JAAP In mijn werk voor het Buurtfonds Woonbedrijf, dat leefbaarheid combineert met de inzet van kunst, cultuur en creativiteit, kom ik heel veel verschillende buurtbewoners tegen. Jong, oud, boos, vrolijk, kwetsbaar, veerkrachtig, gezellig of tegendraads. Veel van hen blijven me bij. Omdat ze me raken, en me iets leren over het leven in alle verschillende verschijningsvormen. In een reeks columns vertel ik over hen. Deze keer: Jaap. Ik had hem al een paar keer in zijn voordeur zien staan. Breed, kale kop, vol tatoeages en al gauw een slordige twee meter groot. Nonchalant leunend tegen de deurpost, terwijl hij een sjekkie rolde en alles wat er op straat passeerde op zijn gemak bekeek. Inclusief mij. Dat hij me ook écht zag, merkte ik alleen aan het minzame knikje als ik hem – met een van de zenuwen iéts te hoge stem – groette.
Jaap zag er niet direct uit alsof hij er zin in had om door mij de participatieladder op te worden gesleurd. 52 #1 2021
Van de andere mensen uit de buurt wist ik dat deze man Jaap heette. En dat hij een schimmig verleden had. En bovendien drie thuiswonende zoons had die zich óók met schimmige zaakjes bezighielden. Bij Jaap, zo werd mij verzekerd, kon je beter uit de buurt blijven. Het was mijn taak om bij Jaap te achterhalen welke renovatiewensen hij voor zijn woning koesterde. Het was daarnaast ook mijn taak om Jaap onderdeel te laten zijn van ‘meer sociale cohesie in de buurt’. Jaap zag er niet direct uit alsof hij er zin in had om door mij de participatieladder op te worden gesleurd. Ik deed bij Jaap een uitnodiging in de bus voor een gesprek met meerdere