12 VOETSPOREN
SPUI 49 02 | 2018 alumni.uva.nl
tekst • Albert Goutbeek
‘VAN MIJN VADER KREEG IK EEN MICROSCOOP, DAT GAF HET BESLISSENDE ZETJE’
1906-2001
Grietje Burgy
1908-1970
Calmer Julius Roos GENEESKUNDE EN SCHEIKUNDE 1938
PROMOTIE
DR IE GENER ATIES VA N DE FA MILIE ROOS STUDEER DEN A A N DE U VA. C ALMER ROOS SENIOR HAD ALS INTER NIST PR AK TIJK A A N HUIS, ZIJN T WEE JONGSTE ZOONS, JULIUS EN
1940
Boris Roos
C AR EL , VOLGDEN HEM OP ALS ARTS. K LEINDOCHTER A NNE KOOS VOOR GESCHIEDENIS EN NA M HA AR MOEDERS R ESTAUR ATIE ATELIER OVER. C AR EL: ‘WAT A MSTER DA M EN DE U VA BETR EFT ZIJN WE HEEL EENK ENNIG. DA AR HEB IK OVER IGENS NOOIT SPIJT VA N GEHAD.’ Calmer Roos senior was de eerste uit zijn familie die naar de universiteit ging. Hij studeerde Geneeskunde en Scheikunde in Amsterdam, volgde de opleiding tot internist in Rotterdam en promoveerde aan de UvA in 1938. Daarna begon Calmer (wiens roepnaam overigens Carel was) zijn praktijk als internist aan de Weteringschans, maar moest die – en zijn vrouw – al gauw tijdelijk in de steek laten. In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog werd hij opgeroepen om in De Peel als officier van gezondheid zijn dienstplicht te vervullen. Toen de oorlog in Nederland in mei 1940 daadwerkelijk uitbrak, werd hij opnieuw opgeroepen. Hij maakte de terugtocht van troepen naar Zeeland mee, waar na de Nederlandse capitulatie nog enige tijd verder werd gevochten. Toen Calmer na de demobilisatie naar huis terugkeerde, kon hij zich eindelijk op zijn praktijk richten, al maakte de oorlog dat niet gemakkelijk. ‘Zijn aanstelling aan de universiteit, bij de scheikundige professor Jansen, raakte hij kwijt, vanwege zijn Joodse achtergrond’, vertelt Calmers tweede zoon, Julius. ‘De Duitse maatregelen werden steeds benauwender, maar door zijn gemengde huwelijk heeft mijn vader niet hoeven onderduiken. Mijn moeder was niet Joods, mijn broers en ik waren Mischlinge, wij werden niet direct vervolgd.’ Na afloop van de oorlog werd Calmer opnieuw opgeroepen voor de militaire dienst. Ditmaal wist hij zich daaraan te onttrekken. ‘Met dank aan mijn moeder, die naar Den Haag afreisde en daar een flinke scène schopte. Daarna kon mijn vader zich eindelijk echt concentreren op de praktijk.’ Calmer senior en zijn vrouw kregen drie zonen. Boris, de oudste, werd architect. Julius en Carel traden in de voetsporen van hun vader en werden arts. Julius: ‘De waarachtige belangstelling voor de patiënt en de
gecommitteerdheid die daarbij hoort, hebben wij beiden van onze vader meegekregen. Dat is een heel belangrijk werktuig. Het gevoel dat je verantwoordelijk bent, dat houdt niet op om vijf uur ’s middags, dat is er ook ’s nachts.’ Destijds deden artsen veel van wat nu in ziekenhuizen gebeurt nog zelf. Julius: ‘Mijn vader had röntgenapparatuur en alles wat je verder nodig had in huis. Na zijn overlijden heb ik de praktijk voortgezet en geprobeerd die zelfstandigheid vast te houden. Ik was de eerste internist in Nederland die echografie in huis had. Dat wordt nog altijd te weinig gedaan. Ik vind dat een misser van de Nederlandse interne geneeskunde. Als je een patiënt eerst naar de röntgenoloog verwijst, ben je zo een paar weken verder. Terwijl je als internist met echo direct een goede indruk krijgt van vorm en structuur van de buikorganen, grote bloedvaten, hart, schildklier en halsslagaders. Dat brengt de diagnostiek in versnelling en scheelt patiënt en arts veel tijd. Later kwamen er technieken bij die je niet in een eigen praktijk kunt doen, zoals de CT-scan. Gelukkig heb ik altijd goede banden gehad met de specialisten van AMC en OLVG.’ HERENCLUB
In zijn praktijk aan de Weteringschans had Julius bekende intellectuelen en kunstenaars als patiënt. Desgevraagd bevestigt hij dat hij deel uitmaakt van de Herenclub waarvan ook politicus Hans van Mierlo en schrijver Harry Mulisch tot hun dood lid waren. Van Mierlo sprak hem toe toen Julius in 2007 stopte met zijn praktijk. ‘Die ogen, dacht ik, heb ik meer gezien. Vastberaden vriendelijk, en ook inschattend’, zo herinnerde Van Mierlo zich hun (nadere) kennismaking. Hij zag die ogen inderdaad eerder: ‘Aan het
voeteneind van het kraambed, toen hij als coassistent bij de bevalling van mijn oudste dochter was.’ Julius: ‘Jaren na die geboorte kwam hij bij mij met zijn medische problemen en zijn we bevriend geraakt. We hebben samen nog eens een actie opgezet tot behoud van de binnenstadziekenhuizen, zoals het Prinsengrachtziekenhuis. Dat is niet gelukt, leuk en spannend was het wel.’ De Herenclub bestaat nog steeds maar neemt geen nieuwe leden aan. Naast Julius Roos zijn er nog vijf leden in leven: Gerard van Lennep, Jeroen Henneman, Rudi Fuchs, Cees Nooteboom en Marcel van Dam. Na zijn pensionering is Julius weer gaan studeren. ‘Na de middelbare school twijfelde ik al tussen Geneeskunde en de alfavakken. Met beide had ik affiniteit. Het werd Geneeskunde en daar heb ik nooit spijt van gehad, maar ik ben altijd blijven denken: als het kan, ga ik ooit nog eens een taal studeren. Toevallig kwam ik in contact met classicus David Rijser, die ik nog kende van het Barlaeus-gymnasium. We hebben een middag zitten bomen en toen heb ik me – nu tien jaar geleden – ingeschreven voor de studie Latijn, mijn oude liefde. Ik heb overal aan meegedaan: de introductie, borrels. We zijn toen een leesclub gestart, het nieuwe seizoen trappen we nog jaarlijks af in mijn buitenhuis op de Veluwe. Opnieuw studeren was een groot feest. De andere vormen van onderwijs, de DAVID R.
VERA
Wij denken steeds aan jou en onze hoorcolleges samen. Hoe gaat het?
DIE COSCHAPPEN! SCHRIJF ONS S.V.P.