BOEKEN RECENSIE
Bewondering voor de Schepper Gert van de Wege
Het is een mooi verhaal, over Antoni van Leeuwenhoek (16321723). Hoe goed hij ook probeerde om zijn gebit schoon te houden, toch bleef er „witte materie” achter, „die soo dik is, als of het beslagen meel was.”
H
ij besloot het goedje –tandplak, waarschijnlijk– eens onder zijn zelfgemaakte microscoopje te bekijken. Het krioelde van het leven. Van Leeuwenhoek beschreef de „dierkens” en maakte er tekeningen van – en leverde aldus de eerste beschrijving van de in onze mond levende bacteriën. Het verhaal over Antoni van Leeuwenhoek wordt verteld door Hans Mulder, verbonden aan de bibliotheek van Artis en de Universiteit van Amsterdam. Hij schreef ”De ontdekking van de natuur”, een boek met twintig afzonderlijk leesbare teksten over natuurlijke historie. Het bestrijkt globaal de periode van 1500 tot 1900 en er komen zeer uiteenlopende onderwerpen aan de orde: van de bacteriën van Van Leeuwenhoek tot een in 1572 bij Bologna gevonden draak, van de geschiedenis van Artis tot de tocht door Zuid-Amerika van Alexander von Humboldt, van de uitvinding van de boekdrukkunst tot Darwins theorie van evolutie door natuurlijke selectie. Mulder won de Jan Wolkersprijs 2021 voor ”De ontdekking van de natuur”. Niet zonder reden: hij vertelt met liefde en kennis van zaken, en zijn boek is prachtig en op groot formaat uitgegeven, met zeer veel beeldmateriaal, dat veelal afkomstig is uit de Artis Bibliotheek. Al die schitterende reproducties maken het boek tot een kunstwerk op zich. Interessant is dat hij, juist omdat hij
De ontdekking van de natuur, Hans Mulder; uitg. Terra; 256 blz.; € 49,99
38
materiaal uit de collectie van Artis gebruikt, relatief veel aandacht schenkt aan Nederlandse onderzoekers. De ontdekkingen in de natuurwetenschap (vooral de biologie) plaatst Mulder in een context waarin allerlei factoren een rol spelen. Religie niet in de laatste plaats: van de Reformatie, die een nieuwe belangstelling voor het ”boek der natuur” inluidde, via de fysico-theologie, de natuurlijke theologie en het deïsme tot aan Darwin, die ten slotte moest noteren dat het ongeloof geheel vat op hem gekregen had. Behalve de religie krijgen ook de boekwetenschap en vooral de techniek van het boekdrukken en het maken van afbeeldingen een plaats. Het is deze situering in een brede context die het boek interessant maakt voor een breed lezerspubliek. Het boek bevindt zich op het snijvlak van wetenschap, natuur, kunst, geschiedenis en techniek. Soms lijkt het alsof Mulder nog meer houdt van de handschriften en boeken die hij beschrijft dan van de natuur die er het onderwerp van is – wat ook wel past bij iemand die conservator is. De grote lijn van het verhaal begint met het vertrouwen op klassieke autoriteiten als Plinius en het geloof in mythische en fabuleuze dieren. De bij Bologna gevonden draak, waarvan Mulder zegt dat deze toch wel erg leek op een slang waaraan de poten van een ander reptiel waren genaaid, werd dan ook nog eens aangetroffen op de dag dat Gregorius XIII tot paus was gekozen. En Gregorius had een draak in zijn familiewapen... Pas in 1735, bij Linnaeus, kwam er serieuze twijfel aan het bestaan van zulke wezens. Naarmate de onderzoekers meer op hun waarneming vertrouwden –denk aan Van Leeuwenhoek en zijn microscoop–, kwam meer en meer de natuur zoals wij die kennen voor de dag. Daarbij speelden ook de ontdekkingsreizen een rol: de wereld ging open, de VOC liet de flora en fauna van Indië beschrijven, en nog weer later ging men speciaal voor de natuur op reis. Denk
12 FEBRUARI 2022