertel. Of ze komen mij tegen in het Denkboek en komen dan met vragen.”
Patricia Veira vindt het belangrijk te benadrukken dat het Denkboek voor scholen gratis te bestellen is en raadt scholen aan dat zeker te doen. “Alleen erin lezen is al anders dan in standaard leesboekjes over de oorlog. Met lezen leren de kinderen over geschiedenis en je stimuleert herdenken. Je kunt van alles met het boek en er zitten heel leuke lessuggesties bij. Het is een mooi hulpmiddel om allerlei onderwerpen aan te kaarten, bijvoorbeeld discriminatie en waar dat toe kan leiden.”
behandeld. “Nieuw in de komende editie is dat er ook een leesverhaal in staat. Het wordt in ieder geval een verhaal over kinderen tijdens de oorlog”, zo licht Van Emden een tipje van de sluier op. Ook nieuw is dat het boek al in maart verschijnt in plaats van april. “Scholen gaven aan dat ze iets te weinig tijd hadden om met het boek aan de slag te gaan, in aanloop naar 4 en 5 mei. Dus kunnen ze het nu eerder krijgen.”
Website
De leerlingen kunnen ook digitaal aan de slag met de onderwerpen uit het Denkboek , op Denkboek.nl. Het is echt een kinderwebsite, zegt Van Emden. “Het is een website die kinderen zelfstandig kunnen bezoeken. Ze kunnen dat bijvoorbeeld heel goed thuis doen. Of je draait het om: kinderen gaan in de klas met de website aan de gang en je geeft het papieren Denkboek vervolgens mee naar huis. Leerkrachten en docenten kunnen beide precies gebruiken zoals ze dat zelf willen en ook de thema’s behandelen die ze zelf belangrijk vinden.”
Het Nationaal Comité 4 en 5 mei Het Nationaal Comité 4 en 5 mei heeft als taak richting, inhoud en vorm te geven aan het herdenken en vieren en de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend te houden. Bekend is de jaarlijkse Nationale Herdenking op 4 mei op de Dam in Amsterdam.
Op 5 mei, Bevrijdingsdag, worden ook vele activiteiten verzorgd. De Nationale Viering van de Bevrijding begint ieder jaar in een andere provincie met een programma rond de 5 mei-lezing. Daarna wordt het Bevrijdingsvuur ontstoken: het startsein voor de Bevrijdingsfestivals en andere festiviteiten in het land.
De organisatie wil daarnaast kinderen en jongeren kennis laten maken met de tradities van herdenken en vieren en hen laten nadenken over rechtvaardigheid, democratie en vrijheid.
Bestel het 4 en 5 mei Denkboek 2023
Aan de slag met het Denkboek ? Bestel voor elke leerling uit de bovenbouw gratis exemplaren. Dat kan tot 24 december 2022 via www.onderwijsinformatie.nl/4en5mei . Mis ‘m niet! Meer informatie vind je op Denkboek.nl/voor-docenten/
PrimaOnderwijsDe Wiskunde Olympiade Een extra uitdaging voor middelbare scholieren!
Elk jaar vinden in januari de voorrondes van de diverse bèta-olympiades plaats, waaronder de Nederlandse Wiskunde Olympiade. Hoe werkt zo’n olympiade?
Hoe krijg je je leerlingen en collega’s er enthousiast voor? Wat staat er op het spel en – misschien nog wel belangrijker – wat voor impact kan het hebben?
Iedereen met ervaring binnen het onderwijs, herkent het wel: er is altijd wel een leerling die snel klaar is, de lesstof saai vindt, en zich het laatste kwartier van de les zit te vervelen. Of een leerling die juist niets voor zoete koek slikt, elk zorgvuldig onder het tapijt geveegd detail weer oprakelt, kortom het naadje van de kous wil weten. Speciaal voor zulk soort middelbare scholieren op havo/vwo-niveau zijn er de bèta-olympiades: wedstrijden waarin leerlingen zich kunnen meten met andere talenten in het hele land, en uiteindelijk zelfs op internationaal niveau met leerlingen uit de hele wereld.
Er zijn bèta-olympiades voor de vakken aardrijkskunde, biologie, informatica, natuurkunde, scheikunde en
wiskunde, en daarnaast zijn er nog twee vakoverstijgende olympiades: de International Junior Science Olympiad (IJSO) en de European Olympiad of Experimental Science (EOES). Alle olympiades (op informatica na) starten met een eerste ronde die op school wordt afgenomen in december of januari; zie het kader voor de exacte data.
In het najaar kunnen scholen zich opgeven (zie de verschillende websites voor meer informatie over het inschrijven van je school). Dan begint het voorbereiden van de eerste ronde. Dat gaat om het prikken van een datum waarop je deze activiteit schoolbreed organiseert, en natuurlijk het informeren van collega’s.
Leerlingen kunnen zich vervolgens bij de betreffende vakdocent aanmelden als ze willen deelnemen aan een van deze nationale olympiades. Na diverse vervolgrondes (voor de data zie: https://www.slo.nl/thema/meer/ olympiades/jaaroverzicht-2022-2023/ ) wordt uit de winnaars uiteindelijk het team geselecteerd voor de internationale olympiade.
Ook voor onderbouwleerlingen
Gaat het bij veel olympiades voornamelijk om bovenbouwleerlingen, bij de Wiskunde Olympiade zijn juist expliciet ook onderbouwleerlingen welkom. Zo vormen leerlingen uit klas 1 tot en met 3 een aparte categorie, en is er daarnaast een categorie voor leerlingen uit klas 4 en een categorie voor vijfdeklassers.
