ITAA-Zine | Nummer 6 - oktober 2020

Page 18

18

Aanslag geheime commissielonen: happy end of never ending story? Op 26 september 2019 heeft het Grondwettelijk Hof zich opnieuw uitgesproken over de toepassing van de zogenaamde aanslag geheime commissielonen.1 In antwoord op een prejudiciële vraag kwam het Hof tot het besluit dat er geen economische dubbele belasting mag ontstaan door de vestiging van zowel een afzonderlijke aanslag (de aanslag geheime commissielonen) bij de ven­ nootschap die een voordeel toekent, als door de vestiging van een aanslag bij de verkrijger van het voordeel binnen de wettelijke termijnen. De minister van Financiën had al aangegeven de beslissing van het Grondwettelijk Hof te zullen respecteren. Dit heeft geresulteerd in de circulaire van 5 juni 20202 , waarin het standpunt zoals weergegeven in de beslissing van het Grondwettelijk Hof wordt hernomen. Bovendien wordt in de circulaire bevestigd dat vennootschappen die al onderworpen zijn geweest aan de aanslag geheime commissielonen (terwijl ook de begunstigde effectief is belast) nu een bezwaar kunnen indienen binnen de zes maanden vanaf de datum van het aanslagbiljet of een verzoek tot ambtshalve ontheffing kunnen indienen binnen de vijf jaar te rekenen vanaf de datum van het aanslagbiljet, om de reeds betaalde aanslag geheime commissielonen terug te vorderen.

1. Wat voorafging 1.1. Historiek Het is een utopie te denken dat een fiscale bepaling die initieel werd ingevoerd in 1973, vandaag de dag nog steeds onverminderd van toepassing zou zijn. Met betrekking tot de fiscaliteit en de interpretatie van de aanslag geheime commissielonen, en meer in het bijzonder artikel 219 van het WIB 92, kan stilaan toch gesproken worden van een echte soap. Het is steeds de bedoeling geweest om met de aanslag geheime commissielonen een wettelijk kader te voorzien waarbij tegenover de fiscale aftrekbaarheid in hoofde van de verstrekker van een beroepsinkomen, een belastingheffing bestaat in hoofde

van de begunstigde van dergelijk inkomen. 3 Door te voorzien in een identificatieplicht in hoofde van de verstrekker van beroepsinkomsten, kan de fiscus zich ervan verzekeren dat het juiste belastingregime ondergaan wordt bij de begunstigde van het betreffende inkomen. Is dit niet gebeurd, en bestaat er ook geen mogelijkheid om dit alsnog door te voeren omdat de aanslagtermijnen daartoe bijvoorbeeld verstreken zijn, dan zorgt de figuur van de aanslag geheime commissielonen ervoor dat belastingheffing gecreëerd wordt bij de verstrekker van het voordeel. Geen nadelige effecten voor de Schatkist dus.

daarin gesteund door de rechtspraak, volstond het ontbreken van de identificatieplicht om de aanslag geheime commissielonen toe te passen, zelfs al werd de begunstigde van het inkomen belast. Een bijkomende doorn in het oog van heel wat belastingplichtigen was dat er bovendien een zeer hoog (weliswaar fiscaal aftrekbaar) belastingtarief werd toegepast van 309%. In strijd met de ratio legis van de bepaling ging het aldus om een sanctie die eerder een bestraffend dan louter een vergoedend karakter had.

Initieel werd de aanslag geheime commissielonen echter niet volledig in lijn met voormeld doel geïmplementeerd in de wet. Op basis van de wet,

Als antwoord op de vele betwistingen die hierover bestonden, werd vanaf aanslagjaar 2003 voorzien dat bij afwezigheid van de identificatieplicht,

1.2. Initiële ontsnappingsmogelijkheden

1 GwH 26 september 2019, nr. 125/2019. 2 Circ. Nr. 2020/C/77 van 5 juni 2020 over het arrest nr. 125/2019 van 26 september 2019 van het Grondwettelijk Hof in verband met een prejudiciële vraag over de toepassing van de afzonderlijke aanslag zoals bedoeld in artikel 219 van het WIB 92, www.fisconetplus.be 3 Parl.St. Kamer 1972-1973, nr. 521/7, 38-39.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.