V OPDRACHT 2: Het ene gezinsbudget is het andere niet Inleiding Het ene persoonlijke budget is het andere niet, en dat geldt ook voor familiebudgetten. Elke familie heeft haar eigen inkomsten en uitgaven, afhankelijk van de gezinssituatie. 1
Analyseer de gezinsbudgetten. Ga naar en bestudeer het overzicht van de gezinsbudgetten van Lotte, Marieke, Mila en Adila. Je start met het gezinsbudget van Lotte. Daarna vergelijk je haar gezinsbudget met dat van de drie anderen. Markeer de inkomsten van het gezin. Maak een onderscheid tussen vaste inkomsten (elke maand hetzelfde bedrag) en variabele inkomsten (elke maand een verschillend bedrag). a b
Markeer alle vaste inkomsten met blauw. Markeer alle variabele inkomsten met rood.
Tussentijdse feedback door de leerkracht
Markeer de kosten of uitgaven van het gezin. Maak een onderscheid tussen vaste of terugkerende kosten/uitgaven (een kost die je elke maand hebt of regelmatig terugkeert) en eenmalige kosten/uitgaven (een specifieke kost of uitgave die niet vaak terugkomt). a b
VA
Stap 2:
N
IN
Stap 1:
Markeer alle vaste of terugkerende kosten met groen. Markeer alle eenmalige kosten met geel.
Tussentijdse feedback door de leerkracht
©
Stap 3:
Analyseer de gezinsbudgetten. Je leerkracht legt uit hoe deze opdracht gemaakt wordt.
Stap 4:
Noteer alle inkomsten en uitgaven. Bekijk vervolgens het overzicht. Komt het gezin van Lotte toe? Zijn de uitgaven groter dan de inkomsten of niet? Hoeveel bedraagt het tekort/overschot?
Totale inkomsten?
Totale uitgaven?
WERKWIJZER WAKOSTA?!
Tekort? Overschot?
+/–
Hoofdstuk 1 Koop ik wat ik (niet) wil?
13