Na de eerste ronde gaan er ongeveer duizend leerlingen door naar de tweede ronde in maart, waarna in september (van het volgende schooljaar) de landelijke finale is op de TU Eindhoven. Hier nemen de beste 150 scholieren het tegen elkaar op: 50 uit elke categorie. De beste 30 hiervan (ca. 10 per categorie) worden uitgenodigd voor ons trainingsprogramma van zeven maanden. Daaruit worden de teams voor de internationale wedstrijden geselecteerd, waaronder de Internationale Wiskunde Olympiade in Japan (juli 2023) England (2024) of Australië (2025). Wie deze eerste trainingsgroep net niet haalt, ontvangt een uitnodiging voor ons tweede trainingsprogramma: het belofteprogramma.
Meedoen aan de Olympiade is leuk voor die ene leerling die altijd snel klaar is, of die leerling die altijd het naadje van de kous wil weten
een vliegende start bij een eventuele vervolgstudie en een netwerk waarop men jarenlang kan bouwen. We hopen dat zoveel mogelijk scholen hun leerlingen de kans geven om aan de Wiskunde Olympiade of een van deze andere unieke wedstrijden mee te doen. Schrijf je school daarom snel in voor de eerste ronde op 16 t/m 27 januari 2023!
Overzicht bèta-olympiades
• Aardrijkskunde Olympiade www.aardrijkskunde-olympiade.nl
Datum: 16 t/m 27 januari 2023 op de scholen
• Biologie Olympiade (Junior) www.biologieolympiade.nl klas 4 t/m 6: 5 t/m 23 december 2022 op de scholen; klas 1 t/m 3: 23 januari t/m 10 februari 2023 op de scholen
• Informatica Olympiade www.informaticaolympiade.nl
In aanloop naar de eerste ronde van de Wiskunde Olympiade brengen wij een puzzelspel (zie afbeelding rechtsboven) uit, waarmee leerlingen zich op een speelse manier kunnen voorbereiden. De 75 opgaven komen uit de eerste rondes van de jaren 2015 tot en met 2022 en zijn op handige puzzelkaarten gezet. Ze zijn op onderwerp ingedeeld en staan op volgorde van moeilijkheidsgraad. Wiskundedocenten havo/vwo ontvangen binnenkort per e-mail een uitnodiging om gratis een spel te bestellen.
Meedoen aan de olympiade is meer dan meedoen aan een wedstrijd: het is het uiterste uit jezelf halen en daarmee ook een persoonlijke ontdekkingstocht naar je talenten. Voor wie uiteindelijk een plek in een van de internationale teams bemachtigt, is deelname daaraan zonder meer een life changing event, dat zorgt voor
Datum: 15 september 2022 t/m 20 januari 2023, thuis
• Natuurkunde Olympiade www.natuurkundeolympiade.nl Datum: 16 januari t/m 3 februari 2023 op de scholen
• Scheikunde Olympiade www.scheikundeolympiade.nl Datum: 11 t/m 27 januari 2023 op de scholen
• Wiskunde Olympiade www.wiskundeolympiade.nl klas 1 t/m 5: 16 t/m 27 januari 2023 op de scholen
• International Junior Science Olympiad (IJSO) www.IJSONederland.nl Datum: 13 maart t/m 5 april 2023 op de scholen
• European Olympiad of Experimental Science (EOES) www.EOESNederland.nl
Datum: een dag tussen november 2022 en januari 2023 op diverse universiteiten
PrimaLaptopkarren en -kasten: onmisbaar voor het (digitale) klaslokaal
Leba NoteCart NEXT 36
In deze robuuste, gebruiksvriendelijk afsluitbare laptopkar is plaats voor maar liefst 36 laptops of Chromebooks (t/m 15.6 inch). Ideaal om ze netjes op te bergen, te vervoeren en op te laden.
Leba NoteCart - Economica 32
Deze oplaadkar biedt 32 plaatsen voor laptops en Chromebooks en tablets. De kar is goed afsluitbaar en met het gesegmenteerde oplaadsysteem worden alle devices snel en veilig opgeladen.
Nu leverbaar uit voorraad
Leba NoteCart – Economica 24
Met ruimte voor 24 laptops, Chromebooks of tablets t/m 14 inch is deze populaire kar ideaal voor het opbergen, vervoeren én opladen van jouw devices. Voorzien van speciale adapterhouders om de bekabeling overzichtelijk weg te werken en een handig circulair oplaadsysteem.
Leba NoteCart - Futura 36
Maar liefst 36 devices kunnen veilig worden opgeborgen en opgeladen in deze verrijdbare kast. De kast is goed af te sluiten en je hebt 10 jaar garantie op de kar en 5 jaar garantie op de elektra.
Bekijk het uitgebreide assortiment nu op:
NIEUW KLEUTERPROGRAMMA IN HET AFRIKA MUSEUM
Het nieuwe lesprogramma Alles is Versierd is speciaal ontwikkeld voor de jongste leerlingen van de basisschool. Kleuters kunnen voor het eerst kennis maken met het museum, en gaan zelf aan de slag met patronen en versieringen.
WERELDWIJD
Op huizen, kleding of op voorwerpen: wereldwijd versieren mensen hun spullen met de mooiste patronen en symbolen. Misschien heb jij zelf ook wel patronen op je kleding. Samen met de museumdocent gaan de leerlingen op pad door het binnen- en buitenmuseum. Door het hele museum speuren ze langs objecten, vitrines en huizen.
