8 minute read

De klimaatverandering in de praktijk

“Er komt (heel veel) water aan!”

De voorbije, extreem droge zomer én lente staan ongetwijfeld iedereen nog levendig voor ogen. Te weinig neerslag is of wordt een groot probleem. En, hoe paradoxaal het ook klinkt: te veel neerslag is ook niet goed. In dit artikel zoomen we in op één aspect van de klimaatverandering, meer bepaald het toenemende risico op wateroverlast. Dat brengt ook voor het cultureel erfgoed ernstige risico’s met zich mee.

Advertisement

Jürgen Vanhoutte en Iris Steen

Patrick Willems © FARO M idden maart van dit jaar: de winter loopt op zijn einde en de thermometer geeft 12°C aan. De voorbije week is er evenveel regen uit de hemel gevallen als gemiddeld tijdens de hele maand maart wordt opgemeten. Een goede aanleiding om met Patrick Willems, hoogleraar waterbeheer aan het departement Burgerlijke Bouwkunde van de KU Leuven, te praten over klimaatverandering en het risico op wateroverlast. 1

Waarom is de klimaatverandering een thema waarmee ook erfgoedwerkers zich zouden moeten bezighouden?

“De klimaatverandering kan voor cultureel-erfgoedinstellingen gevolgen hebben: van frequentere wateroverlast tot problemen met droogte en hittestress door de hogere temperaturen. Toegespitst op de problematiek van wateroverlast zorgt de klimaatverandering voor een temperatuurstijging in de atmosfeer, waardoor die over langere periodes meer waterdamp kan opnemen. Dit leidt tot langere droogteperiodes in de zomer, afgewisseld met zeer intense regenval, zogenaamde piekregens, tijdens heftige zomeronweders. De winters daarentegen worden natter, met meer regenbuien, waardoor de bodem sneller verzadigd raakt. Als het blijft regenen loopt het overtollige regenwater, dat niet meer in de bodem kan dringen,

Maurice Nantel via Pixabay

af naar rivieren en beken, met als gevolg dat die buiten hun oevers treden. In dat opzicht maken we een onderscheid tussen fluviale en pluviale overstromingen. Fluviale overstromingen of overstromingen van waterlopen komen voor na meerdere weken van overvloedige regenval, meestal in de wintermaanden. In de zomer heb je eerder kans op pluviale overstromingen of overstromingen door zeer intense regenval op heel korte tijd, waardoor het rioleringssysteem de massale aanvoer van regenwater niet meer kan slikken en overloopt. Beide fenomenen zullen als gevolg van de klimaatopwarming steeds vaker voorkomen. Overstromingskanskaarten, die het risico op overstroming in grotere steden weergeven, zijn duidelijk: er zijn steeds meer risicolocaties. Al heeft men de voorbije decennia geen overstroming meer meegemaakt, betekent dit niet dat er zich in de toekomst geen problemen zullen voordoen.”

Vlaanderen blijkt extra kwetsbaar. Hoe komt dat?

“De voornaamste boosdoeners zijn onze hoge bevolkingsdichtheid en de slechte ruimtelijke ordening. Door de schaarse ruimte is men gaan bouwen in gebieden die als natuurlijk overstromingsgebied fungeren. Daarnaast hebben heel wat steden en dorpen zich vroeger ook altijd op en rond waterlopen ontwikkeld; veel historische centra liggen vandaag aan een rivier of in overstromingsgevoelig gebied. Daar onmiddellijk aan gelinkt is de sterk toegenomen verharding van de Vlaamse bodem door de hoge bebouwingsdichtheid. Momenteel is ongeveer 15 % van de Vlaamse bodem verhard, waar dat eind jaren ’70 slechts 5 % bedroeg. Dat komt neer op een verdrievoudiging in circa veertig jaar tijd. Als gevolg daarvan kan regenwater steeds minder makkelijk in de bodem dringen en loopt het ofwel af naar rivieren en beken, ofwel moet het via de riolering worden afgevoerd. Het rioleringssysteem vormt daarbij een bijkomende zwakke schakel. In Vlaanderen is er op veel plaatsen nog geen gescheiden riolering, waarbij regenwater en afvalwater apart worden afgevoerd. Sinds een twintigtal jaar wordt die bij nieuwe plannings- of bouwprojecten wel zoveel mogelijk aangelegd, maar het vervangen gaat traag en is duur. Door de ruimtelijke ordening moet men deze inhaaloperatie over het hele grondgebied realiseren en niet enkel in de bebouwde centra. Vlaanderen is ook in dat opzicht één groot urbaan gebied geworden. Als gevolg daarvan wordt veel regenwater vandaag nog via de riolering afgevoerd, waar het bij massale neer

Overstromingskanskaart Antwerpen – huidig klimaat. © KU Leuven – Dept. Burgerlijke Bouwkunde – Afdeling Hydraulica

Overstromingskanskaart Antwerpen – 2050. © KU Leuven – Dept. Burgerlijke Bouwkunde – Afdeling Hydraulica

slag in de lager gelegen verzamelpunten samenkomt en overstroomt. De oudere verzamelpunten van het rioolwater zijn berekend op een capaciteit die eens om de vijf jaar kan overlopen. Sinds 2012 zijn de normen verstrengd en worden rioleringssystemen berekend op een capaciteit waarbij overstroming op het laagste punt maar eens om de twintig jaar mag voorkomen. Maar zelfs met deze aanpassing zien we dat het overlopen van de riolering de laatste jaren toch nog vaker voorkomt. Dit is een rechtstreeks gevolg van de toename aan piekregens door de klimaatverandering. Prognoses gaan ervan uit dat we zonder bijkomende maatregelen tegen 2100 vijf tot tien keer meer kans kunnen hebben op het overlopen van rioleringen in de zomermaanden.”

Erfgoedcollecties worden veelal in steden bewaard. Zijn de risico’s daar groter dan elders?

“Voor steden als Antwerpen, Brugge en Gent – waar veel grote erfgoedinstellingen in het centrum liggen, vaak in de buurt van waterlopen Prognoses gaan ervan uit dat we zonder bijkomende maatregelen tegen 2100 vijf tot tien keer meer kans kunnen hebben op het overlopen van rioleringen in de zomermaanden.

– zijn al overstromingskanskaarten opgemaakt. Zo is voor Brugge het risico op pluviale overstromingen berekend, waarbij ook werd nageteld hoeveel historische monumenten in gebieden liggen die kunnen onderlopen. Uitgaande van het huidige klimaat telden we 99 locaties die risico lopen om eens in de twintig jaar met wateroverlast geconfronteerd te worden. Bij ongewijzigd

beleid stijgt dat cijfer naar 176 tegen 2050 en 242 tegen 2100. Dit is een duidelijk signaal voor het stadsbestuur om dringend werk te maken van duurzaam waterbeheer, al was het maar om deze plekken – die voor het toerisme erg belangrijk zijn – zoveel mogelijk van waterschade te vrijwaren. Daar komt nog bij dat in Brugge quasi alle grote cultureel-erfgoedinstellingen in een monument gehuisvest zijn of dat zich in veel van die monumenten, zoals kerken, belangrijk cultureel erfgoed bevindt.”

“Het risico op zowel fluviale als pluviale overstromingen is in steden dus inderdaad groter, door de hogere graad van bodemverharding, het vaak nog verouderde rioleringssysteem en het feit dat steden vaak aan waterlopen gelegen zijn. Als gevolg van de klimaatverandering nemen deze risico’s alleen maar toe. Cultureel-erfgoedinstellingen die in een stad gevestigd zijn, moeten zich dus bewust zijn van het feit dat ze een groter risico op wateroverlast lopen.

Wat kunnen erfgoedbeheerders zelf doen om hun collectie te beschermen?

“Belangrijk is allereerst dat men zich bewust is van het toenemende risico op wateroverlast en probeert om een correcte inschatting van de risico’s te maken. Daarvoor kunnen overstromingskanskaarten zeer nuttig zijn, voor zover die voor een bepaalde stad zijn opgemaakt. Op basis daarvan moet elke erfgoedinstelling dan de nodige preventieve maatregelen en procedures in het calamiteitenplan voorzien. Hierbij dus een warme oproep om in het kader van een verantwoord risicobeheer de opmaak van een calamiteitenplan niet uit te stellen. Daarnaast spreekt het voor zich dat in die zones waarvan geweten is dat het risico op wateroverlast hoger is, erfgoedinstellingen best nu reeds voorzorgen nemen. Dat kan gaan van collecties niet in kelders bewaren tot het plaatsen van waterdichte schotten daar waar het water het gebouw kan binnendringen.”

“Als belangrijke culturele spelers in een stedelijke context kunnen erfgoedinstellingen ook druk uitoefenen op hun stadsbestuur om het overstromingsrisico voor hun stad te laten analyseren en werk te maken van duurzaam waterbeheer. Het tijdelijk sluiten van monumenten en erfgoedinstellingen omwille van waterschade levert steden immers niet alleen gederfde inkomsten op, maar ook imagoschade. Momenteel zien we dat vooral de grote steden in Vlaanderen een voortrekkersrol spelen en in het kader van klimaatadaptatie studies naar overstromingsrisico’s uitvoeren. Als erfgoedinstelling is het zaak om hierop in te spelen en in het kader van calamiteitenplanning en risicobeheer mogelijke risico’s voor de eigen instelling mee in kaart te laten brengen.”

Hebt u tot slot enkele algemene aanbevelingen om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen?

“Samenvattend kunnen we stellen dat er – alleen al voor de groeiende kans op wateroverlast – een complexe set maatregelen nodig is om de effecten van de klimaatverandering op te vangen. Belangrijk is om de evolutie van de klimaatopwarming en haar gevolgen van dichtbij op te volgen. Op basis daarvan kunnen haalbare oplossingen worden uitgewerkt, die stap voor stap kunnen worden geïmplementeerd. Dit laatste zal maar heel geleidelijk gebeuren. Maar ook de klimaatverandering is een geleidelijk proces. Daarom is het belangrijk nu alle haalbare opties te benutten. Wanneer de klimaatevolutie versnelt, kunnen nog extra investeringen worden voorzien. Dit maakt het doorvoeren van de nodige maatregelen over een langere periode ook realiseerbaar voor stedelijke en andere overheden.”

“Op korte termijn kunnen erfgoedinstellingen zelf – zoals gezegd – best vooral op preventie inzetten, te beginnen met de opmaak en implementatie van een calamiteitenplan. Daarnaast kunnen erfgoedinstellingen ook rechtstreeks met hun stadsbestuur over deze problematiek in gesprek gaan. Ga dus na welke maatregelen op het vlak van duurzaam waterbeheer op stedelijk niveau op stapel staan en bekijk hoe uw erfgoedinstelling in dit plaatje past. Bovendien worden zowel cultureel als onroerend erfgoed door deze problematiek bedreigd. Vanuit een geïntegreerde aanpak van het probleem lijkt me een alliantie tussen beide erfgoedsectoren dan ook een belangrijke stap in de goede richting.” ■

Jürgen Vanhoutte is adviseur behoud & beheer bij FARO.

Iris Steen is zelfstandig procesbegeleider van organisaties, vooral in de sectoren erfgoed, cultuur, natuur, landschap en toerisme. Zij coördineert het Erfgoedlabo, dat de reeks studiedagen Erfgoed en de vier elementen organiseert.

Bronnen en literatuur

1. Op 22 november 2019 organiseerde het Erfgoedlabo Leuven in samenwerking met FARO, het Belgische Blauwe Schildcomité en ICOMOS Vlaanderen-Brussel een studiedag over de problematiek van wateroverlast. Dit binnen een reeks van studiedagen, getiteld ‘Erfgoed en de vier elementen’. De presentaties van de verschillende sprekers en het verslag kan u nalezen op https://www. erfgoedlabo.be/items/show/6.

This article is from: