8 minute read
De Librije: schatkamer opent de deuren
Al eeuwenlang wordt er in Brussel een schat bewaard, met kostbare manuscripten die bol staan van de prachtige miniaturen vol sprankelende kleuren. Tot voor kort waren deze kostbare parels echter beperkt toegankelijk. Een splinternieuw museum in KBR zorgt ervoor dat vanaf 18 september iedereen ervan kan genieten. 1 Maar hoe past dit museum in de werking van een wetenschappelijke bibliotheek? Hoe ziet KBR de balans tussen wetenschappelijk sérieux en publieksbeleving? En vooral: wat kunnen we verwachten van deze nieuwe speler? faro klopte aan bij directeur ad interim Sara Lammens.
Advertisement
Jacqueline van Leeuwen en Alexander Vander Stichele
Het idee om iets met de Librije te doen bleek een lang gekoesterde droom binnen KBR. 2 De uitzonderlijke verzameling van 280 handschriften uit de verzameling van de hertogen van Bourgondië is immers de kerncollectie waarrond alles gegroeid is. Maar die droom omzetten in realiteit leek lang onmogelijk. Sara Lammens: “KBR in haar huidige vorm opende in 1969 en was ontworpen als een wetenschappelijke bibliotheek. We hebben dus veel depot- en technische ruimte, bureaus en leeszalen, maar tentoonstellingsruimte was niet voorzien. Onderzoek stond centraal, ook in de werking. Sindsdien kwamen talloze wetenschappers ter plaatse de collectie consulteren – dat is intussen radicaal veranderd. Onderzoe
kers vinden vaak digitaal de weg en komen dus veel minder bij ons over de vloer. Studenten komen hier samen studeren, © S a r a L a m m e n s maar gebruiken de collectie nauwelijks. Kortom: we vroegen onszelf steeds meer af hoe we ons publiek konden verbreden. Ook andere nationale bibliotheken worstelen trouwens met die vraag.”
Vertrok dat denkproces vanuit de kernopdracht van de organisatie? Lammens: “KBR heeft als missie de bronnen die ze bewaart ter beschikking te stellen van onderzoekers en geïnteresseerde burgers, digitaal maar ook fysiek. Wij willen als instelling garant staan voor onderbouwde en hoogkwalitatieve informatie. Tegelijkertijd willen we een stilteplek en aangename omgeving zijn in het hart van de stad.
Het was voor ons dan ook logisch dat we zouden kiezen voor een museum waarin we de zo goed als onzichtbare kerncollectie via een vaste opstelling kunnen tonen, aangevuld met wisselende tentoonstellingen in het vroegere Paleis van Karel van Lotharingen waar we ook onze andere collecties kunnen laten zien.”
EERST DE INFRASTRUCTUUR
Dromen van een museum is een ding, het gerealiseerd krijgen een ander. Want er was amper budgettaire ruimte binnen KBR. Op zo’n moment moet je volgens Sara Lammens “durven schakelen” en inspelen op opportuniteiten. “Onze mooiste stukken zaten veilig weggeborgen in het depot. We hadden niet de mogelijkheden om ze optimaal te presenteren. In eerste instantie hadden we dus geld nodig voor infrastructuurwerken, want de toegankelijkheid van het gebouw was ondermaats. Omstreeks 2015 kwam de oproep van Toerisme Vlaanderen (TV) voor de hefboomprojecten rond de Vlaamse Meesters, en voor de kernattracties-subsidielijn. Toen hebben we onze stoute schoenen aangetrokken en beslist om hierop in te schrijven, voor ons Bruegelproject bij de Vlaamse Meesters en voor het museum bij de kernattracties. Niet evident, want het was Vlaams geld en wij zijn een federale instelling. Maar voor beide is het gelukt. Doordat we een mooi startkapitaal toegezegd kregen, konden we ons vernieuwingsplan verkopen bij de Regie der Gebouwen die eigenaar is van het gebouw. Zo is de bal aan het rollen gegaan.”
DE KRACHT VAN SAMENWERKINGEN
Lammens is zeer te spreken over de samenwerking met TV: “Het is veel meer dan een geldschieter; het is een sparringpartner die actief mee nadenkt om de kwaliteit van je project te verhogen. Door hun expertise over het internationaal toeristenpubliek reikten ze ons hierover waardevolle en bruikbare inzichten aan. Bij het begin van de subsidieperiode organiseerde TV een bootcamp voor alle geselecteerde hefboomprojecten. De aanwezige experten konden we vrijelijk consulteren en bevragen. Ook wat betreft familievriendelijkheid en toegankelijkheid hebben we dankzij TV stappen vooruitgezet. Dat laatste is trouwens een verplichting die TV ons oplegde: vanaf het begin tot en met de uitvoering moesten we met een erkend toegankelijkheidsbureau samenwerken. We plannen in de toekomst nog meer samenwerking en inhoudelijke afstemming met de andere culturele spelers op de Kunstberg en in Brussel in het algemeen. Voor de hand ligt de samenwerking met de Coudenbergsite.” Omstreeks 2015 kwam de oproep van Toerisme Vlaanderen voor de hefboomprojecten rond de Vlaamse Meesters, en voor de kernattractiessubsidielijn. Toen hebben we onze stoute schoenen aangetrokken en beslist om hierop in te schrijven, voor ons Bruegelproject bij de Vlaamse Meesters en voor het museum bij de kernattracties. Niet evident, want het was Vlaams geld en wij zijn een federale instelling.
Jean Mansel, La Fleur des histoires. Zuidelijke Nederlanden, midden 15e eeuw Toegeschreven aan de Manselmeester. Ms. 9231, fol. 11v De ark van Noa © KBR
© KBR museum
HET BEZOEKERSPARCOURS
Met het museum mikt de instelling op een verbreding van het publiek; met name de nationale en internationale cultuurliefhebbers komen in het vizier. Zowel de specialist, de geïnteresseerde leek als families met kinderen komen er aan hun trekken met een profiel op hun maat. Daartoe ging een interne werkgroep met het ontwerpbureau op zoek naar een verhaallijn voor het bezoekersparcours. Die koos voor een thematische indeling in plaats van een chronologische. In de eerste ruimtes schetst het museum, aan de hand van bruiklenen uit verschillende andere musea, de context waarin manuscripten tot stand kwamen. Daarna ontdekt de bezoeker hoe de manuscripten gemaakt en verlucht werden. Met die achtergrondinformatie op zak zwaaien de deuren van de schatkamer open. Het museum toont enkele hoogtepunten en gaat in op thema’s die in de Librije aan bod komen. Het is de bedoeling dat de manuscripten regelmatig wisselen; onvermijdelijk, gezien de kwetsbaarheid van deze stukken. Elk profiel (ontdekker, specialist of kind) kan op eigen tempo het parcours verkennen en krijgt op een interactieve manier aangepaste informatie in een van de vijf aangeboden talen.
Via een uitgelezen selectie aan objecten en met tijdsgebonden muziek op de achtergrond wordt de bezoeker helemaal ondergedompeld in de sfeer van de middeleeuwen. Die beleving wordt op de bovenste verdieping versterkt door projecties van fantasierijke beelden. Bezoekers kunnen in kokers wegdromen bij roze olifanten, draken en liefdesverhalen. Een leuke gimmick, maar past dit wel bij de sérieux van een wetenschappelijke instelling? Lammens: “We hebben resoluut ingezet op beleving. Wil je vandaag een divers publiek aanspreken, dan kun je niet anders. De focus ligt wel op de authentieke stukken en de verhalen daarrond – onze grootste troeven. Maar er is meer te zien dan enkel manuscripten. De bezoeker kan zelf ook dingen doen. Aanvankelijk gaf dit wat spanning tussen het wetenschappelijk team en de publiekswerkers. Uiteindelijk hebben we een goed evenwicht gevonden waarover iedereen tevreden is. Dat dit werkt blijkt uit de reacties op onze Bruegeltentoonstelling: zowel intern als extern was de tevredenheid heel hoog.” Publieksverbreding is en blijft een grote uitdaging. “In eerste instantie zetten we vooral in op de cultuurliefhebber. Ook families, kinderen en scholen willen we bereiken. Niet alleen is er de informatie op kindermaat, we voorzien ook een atelierruimte voor workshops. Daarnaast willen we inzetten op bijzondere doelgroepen, zoals kwetsbare Brusselse jongeren.”
Voor het bezoekersparcours kozen we voor een thematische indeling in plaats van een chronologische. In de eerste ruimtes schetst het museum, aan de hand van bruiklenen uit verschillende andere musea, de context waarin manuscripten tot stand kwamen. Daarna ontdekt de bezoeker hoe de manuscripten gemaakt en verlucht werden. Met die achtergrondinformatie op zak zwaaien de deuren van de schatkamer open.
MUFFE BEELD BIJSTELLEN
Het nieuwe museum lijkt op infrastructureel, scenografisch en inhoudelijk vlak veelbelovend. Maar hoe gaat KBR het museum in de markt zetten? Lammens: “KBR organiseerde vroeger ook tentoonstellingen. Doorgaans waren die zeer degelijk en goed onderbouwd, gezien ze uit hoogstaande onderzoeksprojecten voortkwamen. Maar door een gebrek aan budget en een aparte communicatieafdeling bleven deze tentoonstellingen onder de radar en trokken ze weinig bezoekers. Dit is nu anders: we willen echt gaan opschalen. Daarom is er nu wel een apart communicatieteam en -budget. Het museum wordt in de markt gezet via een visueel aantrekkelijke communicatiecampagne die vertrekt vanuit de manuscripten en die de nieuwsgierigheid wil opwekken. Daarmee willen we het enigszins muffe beeld over de middeleeuwen bijstellen en de cultuurliefhebber verleiden.” Daarnaast zet KBR nog een aantal andere troeven in: “We pakten ook onze hal en museumshop aan. In de shop bieden we nieuwe, andersoortige en unieke producten aan; niet alleen magneten en postkaartjes die je overal vindt. Wel een vaste productlijn met verrassende items én een aparte lijn per tentoonstelling. Onze
aangename inkomhal geeft uit op de binnentuin. Daarmee kunnen we onze ambitie van stilteplek in het hart van de stad helemaal waarmaken. Ook de cafetaria wordt helemaal vernieuwd, zonder te raken aan de bijzondere sixties look & feel. In combinatie met ons dakterras wordt het nieuwe restaurant een echte troefkaart. We dromen van een glazen lift aan de buitenkant; die kan ervoor zorgen dat het nieuwe restaurant nog toegankelijker wordt. Dat zou een aanwinst zijn voor de hele buurt!”
Wanneer zal Lammens tevreden zijn? Hierover moet ze niet lang nadenken. “Als we, een paar jaar verder, 100.000 tevreden bezoekers per jaar tellen. Dat klinkt misschien veel en onrealistisch, maar uit de simulatie die we met TV deden, weten we dat dit perfect mogelijk is op deze locatie. Ik heb er alle vertrouwen in.” ■
www.kbr.be
Alexander Vander Stichele is adviseur praktijkontwikkeling | onderzoek bij FARO. Jacqueline van Leeuwen is er adviseur vorming | organisatieontwikkeling.
Bronnen en literatuur
1. Het museum werd gerealiseerd met steun van Toerisme Vlaanderen, de Regie der Gebouwen en het Fonds Baillet Latour. De opening was aanvankelijk gepland op 15 mei 2020, maar werd wegens de coronacrisis verschoven naar 18 september. 2. Zie: www.kbr.be/nl/geschie denis-van-de-handschriftenverzameling/