Waar zijn de patronen te vinden? En welke verhalen vertellen die patronen eigenlijk?
De leefwereld van een kleuter is nog heel klein. Kleuters denken dat de wereld bestaat uit de grond onder hun voeten en de mensen die ze kennen. Wij proberen dat stukje wereld iets groter te maken.
We verbinden de leerlingen aan elkaar, aan het museum en aan mensen wereldwijd. Net als bij al onze programma’s, zijn we zo ook met de kleintjes bezig met wereldburgerschap.
ZINTUIGEN
Tijdens het programma gaan de kleuters met al hun zintuigen aan de slag. Ze kijken, voelen, onderzoeken,
puzzelen, luisteren, fantaseren, werken samen en vertellen. Het programma is afwisselend, en dat is ook belangrijk voor deze doelgroep, lang stilzitten is er niet bij. Daarom gaan we naar buiten en bekijken we een of twee woonerven in het Museumpark. In de huizen hier zijn allerlei patronen te vinden! Aan het eind van het bezoek puzzelen de leerlingen met grote stukken een eigen reuzepatroon.
KLEUTERS IN HET MUSEUM
Vaak wordt in musea lesmateriaal aangeboden vanaf groep 4. We ontwikkelden dit lesmateriaal omdat het Afrika Museum regelmatig verzoeken van kleuterklassen kreeg. Voor veel kleuters is dit hun eerste museumbezoek. Wat is een museum eigenlijk, wat laten we hier zien?
Onze museumdocenten zijn getraind op het werken met deze jonge doelgroep. We laten ons keer op keer verbazen door de mooie, vindingrijke antwoorden van de leerlingen die hun ogen uitkijken. Soms is het een beetje spannend, maar een hand van de museumdocent helpt natuurlijk altijd.
PATROONSPECIALISTEN
Aan het eind van het bezoek zien de leerlingen overal patronen. “Dat is een patroon! En daar nog een!” roepen de kleuters als ze met hun groep naar de uitgang lopen. Als ware patroonspecialisten verlaten ze het museum!
WERELDCULTUREN
Het onderwijsprogramma van Alles is versierd is nu te boeken via afrikamuseum.nl/onderwijs. Het Afrika Museum (Berg en Dal) is met het Tropenmuseum (Amsterdam), Museum Volkenkunde (Leiden) en Wereldmuseum (Rotterdam) onderdeel van Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen. Alle musea bieden onderwijsprogramma’s aan voor wereldburgerschap. Bekijk de programma’s op volkenkunde.nl/onderwijs, tropenmuseum.nl/onderwijs en wereldmuseum.nl/onderwijs.
Werken bij de politie, iets voor jouw leerlingen?
Het is half zeven in de ochtend als Mika Gorter (20), aspirant agent bij de msterdamse politie, zijn dag begint omkleden, naar de brie ng met bijzonderheden over de dienst van de dag ervoor en dan naar buiten. Met zijn collega stapt hij in de auto voor een dag surveillance in Amsterdam-Zuid. “Je rijdt door de stad, surveilleert op locaties waar mogelijke risico’s zijn, langs scholen en je let op verkeersovertredingen. En als er een melding komt van een incident, gaan we er naartoe.”
Tekst: Heleen de BruijnMika heeft zijn tweejarige politieopleiding bijna afgerond. Volgend voorjaar is hij klaar en heeft hij gegarandeerd een goede baan bij de politie. “Het beroep van agent lokte voor mij al lange tijd. Het is het onverwachte, het nooit weten wat er op een dag kan gebeuren dat mij aantrekt. Bovendien kan ik niet stilzitten. Ik moet altijd actief bezig zijn. En in dit vak kun je echt iets betekenen voor andere mensen”, zo verklaart hij zijn keuze om agent te worden.
Mika Gorter: ‘Ik zou niets anders meer willen’
Hij komt oorspronkelijk uit een klein dorp in Friesland, maar wilde graag in Amsterdam naar de politieopleiding. “Het leek me mooi om dat te doen in een drukke stad in plaats van een rustig dorpje, alhoewel de overgang wel even wennen was.” Het zaadje om politieman te worden, werd al geplant op school op de mavo in Friesland. “Eigenlijk wist ik toen niet veel beter dan dat de politie vooral bekeuringen uitschrijft en de verlichting van je fiets controleert. Maar toen ik op aanraden van mijn leraar een project ging doen over de politie, werd dat beeld anders. Ik ging me erin verdiepen en het lukte me zelfs om een tijdje mee te lopen met de politie in Friesland én in Rotterdam. Ik kwam erachter dat de politie veel meer doet dan burgers beleren en bekeuren. En vanaf dat moment wilde ik ook echt bij de politie. Nu wil ik niets anders meer.”
Eenzijdig beeld
Dat de politie alleen bekeuringen uitschrijft, ‘niet je vriend is’ en het verkeer regelt bij ongevallen, is het eenzijdige beeld dat veel scholieren hebben. Of ze hebben zelf negatieve ervaringen met de politie.
Om dit beeld te kantelen is voor scholen het lespakket ‘Wat doe je wel/niet als je dit ziet’ ontwikkeld. In dat lesprogramma worden leerlingen geconfronteerd met situaties die jongeren in hun eigen leven ook kunnen ervaren, zoals diefstal, alcoholgebruik, geweld en wapenbezit. In de les krijgen ze vragen voorgeschoteld als: ‘wat zou jij doen als iemand met een mes staat te zwaaien of als er op school een vechtpartij uitbreekt?’. Met hun smartphone kunnen ze verschillende antwoorden geven en komen er dan achter of zij de juiste eigenschappen bezitten om agent te worden.
Spannend vak
Dat het vak spannend kan zijn, heeft Mika al ervaren. “De schietlessen op de opleiding en leren hoe je met een wapen omgaat zijn in het begin moeilijk en spannend. Het is toch een dodelijk wapen en daar mag je geen fouten mee maken.” Ook op straat gebeuren soms dingen waarbij de adrenaline een flinke stoot krijgt. “We kwamen eens bij een man die op straat stond te schreeuwen. Hij bleek een mes bij zich te hebben, dat hij gelukkig meteen op straat gooide. Dat was spannend want het had ook kunnen escaleren.” Onderweg naar zo’n incident proberen Mika en zijn collega in de auto al te bespreken wat ze kunnen verwachten en wat te doen. Ook in het lespakket zit een dergelijk facultatief onderdeel. Leerlingen kijken naar praktijksituaties waarbij agenten een melding krijgen en bedenken dan zelf: wat zouden zij doen als agent in een bepaalde situatie? Uiteraard geeft het programma ook antwoorden en suggesties.
Mini-magazine
Voor scholieren en studenten is er ook een handig mini-magazine met alle info over het politiewerk en de politieopleidingen. Ook deze kun je aanvragen via www.onderwijsinformatie.nl/politie
Fit zijn
Een ander facultatief onderdeel van het lesprogramma is een sporttest die een docent met leerlingen kan doen om fitheid te testen. “Tevens een belangrijk onderdeel van de politieopleiding”, zegt Gorter. “Voorafgaand aan de opleiding moet je voor de selectie een intensieve sporttest doen, waarvoor uithoudingsvermogen, kracht en vaardigheid vereist is. Belangrijk is dat je ook in je vrije tijd actief sport, want zo’n test moet je ook als agent elk jaar afleggen. Verder krijg je tijdens de opleiding lessen in gedrag en communicatie, wetskennis en leer je slechtnieuwsgesprekken te voeren.”
Dat laatste kwam Mika goed van pas toen hij voor het eerst werd geconfronteerd met een reanimatie op straat. “Dat is me tot nu toe het meest bijgebleven. Ter plekke waren al mensen aan het reanimeren en ik had nog nooit gezien hoe dat gedaan wordt. Dat maakte best indruk. Als politie zorgen wij in zo’n situatie voor een veilige omgeving en vangen we betrokkenen op. Later moesten we ook naar de familie van het slachtoffer om te vertellen wat er was gebeurd. Met het slachtoffer is het gelukkig goed afgelopen.”
Mika noemt communicatief sterk zijn een van de belangrijkste eigenschappen van een agent. “Je moet, hoe jong je zelf ook nog bent, op straat sterk in je schoenen staan, duidelijk zijn, maar daarnaast ook begripvol.”
Op zoek naar meer informatie over hoe je leerlingen en studenten kunt helpen bij hun oriëntatie op een vervolgopleiding of baan? www.kombijdepolitie.nl/decanen
Meld je aan!
Via www.onderwijsinformatie.nl/politie kun je jouw klas of school aanmelden voor het lesprogramma Wat doe je wel/niet als je dit ziet. Na aanmelding krijgt de klas gratis toegang.
PrimaOnderwijsMaak jouw reken-wiskundeles rijker!
Kinderen leren rekenen? Met alleen kale sommen kom je er niet. Jouw klas leert meer als je ook met materialen en situaties uit het dagelijkse leven werkt en denkvragen stelt. Zo’n rijke leeromgeving maakt jouw les bovendien leuker!
Iedere leerkracht weet het diep vanbinnen wel: rekenen-wiskunde gaat over meer dan alleen het maken van sommen. Het is ook belangrijk dat je kinderen leert om rekenen-wiskunde toe te passen en te herkennen in het leven van alledag. Maar hoe doe je dat precies?
Het echte leven “Een rijke leeromgeving is de sleutel”, zegt Marc van Zanten, curriculumontwikkelaar rekenen-wiskunde bij SLO. “Dat houdt in dat je jouw leerlingen in aanraking laat komen met rekenen-wiskunde uit het echte leven en hen daarover laat nadenken. In de lagere groepen breng je bijvoorbeeld concrete materialen de klas in. In de hogere groepen leer je kinderen betekenisvolle opgaven oplossen, uit levensechte situaties. En soms laat je leerlingen zelf op zoek gaan naar rekenenwiskunde in hun omgeving.”
Grip krijgen
Uit onderzoek blijkt dat alle leerlingen leren van zo’n rijke leeromgeving. Marc legt uit waar ‘m dat in zit: “Rekenen-wiskunde kent voor kinderen veel abstracte
concepten: getallen, breuken, procenten. Door er stil bij te staan hoe deze in het echt voorkomen, krijgen ze er grip op. Je sluit daarmee aan bij hun concrete denken. Het is belangrijk dat ze sommige begrippen echt ervaren. Een klassiek voorbeeld is de leerkracht die een bord kapot laat vallen om het begrip breuken te introduceren.”
Door open opdrachten te geven en veel vragen te stellen, zet je kinderen bovendien aan tot wiskundig denken. Marc: “Jij als leerkracht krijgt dan veel informatie: je hoort waar leerlingen mee zitten, krijgt een beeld van hun beheersing en begrip.”
Creatief
Hoe waardevol ook, door tijdnood komen leerkrachten er vaak niet aan toe om een rijke leeromgeving te realiseren. Begrijpelijk, vindt Marc: “Het is verleidelijk om gewoon de lessen uit het boek te volgen. Ik adviseer: denk vanuit de doelen die je met een les wilt bereiken, wat is daarvoor nodig? Jij kent jouw klas, je verstaat je vak. Je weet welke onderdelen je kunt overslaan en hoe je je les op een rijke manier kunt invullen.”
Sommige methodes geven aanknopingspunten en handvatten voor een rijke leeromgeving. Het helpt
ook dat veel leerkrachten creatief zijn. Marc: “Velen struinen internet en Pinterest af. Als je daarbij je reken-wiskundige bril opzet, kom je zoveel tegen dat je in je les kunt gebruiken. Dat gebeurt ook als je die bril in je dagelijkse leven opzet.”
Instructievormen
Het betekent overigens niet dat je nooit directe instructie geeft en dat kale sommen tot het verleden behoren, benadrukt Marc: “Voor sommige leerdoelen is het cruciaal om directe instructie te geven. Voor andere leerdoelen is het belangrijk dat je veel betekenisvolle vragen stelt. Het gaat om de balans. Je dient te beschikken over een rijk repertoire van instructievormen.”
Kwartje valt
Behalve dat kinderen veel leren, is een rijke leeromgeving motiverend. Marc: ‘Kinderen worden uitgedaagd om op een andere manier te denken dan ze gewend zijn. Dat vinden ze heel leuk.” En, niet onbelangrijk: ook jij beleeft meer plezier aan je lessen. “Als je merkt dat het kwartje valt bij je leerlingen, is dat heel bevredigend. Leerlingen die iets leren; daar doe je het voor!”
Ideeën!
• Laat kleuters de gang opmeten met hun voeten. Vraag: hoe kan het dat jullie op verschillende aantallen voeten uitkomen?
• Laat leerlingen hun eigen referentiematen ontdekken. Geef ze een touwtje van een meter en laat ze op zoek gaan naar hun eigen ‘favoriete meter’.
• Vraag leerlingen om supermarktfolders mee te nemen en verschillende aanbiedingen te vergelijken. Vraag: voor welke van deze aanbiedingen zou jij kiezen en waarom?
Geldrekenen, meten en wegen en klokkijken; in de winkel van SBO de Súdwester in Sneek komt het allemaal aan bod
Een rijke leeromgeving met Alles telt Q
Alles telt Q is dé rekenmethode voor groep 1 tot en met 8 in het basisonderwijs, die eraan bijdraagt dat leerlingen ‘functioneel gecijferd’ worden. Dat wil zeggen dat ze rekenproblemen in het dagelijks leven op kunnen lossen – het uiteindelijke doel van het rekenonderwijs!
Alles telt Q bevat daarom naast kale sommen ook contextopgaven en opgaven die het wiskundig denken stimuleren. Daarbij wordt altijd gebruik gemaakt van realistische voorbeelden. Zo gaan leerlingen de stof echt begrijpen en kunnen ze in allerlei situaties hun rekenvaardigheden goed toepassen.
Een rijke leeromgeving met Alles telt Q:
• Tijdens het instructiemoment Bij sommige onderwerpen kun je kinderen – tijdens je instructiemoment – heel goed laten nadenken over een rekenprobleem. Je bespreekt het daarna klassikaal: Welke oplossingen hebben jullie gevonden? En hoe zijn jullie daartoe gekomen?
• Prikkelende opdrachten Gedurende de lessen stimuleer je leerlingen na te denken en te redeneren in gevarieerde opdrachten. Leerlingen doen bijvoorbeeld coöperatieve werkvormen, puzzelende opdrachten of bewegingsspellen. In les 5 staat het onderdeel ‘Nu even anders’ centraal. Je biedt de lesdoelen van de week dan net even anders aan.
• Aan het eind van de les Elke rekenles sluit je af met reflectie en evaluatie. Je gaat met leerlingen in gesprek over wat en hoe ze hebben geleerd.
Nieuwsgierig geworden? Ga naar: www.thiememeulenhoff.nl/allesteltq en vraag een gratis proefpakket aan!
Een daadkrachtig schoolbeleid opstellen? Maak gebruik van NCO-rapportages
Duidelijk inzicht krijgen in de schoolloopbaan van (oud-)leerlingen: NCO-rapportages maken dit mogelijk. Zonder scholen eindeloos te belasten met vragenlijsten, levert het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs (NCO) waardevolle informatie aan het po, vo en sbo op basis van data die er al zijn. Lynn van Vugt, deelcoördinator op het NCO-project bij ROA – Universiteit van Maastricht, is nauw betrokken bij de ontwikkeling van de rapportages. “Schoolbesturen vinden de rapportages heel nuttig en relevant.”
Zo’n zes jaar geleden stond Lynn aan de wieg van de eerste NCO-rapportages. “De rapportages zijn ontstaan vanuit de behoefte om minder druk bij scholen neer te leggen, maar hen wel te voorzien van informatie waar ze hun beleid op kunnen baseren.” Zodoende maakt het NCO gebruik van de vrij verkrijgbare onderwijs- en registerdata via het CBS en verwerkt deze in reguliere rapportages voor alle onderwijsinstellingen in Nederland. Aanmelden is niet nodig, schoolbesturen krijgen jaarlijks een brief waarmee de rapportage kan worden gedownload. “Aan het begin van iedere schooljaar maken scholen vaak nieuw beleid. Schoolbesturen gebruiken de informatie uit de rapporten om het nieuwe beleid van dat jaar vorm te geven. Door de data van scholen te analyseren, kunnen schoolbesturen bijvoorbeeld beoordelen hoe hun scholen presteren in vergelijking met het landelijk gemiddelde.”
