
5 minute read
Controleer of u de
from De Tijd - Netto
De aanvullend-pensioenkapitalen die bedrijven bijeensparen voor hun werknemers, zaakvoerders en bestuurders zijn ingeperkt. En opvallend ook: belastingcontroleurs stellen zich almaar strenger op.
Advertisement
Tekst: Dirk Selleslagh
eel bedrijven in België
Vstoppen voor hun personeel geld in een aanvullend-pensioenplan. Zowat 4 miljoen Belgen hebben zo’n pensioenspaarpot: 3,36 miljoen als werknemer en 360.000 als zelfstandige. Samen spaarden ze al 91,5 miljard euro bij elkaar.
Een bedrijfspensioenplan is zowel voor de onderneming als voor de werknemer of bedrijfsleider fiscaal interessanter dan het uitbetalen van loon. Het bedrijf betaalt de stortingen en kan die fiscaal inbrengen als beroepskosten. De werknemer of bedrijfsleider betaalt op het opgebouwde pen sioenkapitaal minder belastingen dan op zijn loon.
Voor wie is de 80 procentgrens belangrijk?
Begin jaren 1980 gebeurde het steeds vaker dat grootverdieners vanuit pure fiscale optimalisatie een omvangrijk deel van hun loon in een pensioenplan lieten storten. Dat leidde tot dalende inkomsten voor de schatkist.
Om dat tegen te gaan werd in 1985 de 80 procentgrens ingevoerd. Sindsdien moeten ondernemingen erop toezien dat de som van het we elijk én aanvullend pensioen niet hoger is dan 80 procent van de laatste brutojaarbezoldiging. Het gaat niet om een forfaitair plafond dat voor iedereen gelijkligt, maar om een maximum dat in verhouding staat tot het loon van de werknemer, zaakvoerder of bestuurder. De bedragen die boven die 80 procent uitkomen, zijn niet fiscaal aftrekbaar.
Bij werknemers is het risico dat de grens van 80 procent wordt overschreden niet zo groot. Het is vooral iets waarmee zaakvoerders en bestuurders rekening moeten houden. Zij controleren dan ook beter geregeld of ze de 80 procentgrens niet te boven gaan. Om excessen te vermijden mogen bedrijfsleiders alleen regelmatige bezoldigingen meetellen die bovendien maandelijks worden betaald. Eenmalige bonussen of een jaarlijkse deelname in de winst (tantième) laat u beter buiten beschouwing.
Welke factoren bemoeilijken de berekening?
Voor de 80 procentgrens wordt met verscheidene elementen rekening gehouden. ‘Maar die elementen hebben vaak niets van doen met de realiteit’, stelt Steven Cauwenberghs, juridisch adviseur bij verzekeringsadviseur Aon Belgium. ‘Bij de berekening wordt vooral uitgegaan van hypotheses.’
— > We elijk gezien moet de 80 procentgrens berekend worden op basis van de laatste normale brutojaarbezoldiging. ‘Maar hier rijst al meteen een probleem’, zegt Cauwenberghs. Het laatste normale salaris is slechts gekend op het einde van je carrière, dus nadat alle bijdragen betaald zijn.’
— > Ook de berekening van het pensioenbedrag is na evingerwerk. ‘Een werknemer bouwt per gewerkt jaar 1/45 van zijn we elijk pensioen op. Het exacte bedrag van het wet-
telijk pensioen kun je dus alleen maar uitrekenen op het einde van de loopbaan’, stelt Cauwenberghs. ‘Als de fiscus tijdens de loopbaan controleert, zal voor het pensioenbedrag opnieuw een scha ing worden gemaakt. Met andere woorden, dat bedrag zal bijna nooit correct zijn.’
— > In de berekening worden ook de loopbaanjaren meegenomen. ‘Dat lijkt op het eerste gezicht een gekende waarde. Men bedoelt immers de loopbaan van een persoon’, zegt Cauwenberghs. ‘Maar de regeling laat toe om nog enkele andere loopbaanjaren mee te nemen. Jaren die werden gepresteerd buiten de onderneming, bij een andere werkgever. Dat leidt dus opnieuw tot onzekerheid bij de berekening.’
— > Ten slo e kan er discussie ontstaan over de vraag hoeveel jaren een ‘normale’ loopbaan omvat. Want die jaren worden ook in de berekening meegenomen. ‘Hier heeft de fiscus de duurtijd eenduidig vastgelegd op 40 jaar’, zegt Cauwenberghs ‘Maar een normale loopbaan bedraagt voor de vaststelling van het we elijk pensioen 45 jaar, en geen 40.’
— > In veel pensioenplannen wordt de aanvullend-pensioenuitkering nog verhoogd met een door de verzekeraar toegekende winstdeelname. Dat gebeurt onder meer door verzekeraars die tak 21-plannen aanbieden (in tegenstelling tot tak 23-producten of pensioenfondsen). Het maximale bedrag aan aanvullend pensioen volgens de 80 procentregel is in die gevallen het kapitaal inclusief winstdeelname. Die winstdeelname mag in mindering worden gebracht van het totaalbedrag. Maar de winstdeelname is niet vooraf bekend, want is afhankelijk van de resultaten van de verzekeraar. Daarom staat de fiscale administratie toe om een forfaitaire aftrek van 20 procent van het verzekerde kapitaal te doen. ‘Die 20 procent kan in het voordeel spelen van de cliënt’, stelt Cauwenberghs. ‘Dat is het geval als het bedrag dat op de pensioendatum wordt gevormd door de winstdeelneming groter is dan 20 procent. Maar de jongste jaren staan de winsten van de verzekeraars onder druk, waardoor ook de winstdeelnames fel zijn afgenomen. Een forfaitaire scha ing van 20 procent sluit dus niet langer aan bij de realiteit en is veel te hoog.’
— > De meeste aanvullend-pensioenplannen keren vandaag een kapitaal uit. De basisgedachte van de 80 procentgrens is echter een controle op basis van een jaarlijks inkomen, of anders gezegd, op basis van een te ontvangen (lijf)rente. Om het kapitaal bij uitkering om te ze en in een rente hanteert de fiscus een omzettingscoë iciënt. De coëfficiënten die de administratie gebruikt voor die omze ing heeft ze jaren geleden al vastgelegd. Vandaag stellen we vast dat ze steunen op achterhaalde sterftetafels en op een te hoge technische intrestvoet. ‘De huidige omze ingscoëfficiënten leiden er dus toe dat het bedrag aan aftrekbaar aanvullend pensioen structureel te laag wordt berekend’, zegt Cauwenberghs.
Wat zijn de gevolgen van de strengere aanpak van de fiscus?
Los van de niet zo accurate berekening van de 80 procentgrens is het aanvullend pensioen ook fiscaal op onduidelijk terrein gekomen. In de regel werd de 80 procentgrens per onderneming beoordeeld. Maar sinds vorig jaar vechten belastingcontroleurs die ‘common practice’ aan. Volgens de fiscus moeten de tweedepijlerpensioenen die eerder bij de vorige onderneming werden opgebouwd in rekening worden gebracht bij de berekening van de 80 procentgrens in de huidige vennootschap.
Het gevolg van die striktere interpretatie is voor de vennootschap. De fiscus zal de fiscale aftrekbaarheid van de premies verwerpen. Maar indirect en op lange termijn treft de demarche vooral de begunstigde van het pensioenplan.
Met de nieuwe aanpak van de belastingadministratie kunnen alleen bedrijfsleiders die hun hele loopbaan in dezelfde onderneming actief zijn hun 80 procentgrens volledig benu en. Wie bij verscheidene ondernemingen aan de slag was, zal in principe een veel lager pensioenkapitaal opbouwen. ‘Over dit onderscheid werd eind vorig jaar een prejudiciële vraag gesteld aan het Grondwe elijk Hof’, zegt Cauwenberghs. ‘Het valt dus af te wachten of deze nieuwe aanpak genade vindt in de ogen van de rechtspraak.’
4 miljoen
Bijna 4 miljoen Belgen hebben vandaag een aanvullend-pensioenspaarpot: 3,36 miljoen als werknemer en 360.000 als zelfstandige.