5 minute read
Maaimeststoffen ipv mest
Joost van Strien heeft zijn bedrijf Zonnegoed helemaal ingericht op het in stand houden en bevorderen van bodemvruchtbaarheid en bodemstructuur. Experimenten met maaimeststoffen leidden naar nieuwste innovatie: volledig plantaardige bemesting.. “We zien hele mooie, rulle grond met veel wormen in onze percelen met maaimeststoffen.”
TEKST MARIA VAN BOXTEL FOTO’S JORIS VAN DER KAMP
Advertisement
“Ik voelde ongenoegen met hoe de biologische sector aan dierlijke mest komt,” vertelt akkerbouwer Joost van Strien over zijn redenen om te beginnen met maaimeststoffen. “In 2007 bijvoorbeeld mocht je nog gangbare mest aanvoeren, tot wel 60%. Dat percentage is intussen wel afgebouwd, maar ik vond met sommige andere biologische boeren dat je zo niet geloofwaardig bent. En dat je als sector risico’s loopt. Andere telers zeiden juist dat ze die mest uit de gangbare sector wel nodig hebben. Er is niet genoeg.” Die discussie zette Joost aan het denken. “Kan je de mestbehoefte verlagen? Heb je bijvoorbeeld geen 170 kg stikstof per hectare nodig, maar misschien maar 100 kg? Kan ik het veevoer op eigen bedrijf houden?” Joost startte in 2008 met een experiment in samenwerking met het Louis Bolk instituut: verschillende blokkenproeven in de spinazie waarbij maaimeststoffen werden vergeleken met dierlijke bemesting. Hoe het werkt? Vlinderbloemige voedergewassen worden gebruikt als plantaardige meststof: gras/klaver of luzerne wordt gemaaid, gehakseld en uitgereden. “Dat werkte goed. De opbrengst bleef gelijk of werd zelfs beter. Maar belangrijker nog: ik zag hele mooie, rulle grond met meer wormen in de plotjes met maaimeststoffen.”
Joost experimenteerde na deze positieve ervaringen zelf door op grotere schaal. “We vergeleken in verschillende teelten, de helft van het perceel met maaimeststoffen en de helft met drijfmest. Met wisselende resultaten.” Voor de dierlijke mest werkte Zonnegoed samen met een veehouder dichtbij, waaraan ze voedergewassen verkochten in ruil voor mest. “Dat was een prettige samenwerking. Dus na een tijdje hebben we de maaimeststoffen weer in de ijskast gezet.” Toch
Met maaimeststoffen geen mest meer nodig
Bedrijfsgegevens Zonnegoed - Ens
Arbeidl | Joost van Strien, Christaan Feickens, medewerkers Areaal | 93 hectare, waarvan 5 hectare nieuw voedselbos Teelten | verschillende groentegewassen, rooigewassen zoals consumptieaardappelen, maaimeststoffen zoals klaver en luzerne in mengsel met wilde peen, rietzwenkgras en weegbree Afzet | groothandel en Duitse supermarkten, gedeeltelijk onder keurmerk Biocyclic Vegan Standard. Lokale afzet via korte keten van Vegan Vegetables. www.zonnegoed.nl
blijft Joost graag nieuwe zaken uitproberen. Meer dingen brachten hem terug op het pad van de maaimeststoffen. “Een paar jaar geleden bleek uit onderzoek van Jelmer Buys en anderen dat ook biologische mest veel residuen van gewasbeschermingsmiddelen bevat, vaak door het gangbare stro in de stal. Ook biologische mest is daarmee niet biologisch. Tegelijkertijd hoorde ik de resultaten van 10 jaar proeven met plantaardige bemesting op proefboerderij Kollummerwaard in Planty Organic. Toen begon het weer te kriebelen.” Joost en medeondernemer Christiaan Feickens van Zonnegoed besloten eind 2019 volledig over te gaan op maaimeststoffen. “In 2020 hebben we ons laatste restje dierlijke meststoffen verbruikt.”
De aanpak is intussen verbeterd. “De eerste snede maaigewassen passen we direct toe in de gewassen die bemesting vragen. De latere snedes kuilen we in en brengen we het volgende jaar in de lente aan, voor de teelt uit.” Ook de teelt van gras/klaver of luzerne als monocultuur maaimeststof is veranderd. “We zaaien een mengsel van klavers, luzerne met grassen en kruiden erdoorheen, zoals duizendblad en smalle weegbree. Dat geeft in theorie een diverser aanbod aan sporenelementen. Want elke plant neemt zijn eigen voedingsstoffen op. Of dat klopt, gaan we laten analyseren, nu we het dit jaar gemaaid hebben.” Die invalshoek zag Joost bij een gangbare collega teler in de Noordoostpolder, die met brede mengsels van groenbemesters meer mineralen vrij wil maken in de bodem. En een ander voordeel: “met een monoteelt luzerne kan er ook een of andere ziekte in komen. Een mengsel blijft veel langer gezond.” Plantaardige bemesting blijkt zo prima te werken. “Op 1/6 van je bedrijf maaimeststoffen telen is bij ons voldoende met een normaal bouwplan. Wij telen meer, omdat we veevoer aan een veehouder blijven verkopen. En als je intensiever groentegewassen wil telen – meer kool en pompoen dan wij al doen – moet je ook iets meer maaimeststoffen verbouwen.” Bij Zonnegoed rouleert de luzerne en de grasklaver gewoon mee in de vruchtwisseling. “Het is ook een goed tussengewas.”
Zonnegoed heeft als eerste Nederlandse bedrijf
het Biocyclic Vegan Standard keurmerk, waarmee gecontroleerd wordt dat de producten vrij van dierlijke mest zijn. “In Nederland is dat nog onbekend en moet de markt voor vegan groente nog ontwikkeld worden. Wij gaan daar nu mee beginnen via een korte keten. We gaan leveren aan regionale food hubs. Daarvoor bouwen we een platform waar consumenten zich kunnen abonneren. Dat is wel een spannend traject.” Joost heeft er wel vertrouwen in. “Als ik de eerste reacties hoor, zijn er genoeg mensen die het belangrijk vinden. Onze producten gaan nu vooral naar Duitse supermarkten, en daar worden veganistische groenten ook al verkocht. Dat wordt wel een groter volume.” Ook de prijzen zijn goed. “Vergelijkbaar met wat we nu voor onze biologischdynamische producten onder Demeter keurmerk krijgen.”
Joost blijft innoveren. Zoals werken met vaste rijpaden en nietkerende grondbewerking: “de worm neemt de rol van de ploeg over”. En met samenwerkingen met collega’s in innovatieve machines, zoals de Colorado Beetle Catcher. Plus vijf hectare nieuw voedselbos. De overstap naar plantaardige bemesting past prima in dat totaalplaatje. “Het wordt steeds duidelijker dat het aantal dieren in de landbouw omlaag moet, ook in de biologische landbouw. Ik denk dat in de toekomst dieren diervriendelijk en grondgebonden worden gehouden. Dan is er nog maar weinig mest die veebedrijven verlaat en minder beschikbaar voor akkerbouwers. Dat duurt misschien nog 10 of 20 jaar, maar het is onvermijdelijk. Wij hebben dan al voorgesorteerd. Het is ook belangrijk dat we dingen uitproberen en innoveren, zodat andere bedrijven kunnen zien dat er alternatieven zijn.”