Niet alleen je eigen vlees keuren
Bij Stichting MosaLira, bestaande uit 22 scholen en onderwijsvoorzieningen in Maastricht, hechten ze veel waarde aan het gebruik van de data en feedback uit de NCO-rapportages als onderdeel van hun kwaliteitscultuur, vertelt senior onderwijsadviseur Marika de Bruijn. “Dus niet (alleen) je eigen vlees keuren maar ook objectieve gegevens gebruiken
bij het evalueren en het bijsturen van ons beleid.” Op basis van verschillende kenmerken komen de reguliere rapportages tot stand. Lynn: “Zo kunnen we onder andere zien welke type leerlingen er op school zitten, welke leerjaren leerlingen doorlopen hebben, of ze zijn blijven zitten, hoe de eindtoetsscores waren, welke schooladviezen ze hebben gekregen, maar ook het aantal oud-leerlingen dat in een vervolgopleiding een diploma heeft behaald en op welk niveau.”
Marika: ‘De gegevens uit het reguliere NCO-rapport gebruiken wij onder andere bij het jaarlijkse monitorgesprek (tussen bestuur en school) en bijvoorbeeld bij de monitoring van de NPO-plannen. Meer specifiek gebruiken we vooral de gegevens rond de kenmerken van de leerling-populatie. Dat is voor MosaLira nogal relevant omdat onze scholen enorm verschillen.’
Veilig downloaden
De reguliere NCO-rapportages verschijnen jaarlijks in het najaar. Elk schoolbestuur ontvangt in oktober een brief met daarin nieuwe inloggegevens voor de online omgeving van het CBS waar de rapportages van dat schoolbestuur te downloaden zijn. Mocht jouw schoolbestuur ook aangemeld zijn voor de leergroei-rapportages, dan zijn deze in dezelfde CBS-omgeving te downloaden. De NCO-rapportages worden kosteloos beschikbaar gesteld.
Ga voor het downloaden van de rapportages naar: nationaalcohortonderzoek.cbs.nl
Schooladviezen
MosaLira maakt daarnaast gebruik van de data uit de rapportages rond de bestendiging van het schooladvies in het derde jaar in het voortgezet onderwijs. Scholen raken leerlingen uit het oog, zodra zij van school zijn. Was het schooladvies dat zij op de basisschool hebben gekregen correct? Hebben oud-leerlingen een diploma behaald of zijn ze gaandeweg uitgevallen? Lynn: “Data over oud-leerlingen is enorm interessant voor basisscholen, want zij hebben ten slotte de basis gelegd. Als uit de reguliere rapportages blijkt dat oud-leerlingen standaard op een hoger niveau zitten dan het basisschooladvies, dan kan het schoolbestuur bijvoorbeeld het beoordelingsbeleid herzien.”
In een pilot heeft MosaLira vorig jaar samen met het
Aanmelden leergroei-rapportages
Marika de Bruijn
NCO en de Onderwijsmonitor Limburg (UM) gekeken hoe er verbanden gelegd kunnen worden tussen beide gegevensverzamelingen, voor alle deelnemende scholen in Limburg. Marika: “Dat heeft geleid tot een extra hoofdstuk in de reguliere rapportage met ingang van dit schooljaar. Interessant is om te zien welke invloed de band van de leerling met de leerkracht mogelijk heeft in relatie tot de schooladviezen en de eindtoets.”
Leergroei-rapportages
Sinds 2021 ontvangen aangemelde basisscholen aanvullende rapportages over de leergroei van leerlingen. Deze worden berekend op basis van gegevens uit het leerlingvolgsysteem (LVS) van de school. Lynn: “Met de gegevens uit de leerlingvolgsystemen kunnen we zelfs de resultaten van alle toetsen die gegeven worden op de basisschool in kaart brengen. Dit geeft een school de mogelijkheid om zichzelf te vergelijken met bijvoorbeeld het landelijk gemiddelde, maar ook met de voorspelde referentiewaarde.”
De referentiewaarde corrigeert de score van scholen voor verschillen in schoolkenmerken en de compositie van leerling-populatie op een groot aantal belangrijke kenmerken. Zo wordt het mogelijk de eigen schoolkwaliteiten eerlijker te beoordelen. Marika: “De NCO-rapportages zijn goed leesbaar en in de loop van de jaren steeds toegankelijker geworden. Fijn dat het NCO aangeeft hoe je als school gegevens kunt interpreteren. De leergroei-rapportages willen we in de toekomst intensiever gebruiken als onderdeel van ons programma rond het versterken van de basisvaardigheden.” Het gebruik van de NCO-rapportages raadt Marika andere scholen zeker aan. “De rapporten bieden objectieve gegevens die de school en het bestuur helpen bij planvorming en evaluatie.”
Mocht je voor jouw po of sbo scholen een leergroei-rapportage willen ontvangen, dan dien je deze scholen eerst aan te melden. Aanmelden kan alleen door het bevoegd gezag worden gedaan. Ga voor meer informatie naar: nationaalcohortonderzoek.nl/leergroei-rapportages
Bouwen aan de toekomst van ICT in het onderwijs
De nieuwe MOO Suite: gemaakt voor de gebruiker
Woensdag 2 november was een gedenkwaardige dag in de geschiedenis van Heutink ICT. Tijdens onze Klantendag op de KNVB Campus in Zeist lieten we de bezoekers kennismaken met onze nieuwe MOO Suite. Deze lancering betekent een nieuwe grote stap in onze missie: de mogelijkheden van ICT laten werken voor het lerende kind. Maar hoe zijn we tot deze reuzenstap gekomen?
PrimaOnderwijs & HeutinkJeroen Krikke, directeur Innovatie & Ontwikkeling bij Heutink ICT: “Voor Heutink ICT begon het allemaal ruim twintig jaar geleden, toen we het eerste dedica ted netwerkconcept voor het onderwijs introduceer den. Zo’n tien jaar later gaven we daaraan een succesvol vervolg met de online leer- en werkomgeving MOO. Met name de afgelopen jaren zijn we ons gaan realiseren dat MOO in die vorm ook nog geen eindstation kon zijn. Vanuit dit besef kwamen we tot de nieuwe MOO Suite: een allesomvattende onderwijssuite met één herkenbare look & feel en een dito gebruikerservaring. Met deze totaaloplos sing laten we als Heutink ICT eens temeer zien dat we in staat zijn ICT voor de gebruiker steeds toegankelijker te maken, hoe complex het achter de schermen ook wordt.
Afscheid van het ‘oude’ MOO
Dat het ‘oude’ MOO wat ons betreft niet meer voldeed, kwam voor een belangrijk deel door de stormachtige opkomst van de cloud, waarbij het onderwijs massaal koos voor werken met Microsoft en/of Google. Om mee te gaan in die ontwikkeling, besloten we te focussen op een optimale integratie met Microsoft en Google. We zagen bovendien dat onze toegevoegde waarde met name lag in het veilig automatiseren van de keten. Dat doen we door ook koppelingen te maken met bijvoorbeeld LASsen en HR-systemen voor zowel het PO als het VO. Zo halen we een enorme berg administratief werk en frustratie weg bij het onderwijs.
Nieuwe oplossingen en optimalisatie
Parallel aan deze ontwikkeling voegden we diverse nieuwe oplossingen toe om ons aanbod compleet te
maken. Zoals Schermcontrole, dat leraren de regie geeft over wat leerlingen op hun apparaten doen. Klasbord Ouderapp, een slimme tool om ouders meer te betrekken bij wat er op school gebeurt. En Apparaatbeheer, een gebruiksvriendelijk middel waarmee ICT’ers zelf hun Chromebooks, Windows-apparaten en iPads kunnen beheren, zonder complexe tools als Intune.
Naast uitbreiding van ons aanbod hebben we de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan het optimaliseren van de functionaliteit en de stabiliteit van onze oplossingen, met een extra focus op de gebruikerservaring en de manier waarop oplossingen met elkaar samenwerken. Daarbij maken we dankbaar gebruik van de input van onze Heutink ICT Insiders: mensen die elke dag in de (onderwijs) praktijk met onze oplossingen werken en graag een bijdrage leveren aan de kwaliteit ervan. Ons productmanagement-team vertaalt alle vergaarde input en inzichten naar maximale gebruikersvriendelijkheid.
Naar één ecosysteem
En nu is er dus de MOO Suite. Die hebben we gebaseerd op MOO Startportaal, ons koppelplatform Basishub en de oplossingen die ik in hiervoor heb benoemd. Dat zijn allemaal oplossingen die we in de loop der jaren technisch hebben geperfectioneerd.
waarin ketenintegratie verder gaat dan ooit. Een ultieme educatieve suite van softwareproducten die zich kenmerkt door hoogwaardige technologie en een optimale en uniforme gebruikerservaring. En die continue wordt doorontwikkeld. Want al is de gelanceerde MOO Suite een fantastische stap voor onze klanten, er wordt nog volop gewerkt aan het toevoegen van extra features en koppelingen.
koppelingen vanuit ons
En toen alles technisch werkte zoals wij (en onze gebruikers!) wilden, vonden we dat een goed moment om een volgende stap te zetten. In de oude situatie werkten de genoemde oplossingen allemaal net even anders. Het waren ook eigenlijk losse applicaties. Bovendien werden beheertaken en technische koppelingen vanuit ons Basishub op verschillende plekken in de applicaties aangeboden.
En achter de schermen gebeurde van alles waar beheerders geen zicht of invloed op hadden. Dat wilden we anders. Vanuit de gedachte hoe complexer het wordt, hoe makkelijker wij het maken, bouwden we een ecosysteem
ter afsluiting ook doen aan en
Samen naar meer tijd voor onderwijs De MOO Suite onderstreept het ultieme doel dat we bij Heutink ICT nastreven: scholen moeten minder bezig zijn met hoe alles werkt en meer tijd hebben om de vele mogelijkheden van ICT te benutten. Maar daarvoor is het wel cruciaal dat scholen ICT de aandacht geven die het verdient. Niet voor niets benadrukt de PO-Raad steeds weer hoe belangrijk het is dat scholen een visie ontwikkelen op ICT en die visie vertalen in passend beleid. Die oproep wil ik ter afsluiting ook doen aan scholen en schoolbestuurders: Denk goed na over wat je wilt met ICT, bepaal zorgvuldig wat je wel en niet zelf wilt doen en hoe je dat gaat organiseren, en zorg dat je te allen tijde zelf de regie houdt. Dat is het ideale vertrekpunt om samen te komen tot meer tijd voor onderwijs.”
Hoe complexer het wordt, hoe makkelijker wij het makenJeroen Krikke, directeur Innovatie & Ontwikkeling bij Heutink ICT
Hoe motiveer je scholieren om na te denken over hun studiekeuze?
‘Ben jij klaar voor de volgende stap?’
Dat is het motto van de campagne waarmee Studiekeuze123 scholieren wil motiveren om te beginnen met hun studiekeuze. Voor scholieren is die eerste stap niet altijd even gemakkelijk. Er zijn zoveel mogelijkheden dat sommige scholieren liever nog even niet aan hun studiekeuze denken, omdat ze niet weten waar ze moeten beginnen. Ook het idee dat een studiekeuze bepalend is voor de rest van je leven kan verlammend werken. Hoe help je scholieren om toch aan de slag te gaan met hun studiekeuze?
“Een dubbele boodschap”
“Het is een dubbele boodschap”, zegt de directeur van Studiekeuze123 Ingrid Kolkhuis Tanke. “Aan de ene kant willen we dat scholieren op tijd beginnen met hun studiekeuze, zodat ze een passende keuze kunnen maken. Aan de andere kant vinden we het belangrijk dat ze weten dat een ‘verkeerde’ keuze niet het einde van de wereld is. Daarom proberen we de zorgen over het maken van een studiekeuze weg te nemen. Dat doen we bijvoorbeeld door ervaringen te delen van studenten die via verschillende routes bij een passende opleiding terecht zijn gekomen. Daarnaast roepen we scholieren op om op tijd te beginnen met na te denken over hun studiekeuze, maar we laten ze ook zien hóe ze dat het beste kunnen doen.”
Met de campagne ‘Ben jij klaar voor de volgende stap?’ wil Studiekeuze123 vooral scholieren bereiken die nog moeten beginnen met hun studiekeuze.
Onder andere via TikTok en Instagram worden ze opgeroepen om zichzelf en anderen vragen te stellen over hun studiekeuze en krijgen ze tips hoe ze met hun studiekeuze aan de slag kunnen. Daarnaast kunnen ze via verschillende podcasts luisteren naar de ervaringen van studenten en tips van experts. Maar de campagne richt zich niet alleen op scholieren. Ingrid Kolkhuis Tanke: “Juist in deze eerste fase zijn ouders, mentoren en decanen heel belangrijk. Zij kunnen hun kinderen en leerlingen helpen te ontdekken wat ze belangrijk vinden en wat bij ze past. En ze kunnen helpen om structuur aan te brengen in hun studiekeuzeproces. Wij geven advies over op welke manier ze dit kunnen doen en welke tools ze hierbij kunnen gebruiken.”
5 tips voor ouders
1. Zoek alvast informatie op.
2. Ga in gesprek over wat je kind belangrijk vindt bij een studiekeuze.
3. Stel voor dat je kind een studiekeuzetest doet en bespreek de uitslag.
4. Maak samen een stappenplan, volg hiervoor de checklist op www.studiekeuze123.nl/checklist
5. Ga samen naar een open dag.
Zie ook: www.studiekeuze123.nl/ouders
Ontdekken, vergelijken en kiezen
Juist in deze eerste fase zijn ouders, mentoren en decanen heel belangrijk
Weergave op Instagram
Om een beeld
krijgen van welke opleiding bij hen past, kunnen scholieren van alles doen. Zo kunnen
online opleidingen vergelijken, studiekeuzetests doen, naar open dagen gaan en proefstuderen.
genoeg, maar waar begin je?
Om het studiekeuzeproces beter behapbaar te maken voor scholieren hanteert Studiekeuze123 drie fases. De eerste fase is gericht op ontdekken. Scholieren ontdekken meer over zichzelf en wat er allemaal mogelijk is. In de tweede fase is het tijd om te vergelijken. Door verschillende opleidingen en steden te vergelijken, krijgen scholieren een duidelijker beeld van welke opleidingen bij ze passen. Dit kunnen ze doen door online informatie te vergelijken, maar ook door bijvoorbeeld open dagen te bezoeken. In de derde fase maken ze echt een keuze en melden ze zich aan. Voor elke fase zijn er verschillende tools waarmee scholieren aan de slag kunnen. Ook kunnen ze gratis een persoonlijk MijnStudiekeuze-account aanmaken, waarmee ze stap voor stap door de verschillende fases begeleid worden. ◗
Deze nieuwste CPS-uitgave, De schoolcoach biedt je inzicht, overzicht en vaardigheden hoe je collega’s kunt coachen bij hun ontwikkeling als leraar (po, vo en mbo).
Je krijgt het brede repertoire van benodigde kennis en vaardigheden van een effectieve schoolcoach goed op je netvlies. En het boek heet niet voor niets ‘praktijkboek’: veel voorbeelden bieden je handvatten om je het coachen op school mee eigen te maken.
De schoolcoach behandelt:
• de fasering van het coachingstraject;
• de fasering van het coachgesprek om doelgericht te kunnen werken;
• welke vaardigheden van jou als schoolcoach worden gevraagd;
• hoe je re ecteert op je eigen rol
• hoe je afstemt op diverse doelgroepen;
• inzet van E-coaching;
• diverse aanvullende coachtechnieken en -benaderingen, bijvoorbeeld omgaan met weerstand en oplossingsgericht coachen;
• de context van en visie op coachen binnen de school;
• hoe je coaching implementeert binnen de school en welke rol de schoolcoach daarbij kan aannemen.
Het boek sluit af met handige werkdocumenten om je op weg te helpen. Deze komen ook digitaal beschikbaar.