Koos van Brakel
Henk Walst
Koos van Brakel
Henk Walst
‘Abstractie is echt, waarschijnlijk echter dan de natuur.’
Josef Albers (1888-1976)
Ger Gerrits. Leven voor de kunst
© LM Publishers 2023
LM Publishers
info@LMPublishers
www.LMPublishers.nl
redactie Thecla Berghuis
vormgeving Ad van Helmond
productie Hightrade bv
isbn 978-94-6022-988-6
Deze uitgave is mogelijk gemaakt door Jaap Harten Fonds, de Gijselaar-Hintzenfonds, Stichting Gifted Art en Creatie Art.
De Gijselaar - HintzenfondsVoorwoord en dankwoord
Inleiding
De jaren twintig: De Onafhankelijken en De Brug
De jaren dertig: de keuze voor het kunstenaarschap
Kunstenaars in Nood
De eerste overzichtstentoonstelling
De bezettingsjaren 1940 – 1945
Kunst in vrijheid, Twaalf schilders en Vrij Beelden, 1945 – 1950
De jaren van Creatie 1950 – 1954
Liga Nieuw Beelden 1955
De jaren zestig: een laatste vernieuwing
Bij de dood van een te weinig bekende
Index
Chronologie
Catalogus
Appendix I Lidmaatschap van verenigingen en commissies
Appendix II Lijst van werken uit de jaren 1947 – 1954
Gerrit Jacobus Gerrits (Nieuwer-Amstel 1893-Amsterdam 1965) was een gedreven kunstenaar en voorvechter van een betere maatschappelijk positie voor beeldende kunstenaars. Een warme persoonlijkheid, die altijd klaar stond voor zijn vrienden. In de Nederlandse kunstwereld speelde hij vier decennia lang een prominente rol. Hij was medeoprichter en voorzitter van de kunstenaarsgroep Vrij Beelden, oprichter en voorzitter van de Kring van Nederlandse grafici en tekenaars en van Creatie, medeoprichter en bestuurslid van Liga Nieuw Beelden, werkend lid en bestuurslid van De Onafhankelijken en werkend lid van De Brug en De Grafische. Hij had zitting in diverse rijkscommissies, tentoonstellingscommissies en jury’s en was betrokken bij verschillende initiatieven om te komen tot een betere maatschappelijke positie van kunstenaars. Zijn oeuvre is bescheiden van omvang 1, maar van hoogwaardige kwaliteit en bestaat uit circa vijfhonderd werken: olieverfschilderingen, gouaches, aquarellen, tekeningen, grafiek, sculpturen en keramische borden. Telkens weer weet hij zich te vernieuwen. Na zijn figuratieve jaren richt hij zich vol overtuiging tot de abstracte, of absolute kunst. Maar altijd blijft hij zoekende en soms kan dit betekenen dat hij zich, zonder deze te imiteren, weer wendt tot de natuurlijke werkelijkheid als bron van inspiratie. Zelf zei hij daarover: ‘Ik experimenteer steeds en neem voor mijzelf de vrijheid te veranderen wanneer ik mij daartoe innerlijk geroepen voel.’ 2
Naar aanleiding van zijn overlijden omschreef het Algemeen Handelsblad zijn oeuvre als ‘een kunst die alleen bij enkele fijnproevers terecht kon komen.’ 3 Hoe fel zijn strijd ook was voor de maatschappelijke positie van kunstenaars en voor de erkenning van de absolute kunst, wanneer het over zijn eigen werk ging stelde hij zich altijd zeer bescheiden op. Zijn schilderijen exposeerde hij vooral op groepstentoonstellingen. Wellicht dat hierin de reden is gelegen dat zijn werk, ondanks de belangrijke rol die het speelde in de Nederlandse kunstwereld, met name na de Tweede Wereldoorlog, enigszins naar de achtergrond is verschoven. Maar zeker niet vergeten. Er zijn altijd collectioneurs van zijn werk geweest en zijn schilderijen worden regelmatig in museale presentaties getoond.
Zonder Henk Walst (1929-2021), neef van Ger Gerrits, was deze publicatie niet mogelijk geweest. Hij ordende het archief van de kunstenaar, deels in zijn bezit en deels bij het rkd-Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis te Den Haag. Maar bovenal bracht hij het werk van Gerrits onder de aandacht. Vaak wordt een kunstenaar na zijn
1 De omvang van het oeuvre van Gerrits is niet exact bekend. Zie appendix ii voor zijn productie in de jaren 1947/48/49/50,51/53/54.
2 E.S. de Jongh - ‘Huidige beeldende kunst niet uitsluitend abstract. Moderne stromingen wekken onbegrip en argwaan bij publiek’ in: Het Parool 27/8/1955.
3 ‘Bij de dood van een te weinig bekende. Ger Gerrits, groot man, waarachtig kunstenaar’ in: Algemeen Handelsblad 12/7/1965.
overlijden vergeten. Henk Walst zorgde dat er een overzichtstentoonstelling kwam in het Gemeentemuseum Arnhem in 1993. Hij was altijd bereid vragen te beantwoorden, of het nu in het kader van een aanstaande expositie of publicatie was, of van het documenteren van kunstwerken in bezit van publieke instellingen in Nederland. Ook verzorgde hij een website over leven en werk van Ger Gerrits, www.gergerrits.com. Helaas heeft hij het verschijnen van deze publicatie niet meer mogen meemaken.
Graag bedank ik de volgende personen en instellingen, die een bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van deze publicatie. Allereerst Stichting Jaap Harten Fonds, dat de publicatie ondersteunde met een genereuze financiële bijdrage. Ook het De Gijselaar-Hintzenfonds, Stichting Gifted Art en Creatie Art ondersteunden de publicatie financieel. Mijn grote dank gaat uit naar Nitha Kosten, echtgenote van Henk Walst, die mij steeds met raad en daad bijstond, naar Irene de Groot, die alle werken in particuliere collecties fotografeerde, Stedelijk Museum Amsterdam: Michiel Nijhoff, Maartje Janssen, Bart Brouns, Hetty Wessels; Rijksmuseum Amsterdam: Maria Smit; Museum Arnhem: Jelle Bouwhuis; Stadsarchief Amsterdam: Monique Peters; Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: Yuri van der Linden, Cor Mulders; Rijksmuseum Twenthe: Ruud ter Beeke; Tel Aviv Museum of Art: Sophia Berry Lifschitz en Yaffa Goldfinger; Mark Smit kunsthandel; Lyklema Fine Art; Sotheby’s: Marguerite van Poll; en Tonny en Ed Beek, Sonja Wijs, Etienne Boyer, Arnold Ligthart, Annemieke Jurgens, Erik Paol, Rob Delvigne, Marius Sterrenburg, Ron Smit (uitgever); Thecla Berghuis (tekstredactie), Ad van Helmond (vormgeving) en Lisa Branolte, mijn steun en toeverlaat.
Koos van Brakel
Ger Gerrits is geboren op 24 december 1893. Al op jonge leeftijd legde hij zich toe op tekenen en schilderen, hiertoe aangemoedigd door zijn vader, diamantslijper van beroep en zelf een niet onverdienstelijk amateurschilder. Op advies van zijn vader bekwaamt hij zich op zijn vijftiende als leerling in de lithografie, dat zou immers meer zekerheid voor een levensonderhoud bieden dan een leven als kunstenaar. Hij volgt aan de School voor Kunst en Kunstnijverheid te Haarlem en de Teekenschool voor Kunstambachten te Amsterdam lessen modeltekenen bij Hendrik Maarten Krabbé (1868-1931), grafische technieken bij Jaap Veldheer (1866-1954) en ornament tekenen en ontwerpen bij Georg Rueter (1875-1966).
Vanaf 3 oktober 1913 vervult hij zijn dienstplicht bij het 18e regiment infanterie. Hij blijft aquarelleren en tekenen, voornamelijk landschappen, dorpsgezichten en portretten van zijn medesoldaten. Wanneer hij in 1919 afzwaait, is zijn vader werkeloos en besluit hij een baan te zoeken.
Voor een startsalaris van fl. 15,– per week treedt hij in dienst van de firma Kotting, een van de grote drukkerijen in Amsterdam, op de hoek van de Lijnbaansgracht en de Elandsgracht. Kotting vervaardigde alle mogelijke soorten drukwerk, van affiches, sigarenzakjes, etiketten, brochures en reclamedrukwerk tot prentbriefkaarten, stadsplattegronden en menukaarten. De zaken gaan uitstekend, Kotting heeft in die tijd twaalf tekenaars/lithografen in dienst, die vaak ook de ontwerpen verzorgen.4 Al snel krijgt ook Gerrits de kans affiches, omslagen en reclamemateriaal te ontwerpen. Behalve voor Kotting werkt hij ook voor de Amsterdamse steendrukker Van Roessel & Co in de Oosterparkstraat.5 Lang voordat hij als kunstenaar kiest voor de abstractie, werkt hij als ontwerper van reclames al in een geometrisch abstracte stijl, zoals zijn ontwerpen voor sigarettendoosjes uit de jaren twintig
In 1920 wordt hij lid van De Onafhankelijken, een vereniging van beeldende kunstenaars in Amsterdam. De Onafhankelijken is opgericht in 1912 met het doel juryvrije exposities te organiseren, in navolging van de Salon des Indépendants in Parijs. Vanwege het grote ledenaantal, vele honderden, onder wie de nodige dilettanten, wordt in 1918 een ballotage ingesteld. Alleen zij, die de ballotagecommissie passeren, mogen hun werk exposeren. Hierdoor wordt het ledental sterk teruggebracht. De vereniging streeft ernaar twee tentoonstellingen per jaar te organiseren. De Onafhankelijken beschikte niet over een eigen expositieruimte, maar krijgt vanaf 1919 twee keer per jaar enkele zalen in het Stedelijk Museum te Amsterdam ter beschikking. De tentoonstellingen zijn in feite verkoopexposities, de meeste catalogi bevatten slechts de namen van de schilders, titels van de werken en de prijzen. De Onafhankelijken is voor Gerrits van groot belang geweest. Tot 1941 zal hij verschillende bestuursfuncties in de vereniging en namens de vereniging vervullen. In tegenstelling tot veel andere kunstenaarsverenigingen staat De Onafhankelijken open voor jonge en vernieuwende kunstenaars. Op de tentoonstellingen exposeren bovendien vaak buitenlandse niet-leden, een unieke gelegenheid om kennis te nemen van internationale ontwikkelingen. Paul Klee, Paul Signac, Henri Matisse, Pablo Picasso, Georges Braque, Gino Severini en vele anderen exposeren op de tentoonstellingen van De Onafhankelijken. In 1927 organiseerde De Onafhankelijken een expositie in het Stedelijk Museum met het werk van Wassily Kandinsky en in 1929 en 1930 tentoonstellingen over respectievelijk de Neue Sachlichkeit, een Duitse kunststroming, en de Franse en Belgische surrealisten. Gerrits is zijn leven lang een groot bewonderaar geweest van Kandinsky.
In zijn beginjaren schildert Gerrits de traditionele onderwerpen: stillevens, landschappen, portretten, en stadsgezichten. Hij signeert zijn werk tot circa 1925 met Gerrit Gerrits. Zijn eerste jaren als kunstenaar zijn niet altijd makkelijk. Op de tentoonstelling van De Onafhankelijken in samenwerking met de Eerste Moderne Internationale Tentoonstelling te Scheveningen in 1923, exposeert hij drie werken. Luc Willink, kunstcriticus van Het Vaderland, voorziet zijn schilderijen van stevige kritiek: ‘Er zijn meer uitbundigen, onder andere Gerrit Gerrits, die zijn schilderijen niet beredeneert, maar aanlegt, als een loodgieter een waterleiding, of zoals een wiskundige een algebra-formule becijfert. Het felkleurige resultaat is harteloos en dor en hopeloos gewild.’ 7 Gerrits is, als autodidact, in zijn olieverfschilderingen nog zoekende. Het lijkt er op dat hij zijn lithografische technieken inzet bij het schilderen. Hij gebruikt felle kleuren, die hij nauwelijks vermengt en die weinig textuur vertonen. Het grafische element is altijd sterk aanwezig gebleven in zijn werk.
In de tweede helft van de jaren twintig werkt hij in een stijl verwant aan de nieuwe zakelijkheid (1918-1939), een richting, die een zekere voorkeur heeft voor de weergave van alledaagse zaken in een strakke emotievrije stijl. De kleuren zijn helder, zonder nuances en geven geen stofuitdrukking weer. In deze periode ontstaan onder andere Melkwinkeltje en IJskarretje8 – beide uit 1927 – en Stoomgemaal (1929) (cat. 10). Gerrits toont met deze schilderijen, hoogtepunten in zijn oeuvre, dat hij het werken in olieverf volledig onder de knie heeft. Tijdens de tentoonstelling van De Onafhankelijken in het Stedelijk Museum in maart 1928 worden Melkwinkeltje en IJskarretje positief besproken. De nieuwe zakelijkheid wordt volgens de recensent van het Algemeen Handelsblad ‘[…] op eigenaardige wijze vertegenwoordigd door G. Gerrits, wiens Melkwinkel en IJskarretje nuchter van waarneming en vlak van kleur, nochtans knappe schilderijen zijn.’ 9 De door Gerrits geschilderde melkwinkel was gevestigd in een keldertje in Wijttenbachstraat 78 te Amsterdam en eigendom van Simon Walst. Op 22 december 1921 was Gerrits in het huwelijk getreden met Antonia Maria Focke (1897-1997), zuster van T.J.M. Focke, echtgenote van Simon Walst. Ook zijn deelname aan de tentoonstelling van De Brug in het Stedelijk Museum van dat jaar wordt positief ontvangen: ‘Het Interieur door Ger Gerrits, hoewel hard en scherp, en te illustratief, heeft mij geboeid. Het is een kamer, schuin van boven af gezien, met een kachel, een kat, een stoel, een vloerkleed en behang, en dit samenstel heeft een wonderlijk aanschijn verkregen, een nieuw en toch vertrouwd gezicht op deze zeer gewone dingen.’ 10 Zijn schilderijen krijgen tijdens de tentoonstelling van De Brug dat jaar te Rotterdam een minder warm onthaal. ‘De heer Gerrits toont zijn onderwerpen bij voorkeur van boven af gezien en de voorwerpen op zijn tafereel voldoen dan aan de betreffende wetten van perspectief, maar zijn personen schijnen niet altijd aan die wetten onderworpen. Zo staat bijvoorbeeld het meisje met zwart haar in no. 4 De ijskar op dezelfde hoogte als de schilder. Geen wonder dat deze er geen kans toe ziet om haar voetjes te plaatsen op het van een hoger niveau beziene straatvlak.’ 11 Tijdens de expositie van De Onafhankelijken in 1929 in de voormalige Militiezaal te Amsterdam exposeert Gerrits tekeningen en grafiek. ‘Het aardigste dat ik er vond leverde Ger Gerrits in een litho Melkwinkel, een stukje eerlijke zakelijkheids-kunst, waarin elke zaak met gelijke aandacht was bekeken en met gelijke liefde weergegeven, en waarin de twee menselijke wezens, als zaken met zakelijke nauwkeurigheid waren gedemonstreerd. Deze tamelijk grote litho […] nobeler, minder onbarmhartig, zorgvuldiger dan een fotografie gaf zij (sic) de talloze attributen van een melkslijterij weer, maar zij deed het even stellig even nauwgezet.’ 12 (zie cat. 113) Gerrits laat in deze jaren zijn litho’s soms uitvoeren door Nicolaas Wijnberg sr. bij drukkerij Van Roessel & Co. Ook een aantal andere kunstenaars, onder wie Johan van Hell, maken gebruik van deze mogelijkheid, geboden door Arnold van Roessel (1883-1947). Van Roessel, voor de oprichting van zijn eigen drukkerij ook werkzaam bij de firma Kotting, kneep dan een oogje dicht, zeer tegen de zin van zijn medefirmant. Wijnberg drukt onder andere de litho Melkwinkeltje 13 Zijn schilderijen uit deze jaren worden later soms in één adem
8 In 2007 bij veilinghuis Sotheby’s in Amsterdam verkocht voor euro 192.250.
9 M.V. – ‘Stedelijk Museum De Onafhankelijken’ in: Algemeen Handelsblad 14/3/1928.
10 P.v.d.M. d.W. – ‘Tentoonstelling van De Brug in het Stedelijk Museum te Amsterdam’ in: Opgang; geïllustreerd weekblad, jrg. 8, 15-09- 1928, no. 396. Het schilderij Interieur dateert uit 1927, zie cat. no. 8.
11 ‘Tentoonstelling van De Brug’ in: Nieuwe Rotterdamsche Courant 19/5/1928.
12 ‘Tentoonstellingen’ in: Maandblad voor Beeldende Kunsten, jrg. 6, no. 12, 1929, pp. 383-384 met afbeelding.
13 Wijnberg, p. 8 en 21.
besproken met het werk van leden van de kunstenaarsvereniging De Populisten.14 Er is een zekere overeenkomst door de aandacht voor het alledaagse, maar Gerrits is nooit lid geweest van De Populisten, een vereniging die ook pas in 1935 werd opgericht, bijna tien jaar na het ontstaan van deze schilderijen.15 IJskarretje vertoont zekere overeenkomsten met de schilderijen Viskar (1926) en Olieman (1928) van zijn vriend Johan van Hell, één van de oprichters van De Populisten. Van Hell was lid van De Brug en De Grafische. Gerrits legt echter de nadruk op het alledaagse, terwijl de schilderijen van Van Hell duidelijk een sociaalkritische component bevatten.
Kringloop van het water (1928) toont invloed van het magisch realisme. De stoom, die opstijgt uit een geëmailleerd waterketeltje op een gaskomfoor, voegt zich bij een donker wolkendek, zichtbaar door een lege schilderijlijst. De regen uit de wolken valt in een meer en komt via een watertoren weer uit de kraan boven het waterketeltje. Gerrits exposeert het schilderij op de voorjaarstentoonstelling van De Onafhankelijken in het Stedelijk Museum in 1929. Tijdens de expositie van gemeentelijke aankopen in november 1930 in het Stedelijk Museum, is de kritiek instemmend: ‘Doorgaans wordt de hand gelegd op een goed, vaak op een eigenaardig stukje, dat de maker op rake wijze typeert, zoals bijvoorbeeld het pittige schilderijtje Kringloop van het water door Gerrits […].’ 16 In 1928 wordt hij lid van De Brug, opgericht in Amsterdam in 1926. De Vereniging van Nederlandse beeldende kunstenaars De Brug beoogt, zoals de naam al suggereert, verbinding te maken tussen publiek en kunstenaar, door het maken van herkenbare, objectieve kunst, verwant aan de uit Duitsland afkomstige nieuwe zakelijkheid. De vereniging wil kunst bereikbaar maken voor een breder publiek door verwerving te faciliteren middels een systeem van huurkoop.17 Gerrits heeft verschillende keren zitting in de tentoonstellingscommissie van De Brug, de zogenaamde Hang-commissie.
14 Truus van Roekel – ‘Het begrip populisme in de kunst’ in: Tableau, mei 1981, Tentoonstelling De Populisten in het Gemeentelijk Museum Het Markiezenhof, Bergen op Zoom 9 mei - 21juni, Melkwinkeltje.
15 De groep wordt eind maart 1935 opgericht zie: Algemeen Handelsblad 30/3/1935. De Populisten viel in 1939 uiteen. Oprichters zijn Jan Strube, Louis Schrikkel, Nico Eekman, J. Ouwersloot, Kreel Damen en Cor de Wolff. Het misverstand kan zijn ontstaan doordat vanaf 1936 De Populisten exposeert binnen de vereniging De Onafhankelijken.
16 M.V.– ‘Plastiek, Sier- en schilderkunst, Aankoopen en opdrachten van de stad Amsterdam’ in: Algemeen Handelsblad 27/11/1930.
17 De Tribune; sociaal-democratische weekblad 3/4/1935. In de catalogus van De Brug staat te lezen: ‘Voor het eerst in Nederland worden door deze Vereniging behalve a contant, ook kunstwerken in huurkoop verkocht. Inlichtingen bij de vertegenwoordiger in de zaal.’
In 1930 besluit Gerrits zijn werk als graficus en reclameontwerper opzij te zetten en zich volledig aan de kunst te wijden. In 1937 verwoordt hij wat deze beslissing voor hem betekent. ‘Kunst? Eens expansie van, na arbeid restende krachten. Drang om beeld te geven aan innerlijke ontroeringen. Spel van lichaam en geest, gemeten in rivalen strijd. Spel van zang en dans, van kleur, kleur en vorm. TOT… “spel” levenstaak werd. Middel tot levensonderhoud. Verworden tot arbeid. […] Nochtans, enkele van daadkracht overvloeiende, fijngevoelige of nog onbedorvene bedrijven “spel” om het spel alleen. Niet door, maar niet tegenstaande nood om brood, bereiken zij het hoogste, dat een mens beleven kan.’18 Het is niet het beste moment, midden in een economische crisis. Hij woont in de Domselaerstraat 40-ii. ‘Een donkerbruin, somber huis ergens aan de rand van Oost, bij die treurige Vrolikstraat in de buurt, driehoog, geheel betimmerd met gebeitste triplex, de muren bespannen met donkergroene, donkerpaarse en oranje
18 Catalogus De Onafhankelijken 1912-1937, Jubileumtentoonstelling februari 1937, p. 68.
jutte, wat toen al gold als een zeer artistiek interieur. Daarop hingen de schilderijen in de nieuwe zakelijkheidsmanier.’19
Waarschijnlijk tijdens een expositie van De Onafhankelijken in 1927 ontmoet Gerrits de kunstenaar Henk Henriët (1903-1945). Gerrits vertelt dat de aanleiding was dat Henriët een werk van hem op de expositie bewonderde. Henriët nam voor het eerst deel aan een tentoonstelling van De Onafhankelijken in het Stedelijk Museum in meijuni 1926. Ze worden goede vrienden. Gerrits leert Henriët lithograferen en beiden volgen in 1930 enige tijd lessen van de beeldhouwer Jan Havermans in zijn atelier aan de prinsengracht, met uitzicht op de Westertoren. Hier ontstaat in 1930 Gerrits’ gipsen zelfportret. Dit is voorlopig ook zijn laatste sculptuur. Pas in 1953 zal Gerrits weer een klein aantal gipsen beelden maken.
In 1930 reist hij met Harmen Meurs, voorzitter van De Onafhankelijken, als lid van de tentoonstellingscommissie naar Parijs, ter voorbereiding van een tentoonstelling dat jaar over de Belgische en Franse surrealisten in het Stedelijk Museum te Amsterdam. In Parijs bezoeken zij het atelier van Mondriaan. Gerrits is zeer onder de indruk van zijn werk, maar er nog niet van overtuigd dat hij een andere richting moet inslaan. De ontmoeting zet hem echter wel aan het denken. Dit leidt tot een beperkt aantal experimenten, die verwijzen naar De Stijl - met name naar het werk van Bart van der Leck en Chris Beekman.20 Met de laatste was Gerrits goed bevriend. Pas in de jaren vijftig zullen de principes van De Stijl in zijn werk krachtiger doorklinken. Een gouache uit 1933 toont zijn vrouw Tony staand voor het fonteintje in zijn atelier in de Celebesstraat.
Op 12 maart 1931 waren Gerrits en Tony verhuisd naar de Celebesstraat 68/4. Dit woongebouw dateert uit 1920 en is een ontwerp van de Amsterdamse-school-architect H. Th. Wijdeveld (1885-1987). Vanwege zijn rondingen heette het in de volksmond de Billen van Wijdeveld. Op het dak bevonden zich twee atelierruimtes. Het ene betrekken Gerrits en zijn vrouw Tony Focke. In het tweede atelier nemen in oktober 1944 Bert Haanstra en zijn vrouw Nita Wijtmans hun intrek. Het atelier was oorspronkelijk niet als woning bedoeld, maar Gerrits verbouwde de ruimte tot een woning met atelier. Een groot luik sloot het trapgat af en vormde de toegang tot de woning. Direct links van het luik maakt hij een kleine keuken. De op het noorden gelegen ruimte richt hij in als atelier.21 Hier staan de handpers, waarop hij zijn litho’s drukt, de schildersezel met daarop zijn laatste werk, een bureau, een stelling met zijn schilderijen en een potkacheltje om de ruimte enigszins te verwarmen. Rechts van het luik bevindt zich de woonkamer, die ook verwarmd wordt door een potkacheltje. De aan de woonkamer grenzende slaapkamer geeft toegang tot een platje. Wanneer je het smalle platje overliep, stapte je zo bij Haanstra naar binnen. Gerrits en Tony en Bert en Nita Haanstra worden dikke vrienden.
Zijn werken, geëxposeerd op de tentoonstelling van De Brug in het Stedelijk Museum in oktober 1931, ontvangen lof: ‘Op Ger Gerrits werd in deze rubriek reeds eerder de aandacht gevestigd als een van de meest intelligente toepassers van het
19 Wijnberg p. 8. Zijn adres staat vermeld op een uitnodigingskaart voor de tentoonstelling van De Onafhankelijken in november 1927.
20 Hoewel geen lid van de Stijlgroep, werkte Beekman wel enige tijd volgens de principes van De Stijl.
21 M.V. – ‘Ger Gerrits 70 jaar, een leven van werken’ in: De Waarheid, 24/12/1963.
zakelijkheidsprinciep: zijn Stilleven met goudenregen is daarvan een sprekend bewijs.’22 Speciale aandacht krijgt een ontwerp voor een sigarettendoosje, in een vormgeving verwant aan De Stijl, dat hij tentoonstelt op de expositie van De Onafhankelijken in november 1931. ‘Pittig en passend voor het doel is het sigarettendoosje, dat de stillevensschilder Ger Gerrits, bedacht.’ 23
Gerrits organiseert in 1932 met enkele collega’s van De Onafhankelijken de tentoonstelling Kunst op zolder, Amsteldijk 70.24 De tentoonstelling wil de aandacht vestigen op de moeilijke positie waarin beeldende kunstenaars verkeren. Zelfs al zijn ze lid van De Onafhankelijken, hun werk valt nauwelijks op tijdens tentoonstellingen van de vereniging door de grote hoeveelheid geëxposeerde schilderijen. Op de uitnodiging staat de volgende tekst te lezen: ‘Wij hebben tot onze vreugde een plaats gevonden, die zowel in de letterlijke als figuurlijke zin, verheven voor de
22 M.V. – ‘Tentoonstelling De Brug’ in: Algemeen Handelsblad 22/10/1931. Zie voor Stilleven met Goudenregen p. 103.
23 M.V. – ‘Stedelijk Museum De Onafhankelijken’ in: Algemeen Handelsblad 11/11/1931. Het ontwerp is nooit uitgevoerd en bevindt zich volgens aantekeningen van Gerrits in de collectie van de Vereniging voor Industriële Vormgeving. Ik heb het ontwerp niet kunnen terugvinden, maar mogelijk geeft cat. 155 een idee van dit ontwerp.
24 Zie voor de namen van de deelnemende kunstenaars de chronologie.
kunst is. U daar een uitvoerige verklaring van te geven, lijkt ons, gezien de weinige belangstelling voor de kunst, overbodig. Alleen dit: ‘Wij willen door deze expositie ons isolement demonstreren.’ De expositie is echter vooral een aanklacht tegen de Tentoonstelling Kunstwerken van Nederlandsche Levende Meesters in het Stedelijk Museum te Amsterdam, gehouden ter gelegenheid van de feestelijke activiteiten bij het driehonderd jarige bestaan van de Universiteit van Amsterdam. Deze wordt georganiseerd door de Federatie van Nederlandse Beeldende Kunstverenigingen, de Nederlandse Kring van Beeldhouwers en het Stedelijk Museum.25 In een brief aan Paul Citroen, medeondertekend door C. Beekman, G. Gerrits, C. de Wolff, W. Boers, W. Eitjes en H. Henriët, roept Louis Schrikkel Citroen op niet deel te nemen aan de Nationale tentoonstelling: ‘Onderwerp u niet aan die jury. De jongeren hebben er geen kans.’ 26 De eerste tentoonstelling opent op 4 juni. Op 9 juli opent een tweede expositie. ‘Beneden bevindt zich het gemeenschapshuis “Welkom”, een armzalig vertrek met een anti-militaristische plaat aan de wand en vervaarlijke, zwaar-gepette Apachentypen rond een tafel smousjassend (of spelen zij pandoer?). Langs een primitief trapje komt men op de bewuste zolder. De kunstwerken hangen er tegen de witgepleisterde muur, waarop met houtskool de catalogusnummers zijn aangebracht. Drie en twintig nummers bevat deze naar Montmartre riekende tentoonstelling. Het laatste bestaat uit een spijker met een touwtje, waarop geschreven staat: “Dit schilderij werd reeds verkocht.” Reeds meer dan tweehonderd bezoekers hebben hun origineel ingerichte tentoonstelling bezocht.’ 27 De expositie Kunst op zolder duurt, afgaand op de tentoonstellingsagenda’s in de dagbladen, tot in oktober. Nagenoeg dezelfde kunstenaars exposeren in oktober bij Kunsthandel Aalderink.
Een Amsterdams initiatief zijn de groepstentoonstellingen van het Nederlandsch Kunstenaarscentrum in het Park Hotel aan de Stadhouderskade te Amsterdam. Het is een gezamenlijk initiatief van een groep kunstenaars en de directie van het hotel. De directie biedt zesmaal per jaar de gelegenheid een expositie te organiseren in de zalen van het café-restaurant en de bovenzalen van het hotel. Tevens zegt zij toe van iedere tentoonstelling een werk aan te kopen.28 De eerste tentoonstelling in 1933 omvat 74 schilderijen en 20 beelden van onder anderen Adriaan Lubbers, Leo Gestel, Matthieu Wiegman, Mommie Schwarz, Else Berg, Hildo Krop, Anton Rädecker en Herman Kruyder. Gerrits exposeert negen werken, waaronder een zelfportret.
In juni 1932 neemt Gerrits de voorzittershamer van De Onafhankelijken van Harmen Meurs over. Meurs trad af nadat hij in een conflict door het bestuur in het ongelijk was gesteld. De aard van het conflict is niet bekend. Hij stelt zich opnieuw verkiesbaar maar Gerrits wordt tot voorzitter gekozen.29 Zijn twee beste vrienden, Chris Beekman en Henk Henriët, maken deel uit van het bestuur, respectievelijk als secretaris en bestuurslid.
25 C.W.H. Baard – Gedenkboek Nederlandsche Levende Kunstenaars, Stadsdrukkerij Amsterdam. Artistieke verzorging Fré Cohen, 500 exemplaren, 1932. Het affiche voor de tentoonstelling is ontworpen door Raoul Hynckes.
26 Brief in de collectie van rkd te Den Haag, briefwisseling Paul Citroen, brief van Louis Schrikkel 1932.
27 H.v.M. – ‘Kunst op zolder, een merkwaardige demonstratie’ in: De Tijd; godsdienstig-staatkundig dagblad 17/6/1932. Zie de chronologie voor een overzicht van de deelnemende kunstenaars.
28 Het Vaderland; staat- en letterkundig nieuwsblad 8/10/1933.
29 Archief Gerrits in bezit van de familie.
Al in de jaren dertig is Gerrits betrokken bij de strijd tegen het fascisme. In 1933 wordt in Nederland een onderafdeling in het leven geroepen van het in Parijs opgerichte Wereldcomité van Kunstenaars en Intellectuelen. Gerrits meldt zich aan als lid evenals, onder andere, Leo Gestel, Joris Ivens, Harmen Meurs, Hildo Krop en Kees Maks. Voor de voorjaarstentoonstelling van De Onafhankelijken in het Stedelijk Museum Amsterdam in 1933 nodigt hij Duitse kunstenaars uit, die geweigerd zijn voor de Berliner Kunstausstellung in het najaar van 1932. Gerrits ziet zich echter genoodzaakt de dag na de opening de expositie alweer te sluiten. Vlak voor zijn openingswoord laat Baard, directeur van het museum, de schilderijen Selig sind die geistig Armen van Horst Strempel en Namiddag van Joop Moesman uit de tentoonstelling verwijderen, vanwege de maatschappijkritische inhoud en zedelijkheidsoverwegingen. In zijn openingswoord had Gerrits nog nadrukkelijk aandacht besteed aan de inzending van de in Duitsland verboden werken. De Onafhankelijken had juist voor deze schilderijen plaats op de tentoonstelling ingeruimd, omdat de vereniging zich altijd sterk uitspreekt tegen onderdrukking van welke kunstuiting ook.30 De zaak wordt in de landelijke dagbladen breed uitgemeten. Over het algemeen steunt men de beslissing van Baard en de Amsterdamse gemeenteraad. Een enkeling spreekt over een censuurdaad van de katholieke museumdirecteur Baard.31 De Onafhankelijken huurt voor fl. 500,– het herenhuis J.W. Brouwersstraat 3 voor de periode 8 maart tot en met 19 april. Op dit adres wordt de expositie op 11 maart heropend. Een aantal leden trekt vanwege het conflict hun werken terug. Op zaal hangt onder een lijst met hun namen, een rouwstrik.32 In zijn openingswoord verdedigt Gerrits het recht van kunstenaars hun uitingen te exposeren en het recht van het publiek om kennis te nemen van het werk.33 Dit standpunt herhaalt hij als spreker op het Congres van Kunstenaars in Crisis, van 25 tot 26 maart 1933, in het Muzieklyceum aan het Albert Hahnplantsoen te Amsterdam. Ger Gerrits wordt op het congres gekozen in het presidium. Hij betoogt dat de bepalingen betreffende censuur op tentoonstellingen absoluut afgeschaft dienen te worden.34 In februari 1934 treedt hij af als eerste voorzitter van De Onafhankelijken omdat de vrees bestaat dat de vereniging door het conflict tussen Gerrits en Baard geen gelegenheid tot tentoonstellen meer zal krijgen in het Stedelijk Museum. Deze vrees is niet ongegrond aangezien er in de pers inderdaad melding wordt gemaakt van dit dreigement van Baard.35 De Onafhankelijken exposeert na het conflict met Baard pas weer in het Stedelijk Museum na het aftreden van Gerrits als voorzitter. Na enige overreding accepteert Kees Maks het voorzitterschap, onder voorwaarde dat Gerrits als tweede voorzitter het meeste werk op zich zal nemen. Tijdens de tentoonstelling van De Onafhankelijken in het Stedelijk Museum van 7 april tot 6 mei 1934, doet zich opnieuw een incident voor. Maks wijst directeur Baard op twee mogelijk controversiële schilderijen: Aangekomene van Moesman en Tijdsbeeld van Harmen Meurs. Baard laat beide doeken verwijderen op grond van zedelijkheid en krenking van een bevriende natie. Het werk van Meurs verbeeldt een arbeider, die door een sa-lid een hakenkruis op de borst wordt gebrand. Moesman bedankt hierop voor het lidmaatschap van De
30 De Gooi- en Eemlander; nieuws- en advertentieblad 20/2/1933.
31 De Tribune; sociaal-democratisch weekblad 21/2/1933. Het hoofdmotief van het schilderij van Strempel is een gekruisigde Christus, aan de voet van het kruis is de paus afgebeeld, de achtergrond toont veertien scènes waarin kerkelijke functionarissen een rol spelen. In een interview noemt Gerrits ook het verwijderen van het schilderij Bewaffnete Arbeiter van Otto Nagel, zie De Waarheid 24/12/1963.
32 Haagsche courant 13/3/1933.
33 Haagsche courant 13/3/1933.
34 De Tribune; sociaal-democratisch weekblad 28/3/1933.
35 De Tribune; sociaal-democratisch weekblad 21/2/1933.
Onafhankelijken. Maks had duidelijk slappere knieën dan Gerrits en wil een herhaling van 1933 voorkomen.
In Amsterdam richten begin februari 1934 tien schilders en beeldhouwers de groep De Tien op. Hiervan maken deel uit: Willy Boers, Wim Bosma, Hans van Dam, Ger Gerrits, Roelf Jongman, Herman Kruyder, Toon van den Muysenberg, Jelle Troelstra en de beeldhouwers Huib van Lith en Willem Rädecker. Het bericht in de landelijke kranten, waarin melding van de oprichting wordt gemaakt, kondigt tevens een aantal exposities van de groep aan. Tentoonstellingen zullen worden gehouden te Eindhoven, Tilburg, Maastricht en Den Bosch.36 De Tien is ongetwijfeld een gelegenheidsvereniging, opgericht omdat het makkelijker is als groep expositieruimte te vinden dan als individueel kunstenaar. De Tien exposeert met een rondreizende tentoonstelling onder andere in Kunsthandel Unique, Heuvelstraat 19 te Tilburg, in het Maastrichts Museum en in de Openbare Leeszaal te Den Bosch. Gerrits stelt onder andere de schilderijen Stilleven – ‘strak, hard, gestileerd, tempera-achtig, maar toch wel als vlakke muurvulling, van sterke werking’ 37 – en Naarden tentoon.38 ‘Ger Gerrits heeft een aantal werken, die wel een overzicht zouden geven van zijn gestadige groei, doch hem niet in die mate vertegenwoordigen, zoals wij hem kennen uit zijn Kaaswinkel, een doek van een zeer persoonlijke opvatting.’ 39
In 1935 wordt Gerrits lid van De Grafische, de Vereniging tot Bevordering der Grafische Kunst. Op zijn eerste expositie met De Grafische in het Stedelijk Museum in mei 1935 toont hij een oude bekende, de litho Melkwinkel (1928). ‘Wil men een voorbeeld van koele, gemeten zakelijkheid, bij feilloze techniek, dan bezie men de litho van de knappe tekenaar Ger Gerrits Boter, kaas en eieren, een prent die op een tentoonstelling in Chicago grif van de hand ging vanwege de typisch-Hollandse voorstelling.’ 40 Op 17 oktober 1935 is Gerrits spreker op de door de Bond van Kunstenaars ter verdediging van de Kultuur (bkvk) georganiseerde protestvergadering tegen deelname van Nederlandse kunstenaars aan de Olympiade-tentoonstelling in het voorjaar van 1936 in Berlijn.41 De bond organiseert in augustus 1936 in het Geelvinck-gebouw te Amsterdam de tentoonstelling d.o.o.d. – De Olympiade Onder Dictatuur. De tentoonstelling is een protest van een internationaal gezelschap van kunstenaars en fotografen tegen de internationale kunstwedstrijd, door de nazi’s georganiseerd, als onderdeel van de Olympische Spelen in Berlijn. Deelname aan de tentoonstelling d.o.o.d. is voor de meeste kunstenaars een uiting van solidariteit, de werken handelen vaak niet over sport of dictatuur. Toch worden op aandrang van de Duitse consul op verzoek van de autoriteiten verschillende keren kritische werken van de tentoonstelling verwijderd, onder andere van Gerd Arntz. Gerrits exposeert op deze expositie een stilleven.
36 Het Vaderland; staat- en letterkundig nieuwsblad 6/2/1934.
37 ‘Expositie van De Tien in het Maastrichtsch Museum’ in: Limburger Koerier; provinciaal dagblad 18/4/1934.
38 Limburger Koerier 18/4/1934.
39 ‘Kunstenaarsgroep De Tien’ in: Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche courant 17/5/1934.
40 M.V. – ‘Grafische kunst in het Stedelijk Museum. Van romantiek naar zakelijkheid’ in: Algemeen Handelsblad 4/5/1935.
41 Haagsche Courant 15/10/1935.