11 minute read

Ontdekplaat – Landschap C4 De standensamenleving

Next Article
F2 De kruistochten

F2 De kruistochten

C4 Alle Belgen moeten zich aan dezelfde wetten en regels houden. Iedereen die de wet overtreedt, wordt op dezelfde manier bestraft. In onze grondwet staat letterlijk: ‘Alle De standensamenleving Belgen zijn gelijk voor de wet. Er is in de Staat geen onderscheid van standen.’ Heel normaal, denk je waarschijnlijk … Toch was het vroeger anders! In de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd behoren de mensen tot een stand. Voor elke stand gelden andere wetten en regels.

Wat wordt er bedoeld met een ‘stand’? Hoe is de standensamenleving ontstaan? Hoe is ze doorheen de eeuwen geëvolueerd? Wanneer en waarom is er een einde gekomen aan dat systeem?

Kaartnr(s).

± 500

MIDDELEEUWEN

900

STANDENSAMENLEVING

± 1450

VROEGMODERNE TIJD

± 17501789

OPDRACHT 1 Omcirkel telkens het juiste antwoord. - Wanneer is in West-Europa de standensamenleving ontstaan?

Tussen de 6e en de 8e eeuw – tussen de 9e en 10e eeuw – tussen de 10e en 11e eeuw

- Hoelang blijft de standensamenleving in West-Europa ongeveer bestaan?

600 jaar – 900 jaar – 1 200 jaar

1

De standen hebben eigen rechten en plichten

Zoals je al weet, is iedereen in België gelijk voor de wet. Alle Belgen hebben dus dezelfde rechten en plichten (al is het in werkelijkheid wel iets ingewikkelder). Vanuit een geschiedkundig standpunt is dat echter nog niet zo heel lang het geval.

Tot aan het einde van de 18e eeuw is de West-Europese samenleving een standensamenleving

met drie standen (groepen): de clerus of geestelijkheid (geestelijken), de adel (edelen) en de derde stand (alle andere mensen). In zo’n samenleving zijn mensen juridisch (wettelijk) niet

gelijk. Met andere woorden, al naargelang de stand waartoe je behoort, heb je meer of minder rechten (en plichten). Meestal ben je lid van zo’n groep door geboorte.

OPDRACHT 2

OPDRACHT 3

Doordat er verschillende groepen zijn met verschillende rechten, is er ook een sociale hiërarchie

of maatschappelijke rangorde. In zo’n gelaagde samenleving staat de ene groep dus hoger en

heeft die meer aanzien dan een andere groep.

Wat is er van toepassing? Zet een kruisje in de tabel.

Standensamenleving Huidige Belgische samenleving Gelijke rechten Verschillende rechten Afkomst is bepalend Geen maatschappelijke rangorde

Bron

Ze was bijna twintig en werkte op een veld toen vier mannen uit een hogere kaste haar bij de sjaal grepen. Ze verkrachtten haar, braken haar rug en verminkten haar tong. Ze was een dalit, lid van de voormalige ‘onaanraakbaren’. (…) [In het voornamelijk hindoeïstische India] staan

zij onderaan de kastenpiramide. Artikels 14 tot 17 uit India’s seculiere grondwet verbieden

al sinds 1947 discriminatie tegen dalits. Daar hadden de vier, die vlak bij hun slachtoffer woonden, geen boodschap aan. (…) In landelijk India brokkelt het kastensysteem af. Er is een crisis in de landbouwsector. Traditioneel ‘belangrijke families’ zijn beroofd van hun machtsbasis. Onderwijs voor vrouwen zit in de lift. Mannen van lagere kasten verdienen geld in de stad, meer dan ze in hun dorp kunnen via pietluttige werkjes voor de elite. (…) ‘Politie en grondbezitters gebruiken seksueel geweld om dalits een “politieke” les te leren en de kasten- en klassenstructuur te versterken. Het is juist het verzet daartegen dat geweld uitlokt.’ Dalits willen in 2020 niet terug naar vroeger. Op hun smartphone zien ze een wereld die vooruitgaat. En artikels 14 tot 17 zijn misschien nog geen realiteit, maar wel springlevend.

Uit: Giselle Nath, Zelfs priester wakkert seksueel geweld tegen lagere kasten aan, in: De Standaard, 01 oktober 2020

Het kastensysteem in India is eeuwenoud en heeft zowel religieuze als sociaaleconomische wortels. De term komt van Portugese ontdekkingsreizigers uit de 16e eeuw. Die gebruikten het woord ‘casta’ (afkomst) om de vele sociale groepen in Indië te benoemen. Die sociale groepen leefden apart van elkaar – in die zin dat er niet onderling werd getrouwd –, hadden hun eigen specifieke beroepen, een bepaalde positie in de samenleving, eigen gebruiken …

- Over welke historische periode gaat de tekst?

- Met welk van de twee systemen vertoont het kastensysteem in India op het eerste zicht het meeste overeenkomst? Vink het juiste antwoord aan.

de standensamenleving de huidige Belgische samenleving

- Argument en bewijs zijn historische redeneerwijzen. Voeg die toe op het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.

- Toon aan de hand van twee zaken aan dat het systeem in India aan het afbrokkelen is.

OPDRACHT 4

HEDENDAAGSE VERTALING

Bron

(…) de gemeenschap van gelovigen vormt slechts één lichaam; maar (…) de staat omvat er drie, omdat de andere wet, de menselijke wet, twee andere groepen onderscheidt: edelen en onvrijen (…)

Zij [de edelen] vormen de orde [stand] van de krijgers en ze beschermen de Kerk: ze zijn de verdedigers van de massa van het volk, (…), en tegelijkertijd zorgen ze voor het heil van allen en van henzelf.

De andere groep is die van de onvrijen: dat is een ongelukkig mensenras, dat niets bezit en zich overal voor moet afbeulen. Rijkdom, kleding, voedsel, alles wordt verzorgd door de onvrijen, zodat geen enkele vrije man zonder hun hulp kan leven. (…)

Dus het huis van God, dat zichzelf presenteert als één lichaam, is in werkelijkheid verdeeld in drie orden [standen]: de ene bidt [de geestelijkheid], de andere strijdt, de laatste werkt. Die drie naast elkaar bestaande orden kunnen niet worden gescheiden; het is op de diensten verleend door de ene dat de effectiviteit van het werk van de andere twee is gebaseerd: (…)

Door die toestand konden de wetten zegevieren en kon de wereld van vrede genieten. Vandaag de dag worden de wetten afgebroken, de heerschappij van de vrede is voorbij; (…)

Uit: Adalbero Van Laon, Lied voor koning Robert de Vrome, ca. 1027

Adalbero van Laon (ca. 947-1030/31) is een edelman en bisschop. Hij formuleert zijn visie op de samenleving in een lofdicht voor de Franse koning Robert II (972-1031), wiens vader hij eind 10e eeuw mee op de troon heeft geholpen. Het (lange) gedicht, opgesteld in het Latijn, is ook een aanval op het feit dat ook mensen van eenvoudige komaf tot bisschop kunnen worden gewijd.

- Welke taakverdeling ziet Adalbero in de samenleving?

• Geestelijken: • Edelen (adel):

• Onvrijen (de derde stand):

- Het onderstreepte fragment in de bron toont aan dat de drie standen een onlosmakelijk geheel vormen. Herschrijf de onderstreepte zin zodat de betekenis duidelijk is.

- Adalbero laat zich pessimistisch uit aan het einde van het fragment. Waarom? Kruis aan.

OPDRACHT 5

OPDRACHT 6

OPDRACHT 7

2

De koning handelt tegen de wil van God. De edelen misdragen zich. Mensen van eenvoudige (onvrije) komaf kunnen bisschop worden.

De personages in deze bron symboliseren de drie standen. Hoe kun je elke stand herkennen?

Bron Franse miniatuur, eind 13e eeuw

De drie standen, ingewerkt in de letter C (van ‘Clergie’, clerus) door een anonieme miniaturist, in: Gautier de Metz, L’image du monde, 1265, manuscript op perkament, British Library, Londen

1

2 tonsuur (= kaalgeschoren bovenkant van het hoofd)

3

SPEL Standenbord

- Verdeel de klas in groepen van drie of vier leerlingen.

- Jullie krijgen een spelbord, spelkaarten en een dobbelsteen.

- Tijdens het spel kom je heel wat te weten over de standensamenleving.

Vul punt 1 van het schema op blz. 92 aan.

Het ontstaan van de standensamenleving

Over hoe die standensamenleving juist ontstaan is, bestaat nog heel wat discussie, maar rond het jaar 1000 is het systeem in grote delen van Europa ingeburgerd. Grondbezit (zeer belangrijk in een landbouwsamenleving) heeft zeker een rol gespeeld bij het ontstaan van het systeem. Geleidelijk wordt afkomst steeds belangrijker. Wie je ouders zijn, bepaalt (deels) tot welke groep je behoort.

- Wat heeft zeker een rol gespeeld bij het ontstaan van de standensamenleving?

- Wat wordt geleidelijk steeds meer bepalend voor het behoren bij een groep?

3

OPDRACHT 9

Maatschappelijke veranderingen zetten de standensamenleving onder druk

Tot en met de 11e eeuw is de Europese samenleving bijna uitsluitend een agrarische samenleving

of landbouwsamenleving (zie les C3). De meeste mensen zijn dus boeren en wonen op het

platteland. In de tweede helft van de middeleeuwen herleeft de handel en ontwikkelt zich een

agrarisch-stedelijke samenleving (zie les E2). Een deel van de vroegere boeren woont nu in

steden en leeft niet meer van landbouw, maar van handel en nijverheid. Een kleine groep burgers

verwerft daardoor steeds meer rijkdom en is alsmaar meer geschoold.

De oude krijgsadel ziet die burgers als een bedreiging en probeert zijn bevoorrechte positie veilig te stellen door het standenverschil meer te gaan beklemtonen. Adellijke voorrechten worden opgeschreven en uitgebreid. Een hele levensstijl wordt exclusief adellijk. Ook de geestelijke stand, die deels uit de adel komt, veroordeelt geregeld de burgers en hun rijkdom.

Bron

God heeft de geestelijken gemaakt, en de ridders en de boeren, maar het is de duivel die de burgers [rijke stedelingen] en de woekeraars heeft gemaakt.

Uit: Engelse preek, (vermoedelijk) 14e eeuw

Een preek is een toespraak van een geestelijke waarin een godsdienstige waarheid wordt verkondigd of toegelicht, vaak tijdens een misviering.

- Waaruit blijkt dat sommige geestelijken het moeilijk hebben met de maatschappelijke veranderingen die zich tijdens de tweede helft van de middeleeuwen voltrekken?

- In welke zin vormt die preek ook een bewijs voor die veranderingen?

De derde stand omvat de geletterden, die men de ambtsadel noemt, de kooplieden, de

ambachtslieden, het volk en de boeren. Zij die tot de ambtsadel behoren [en bepaalde

overheidsfuncties vervullen], worden daardoor geadeld, en men behandelt hen als edelen tijdens hun leven. De huidige kooplieden, die de meesters zijn van het zilver, worden in de watten gelegd en vertroeteld; maar ze hebben geen enkele voorrang noch waardigheid, omdat elke vorm van handeldrijven als minderwaardig voor de adel wordt beschouwd. Zodoende worden zij tot de derde stand gerekend; ze betalen belastingen als de niet-edelen en de boeren, de klasse die het slechtst behandeld wordt door zowel de koning als de bevoorrechte groepen. (…) [Omdat alle hoge functies aan] geletterde mensen en de ambtsadel worden gegeven, wil iedereen iemand uit zijn familie laten studeren (…)

Uit: Michele Suriano, Commentaren over het koninkrijk Frankrijk, 1561

Michele Suriano (1519-1574) is ambassadeur van de Venetiaanse Republiek aan het Franse hof. Hij observeert van nabij de toenmalige toestand in Frankrijk. De zogenaamde ambtsadel ontleent zijn naam aan het lange gewaad dat de mannen dragen als teken dat ze gestudeerd hebben. Tegenover die nieuwe ambtsadel staat de oude ‘zwaardadel’ die zijn adeldom ontleent aan de afstamming van de middeleeuwse krijgsstand. Heel wat leden van de ‘zwaardadel’ zijn tegen de vroegmoderne tijd aanzienlijk verarmd. Sommigen trouwen daarom met mensen uit de rijke klassen van de derde stand. Zo kunnen ze toch aan middelen geraken om hun adellijke levensstijl aan te houden en kunnen de rijke burgers opklimmen tot de adelstand.

- Waaruit blijkt dat de derde stand tegen de 16e eeuw veel diverser is dan rond de 11e eeuw?

- Wat bedoelt de auteur met de kooplieden als ‘meesters van het zilver’, denk je?

- Betekent dat dat de kooplieden daarmee automatisch aan de top van de samenleving staan?

Motiveer je antwoord.

- Hoe kunnen kooplieden toch opklimmen in de toenmalige samenleving?

- Wie wordt er bedoeld met de ‘ambtsadel’?

- Denk je dat de tekst je een betrouwbaar beeld van de situatie schetst? Argumenteer.

Beluister het verhaal ‘De lijkenrover’ van Dirck Bracke.

- Tegen wie vecht de stad Gent?

- Waarvoor wordt er gevochten?

- Wie heeft de standensamenleving gewild, volgens de vader van Johan?

OPDRACHT 11

VERHAAL

4

OPDRACHT 12

Het einde van de standensamenleving

Onder invloed van ideeën zoals die van John Locke, en door het toenemende economische belang van de rijke burgerij, neemt in de loop van de 18e eeuw de kritiek op het voortbestaan van de standensamenleving toe.

In 1789 breekt er in Frankrijk een opstand uit die zal leiden tot de afschaffing van de standensamenleving. Over die Franse Revolutie leer je volgend jaar meer.

Bron

Van nature zijn alle mensen volkomen vrij en onderling gelijk. Niemand kan uit die toestand van vrijheid, gelijkheid en onafhankelijkheid verwijderd worden zonder dat hij daarmee instemt.

Bewerking van John Locke, Second Essay Concerning Civil Government, 1689

John Locke (1632-1704), arts, politicus en filosoof, heeft met zijn geschriften het Europese vrijheidsdenken enorm beïnvloed.

- Uit welk jaar stamt de tekst? Welk tijdvak is dat?

- Op welke wijze botsen de ideeën van Locke met de standensamenleving?

KENNEN

1 de begrippen ‘grondwet’,

‘gelaagde samenleving’,

‘(on)gelijkheid’, ‘nijverheid’,

‘agrarische samenleving’ en

‘stedelijke samenleving’ uitleggen 2 de begrippen ‘standensamenleving’, ‘adel’, ‘geestelijken’ en ‘derde stand’ uitleggen 3 de drie standen opnoemen 4 een verschil tussen de standensamenleving en de hedendaagse samenleving geven 5 de taak van elke stand geven 6 een recht van de adel opnoemen 7 twee rechten van de geestelijken opnoemen 8 twee plichten van de derde stand opnoemen 9 uitleggen waarom de standensamenleving naar het einde van de middeleeuwen toe onder druk komt te staan 10 twee redenen geven waarom vanaf de 18e eeuw de kritiek op de standensamenleving toeneemt 11 de oorzaak geven van het officiële einde van de standensamenleving

KUNNEN

1 een standensamenleving herkennen 2 de standensamenleving in de tijd situeren 3 het heden en het verleden vergelijken 4 de betrouwbaarheid van een bron in functie van een historische vraag beoordelen 5 informatie uit historische bronnen afleiden 6 informatie uit een spel afleiden 7 informatie uit een historisch verhaal afleiden

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

LES C4 SCHEMA

De standensamenleving

1 De standen hebben eigen rechten en plichten

GEESTELIJKHEID

Plichten:

Rechten: ADEL

Plichten:

Rechten: DERDE STAND

Plichten:

2 Het ontstaan van de standensamenleving

Grondbezit heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Later is vooral de afkomst bepalend.

3 Maatschappelijke veranderingen zetten de standensamenleving onder druk

De steden worden rijk en machtig.

De stedelingen krijgen rechten: • zelfbestuur • eigen rechtspraak

De adel en de geestelijken verliezen vanaf de 15e-16e eeuw aan macht en aanzien.

4 Het einde van de standensamenleving

In de 18e eeuw vindt men meer en meer dat alle mensen van nature gelijk zijn.

Eind 18e eeuw komt er een einde aan de standensamenleving.

This article is from: