12 minute read

Les 22 De samengestelde zin

les les 22 De samengestelde zin

1

Je kent het verschil tussen een enkelvoudige en een samengestelde zin 4

Je kent de belangrijkste nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden en zinsverbanden

2 3

Je kent het verschil Je onderscheidt tussen nevenschikking hoofdzinnen van en onderschikking bijzinnen enKelvOudige en SamengeStelde zin 1 Lees onderstaande enkelvoudige zinnen uit de roman Marina van Carlos Ruiz Zafón. a Onderstreep telkens de woorden die je nodig hebt om de kern van de boodschap te begrijpen. b Om welke zinsdelen gaat het? • In mei 1980 verdween ik. • Een week later herkende een politieman in burger de wegloper. • De beschrijving klopte. • De jongen doolde in de buurt rond. • We rustten op een bankje op het perron. 2 Lees nu onderstaande samengestelde zinnen uit dezelfde roman. a Duid de onderwerpen en persoonsvormen aan. b Vergelijk de zinnen met de zinnen uit de vorige oefening. Wat is het verschil tussen een enkelvoudige en een samengestelde zin? c Hoe maak je een samengestelde zin? • Hij gaf me wat kleingeld en hij droeg me op mijn mentor op het internaat te bellen. • Hij wachtte tot ik het telefoontje had gepleegd. • Hij gaf me toen geld voor een taxi en wenste me veel geluk. • Ik vroeg of hij zeker wist dat ik niet opnieuw zou verdwijnen. • Hij vergezelde me naar de straat en nam afscheid, zonder me te vragen waar ik was geweest. • Ik nam een taxi naar het internaat, waar me vermoedelijk het executiepeloton opwachtte.

Je gebruikt je kennis van onderschikking, nevenschikking en voegwoorden om je teksten duidelijker, correcter en aantrekkelijker te maken 5 1 © VAN IN

3 Welke zinnen vind je beter klinken? Geef twee redenen.

4 Beschrijf in tien enkelvoudige zinnen een gebeurtenis uit je dagelijks leven.

5 Lees het verhaal voor aan je buur en beluister ook zijn/haar verhaal. a Wat vind je van teksten die alleen uit enkelvoudige zinnen bestaan? b Welke zinnen kun je samennemen? Bouw die zinnen om tot een samengestelde zin. c Welk advies kun je een schrijver dus meegeven?© VAN IN 214

6 Duid in het onderstaande tekstfragment alle onderwerpen en persoonsvormen aan. Schrijf tussen de haakjes achter elke zin of het om een enkelvoudige zin (EZ) of een samengestelde zin (SZ) gaat.

Mei 1980. Elke vierde zondag van de maand verschijnt in het kerkhof van Barcelona een koets die getrokken wordt door zwarte paarden. ( ) Een vrouw in een zwarte mantel stapt uit. ( ) Ze loopt naar een naamloze grafsteen waarop alleen een C arlos mysterieuze afbeelding van een zwarte vlinder te zien is. ( ) Als de 15-jarige Oscar en Marina besluiten haar te achtervolgen, begint r uiz een reis die hen naar een duister geheim leidt z in het raadselachtige labyrint onder de straten af van een vergeten, naoorlogs Barcelona. ( ) n ‘Marina verdient vijf sterren voor de schoonheid van de taal en de originele plot.’

Hebban.nl ( ) M ‘Marina is een gedenkwaardig sprookje voor jongvolwassene en oudere lezers met heimwee naar de tijd dat ieder verhaal nog arina op z’n pootjes terechtkwam.’ Sweekly ( ) 2 nevenScHiKKing en OnderScHiKKing 1 Lees de onderstaande zinnen uit Marina en duid de onderwerpen en pv’s aan. a Ik geloof dat ik in mijn hele leven nog nooit zo stipt was geweest. b De stad liep nog in pyjama rond toen ik de Plaza Sarría overstak. c Een zwerm duiven vloog op toen ik snel langsliep. d Een stelletje mussen zat knus op een hoge muur en een rosse kater bekeek hen. e Het dier liet een brommetje ontsnappen en volgde me. Signaalwoorden zijn kleine woorden die je gebruikt om zinnen samen te voegen. In dagelijkse communicatie gebruiken we heel vaak en, maar en dat.

ó onthouden© VAN IN

2 Hieronder staan de zinnen uit opdracht 1 zonder hun signaalwoorden. Er werd niets aan de woordvolgorde veranderd. Duid aan welke zinnen correct zijn en welke niet. a ¡ Ik geloof. ¡ Ik in mijn hele leven nog nooit zo stipt was geweest. b ¡ De stad liep nog in pyjama rond. ¡ Ik de Plaza Sarría overstak. c ¡ Een zwerm duiven vloog op. ¡ Ik snel langsliep. d ¡ Een stelletje mussen zat knus op een hoge muur. ¡ Een rosse kater bekeek hen. e ¡ Het dier liet een brommetje ontsnappen. ¡ (Het) volgde me. 3 Kijk naar de plaats van de onderwerpen en persoonsvormen in zinnen a, b en c. Vergelijk dit met de plaats in zinnen d en e. 4 Zinnen a, b en c noemen we ondergeschikte zinnen (onderschikking), zinnen d en e noemen we nevengeschikte zinnen (nevenschikking). a Overloop de kenmerken die je hieronder vindt. b Geef telkens aan of ze horen bij onderschikking of nevenschikking. samengestelde zin Het onderwerp en de persoonsvorm staan altijd naast elkaar. ¡ onderschikking ¡ nevenschikking Je kunt de zin splitsen in twee correcte enkelvoudige zinnen. ¡ onderschikking ¡ nevenschikking De woordvolgorde verandert als je een signaalwoord toevoegt. ¡ onderschikking ¡ nevenschikking Je kunt het signaalwoord vervangen door een leesteken en de zinnen blijven correct. ¡ onderschikking ¡ nevenschikking Als je de zin opsplitst in twee enkelvoudige zinnen, krijg je een ongrammaticale zin. ¡ onderschikking ¡ nevenschikking Het onderwerp en de persoonsvorm staan niet altijd naast elkaar. ¡ onderschikking ¡ nevenschikking Als je het signaalwoord vervangt door een leesteken, blijft er maar één zin correct. ¡ onderschikking ¡ nevenschikking De woordvolgorde blijft hetzelfde als je een signaalwoord toevoegt. ¡ onderschikking ¡ nevenschikking© VAN IN 216

3

HOOfdzinnen en bijzinnen

In het vorige deel zag je dat je niet zomaar een signaalwoord kunt schrappen. Soms moet je de woordvolgorde aanpassen om een samengestelde zin op te delen in enkelvoudige zinnen. 1 Herschrijf de volgende zinnen zonder signaalwoord. a Verander niets aan de woordvolgorde. b Schrijf een vinkje naast elke zin die nog correct is en een kruisje naast elke zin die niet correct is. c Schrijf naast de samengestelde zin of het een nevenschikking of een onderschikking is. • Ik durfde niet om te kijken want ik was te bang. • Ik durfde niet om te kijken omdat ik te bang was. 2 Vul nu de tekst in het kader aan op basis van wat je al geleerd hebt. Een zin bestaat uit twee of meer gelijkwaardige zinnen waarin het onderwerp en de persoonsvorm telkens naast elkaar staan. Dat noemen we hoofdzinnen of rompzinnen. De signaalwoorden in deze zinnen noemen we voegwoorden. Een zin bestaat uit één (waarbij het onderwerp en de persoonsvorm naast elkaar staan) en één bijzin (waarbij het onderwerp en de persoonsvorm niet naast elkaar staan). Een bijzin kan niet op zichzelf staan. De signaalwoorden in deze zinnen noemen we voegwoorden. onthouden © VAN IN

11.1.7

3 Zijn de onderstaande zinnen enkelvoudig (EZ) of samengesteld (SZ)? a Zet een kruisje in de juiste kolom. b Bij een samengestelde zin schrijf je in de laatste kolom of het om nevenschikking (N) of onderschikking (O) gaat. c Als je te maken hebt met onderschikking, dan onderstreep je de bijzin. EZ SZ N/O 1 Een leerstrategie is de manier waarop leerlingen het leren aanpakken zodat ze makkelijker hun leerdoel bereiken. 2 Er bestaan veel zo’n strategieën, maar welke leerstrategieën werken echt? 3 De leerstof verspreid oefenen en instuderen is een goede tactiek omdat het een beter effect heeft op je langetermijngeheugen dan één lange studeersessie. 4 Herhaal de leerstof liefst niet onmiddellijk na de les, want dan herken je nog te makkelijk de geziene leerstof. 5 Als je de leerstof herkent, moet je je minder inspannen om te leren. 6 Deze strategie werkt voor alle leeftijden en vakken. 7 Het is gemakkelijk te integreren, ook al bundelen handboeken oefeningen vaak per onderwerp. 8 Je leraar plant dan best al wat vooruit en voegt herhalingsoefeningen toe op gepaste tijdstippen. 9 Zo kan hij uitstelgedrag tegengaan. 10 Nog een goede strategie is het samenvatten van de leerstof in je eigen woorden waardoor je de leerstof actief instudeert. 11 Doordat je actief moet nadenken over een zo duidelijk mogelijke verwoording, blijft de leerstof beter hangen. 12 Je kunt ook verschillen en gelijkenissen proberen zoeken. 13 Deze aanpak werkt vooral bij onderwerpen die je al voldoende kent. Bron: www.klasse.be 4 Welke woorden verbinden de samengestelde zinnen in oefening 3? Schrijf die signaalwoorden in de juiste kolom. nevengeschikte voegwoorden ondergeschikte voegwoorden 11.1.8 © VAN IN 218

4.5.4 4

zinSverbanden

Zoals je hebt geleerd, kun je enkelvoudige zinnen samenvoegen met signaalwoorden of voegwoorden om een samengestelde zin te bekomen. Het signaalwoord dat je gebruikt, drukt telkens een verband tussen de enkelvoudige zinnen uit. In ‘Ik durfde niet om te kijken omdat ik te bang was’ geeft ‘omdat’ een reden aan. In de zin ‘Ik wou drinken, maar de melk was zuur’ duidt ‘maar’ op een tegenstelling. 1 Markeer het signaalwoord in onderstaande zinnen en benoem telkens het verband. a Ik moest het huis alleen schoonmaken, want niemand wilde me helpen. verband: b Wanneer hij eindelijk thuiskwam, keek iedereen op. verband: c Ze hield van hem, maar durfde het hem niet te vertellen. verband: d Als het morgen niet regent, gaan we buiten spelen. verband: e Hoewel hij slim was, behaalde hij het slechtste resultaat van de klas. verband: 2 Verbind de onderstaande signaalwoorden met het correcte zinsverband. Schrijf je antwoorden in het kader onder de oefening. signaalwoord 1 aangezien 2 waardoor 3 alsof 4 dat/die 5 en 6 maar 7 wanneer 8 indien 9 hoewel 10 doordat

zinsverband a opsomming/aaneenschakeling b tegenstelling c gevolg d oorzaak e vergelijking f tijd g voorwaarde© VAN IN h toegeving i reden j doel k enkel grammaticaal verband; geen echte betekenis

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

3 Hieronder vind je een aantal samengestelde zinnen. a Markeer alle signaalwoorden. b Benoem het verband dat uitgedrukt wordt.

1 Een leerstrategie is de manier waarop leerlingen het leren aanpakken zodat ze makkelijker hun leerdoel bereiken. 2 Er bestaan veel zo’n strategieën, maar welke leerstrategieën werken echt? 3 De leerstof verspreid oefenen en instuderen is een goede tactiek omdat het een beter effect heeft op je langetermijngeheugen dan één lange studeersessie. 4 Herhaal de leerstof liefst niet onmiddellijk na de les, want dan herken je nog te makkelijk de geziene leerstof. 5 Als je de leerstof herkent, moet je je minder inspannen om te leren. 6 Het is gemakkelijk te integreren, ook al bundelen handboeken oefeningen vaak per onderwerp. 7 Je leraar plant dan best al wat vooruit en voegt herhalingsoefeningen op gepaste tijdstippen toe. 8 Nog een goede strategie is het samenvatten van de leerstof in je eigen woorden waardoor je de leerstof actief instudeert. 9 Doordat je actief moet nadenken over een zo duidelijk mogelijke verwoording, blijft de leerstof beter hangen. 10 Deze aanpak werkt vooral bij onderwerpen die je al voldoende kent. Bron: www.klasse.be 4 Verbind nu zelf de onderstaande enkelvoudige zinnen door een signaalwoord toe te voegen. Gebruik in elke zin een ander signaalwoord. a Markeer het signaalwoord. b Noteer welk zinsverband je gebruikt hebt. c Omcirkel of je een nevengeschikte (N) of ondergeschikte (O) zin maakte. 1 Ik zette de televisie uit. Ik vond de film niet leuk. zin: verband: N / O 2 Het regent buiten. Ik kan niet buiten spelen. zin: © VAN IN verband: N / O

3 We waren te laat. Er lag een boom op de weg.

zin:

4 Ik vond hem knap. Zij vond hem lelijk.

zin:

verband:

N / O 5 Ze werkte hard. Ze behaalde slechte resultaten. zin: verband: N / O 6 Je moet goed je best doen. Je wilt slagen. zin: verband: N / O 5 Schrijf nu zelf een kort tekstje (ongeveer acht zinnen) over het vak Nederlands bij jou op school. a Wissel enkelvoudige zinnen af met samengestelde zinnen. Gebruik minimaal vier verschillende signaalwoorden. b Ruil je tekst met die van een medeleerling. • Duid in de tekst van je medeleerling alle onderwerpen en persoonsvormen aan. • Markeer de signaalwoorden. • Onderstreep de bijzinnen in ondergeschikte zinnen. • Bespreek mondeling welke zinsverbanden jullie gebruikt hebben. © VAN IN

5

zelftOetS

Lees het onderstaande artikel over taalonderwijs uit De Morgen. a Duid in elke zin het onderwerp en de persoonsvorm aan. b Schrijf bij de zinnen waar (haakjes) naast staan of het gaat om een enkelvoudige zin (EZ) of een samengestelde zin (SZ). c Bij een samengestelde zin, geef je ook aan of het een nevenschikking (N) of onderschikking (O) is.

TAAL, TAAL EN NOG EENS TAAL

Kris Van den Branden zet enkele principes op een rij voor het taalonderwijs in Vlaanderen. ( )

Hij is als hoofddocent taalkunde verbonden aan de

KU Leuven en is directielid van het Centrum voor

Taal en Onderwijs. ( ) Bij de start van het nieuwe schooljaar verklaart én nuanceert Kris Van den Branden de invloed van taal op onderwijssucces.

‘Als alle anderstalige ouders thuis Nederlands zouden spreken met hun kinderen, zou het schooltaalprobleem níét opgelost zijn.’ ( )

Het is spijtig maar waar: voor veel leerlingen wordt het nieuwe schooljaar geen succes. Velen hebben erop gewezen dat taal daarin een sleutelrol speelt. ( ) Vlaanderen is niet de enige regio ter wereld die met dat probleem kampt. ( )

Vanuit internationaal onderzoek naar de impact van taal op onderwijssucces, schuiven we de volgende sleutelprincipes naar voren. ( )

Werk aan taalontwikkeling op alle onderwijsniveaus.

Een doorgedreven investering in taalontwikkeling vanaf het eerste kleuterklasje is sterk gewenst, maar ook in het basisonderwijs, het secundair onderwijs én het hoger onderwijs moeten onderwijsinstellingen blijven timmeren aan de taalontwikkeling van leerlingen. ( )

Werk aan taalontwikkeling in alle vakken.

Taal is hét werkinstrument van alle leerkrachten. ( ) In alle vakken gebruiken leerkrachten taal om leerlingen te onderwijzen en te evalueren.

Als alle anderstalige ouders thuis Nederlands zouden spreken met hun kinderen, zou het schooltaalprobleem niet opgelost zijn. Schooltaal is immers iets anders dan dagelijkse spreektaal. ( ) Het is ook niet zo dat het niveau automatisch daalt bij aandacht voor sociaal kwetsbare leerlingen. ( )

Benut de taaltalenten van leerlingen. Doordat een taal makkelijker aan te leren is op jongere leeftijd, zijn jonge mensen fantastische taalverwervers. Jonge mensen kunnen het aan om meerdere talen te verwerven, dus kunnen ze ook heel wat inzichten en vaardigheden die ze in hun moedertaal hebben verworven, overdragen naar een volgende taal. De tijd is rijp om in Vlaanderen de meertaligheid van leerlingen sterker aan te boren en positief in te schakelen in de verwerving van het Nederlands. ( ) Het gaat niet alleen om taal. Hoewel taal een cruciale factor in onderwijssucces is, kan niet alles door taal verklaard en verholpen worden. ( ) We moeten allen zorg dragen voor het welbevinden, de betrokkenheid en het zelfvertrouwen van de leerlingen en we moeten investeren in hun leerpotentieel. ( ) Bron: www.demorgen.be het principe: uitgangspunt, beginsel woord© VAN IN nuanceren: minder zwart-wit bekijken, met meer detail bespreken kampen met: te maken hebben met de impact: effect, invloed verwerven: verkregen (na inspanning) aanboren: beginnen gebruiken, starten met cruciaal: beslissend, bepalend

This article is from: