18 LOOPBAAN tekst • Han Ceelen beeld • Kees Hummel
SUZANNE – 1989 • 2006-2012 Italiaanse taal en cultuur, UvA
SPUI 49 02 | 2018 alumni.uva.nl
POLITIEMA WORDEN AA
• 2009 stage bij Amnesty International • 2010-2012 master Journalistiek, VU • 2013-2016 recherchekundige, District Rotterdam • 2016-heden recherchekundige, Landelijk Internationaal Rechtshulpcentrum
Zich inzetten voor de maatschappij, dat idee zat er bij Suzanne diep in. Na een studie Italiaans kwam ze via een instroomklasje als recherchekundige bij de politie terecht. De open houding van de politieorganisatie beviel haar. ‘Ze kozen ervoor om linkse types als wij binnen te halen, dat vond ik bijzonder.’ Als dochter van een hoge militair was Suzanne (haar achternaam publiceren we op haar verzoek niet) al vroeg vertrouwd met het uniform. Maar dat ze het zelf ooit zou aantrekken, had ze nooit gedacht. ‘Wij waren zeker geen typisch militair gezin. Mijn moeder was links, er werd gediscussieerd, er was veel aandacht voor kunst en cultuur.’ Mede vanuit die culturele interesse koos ze na het gymnasium in Hoorn (met zes talen) voor een studie Italiaans aan de UvA. Niet om later leraar of vertaler te worden. Maar gewoon omdat ze het leuk vond, en de taal zag als een goede vaardigheid. Haar studie bleek vanaf dag een de juiste keus. ‘Ik leerde veel waar ik nog dagelijks wat aan heb. De taal zelf, maar ook bepaalde waarden die je in de humanistiek meekrijgt, verbanden leggen tussen middeleeuwse literatuur en het heden, en het je kunnen bewegen tussen verschillende culturen. Pas door de onderdompeling in de Italiaanse cultuur realiseerde ik me hoe Nederlands ik zelf was.’ Ook schrijven en onderzoek doen, lagen haar goed. Daarbij zocht ze vaak ‘de rafelranden’ op. Ze schreef papers over Italiaanse (politieke) criminaliteit en onderzocht mensenrechtenschendingen tijdens een stage bij Amnesty
International. Een tijdje overwoog ze een carrière in de journalistiek, waarvoor ze een eenjarige master deed aan de VU. Maar uiteindelijk bleek dit toch niet het juiste pad. ‘De VU beviel me niet, en de journalistiek uiteindelijk ook niet. Ik vond het te competitief, en ik vond de commerciële invloed op het werk te groot.’ Na haar afstuderen wees een kennis haar op de mogelijkheid om bij de politie in te stromen als recherchekundige. Deze functie, waarvoor minimaal een hboopleiding is vereist, werd in het leven geroepen na de Schiedammer parkmoord (2000). Hierbij was door tunnelvisie de verkeerde verdachte veroordeeld. Hoogopgeleide recherchekundigen moesten een extra slot op de deur worden om te voorkomen dat zoiets opnieuw zou gebeuren. ‘Toen ik van die vacature hoorde kwam het thuisfront weer om de hoek kijken’, zegt Suzanne. ‘Het idee dat je je moet inzetten voor de maatschappij zat er toch
‘Vroeger hing ik wel eens lam aan de tap, dat kan niet meer’ diep in. Toen heb ik de stap maar gewaagd.’ Wat haar onmiddellijk beviel aan de politieorganisatie was de open houding. ‘In ons instroomklasje zat van alles: veel criminologen en rechtenstudenten, maar ook historici en dramadocenten. Linkse types. Wij zaten daar tegenover ervaren politiemensen over wie mijn vooroordeel was: die stemmen vast allemaal VVD. En toch kozen zij ervoor
SUZANNE
‘Het echte opsporingswerk – actie in de taxi zoals wij dat noemen – is opwindend’ om mensen als wij binnen te halen. Dat vond ik bijzonder.’ Na haar opleiding begon ze bij de districtsrecherche in Rotterdam, waar ze zich bezighield met zaken variërend van zakkenrollen tot woninginbraken en poging tot doodslag. Ook deed ze een ‘blauwe stage’ in uniform. Drie jaar later stapte ze over naar het Landelijk Internationaal Rechtshulpcentrum in Zoetermeer, waaronder ze nog altijd valt. Over de inhoud van haar huidige werkzaamheden kan ze om veiligheidsredenen weinig zeggen, behalve dat ze meer achter haar bureau zit dan vroeger en in een internationale omgeving opereert. ‘Nederlandse criminaliteit bestaat niet. Er is altijd wel een buitenlandse component.’ Wie als academicus bij de politie aan de slag wil, moet daar goed over nadenken, vindt ze. Want de pet past niet iedereen. ‘Het weegt best zwaar op je privéleven. Ik kan mijn partner niet alles vertellen wat ik doe, ik moet letten op mijn socialemediagebruik en op hoe ik me in het
openbaar gedraag. Vroeger hing ik wel eens lam aan de tap, dat kan niet meer. Daarbij kan de politie echt een bolwerk zijn, daar moet je tegen kunnen. Ik ken collega’s die terechtkwamen op een afdeling waar ze zeiden: zo doen we dat hier al dertig jaar. Die liepen vast.’ Ook de slechte betaling is voor sommigen een reden om af te haken. ‘Eigenlijk mag ik daar niet over klagen, omdat de collega’s op straat pas echt slecht betaald krijgen. Maar ook voor ons is het geen vetpot. Toen ik net afgestudeerd was, was het crisis en was ik blij dat ik een baan had. Nu merk ik dat studiegenoten veel meer verdienen dan ik.’ Maar daar staan volgens haar veel voordelen tegenover. ‘Je krijgt vrijheid en kansen. En het echte opsporingswerk – actie in de taxi zoals wij dat noemen – is opwindend. Dat mis ik ook wel. Voorlopig zit ik hier nog goed, maar in de toekomst wil ik weer de straat op.’ •