Het tweede leven van Lambert Kneppelhout
Tekst: Bas van der Hoeven • Cartoons: Martin van Gelder
Lambert Kneppelhout is een gepensioneerde postbode. Zijn vrouw heeft hem verlaten voor
een ander. Langzaam pakt de inmiddels zeventiger de draad weer op en zoekt hij zijn weg in de herfst van het leven.
Testament
L
ambert Kneppelhout zit op het zoldertje boven zijn ap-
‘Voor mijn ouders is het album met de plaatjes, die zo vals getuigen
partementje naast een doos vol fotoalbums. Na het eten-
van een blijde jeugd. Maar ze tonen niet de zouteloze praatjes die
tje met zijn meiden blijft de laatste zin van zijn oudste
een kind opvoeden in eer en deugd.’
dochter Brigitte in zijn hoofd nadreunen: Lambert ziet naast de opgevouwen kunstkerstboom een bekend
“Waarom heb je dan jarenlang gedaan alsof we niet bestonden?”
doosje. Verrek, denkt hij, mijn oude Agfa Clack. Daarom ben ik
Het afscheid was pijnlijk. Uitgerekend na een avond waarop hij
op geen enkele foto te zien. Ik was de fotograaf! Niemand anders
dacht dat de band met zijn kinderen was hersteld en verstevigd.
mocht aan dat toestel komen. Ik heb het fototoestel gekocht van
Hij had niet geweten wat hij moest antwoorden na die opmerking.
mijn eerste salaris als postbode.
Bedremmeld als een kind dat door zijn moeder is betrapt op een leugen. De rollen zijn omgekeerd, bedenkt Lambert. Zeventig jaar
Hij pakt een ander album en ziet zijn eerste vriendinnetje poseren
oud en de les gelezen door zijn dochter.
op een BSA-motorfiets. Van wie was die stoere machine ook al weer? Ach, ja. Van die bronstige buurman. Die behaarde aap met
Na het doorbladeren van een album zucht hij diep. Hij kijkt naar
doorlopende wenkbrauwen die het motorjack droeg dat hij van
een leven waar hij geen deel van uitmaakte. Lachende kinderen,
zijn moeder niet mocht kopen. Op de foto ligt zijn vriendin op
stralende moeder, afwezige vader. Ongewild moet hij denken aan
het duozadel uitgestrekt als een ordinaire stoeipoes. Zou de
dat liedje uit zijn jeugd, Testament, gezongen door Boudewijn de
buurman...
Groot. Hij kent de tekst van Lennaert Nijgh nog uit zijn hoofd: Zijn telefoon zoemt. Mijn dochter, denkt hij. “Met Kneppelhout.” “Hee Kneppie”, klinkt het aan de andere kant. “Met Marjolein, ik ben terug uit Frankrijk. Alleen. Zullen we samen de feestdagen doorbrengen?” Marjolein Minnen, denkt Lambert. Afschuw en opwinding vechten om voorrang als hij zichzelf hoort antwoorden: “Graag.” Hij gooit de albums in de doos en loopt zingend naar beneden. “En dan heb ik nog een stuk of wat vriendinnen die welopgevoed en heel verstandig zijn. En waarmee je dus geen donder kunt beginnen, maar misschien krijgt iemand anders ze wel klein.” Kneppelhout grijnst en bedenkt: inmiddels ben ík iemand anders.
Springlevend024
33