22
De samengestelde zin 1
Je kent het verschil tussen een enkelvoudige en een samengestelde zin
2 Je kent het verschil tussen nevenschikking en onderschikking
1
4 Je kent de belangrijkste
nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden en zinsverbanden
3 Je onderscheidt hoofdzinnen van bijzinnen
Enkelvoudige en samengestelde zin
5 Je gebruikt je kennis van onderschikking,
nevenschikking en voegwoorden om je teksten duidelijker, correcter en aantrekkelijker te maken
IN
les
1 Lees onderstaande enkelvoudige zinnen uit de roman Marina van Carlos Ruiz Zafón.
a Onderstreep telkens de woorden die je nodig hebt om de kern van de boodschap te begrijpen. b Om welke zinsdelen gaat het?
VA N
•
In mei 1980 verdween ik.
•
Een week later herkende een politieman in burger de wegloper.
•
De beschrijving klopte.
•
De jongen doolde in de buurt rond.
•
We rustten op een bankje op het perron.
2 Lees nu onderstaande samengestelde zinnen uit dezelfde roman. a Duid de onderwerpen en persoonsvormen aan.
b Vergelijk de zinnen met de zinnen uit de vorige oefening. Wat is het verschil tussen een enkelvoudige en een samengestelde zin?
c Hoe maak je een samengestelde zin?
©
•
Hij gaf me wat kleingeld en hij droeg me op mijn mentor op het internaat te bellen.
•
Hij wachtte tot ik het telefoontje had gepleegd.
•
Hij gaf me toen geld voor een taxi en wenste me veel geluk.
•
Ik vroeg of hij zeker wist dat ik niet opnieuw zou verdwijnen.
•
Hij vergezelde me naar de straat en nam afscheid, zonder me te vragen waar ik was geweest.
•
Ik nam een taxi naar het internaat, waar me vermoedelijk het executiepeloton opwachtte.
LES 22 De samengestelde zin
213