8 minute read

C3 Landbouw en voedsel

Next Article
F2 De kruistochten

F2 De kruistochten

C3 In het Westen is een slanke lijn het schoonheidsideaal, maar het aantal zwaarlijvigen neemt enorm toe. Terwijl er in het Westen veel eten wordt weggegooid, is Landbouw en voedsel hongersnood nog steeds een van de grootste wereldproblemen. Ook in onze gewesten is voedselvoorziening eeuwenlang een dagelijkse zorg geweest voor het grootste deel van de bevolking. Tot in de vroegmoderne tijd produceert vrijwel iedereen zijn eigen voedsel.

Hoe evolueert de landbouw doorheen de tijd? Hoe evolueren de landbouwtechnieken? Hoe wordt de landbouwproductie verhoogd?

Kaartnr(s).

± 500 ± 1450 ± 1750 ± 1945

MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJD MODERNE TIJD HEDENDAAGSE TIJD

1

Een blik op lange termijn

Tot in de vroegmoderne tijd werkt 80 tot 90 % van de actieve bevolking in de landbouw. De

landbouwopbrengsten zijn laag. Met de te kleine opbrengsten, gemiddeld drie- tot viermaal meer dan wat men zaait, dreigt de hongerdood bij elke mislukte oogst. De meeste mensen wonen op

het platteland en verbouwen hun eigen voedsel. Dat heet een rurale en agrarische samenleving.

De eenzijdige voeding, die vooral uit granen bestaat, wordt aangevuld met groenten. Vandaag is de situatie helemaal anders. De meeste Europeanen leven in steden en nog maar weinig mensen

werken in de landbouw. Toch zijn de landbouwopbrengsten heel hoog. Wij leven in een stedelijke en industriële samenleving.

OPDRACHT 1 België

1980 1990 2000 2010 2013 2016 2017 2018 Aantal bedrijven 113 883 87 180 61 926 42 854 37 761 36 888 35 910 36 158 Oppervlakte cultuurgrond (in ha) 1 418 121 1 357 366 1 394 083 1 358 019 1 338 566 1 352 953 1 329 153 1 356 078 Arbeidskrachten 185 134 142 272 107 399 80 944 74 510 70 993 - -

Uit: Kerncijfers landbouw, statbel.fgov.be, 2019

Statbel is het statistiekbureau van de federale overheid.

- Hoe evolueert de tewerkstelling in de landbouw tussen 1980 en 2016?

- In 2016 zijn er 6 901 298 Belgen tussen 18 en 64 jaar. Hoeveel procent van de actieve bevolking werkt er in de landbouw?

OPDRACHT 2

Bron 1 De gemiddelde opbrengst van tarwe, rogge en gerst in de periode 1150-1800

GRAANOPBRENGSTEN IN EUROPA (IN KG PER KG ZAAD)

Zone 1 Zone 2

Engeland, Nederlanden Frankrijk, Spanje, Italië

- 3,2

4,1 3,7 3,8 4,8

5,1 4,6 5,1 7,4 7,3 6,7 9,3

10,1 4,9

6,7

6,2 6,3 7,0 Periode

1150-1199

1200-1249

1250-1299

1300-1349

1350-1399

1400-1449

1450-1499

1500-1549

1550-1599

1600-1649

1650-1699

1700-1749

1750-1799

Uit: Bernard Slicher van Bath, De agrarische geschiedenis van West-Europa (500-1850), 1987

- Als je tussen 1200 en 1249 in de Nederlanden, dus ook in onze streken, een zak graan van 100 kg uitzaait, hoeveel kun je dan gemiddeld oogsten?

- Welke algemene evolutie stel je vast bij de graanopbrengsten in die tabel?

- Vergelijk de opbrengst voor 1500 in Engeland en de Nederlanden met de opbrengst vandaag.

De opbrengst voor granen kan vandaag 40 tot 50 keer het uitgezaaide bedragen.

- Vanaf welke periode verandert de opbrengst?

2

OPDRACHT 3 - Leg met behulp van dit schema aan je buur uit waarom de landbouw zo lang zo weinig opbrengt.

- Is er dan sprake van continuïteit of verandering?

Vanaf de 8e eeuw verbetert de landbouwtechniek

Het gebrek aan mest zal de boer lang parten spelen. In de vroege middeleeuwen oogst men in onze streken slechts drie tot vier keer meer dan wat men gezaaid heeft. Als men op een stuk landbouwgrond een paar jaar na elkaar granen en groenten verbouwt zonder te mesten, daalt

de opbrengst; de grond geraakt uitgeput. Daarom verdelen de boeren hun percelen in twee.

Het eerste jaar zaait en oogst hij op de eerste helft. De tweede helft laat hij onbewerkt, dat is

braakland. In het tweede jaar blijft de eerste helft braak en wordt de tweede helft bebouwd. Door

dat ‘tweeslagstelsel’ gebruiken de boeren slechts de helft van de gronden.

De eerste grote landbouwvernieuwing is de invoering van het drieslagstelsel vanaf de 8e eeuw.

De boeren verdelen hun velden nu in drie delen. Op één deel verbouwt hij wintergraan (rogge of tarwe, die voor de winter worden ingezaaid), op een ander deel zomergraan (haver, gerst of spelt,

die na de winter worden gezaaid), het derde deel blijft braak. Het volgende jaar komt op het stuk waar wintergraan stond, zomergraan. Het perceel waar zomergraan stond, blijft braak liggen. En op het stuk dat braak lag, groeit nu wintergraan. Op die manier stijgt de productie gaandeweg.

De tweede vernieuwing is de verspreiding van een nieuw soort ploeg. Al duizenden jaren gebruikt men de ‘schuifploeg’ of ‘zoolploeg’. Die is enkel geschikt om lichtere zandgronden open te scheuren. Net als de schuifploegen zijn de eerste karploegen van hout. Wanneer er voldoende ijzer beschikbaar is, wordt de houten ploegschaar vervangen door een ijzeren. De ijzeren ploegschaar van de karploeg draait de aarde om in plaats van de aarde open te rijten. Op die manier kan men vanaf de 10e eeuw dieper ploegen en het onkruid onderwerken.

De derde grote vernieuwing is de uitvinding van het halster en het gareel en het gebruik van paarden in plaats van ossen. Het halster vervangt het touw dat de hals van het paard dichtknijpt. De druk komt op de borstkas en de schoft van het paard te liggen. Het paard kan nu zijn volle trekkracht gebruiken. De productie kan weer stijgen. Het hoefijzer, dat het houvast van het paard op de grond versterkt, maakt de vernieuwing compleet. Intussen hebben de boeren allerlei houten werktuigen ontwikkeld en verbeterd door ijzer te gebruiken.

Bron

Een plant neemt voedingsstoffen op uit de bodem en scheidt daarbij ook afvalstoffen (toxines) af. Elke plantensoort heeft haar eigen toxines. Wanneer je jarenlang dezelfde plantensoort op een stuk grond teelt, kan de plant niet voldoende voedingsstoffen meer

opnemen omdat de grond vol zit met de eigen afvalstoffen. De opbrengst daalt dan. Wanneer de boer de grond een jaar niet bezaait (‘braak’ laat liggen), worden door regen en wilde planten de toxines afgebroken of gefilterd.

Daarom wisselen boeren jaar na jaar de vruchten op hun veld af. Ze kiezen dan het volgende jaar een plant die de toxines van zijn voorganger kan ‘verdragen’. De boeren in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd leren dat principe door jarenlange ervaring of van vader op zoon.

Bewerking van ‘Vruchtwisseling’ op nl.wikipedia.org

Wikipedia geeft uitgebreid uitleg over dat onderwerp. We hebben de belangrijkste elementen voor je samengevat.

- Wat is braakland?

- Waarom kun je niet elk jaar dezelfde landbouwgewassen telen op een stuk grond?

- Hoe weten de boeren in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd dat ze gewassen het best afwisselen?

- Waarom stijgt de productie door het drieslagstelsel?

- Toon aan dat je het drieslagstelsel begrijpt door dit rooster juist aan te vullen.

- Zoek de juiste afbeeldingen op het stickervel.

OPDRACHT 4

OPDRACHT 5

Jaar 1 braak zomergraan

Jaar 2

Jaar 3

Schuifploeg of zoolploeg Karploeg

OPDRACHT 6

Bron De maand oktober

Uit: Het Breviarium Grimani, getijdenboek, begin 16e eeuw

Een getijdenboek is een

gebedenboek. De talrijke miniaturen

van bekende kunstenaars maken de getijdenboeken erg kostbaar. Dit is één van de twaalf kalenderminiaturen. Het Breviarium Grimani is in Vlaanderen gemaakt, voor een onbekende opdrachtgever.

- Waarom staat er een omheining rond het veld, denk je? Zijn velden nu nog omheind?

- Welke landbouwactiviteiten merk je op?

- Met welke trekkracht wordt de eg getrokken?

OPDRACHT 7

Bron

Uit: Het Luttrell Psalter, ca. 1325-1335, British Library, Londen Het psalmboek wordt gemaakt

voor Sir Geoffrey Luttrell, een ridder uit Lincolnshire (Engeland). Het is bijzonder omwille van de vele miniaturen van taferelen uit het dagelijkse leven, zoals allerlei landbouwactiviteiten.

- Waarom is het Luttrell Psalter een interessante bron voor de geschiedenis van de landbouw?

3

OPDRACHT 8

De productie stijgt

De landbouwvernieuwing zet in vanaf de 8e eeuw, maar pas vanaf de 10e-11e eeuw begint de trage verspreiding van de technieken.

De verspreiding van peulvruchten (bonen, erwten) en vooral het toenemend verbruik ervan in de 14e eeuw kunnen we de vierde grote vernieuwing in de landbouw noemen. Bonen en erwten zijn vleesvervangers en ook dé ideale groenbemester. Vlinderbloemigen zoals peulvruchten en klaver binden stikstof uit de lucht in de grond en bemesten zo de grond. Zo kunnen zij de oppervlakte braakliggend land verminderen en de productie verhogen. Ook andere vormen van bemesting

nemen toe: stadsbeer, mergel en turf worden net als dierlijke mest in de grond ondergewerkt.

Door de verspreiding en toepassing van al die technieken stijgt de productie vanaf de 15e eeuw langzaam maar zeker.

In de 17e en 18e eeuw komt de grote doorbraak, waardoor het braakland uit West-Europa verdwijnt. In de Nederlanden en Engeland gaat men op die stukken land rapen en klaver telen. Het vee wordt op stal gekweekt, waardoor er geen mest meer verloren gaat. De vicieuze cirkel is zo doorbroken.

De lestekst bespreekt de oorzaken van de productiestijging. Kun jij enkele gevolgen bedenken? Noteer er twee.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘landbouw’, ‘periode’,

‘continuïteit’, ‘verandering’,

‘ruraal’, ‘agrarische, stedelijke en industriële samenleving’ uitleggen 2 de begrippen ‘tweeslagstelsel’,

‘drieslagstelsel’, ‘vicieuze cirkel’ en

‘karploeg’ uitleggen 3 vier grote vernieuwingen in de landbouw opnoemen en uitleggen 4 uitleggen waarom de landbouwopbrengsten zo lang zo laag blijven 5 een voorbeeld van continuïteit en twee voorbeelden van verandering in de evolutie van de landbouw geven

KUNNEN

1 tabellen analyseren en uit de cijfers informatie afleiden 2 informatie afleiden uit bronnen en uit historische illustraties 3 een schema maken van het drieslagstelsel 4 bronnen vergelijken

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

LES C3 SCHEMA

Landbouw en voedsel

1 Een blik op lange termijn

Tot in de vroegmoderne tijd

• rurale en agrarische samenleving

• lage landbouwopbrengsten

• vicieuze cirkel

Vandaag

• stedelijke en industriële samenleving

• hoge landbouwopbrengsten

2 Vanaf de 8e eeuw verbeterde de landbouwtechniek

Drieslagstelsel

Karploeg

Halster, gareel, hoefijzer

3 De productie stijgt

10e-11e eeuw: verspreiding landbouwtechnieken

Betere bemesting: • groenbemesting: peulvruchten, vlinderbloemigen (stikstof) • stadsbeer: mergel, turf

Vanaf 15e eeuw: stijging productie

17e-18e eeuw grote doorbraak: teelt rapen en klaver dieren op stal vicieuze cirkel doorbroken

This article is from: