14 minute read
Mike van der Geld: ‘Het pleidooi voor een nieuwe brug heeft
De Bossche wethouder Mike van der Geld riep de hulp van het O-team in
We hebben het O-team erbij gehaald vanwege hun frisse en brede blik. De gebiedsontwikkeling rond de Tramkade verdient een weloverwogen aanpak. Het is niet alleen de enige plek aan de binnenstadzijde van het spoor waar nog woningbouw mogelijk is, maar ook een gebied met gekende kwaliteiten, zoals het industriele erfgoed, de creatieve broedplaatsen, de prachtige Dieze. Voor we onomkeerbare besluiten zouden nemen, wilde ik eerst te rade gaan bij experts van buiten. Ik vroeg hen: inspireer ons, ben kritisch, wat zijn opgaven, wat zijn kansen? ‘Ik heb begrepen dat het O-team bezorgd was over het risico op een traditionele aanpak. Dat begrijp ik wel, want voor je het weet volg je als stadsbestuur de “makkelijke” weg van sloop en nieuwbouw. Maar dit college heeft nooit op dat spoor gezeten, we hebben altijd oog gehad voor duurzaamheid, voor cultuur, voor ecologie. Wat dat betreft heeft de houding van het O-team ons gesterkt in onze opvattingen over stedelijke ontwikkeling. ‘Ik ben tevreden met de resultaten die de bemoeienis van het O-team heeft opgeleverd. Het is knap hoe de ingehuurde ontwerpers in korte tijd tot inspirerende ontwerpstudies hebben kunnen komen. De wateropgave is nu nog meer een leidend principe voor de gebiedsontwikkeling. Het pleidooi voor een nieuwe Diezebrug is van invloed geweest op het politieke besluitvormingsproces. Eind 2020 zie de gemeenteraad ja tegen het voornemen tot de bouw van een nieuwe brug. Ik vond het niet eng om onafhankelijke deskundigen toe laten in de discussie over de toekomst van een belangrijk stadsdeel. We waren er vroeg bij en ik was zoals gezegd nieuwsgierig naar de mening van anderen. ‘Wat mij betreft blijft zoiets als het O-team bestaan. Misschien is het een idee om ze te koppelen aan de woondeals die het Rijk met gemeenten sluit. Laat het O-team ervoor zorgen dat in die overeenkomsten – die toch vooral over woningaantallen gaan – ook aandacht is voor inhoudelijke vragen: wat voor woningen zijn nodig en voor wie? Hoe maak je levendige en gemengde wijken, hoe borg je stedelijke kwaliteit?’
Advertisement
de oogst van vier jaar o-team
Eerste hulp bij gebiedsontwikkeling
De anekdote die rondgaat over de oorsprong van het O-team is bijna te mooi om waar te zijn. Het verhaal wil dat toenmalig minister van Infrastructuur en Milieu Melanie Schultz tijdens de ritten in haar dienstauto nogal eens schrok van wat ze door het raam voorbij zag komen. De beelden die de minister gezien moet hebben kennen we allemaal: anonieme bedrijventerreinen, eenzijdige woonwijken, lukraak geplaatste windturbines, rommelige landschappen. Het riep bij de minister de vraag op of het rijk zich niet wat meer zou moeten bemoeien met wat er buiten in de steden en landschappen plaatsvindt – een opmerkelijke constatering in een periode (we schrijven 2014) waarin het rijk zich terugtrekt uit het ruimtelijk domein en taken doorschuift naar lagere overheden. Hoe dan ook, Schultz voegde de daad bij het woord en richtte begin 2015 het O-team op, vier vakkundige experts met ruime ervaring in de stads- en landschapsontwikkeling, die op afroep overal in het land te hulp schieten bij ingewikkelde gebiedsontwikkelingen. Het is een omschrijving waar Klaas de Boer, voorzitter van
het tweede O-team dat met deze publicatie afscheid neemt, zich senang bij voelt. ‘Behulpzaamheid is het kernwoord, in tal van opzichten. Wij zijn er om hulp te bieden bij de uiteenlopende vragen waarmee in uiterst complexe projecten geworsteld wordt.’
In dit essay blikken De Boer en zijn teamleden Ingeborg Thoral, Marcus Fernhout en Lex de Jong terug op de vier jaar waarin zij kriskras door het land gingen. Hoe zijn ze te werk gegaan? Wat hebben hun aanbevelingen opgeleverd? En welke lessen zijn te trekken?
Positie en mandaat
Het O-team komt namens het Rijk, maar ís niet het Rijk. Het team bestaat uit ongebonden deskundigen zonder agenda, die in de projecten die zij bezoeken dus niet de rijksbelangen vertegenwoordigen. Door dit profiel kunnen ze frank en vrij adviseren, en durven gemeenten en andere opdrachtgevers hen gemakkelijker tot planprocessen toe te laten. In de woorden van de leden hebben ze maar één belang en dat is het project zelf – een vastgelopen ontwikkeling weer op gang helpen, een plan op een dood spoor van een koers voorzien, gemeenten en andere betrokkenen ongekende alternatieven voorschotelen. In grotere gemeenten, waar vastgoedpartijen grondposities willen verzilveren en uiteenlopende gebiedspartijen eisen stellen en wensen hebben, is het O-team vaak de enige neutrale partij. Daardoor worden de adviezen die de denktank geeft eerder geaccepteerd en breder gedragen.
De associatie met het Rijk moet overigens niet gebagatelliseerd worden. Uiteindelijk is het O-team een vorm van rijkshulp en juist dat label geeft het team autoriteit en zeggenschap. Daardoor winnen ook aanbevelingen die open deuren lijken aan kracht – zoals de suggestie om een projectplan of businesscase te maken, of het advies om met zoveel mogelijk stakeholders in gesprek te gaan.
Het O-team trekt er op uit als de leden denken dat ze het verschil kunnen maken. Dan gaat het om plekken waar behoefte is aan nieuwe inzichten, planprocessen waar gesprekken vastlopen of conflicten sluimeren, gebiedsontwikkelingen waar onconventionele vraagstukken op tafel liggen of gebieden waar partijen worstelen om een complex probleem te ontrafelen. Soms moet het team na een of twee gesprekken concluderen dat verdere bemoeienis niet nodig is. Zoals in het Zuid-Hollandse Klaaswaal of
bij het Kadaster, waar of de inbreng van het O-team niet nodig bleek of een paar gesprekken voldoende bleek te zijn.
Het expertteam reisde in ieder geval af naar Den Bosch om te helpen bij de transformatie van een karaktervol gebied aan de rand van de binnenstad. Naar Amsterdam-Zuidoost om te voorkomen dat twee stadsdelen aan beide zijden van het spoor nog meer van elkaar vervreemd zouden raken. Naar Zeeuws-Vlaanderen voor de aanpak van de prangende krimpproblematiek. Naar de Bredase wijk Haagse Beemden voor een andere blik op de mogelijkheden die in de openbare ruimte en groenstructuren besloten liggen. En naar de Oude IJsselzone om de samenwerking tussen gemeenten te stroomlijnen.
Methodiek en werkwijze
De werkwijze van het O-team laat zich omschrijven als een hit-and-runtactiek. Of zoals een van de opdrachtgevers het formuleerde: ‘Ze komen langs, delen enkele krachtige speldenprikken uit en vertrekken weer.’ De wijze waarop die speldenprikken worden uitgedeeld, manifesteert zich overal anders. Niet dat het O-team zich daar op het moment zelf van bewust is, laat staan dat ze met een bepaalde houding of benadering naar een gebied afreizen. Het is een fluïde proces waarin de teamleden gaandeweg ontdekken op welke manier ze de meeste impact hebben en op welke wijze ze hun bevindingen en standpunten het beste kunnen overbrengen.
Achteraf zijn wel woorden te geven aan de wijze hoe het O-team in een project geacteerd heeft – variërend van ‘steun in de rug’ tot ‘inspirator’, van ‘doorbraak forceren’ tot ‘alwetende deskundige’, van ‘innovator’ tot ‘procesregisseur’. In Hoorn wordt het advies van het O-team gezien als een aanmoediging om de herontwikkeling van het stationsgebied ambitieuzer in te steken. In Zeeuws-Vlaanderen zorgde het O-team voor de noodzakelijke deskundigheid in een regio met een gebrek aan expertise en budget. In Den Bosch speelde het O-team de rol van inspirator om alternatieve ontwikkelrichtingen onder de aandacht te brengen. In het Bredase stadsdeel Haagse Beemden zijn onder invloed van het O-team taboes doorbroken, zoals de betekenis die het landgoed in het hart van de wijk heeft voor de leefkwaliteit.
Een omschrijving die vaak voorbijkomt is die van ‘katalysator’, of ‘aanjager’. Zoals in het Rotterdam Central District waar het O-team ideeën die al leefden in een stroomversnelling wist te brengen. Of in de Oude IJsselzone waar na inmenging van het O-team de samenwerking tussen zes gemeenten en het waterschap weer op gang kwam.
In de wijze waarop het O-team tot adviezen en aanbevelingen komt, zijn enkele vaste onderdelen te onderscheiden. Om te beginnen het kritisch analyseren van de opgaven die in een gebied spelen en de wijze waarop die worden aangepakt. Het O-team noemt dit ‘het achterhalen van de vraag achter de vraag’. Ofwel: om in het samenspel van problemen en opgaven tot de kern te komen, om uit te zoeken wat ‘werkelijke’ vragen zijn en hoe die van antwoorden moeten worden voorzien.
Dat achterhalen van ‘de vraag achter de vraag’ vergt klassiek handwerk. Veel lezen, kaarten bestuderen en plannen bekijken. En daarbij: veel en vaak praten, met niet alleen de gemeente, maar met een breed palet aan ‘stakeholders’, zoals bewoners, ondernemers, projectpartners, provincies, waterschappen en ontwikkelaars. Alleen zo krijg je, aldus het O-team echt grip op de thematiek, ontdek je welke opgaven cruciaal zijn, welke thema’s aandacht vragen en welke problemen prioriteit hebben. Daarom ook plant het O-team altijd twee plenaire sessies in: een ‘kick-off-bijeenkomst’ om met zoveel mogelijk betrokkenen de gestelde opgaven aan te scherpen, en een ‘spiegeldag’ waarop met een grote groep stakeholders de bevindingen van de ontwerpbureaus (hierover zometeen meer) besproken worden.
Soms moest een gemeente wennen aan de hernieuwde vragen die het O-team op tafel legde. Zoals in Breda waar de sleutelrol die het O-team toedichtte aan het landgoed in het hart van de wijk door de gemeente het liefst buiten de opgave werd gehouden. De gemeente Hoorn heeft de constatering van het O-team om een geplande parkeergarage niet langer als heilige graal te zien, naast zich neergelegd.
Ontwerpend onderzoek
Een belangrijk onderdeel is de inzet van ontwerpend onderzoek. Daarvoor schakelt het O-team per gebied en per opgave of thema zorgvuldig gekozen bureaus in die in korte tijd een plek binnenste buiten keren. Overigens beziet dit O-team ontwerp breder dan ruimtelijk ontwerp alleen. Hoewel de nadruk in veel projecten lag op landschapsarchitectonisch, stedenbouwkundig en architectonisch onderzoek, zijn bijvoorbeeld voor de Rotterdamse Alexanderknoop de merkontwikkelaars van het Amsterdamse bureau …,staat ingeschakeld.
Het vertrouwen om door ontwerp projecten verder te brengen zit diep in het O-team verankerd. Volgens de leden maakt
ontwerp complexe materie inzichtelijk, brengt ontwerp opgaven en ideeën samen, werkt ontwerp kruisbestuiving tussen disciplines in de hand, maakt ontwerp onvoorziene toekomsten door verbeelding voorstelbaar. Vooral dit laatste is belangrijk: een sterk beeld staat voor een krachtig narratief. Dat zorgt voor enthousiasme, wekt emoties op, maakt dat mensen zich eraan willen verbinden.
Het O-team zag het voor haar ogen gebeuren. Op het oog simpele inrichtingsvoorstellen die in de Amsterdamse Bijlmer als ‘schoten in de roos’ werden gezien. De verbeelding van Nunspeet als een Veluws dorp dat de basis heeft gevormd voor de uiteindelijke herontwikkeling van de stationsomgeving. Scherpe ontwerpstudies die aantonen dat het Hoornse stationsgebied meer in zijn mars heeft. Het radicale concept van een ‘gezondheidsdorp’ dat het Zeeuws-Vlaamse krimpdorp Oostburg perspectief biedt. Het inspiratiedocument dat in de Oude IJsselzone de kracht van de rivier centraal stelt.
Om te voorkomen dat de producten van het ontwerpend onderzoek als ‘blauwdrukken’ worden gezien, moet niet alleen het doel van ontwerpend onderzoek zo goed mogelijk over het voetlicht worden gebracht (namelijk het in beeld brengen van denkbare oplossingen en inrichtingen), maar ook de verbeelding een bepaald abstractieniveau hebben. Tekeningen moeten een gevoel oproepen, een idee van een mogelijk perspectief. Alleen dan zullen mensen er achter gaan staan, wat bij een gedetailleerde plaat die echte veranderingen in de gebouwde omgeving suggereert een stuk lastiger is.
In het ideale geval kent het ontwerpend onderzoek geen beperkingen. Er moet ruimte zijn om alle denkbare oplossingsrichtingen, zelfs de meest radicale, bespreekbaar te maken. Politieke gevoeligheden, financiële beperkingen en de waan van de dag worden voor even buiten beschouwing gelaten. Dit betekent niet dat de O-teamleden geen aandacht hebben voor hoe voorstellen zullen landen. Vanwege hun verschillende achtergronden – ontwerp, bestuur, markt – proberen zij elke keer in te schatten hoe ontwerpvondsten zich verhouden tot politieke processen, businesscases en participatietrajecten.
De ingehuurde ontwerpers worden soms gekoppeld aan professionals uit andere disciplines. Zoals een socioloog in Breda, vastgoedexperts in Oostburg, consultancy- en ingenieursbureaus in duurzame energie in het Haagse Beatrixkwartier en stedelijke vernieuwers met verstand van placemaking in het Rotterdam Central District.
Geleerde lessen
Zeven van de tien gebieden die het O-team bezocht hebben een relatie met het spoor of het station. Stationsomgevingen zijn immers aantrekkelijke ontwikkellocaties voor woning- en kantorenbouw, vanwege de goede bereikbaarheid en de aanwezige verbindingen met de rest van de stad. Het O-team stelt vast dat in stationsgebieden vaak dezelfde kwesties spelen. Zoals: de nadruk op doorstroming doorbreken om stationsgebieden onderdeel van de stad of het dorp te maken, als een plek die verblijfskwaliteit verdient.
Daartegenover staat het advieswerk in Zeeuws-Vlaanderen, een regio die net als andere perifere delen kampt met de extreme gevolgen van bevolkingskrimp, leegstand en vergrijzing. Het O-team benadrukt nog maar eens dat in dit soort gebieden werk aan de winkel is. Anders gezegd: in krimpregio’s is de nood hoog – daar staat het voortbestaan van dorpen en gemeenschappen echt onder druk. De hamvraag lijkt hoe op basis van een nieuwe identiteit en programmatische kansen (door bijvoorbeeld zorgfuncties te betrekken bij centrumvernieuwing) die leegloop gekeerd worden?
Het O-team concludeert dat het ontwerp van een gebiedsidentiteit, de formulering van een sterk narratief, ook in stedelijke gebieden van pas komt, bijvoorbeeld om de ontwikkeling van innovatieclusters als het CID in Den Haag en Rotterdam Central District in goede banen te leiden. Voor de Rotterdamse Alexanderknoop werd een krachtig merk zelfs belangrijker geacht dan weer een stedenbouwkundig onderzoek.
Het O-team stelt voorzichtig vast dat de behoefte aan hulp in kleinere gemeenten groter is. De capaciteit, budgetten en de deskundigheid blijken daar vaak onvoldoende om complexe vraagstukken tot een goed einde te brengen. Niet toevallig waren het vooral de kleinere gemeenten die ook na afloop nog een beroep deden op het O-team. In Zeeuws-Vlaanderen hielp het team om bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties budget en expertise vrij te maken voor de productie van een plan van aanpak. In Nunspeet hielp het O-team bij de uitwerking en financiering van de twee geplande spoortunnels. Langs de Oude IJssel was eigenlijk geen sprake van nazorg, maar is het O-team meerdere jaren betrokken geweest – een stuk langer dan de gemiddelde periode van twee tot drie maanden. Hoe waardevol ook,
helemaal de bedoeling is dat niet. Het O-team benadrukt – in de geest van de hit-and-runtactiek – dat gemeenten op gang moeten worden geholpen om het daarna vooral zelf te doen.
Hiermee is niet gezegd dat grote steden buiten beschouwing moeten worden gelaten. De stedelijke projecten van de afgelopen vier jaar laten zien dat een O-team wel degelijk een rol van betekenis kan spelen. Bovendien, lessen die in de stad geleerd worden kunnen van pas komen bij de hulp aan kleine gemeenten. Zo hebben in Amsterdam-Zuidoost de vanzelfsprekende inrichtingsvoorstellen tot een nieuwe koers geleid en bevat het eind 2020 vastgestelde gebiedsperspectief voor de Bossche Stadsdelta ingrediënten die door het O-team naar voren zijn gebracht. Het narratief voor de Alexanderknoop als ‘waterstad van morgen’ is binnen de gemeente Rotterdam nog niet verankerd, maar het verhaal heeft wel de harten veroverd van bewoners, bedrijven en culturele instellingen. Zelfs in het complexe krachtenveld van het Rotterdam Central District is de vereniging die het expertteam om hulp had gevraagd met de adviezen aan de slag gegaan – vooral met de aanbeveling om de slagkracht van het verenigingsnetwerk te vergroten.
Tot slot een kleine les van een andere orde. Het O-team meent dat het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (waaronder het team sinds 2018 ressorteert) sterker mag uitdragen dat gemeenten en regio’s met hulpvragen bij het O-team terecht kunnen.
Slotoverweging
Het O-team was onderdeel van een maatregelenpakket om vanuit Den Haag de regionale en stedelijke planvorming een handje te helpen. In het Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp uit 2016, bedoeld om de inzet van ontwerpkracht bij ruimtelijke vraagstukken te bevorderen, was een uitvoerige set aan ‘hulpmiddelen’ gedefinieerd om de ruimtelijke kwaliteit in positieve zin te beïnvloeden. Het O-team was er daar een van.
In de actualisatie van de ARO die eind 2020 verscheen is het O-team vooralsnog niet opgenomen. Tegelijkertijd klinkt de roep om meer rijksregie, om een ministerie van ruimte of een minister voor de leefomgeving steeds luider. Zal het Rijk inderdaad taken naar zich toe trekken en weer zelf voorschrijven welke kant het met de ruimte op moet? En heeft dit dan gevolgen voor de noodzaak van een O-team?
Wat betreft het scheidende O-team niet. Ook in een situatie waarin weer sprake is van rijksregie, zal een O-team nodig blijven. De combinatie van een rijksoverheid die voor de grote opgaven de lijnen uitzet, en een O-team dat in concrete projecten te hulp schiet om vastgelopen gebiedsontwikkelingen op de rit te krijgen, zal alleen maar effectiever blijken, met mooie, duurzame en leefbare steden en landschappen tot gevolg. En dat is waar het allemaal om begon, met de zorgen die minister Melanie Schulz had toen zij door het raam van haar dienstauto naar buiten keek.
Het O-team stelt vast dat – met of zonder sturende rijksoverheid – veel maatschappelijke vraagstukken in de schaarse ruimte moeten worden opgelost. Of het nu om de hervorming van de landbouw gaat, de zorg voor voldoende woningen voor iedereen, de transitie naar een duurzame energiewinning – in de ruimte, in het landschap, op de vele stedelijke ontwikkellocaties liggen de oplossingen besloten. Het landschap en de stad zijn een letterlijke onderhandelingsruimte waarin als we niet uitkijken alleen de sterksten zullen winnen, waardoor publieke belangen – een betaalbare woning, toegang tot voorzieningen, het recht op landschap – zomaar het onderspit kunnen delven. Als een nieuw O-team die onderhandeling ook maar iets in de juiste richting kan sturen, is dat voldoende reden om ermee door te gaan.