3 minute read

Partneralimentatie

Next Article
Vergoedingsrechten

Vergoedingsrechten

Voor alle huwelijken of geregistreerde partnerschappen die eindigen geldt sinds 1 januari 2020 een beperking van de duur van de partneralimentatie. Tot 1 juli 1994 was de duur van partneralimentatie nog niet gemaximeerd. In de wetgeving tot 1 januari 2020 is die gesteld op 12 jaar. Volgens de oude regels kon de alimentatietermijn ook gelijk zijn aan de duur van het huwelijk, als die korter was dan 5 jaar en er geen sprake was van kinderen.

Nieuwe hoofdregel vanaf 2020

Advertisement

De nieuwe wettelijke hoofdregel is eenvoudig: partneralimentatie duurt zo lang als 50% van de duur van het huwelijk, met een maximum van 5 jaar. Echter, er zijn uitzonderingen.

Situatie Extra gegeven Duur partneralimentatie

Periode huwelijk Er zijn geen kinderen Hoofdregel: 50% huwelijksduur, < 15 jaar maximaal 5 jaar Periode huwelijk Leeftijd ex-partner is 10 jaar jonger Duur tot AOW-leeftijd met een maximum > 15 jaar dan AOW-leeftijd van 10 jaar. Periode huwelijk Geboren vóór 1970 Duur maximaal 10 jaar > 15 jaar Kinderen Jongste kind > 12 jaar Hoofdregel: 50% huwelijksduur, maximaal 5 jaar Kinderen Jongste kind < 12 jaar Tot jongste kind 12 jaar wordt, minimaal 50% huwelijksduur, maximaal 12 jaar

Als iemand onder meerdere regels valt, dan geldt voor de partneralimentatie de uitkomst met de langste duur. Een rechter kan in ‘onredelijke of onbillijke situaties’ de uitkeringsduur van de partneralimentatie verlengen. Bijvoorbeeld als de ontvangende ex-partner de zorg over een gehandicapt kind heeft, of wanneer deze ex-partner zelf gezondheidsproblemen heeft die tijdens het huwelijk zijn ontstaan.

Kinderalimentatie

De maximale duur van kinderalimentatie is niet veranderd. De onderhoudsplicht voor kinderen blijft lopen tot zij 21 jaar zijn. Uitzondering is als zij vanaf hun 18e zelf al voldoende inkomen hebben.

Indexeringspercentage

Ieder jaar stelt het ministerie voor Rechtsbescherming een indexeringspercentage vast. De hoogte ervan is afhankelijk van loon- en prijsstijgingen in Nederland. Voor 2021 is dit percentage vastgesteld op 3%.

Boeterente en rentemiddeling

Vergoeding vervroegde aflossing

Voor de berekening van een vergoeding voor vervroegde aflossing (boeterente) bestaat een AFM-leidraad. Uitgangspunt is dat de boeterente nooit hoger mag zijn dan het financiële nadeel van de geldgever. Welke aspecten hebben welke invloed op de berekening?

Aspect Effect

Boetevrij aflossen De leenovereenkomst vermeldt wanneer een lening geheel boetevrij kan worden afgelost. Bijvoorbeeld bij uitkering van een (verpande) kapitaalverzekering (KEW, SEW of BEW), bij overlijden van de partner of verkoop van de woning. Boetevrije ruimte Meestal mag (eenmalig) 10% of 20% van de oorspronkelijke hoofdsom boetevrij worden afgelost. Dit verlaagt de grondslag voor de boeterente. Toekomstige boetevrije ruimte verlaagt die grondslag niet. Lineaire of Toekomstige aflossingen verlagen de boeterente, omdat over die aflossingen geen annuïteitenhypotheek rente betaald zou zijn. (Bank)spaarhypotheek Een opgebouwd saldo/waarde SEW of KEW verlaagt de grondslag. De toekomstige inleg/premie op een SEW of KEW wordt gezien als contractuele aflossing. (rentevergoeding = NB: dit geldt alleen bij koppeling van de hypotheekrente met de rentevergoeding op hypotheekrente) de SEW/KEW. Beleggingshypotheek De waarde of toekomstige premie/inleg op een KEW/BEW verlaagt de grondslag niet. NB: bij hybride hypotheken (deels sparen/deels beleggen) verlagen alleen het spaardeel en de toekomstige spaarpremies de grondslag. Vergelijkingsrente in De rente behorend bij dezelfde periode als de resterende rentevaste periode. relatie tot resterende Komt dit niet exact overeen met een aangeboden rentevastperiode, dan geldt rentevaste periode de hoogste rente van de naast gelegen rentevastperiode Let op, een hogere vergelijkingsrente verlaagt de grondslag. Vergelijkingsrente in De vergelijkingsrente moet dezelfde opslagen hanteren als de rente die de klant relatie tot opslagen betaalt direct voorafgaand aan de vervroegde aflossing (zoals de LTV-opslag). Dit geldt ook andersom: kortingen mag de geldgever ook toepassen op de vergelijkingsrente. Rentebedenktijd Eventuele rentebedenktijd achteraf mag niet meetellen in de periode waarover de achteraf boeterente wordt berekend. Contante Alle toekomstige gemiste rente-inkomsten moeten contant worden gemaakt. waardeberekening Als rentefactor moet de vergelijkingsrente worden gehanteerd.

Rentemiddeling

Rentemiddeling is een alternatief voor oversluiten en boeterente ineens betalen. De berekening van de renteopslag moet na rentemiddeling op dezelfde wijze plaatsvinden als bij boeterente. Eén verschil: bij rentemiddeling hoeft geen rekening te worden gehouden met de boetevrije ruimte. De opslag na rentemiddeling mag niet hoger zijn dan het geleden financiële nadeel voor de geldverstrekker.

This article is from: