Roy Hessels
Met de nep-MRI-scanner kunnen de kinderen wennen aan de smalle buis en het harde geluid
inzicht
Oog voor detail
D
at de kleinste, en schijnbaar onbelangrijke, details je onderzoek kunnen beïnvloeden, weet universitair docent Roy Hessels (1990) maar al te goed. Hij is gespecialiseerd in eye tracking: meten waar iemand naar kijkt. Voor de YOUth-studie test hij deze meetinstrumenten, en leidt hij onderzoekers op in het gebruik ervan.
kapjes met elektroden op, en wordt de elektrische activiteit in de hersenen vastgelegd. ‘Kijk deze, zo grappig’, zegt Dienke, wijzend op het kleinste EEG-mutsje. En dan is er nog een ruimte met alleen camera’s en richtmicrofoons rond een kleed met daarop speelgoed. ‘Hier filmen we de interactie tussen ouders en hun kinderen’, zegt Dienke. ‘Een van de meest tijdrovende klussen is het coderen van de opnames: uitschrijven wat er van moment tot moment gezegd en gedaan wordt.’
Langetermijndenken Alleen deze gecodeerde informatie mag naar buiten, losgekoppeld van naam van de proefpersoon, de opnamen mogen de universiteit niet verlaten. Dienke: ‘De privacy- maatregelen zijn strikt: onderzoekers die met de beelden willen werken doorlopen een strenge procedure.’ Belangstelling voor de verzamelde YOUth-data is er genoeg: ‘De onderzoekers die geholpen hebben bij het opzetten, kregen voorrang, en hebben ook al gepubliceerd’, zegt Dienke, ‘maar er lopen momenteel veel aanvragen voor het gebruik van deze gegevens, ook van buitenlandse onderzoekers.’ Met de data kunnen wetenschappers verschillende vragen beantwoorden, sommige zelfs onvoorzien. Onverwacht biedt de studie bijvoorbeeld de kans om de sociale ontwikkeling te volgen van baby’s tijdens en na de coronapandemie. Dienke: ‘Wat zijn de effecten daarvan op de ontwikkeling, en zijn die effecten van lange, of van korte duur? Dat kunnen we nu heel goed uitzoeken.’
Eye trackers zijn steeds beter, goedkoper en gemakkelijker in het gebruik. Maar ze goed inzetten bij kinderen of baby’s blijft een opgave, weet Roy: ‘In de experimentele psychologie zijn we gewend aan volwassen proefpersonen die je kunt instrueren, en die stil kunnen zitten. Bij een baby van een paar maanden gaat dat wel even anders. Het is dan vooral belangrijk om zaken rustig te doen, maar dan nog lukt het niet altijd.’ Doordat het kind ongedurig is, bijvoorbeeld, of door technische problemen, of – meestal – door een combinatie van die twee. Neem bijvoorbeeld het effect van oogkleur. Een eye tracker bestaat uit een camera die op het oog gericht is, samen met een infrarode verlichting. ‘Dat levert een reflectie op’, legt Roy uit. ‘Op het moment dat het oog draait, verschuift de pupil in beeld. De reflectie verschuift ook, maar iets minder dan de pupil, doordat het oog niet perfect bolvormig is.’ Op basis van waar pupil en reflectie zich ten opzichte van elkaar bevinden, kan de eye tracker-software uitvogelen waarop het oog gericht is. ‘Maar dat werkte vaak minder goed bij een lichte oogkleur, zoals blauwe ogen’, merkte Roy: ‘In het infrarood hebben blauwe ogen juist een donkere kleur, en is de pupil dus moeilijker te onderscheiden van de iris.’ In andere woorden: blauwe ogen leveren minder nauwkeurige data op dan bruine ogen. Dat kan de manier waarop je de data interpreteert beïnvloeden. In een kleine groep deelnemers zou dit subtiele effect verloren zijn g egaan in dat van andere factoren die ook een rol spelen. Dan zou je bijvoorbeeld ten onrechte kunnen concluderen dat kinderen met blauwe ogen zich minder goed kunnen concentreren dan kinderen met bruine ogen. Roy: ‘Nu gebruiken we voor baby’s sinds kort een eye tracker die hier veel minder gevoelig voor is.’ Tekst: Bruno van Wayenburg
Onderzoek met een eye tracker is nog een hele uitdaging bij baby's. IVAR PEL
Special CID | New Scientist | 13