5 minute read

Tuin en Bos Rozen (Rosaceae

Advertisement

(Rosaceae)

De vele soorten rozen die we zien in tuinen, openbaar groen, balkon- of terraspotten, kennen hun oorsprong in de natuur, die al miljoenen jaren geleden is begonnen. Langzaam maar zeker is de roos getransformeerd tot de huidige basis van vele vele soorten.

Tot min of meer de achttiende eeuw waren de kleuren en vormen nog beperkt, men deed alleen aan natuurlijke vermeerdering, het oculeren was nog een onbekende bezigheid. Bij het oculeren plaatst men een knop (het oog of schildje vandaar de naam oculeren) onder de bast van een onderstam. In het volgend jaar gaat de knop uitlopen en groeit uit tot een tak van het gewenste ras. Tegenwoordig zijn er al vele vormen (soorten) rozen. Om er een paar te noemen; grootbloemige rozen, tros rozen, bodem bedekkende rozen, miniatuur rozen, botanische rozen, en klimrozen. Van iedere variëteit roos kan een stamroosexemplaar gemaakt worden door middel van oculatie. Er wordt dan een oog van de gevraagde variatie op een speciaal opgekweekte stam aangebracht en na verloop van tijd is dit oog uitgegroeid tot een ‘Queen Elisabeth’ of welke gevraagde variatie dan ook; in de meeste gevallen betreft het de grootbloemige en de floribunda rozen omdat deze nu eenmaal tot de populairste rozen behoren. De stamhoogte loopt zo van 80 cm. tot 160 cm. Ook babyroosjes worden op stam geleverd, dit in het algemeen tot 40 cm. Stokrozen (Althea) zijn zeker geen rozen maar vaste planten. Er zijn dus een aantal soorten, maar die eigenlijk enkele soorten zijn uiteindelijk uitgegroeid tot (nu toe) een dertigduizend variëteiten. Een veel gevraagde eigenschap waar rozenkwekers zich, vooral na de tweede wereldoorlog, mee bezig hielden was een langere duur van de bloei of doorbloei. Een goed voorbeeld is de trosroos ‘Sneeuwwitje’, bloeit vanaf mei en staat in november, december nog vrolijk te bloeien en kijk niet raar op als met de voorjaarssnoei nog bloeiende takken weggeknipt moeten worden. Wat de roos van nature als aangename bijkomstigheid had, was een goed waarneembare geur waar de parfumindustrie zoals Dior dankbaar gebruik van maakte en nog steeds maakt.

Door het vele kruisen en doorkweken is het aantal variëteiten dus wel enorm toegenomen, maar de groep geurende rozen nam aanmerkelijk af. Er werd meer voor kleuren en vormen geteeld, en de geur verdween een beetje uit het beeld. Tegenwoordig is de geur weer een gewaardeerde eigenschap die de verkoop van dit type roos flink positief kan beïnvloeden

Het werken met rozen in een tuinontwerp is leuk en dankbaar door de vele vormen kleuren waaruit je kunt kiezen. Een kleine negatieve bijkomstigheid is dat rozen zonaanbidders zijn, in de schaduwplanten is dus niet aan te raden. Met de al eerdergenoemde grootbloemige rozen, de zogeheten theehybriden kun je een flinke groep in een heesterborder zetten, of solitair gebruiken, maar in Engeland worden met de Queen Elizabeth roos hele hagen gevormd, groeiend tot wel twee meter hoog. De oorspronkelijke Queen Elizabeth roos heeft zachtroze bloemen, en is ondertussen al

Salix Sacchalinensis Sekka met haar brede bruine takken met de witte katjes

in meerdere kleuren te krijgen van rood en abrikooskleurig. Allen met dezelfde positieve eigenschappen: een sterke gezonde groei, rijke bloei, en een redelijk goede doorbloeier wat bij de meeste grootbloemige niet het geval is in tegenstelling tot de trosrozen.

Een nadeel van de grote bloemvorm komt om de hoek kijken bij het onderhoud, en met name bij de bewatering; in de zuid-Franse tuinen vormt de besproeiing een belangrijk onderdeel van het onderhoud. In het geval van ‘op hoogte afgestelde sproeiers’ worden de grote dikke knoppen die tegen de bloei aan zitten te nat, gaan rotten en dus geen bloei. Bij de aanplant van rozen is het aan te raden om een druppelsysteem toe te passen of in een vochtiger klimaat te gaan wonen. Rozen worden veel toegepast in combinatie met lavendel, een plant die zeker geen liefhebber is van besproeiing en met weinig water tevreden is. Grijs is overigens de kleur van weinig water, denk maar aan de Stachys (ezelsoren), het helmgras in de duinen, Perovskia of wat groter de olijfbomen. De vormen waar de rozen in gekweekt kunnen worden maakt ze toepasbaar voor elk groen ontwerp, mits er zon is.

Baby-Roosjes zijn uitermate geschikt voor rand-afzettingen en worden vrij dicht op elkaar geplant, tot wel zestien per vierkante meter. Voor de natuurlijke hondsroos (Rosa Canina) is drie stuks op een vierkante meter al veel, ze bloeit kort maar heeft een rijke dracht aan rode vruchten, de zogenoemde ‘bottels’, die weer voedsel zijn voor de vogels. Een andere ruige roos de Rugosa, wordt veel gebruikt in het openbaar groen, en is drager van grote lichtrode vruchten die goed te eten zijn.

Onder de te verkrijgen vormen zijn er stamrozen te koop van zowat elke variëteit; de hoogte loopt van 40 cm tot meer dan 160 cm, uiterst geschikt voor een opvallend element in een veld bodembedekkers; een mooi exemplaar is de rode treurroos ‘Excelsa’.

Klimrozen op een zuidgevel. Dan is succes verzekerd, ook hier weer vele mogelijkheden. Een beetje een buitenbeentje is de Rosa Omeiensis Pteracantha, een sterke groeier, opvallend door zijn grote brede knalrode doorns tot wel drie cm breed en een goede botteldrager. De klimroos haalt makkelijk een hoogte van twee meter en beslaat snel een paar vierkante meter; te planten als solitair en vergelijkbaar met de wilgensoort: ‘Salix Sacchalinensis Sekka’, ook bekend als de ‘decowilg’, opvallend door zijn takken en geliefd bij de bloemisten. Het is dus erg belangrijk dat, als Rosa Omeiensis Pteracantha met haar grote aparte doorns we een goed resultaat willen hebben van de gekochte rozen, het op de juiste manier planten de hoofdzaak is. Een ruim plantgat met wat lichte bemesting, dan voor het inplanten nat maken, en in geval van een in pot geleverd exemplaar, de kluit nat maken. In geval van wortelgoed: de wortels tot op tweederde inkorten en de takken inkorten tot pakweg tien cm boven de oculatie. Bij het planten de wortels nat maken, en zorgen dat de oculatie onder de grond zit, en daarna

Sneeuwwitje

de grond goed aandrukken. Eenmaal aangeslagen en goed groeiend; regelmatig mesten, zomersnoei toepassen, in het vroege voorjaar niet te bang zijn om flink te snoeien en een goede voorjaarsbemesting geven. Kwekers zijn overal te vinden maar de grote jongens zitten toch vooral wat meer in het noorden van Frankrijk. In Nederland is Firma de Wilde in Bussum een vertrouwd adres maar ook Firma Verschuren in Cuyk (Noord-Brabant) heeft een heel mooi assortiment. ●

This article is from: