10 minute read
10.8 Fasen-van-het-motorisch-leerproces
b. Welke verschillen zie jij tussen de amateursprong en de professionele sprong? c. Welke verschillen zie jij tussen vóór en na een aantal weken training?
Opdracht 31 Feedbackvormen (theorieopdracht)
Feedback tijdens het motorisch leerproces. Filmpje - Turntraining Van welke vormen van feedback (correctie) maakt de trainster gebruik? 10.8 Fasen van het motorisch leerproces Het motorisch leerproces kun je opdelen in vier fasen. Het motorisch leerproces. Verdiepingsstof - Fasen van het motorisch leerproces. Bij de bespreking van elke fase van het motorisch leerproces komen de volgende onderwerpen aan bod: CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS • het doel • de betekenis voor de SB-deelnemer
• de kenmerken van het bewegen • de didactische consequenties • een voorbeeld.
Fase 1: de oriëntatiefase
Wat is het doel van deze fase? 1. komen tot een globale bewegingsvoorstelling (een beeld) van de te leren motorische vaardigheid 2. opdoen van de eerste bewegingservaringen met de vaardigheid. Wat betekent dit voor de SB-deelnemer? 1. De deelnemer komt op grond van de informatie, de input, die hij gekregen heeft (een voorbeeld of eventueel een afbeelding), tot een globale bewegingsvoorstelling. Hoe duidelijker de bewegingsvoorstelling, hoe beter het leerproces verloopt. 2. De deelnemer richt zich op het opdoen van veel bewegingservaring en gaat dus veel oefenen, proberen, experimenteren. De SB-deelnemers verkennen als het ware de mogelijkheden om de vaardigheden uit te voeren. Het gaat meestal om het imiteren van de globale, totale beweging. Vandaar dat deze fase ook wel de verkenningsfase heet. Hoe kenmerkt het bewegen zich in deze fase? De kwaliteit van het bewegen is matig. Er is sprake van een grove coördinatie, een gebrekkige doelmatigheid en oneconomisch bewegen (overmatige krachtsinzet). Het bewegingspatroon vertoont haperingen en de deelnemer zondigt tegen de factoren moment, tempo en richting (de deelnemer voert de beweging te laat, te snel of in een onjuiste richting uit). Wat zijn de didactische consequenties? Omdat cognitieve processen in het begin van het leerproces een grote rol spelen, is het belangrijk om aandacht en concentratie te vragen. De lesgever moet een juist voorbeeld geven (plaatje) met een korte, maar krachtige uitleg (praatje), zodat de SB-deelnemer tot een juiste bewegingsvoorstelling kan komen. Daarnaast moet je de SB-deelnemers volop de gelegenheid bieden om ervaring met de beweging op te doen. Ze moeten dus veel oefenen. Gedetailleerde instructies hebben nog niet veel zin. De lesgever kan zich beter CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS richten op het globale bewegingspatroon. Dit globale bewegingspatroon kun je soms ondersteunen door verbale begeleiding (ritmische ondersteuning).
Koppen
Coach Tim constateert dat er in de wedstrijden van zijn talentvolle team steeds meer situaties voorkomen waarin het handig is om de bal te koppen. Sommige kinderen lukt het al een beetje, anderen beginnen er niet eens aan. Tim besluit op de training aandacht te besteden aan het koppen. Hij start met het koppen vanuit stand. Hij laat de kinderen een paar keer zien hoe het moet, zodat ze zich een beeld kunnen vormen van een goede kopbal. Vervolgens gaan de kinderen aan de slag. De een gooit en de ander probeert terug te koppen. Huub vindt het nog moeilijk. Hij trekt het hoofd wat in, buigt de armen, knijpt de ogen dicht en laat de bal op goed geluk op zijn hoofd vallen. Regelmatig timet hij te laat en mist hij de bal volledig. Tim geeft Huub nog een keer het goede voorbeeld en laat hem lekker oefenen. ‘Probeer de bal maar te raken Huub’, roept Tim. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Fase 2: de grofmotorische fase
Wat is het doel van deze fase?
1. komen tot een gedetailleerde bewegingsvoorstelling 2. komen tot beheersing van de globale bewegingsuitvoering.
Wat betekent dit voor de SB-deelnemer?
1. De ervaringen en informatie uit de eerste fase en nieuwe visuele informatie geven de SB-deelnemer een meer gedetailleerd beeld van de beweging.
Het opbouwen van een gedetailleerde bewegingsvoorstelling draagt bij aan een positief leereffect. De sporter moet openstaan voor feedback en proberen deze zo goed mogelijk te verwerken. De gerichtheid op eigen fouten (foutenanalyserende aanpak) draagt meestal bij tot een beter leerresultaat. 2. De SB-deelnemer probeert de beweging in zijn totaliteit zo goed mogelijk uit te voeren. Bij het oefenen van de totale beweging kan hij zich vervolgens concentreren op een bepaald deel van de beweging of op losse deelhandelingen. Dit is afhankelijk van de aard van de uit te voeren beweging.
Hoe kenmerkt het bewegen zich in deze fase? In de grofmotorische fase voert de SB-deelnemer de globale beweging aardig uit, maar allerlei bewegingskenmerken als nauwkeurigheid, een juiste afstemming van deelbewegingen op elkaar, stabiliteit en toepasbaarheid zijn nog onvoldoende ontwikkeld. Wat zijn de didactische consequenties? Het is belangrijk dat de lesgever: • een goed voorbeeld blijft geven; afbeeldingen en videomateriaal kunnen eveneens een bijdrage leveren aan het opbouwen van een gedetailleerde bewegingsvoorstelling • informatie en uitleg geeft over een beperkt aantal deelstructuren van de beweging. De instructies kunnen iets gedetailleerder zijn • positieve feedback geeft • eventueel gebruikmaakt van verbaalritmische ondersteuning. Als de SB-deelnemer hiertoe in staat is, is het belangrijk hem zijn aandacht te laten richten op de eigen fouten. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Oefening baart kunst
Tim besteedt veel tijd aan het op de juiste manier raken van de bal met het hoofd. Als iemand de bal goed aangooit, weet Huub de bal al aardig met het midden van zijn voorhoofd te raken. Vervolgens laat Tim zien dat je voorafgaand aan het moment van raken, je lichaam naar achteren moet brengen. Regelmatig laat Tim het koppen tijdens de training terugkomen en Huub krijgt het maken van een spanboog al aardig onder de knie. Een goede kopbal in de wedstrijd is voor Huub nog best lastig. Fase 3: de verfijningsfase Wat is het doel van deze fase? 1. verbeteren, verfijnen van de beweging (economisch, doelmatig) 2. beheersing van de deelstructuren van de beweging. Wat betekent dit voor de SB-deelnemer? De sporter brengt ter verfijning bepaalde accenten in de beweging. Daarom is het belangrijk dat hij de beweging goed kan analyseren. De SB-deelnemer heeft nu een aardig beeld van de beweging. In deze fase gaat het om het oefenen en aanvoelen van de beweging. De deelnemer voert in dit geval een beweging op basis van een proprioceptieve voorstelling uit. Veel herhalen en oefenen is belangrijk voor het inslijpen en verfijnen van de beweging. De verfijningsfaseheet dan ook wel de oefenfase. Het analyseren van eigen fouten blijft belangrijk. De sporter richt zich op het verbeteren van deelstructuren van de beweging. Hoe kenmerkt het bewegen zich in deze fase? De beweging verloopt redelijk vloeiend, de coördinatie is verbeterd. De beweging verloopt redelijk soepel, effectief en efficiënt. Moment, tempo en richting zijn overwegend juist. Er is echter nog geen constante uitvoering. De ene keer verloopt de beweging beter dan de andere keer. Wat zijn de didactische consequenties? De lesgever gaat steeds gedetailleerder werken. Dit laat hij zien in de aard van de opmerkingen en zijn feedback. Het is de bedoeling de SB-deelnemers te CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS laten oefenen met aandacht voor één onderdeel. Over dit onderdeel geeft de lesgever feedback. Als het onderdeel verfijnd is, kan de lesgever overstappen
naar een volgend aandachtspunt. Ook kan hij in deze fase verschillende instructies tegelijkertijd geven. Manuele of fysieke begeleiding van de beweging kan effectief zijn. Video-opnames zijn ook een goed feedbackmiddel.
Op het hoogste punt raken
De laatste weken werkt Tim met E1 aan het gericht koppen naar rechts en links en aan het koppen met een sprong. De spelers staan met zijn tweeën tegenover elkaar. De een staat in een doeltje en gooit de bal naar de ander, die de bal probeert terug te koppen in het doel. De meeste spelers weten de hoeken van het doel al aardig te vinden, maar natuurlijk gaat er ook nog wel eens een bal de verkeerde kant op. Bij het met een sprong recht vooruit koppen weten de meeste spelers de bal goed op het hoogste punt te raken. Nadat Tim een aantal keer de inzet van armen heeft laten zien, wordt dit door een aantal deelnemers ook al aardig opgepakt. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Fase 4: de automatiseringsfase
Wat is het doel van deze fase?
1. het automatiseren van de beweging 2. het stabiliseren of wendbaar maken van de beweging.
Wat betekent dit voor de SB-deelnemer? 1. De SB-deelnemer moet in de automatiseringsfase leren om de beweging min of meer automatisch te laten verlopen. 2. De sporter kan de aandacht richten op het toepassen van de beweging in verschillende of moeilijkere omstandigheden. We spreken dan van het stabiliseren van de beweging, dat wil zeggen dat invloeden van buitenaf de beweging minder verstoren. Het stabiliseren of wendbaar maken door het aanbrengen van variatie kan op drie manieren plaatsvinden: • het maken van bewegingsverbindingen De inmiddels beheerste beweging wordt vloeiend gevolgd of voorafgegaan door een andere beweging. Je kunt hierbij denken aan een setshot bij basketbal dat voorafgegaan wordt door een dribbel, of het stoppen van een bal op de borst bij voetbal, direct gevolgd door een schot op doel. • het maken van bewegingscombinaties Hiervan is sprake wanneer de deelnemer tegelijk met de al geleerde hoofdbeweging een andere beweging moet uitvoeren. Je kunt hierbij denken aan aanvullingen in de zin van rotaties om de lengte- of breedteas. De al beheerste salto met de minitrampoline combineert hij bijvoorbeeld met een schroef. • het toepassen van bewegingsverzwaringen We spreken van een bewegingsverzwaring als de deelnemer de beweging uitvoert in een moeilijkere situatie. Hij voert een koprol uit op een verhoogd vlak, hij rondt af op het doel met een verdediger erbij, hij past binnen een positiespel 5:2. Bewegingsverzwaring kan ook betrekking hebben op een toegenomen belasting. Het toepassen van de geleerde beweging in de situaties die hierboven staan, leidt tot zogenoemde ultrastabilisatie. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Hoe kenmerkt het bewegen zich in deze fase?
In deze fase voert de deelnemer de beweging blijvend technisch juist uit. De beweging is bovendien bestand tegen storende invloeden. Hierbij valt te denken aan nervositeit, wind, publiek, tegenstanders. De bewegingen kenmerken zich door een grote snelheid, zekerheid en nauwkeurigheid. De beweging verloopt vloeiend en is ontdaan van onnodige bijbewegingen. De beweging lijkt gemakkelijk en vanzelfsprekend te verlopen. Wat zijn de didactische consequenties? De lesgever moet de SB-deelnemer in de gelegenheid stellen om onder verschillende omstandigheden de beweging te oefenen en toe te passen. Het oefenen in wedstrijdechte situaties is daarbij erg belangrijk. De deelnemers dienen de vaardigheden zodanig te oefenen en te beheersen, dat er sprake is van transfer. Er is sprake van transfer als iemand een aangeleerde beweging in situatie A, ook kan toepassen in situatie B. Voetbaltennis De leden van JO10 van Tim zijn bezig met hun favoriete spelletje voetbaltennis. Doordat Tim het net bewust vrij hoog heeft gehangen, moeten de spelers geregeld vanuit allerlei situaties koppen. Het lukt Aart zelfs om de bal over het net bij de tegenstander te krijgen door te duiken en Jorrit kopt de bal fraai door naar Mike, die de bal met het hoofd over het net knikt. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Opdracht 32 Volgorde motorisch leerproces (groepsopdracht) Fasen van het motorisch leerproces. Deze opdracht kun je in een groepje doen. Knipvel - motorisch leerproces a. Knip de kaartjes van het knipvel uit. Leg met je groepje de fasen van het motorisch leerproces in juiste volgorde. b. Voeg de kenmerken toe aan de juiste fase van het motorisch leerproces. c. Bespreek met elkaar het eindresultaat. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Fasen van het motorisch leerproces.
a. Zoek op internet naar een artikel over de fasen van het motorisch leren van
Posner en Fitts. Geef een korte samenvatting van dit artikel. b. Beschrijf de overeenkomsten en verschillen met de vier fasen uit
Angerenstein SB.
Opdracht 34 Verfijningsfase (theorieopdracht) Fasen van het motorisch leerproces. a. Wat versta je onder de verfijningsfase? b. Wat is het belangrijkste doel in deze fase? c. Wat zijn belangrijke didactische consequenties voor de lesgever in deze fase? d. In deze fase zijn de begrippen moment, tempo en richting belangrijk. Wat betekenen deze begrippen en wat is het belang van deze begrippen is in de verfijningsfase? Opdracht 35 Fasen van het leerproces (theorieopdracht) Fasen van het motorisch leerproces. Filmpje - Gymles groep 7b Filmpje - Gymles Bewegen op muziek Filmpje - Voetbaltraining Filmpje - Korfbaltraining CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS Filmpje - Turntraining