07-04-2011
13:56
Pagina 1
MIJN
MIJN
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
STAD DORP
HISTORISCH TIJDSCHRIFT OVERIJSSEL JAARGANG 2 | NUMMER 2 | APRIL/MEI 2011 | €5,95
EXTRA:
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
2 inhoud
07-04-2011
13:56
Pagina 2
Omslag: een beeldcollage uit MSMD 2011-2, mét een EXTRA feest der herkenning.
Digitaal platform MijnStadMijnDorp van start
16 6
Nijverdal 175 jaar
23
Leuren met ‘de Van Heutsz’
In dit nummer 5 Herinnering aan een geliefde burgemeester
32 Een verhalenrad in de Mosbeek
6 Digitaal platform MijnStadMijnDorp van start
34 Overijssels Boek van het Jaar 2010
16 Nijverdal 175 jaar
38 Oorlog op het witte doek
19 Joods leven in Twente en aangrenzend Duitsland, 1930-1960
10 Wehkamp: schuur in Slagharen werd ‘uw warenhuis thuis’
23 Leuren met ‘de Van Heutsz’ 26 Een theaterstuk op het Weusthag 30 Overijssels volkslied in dialect
EXTRA:
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:56
Pagina 3
Jaargang 2, nummer 2, april/mei 2011
Wim Coster, hoofdredacteur
Het begon in Slagharen
B
32
Een verhalenrad in de Mosbeek
Rubrieken 6
In de werkplaats van de geschiedenis • Digitaal platform MijnStadMijnDorp van start • Kleine berichten
8
Uit de Beeldbank Elf dames zonder enig spoor
9
Column Ad van Liempt Cuba-crisis in Steenwijk
22
Geschiedenis van alledag Fiets(en)
35 36 37 39
Gesignaleerd Mededelingen IJsselacademie Agenda Reacties Colofon
40
Van wie ben jij er een?
ijna zestig jaar geleden, in februari 1952, begon Herman Wehkamp in Slagharen met de verkoop van matrassen die hij onder rembours liet bezorgen. Hij had gelezen hoe het systeem in Amerika werkte en was ook gaan kijken in Duitsland, waar al postorderbedrijven bestonden. In een landelijk blad had hij een advertentie geplaatst en hij hoopte zo een paar honderd matrassen aan de man of vrouw te brengen. In die eerste jaren na de oorlog bestond nog aan veel goederen gebrek en het aanbod in de advertentie sloeg dan ook aan. Binnen de kortste keren had Wehkamp een kleine duizend matrassen verkocht. Hij begon zijn assortiment uit te breiden en ging ook op afbetaling verkopen. De ondernemer uit het kleine dorp in Noordoost-Overijssel was creatief en energiek. Binnen tien jaar groeide ‘uw warenhuis thuis’ uit tot een miljoenenbedrijf. In het begin van de jaren zestig verkocht Wehkamp zijn bedrijf en ging hij elders in het land opnieuw pionieren, in een andere sector. Slagharen was voor hem een plaats van herinnering geworden. En zijn naam een begrip, tot op de dag van vandaag. In de loop van die bijna zestig jaar hebben miljoenen huishoudens aankopen gedaan via de catalogus van Wehkamp die langzamerhand bijna vuistdik werd, tot in 2008 het laatste exemplaar verscheen en het bedrijf er in 2009 toe overging alleen nog via internet – wehkamp.nl – te verkopen. Gelukkig bezit het Historisch Centrum Overijssel een vrijwel volledige collectie van de catalogi die meer dan een halve eeuw lang verschenen en waarmee vrijwel heel Nederland vertrouwd was. In deze aflevering van MijnStadMijnDorp zijn, om te beginnen op het cover, voorbeelden te zien van allerlei Wehkamp-advertenties. Voor menigeen zullen ze een feest der herkenning zijn en dat feest kan worden voortgezet. Want via het digitale platform ‘MijnStadMijnDorp’ dat op 15 april j.l. voorzichtig van start ging (zie ook de pagina’s 6 en 7) zijn nog meer afbeeldingen te bekijken. Ook kunt u zo reageren op het artikel over Wehkamp op de pagina’s 10 tot en met 15. Wellicht heeft u zelf herinneringen aan producten van Wehkamp of heeft u voor dit bedrijf gewerkt, in Slagharen, in Dedemsvaart, in Zwolle of elders. Laat het zien, laat het lezen via het platform MijnStadMijnDorp, dat wil verbinden met het verleden. En u kunt natuurlijk ook reageren op de andere artikelen in deze aflevering van uw historisch tijdschrift. Wie weet heeft u bijvoorbeeld nog herinneringen aan de Cuba-crisis in Steenwijk, het einde van de oorlog in Hengelo, de molen van Frans, de sociale academie in Kampen of kunt u vertellen over het joodse leven tussen 1930 en 1960. U kunt het nu allemaal meemaken, en mede maken, via het digitale platform MIJNSTADMIJNDORP.NL. Hoe dan ook: veel plezier met dit nieuwe medium, dat nieuwe dimensies biedt aan het verleden van Overijssel. Ook voor Herman Wehkamp als hij vanuit zijn tegenwoordige woonplaats in het zuiden van Nederland de verbinding zoekt met zijn eigen Overijsselse geschiedenis! Stap voor stap naar en op het digitale platform MijnStadMijnDorp Om alleen informatie te zoeken over de geschiedenis van Overijssel: 1 Ga naar www.mijnstadmijndorp.nl Om informatie te kunnen toevoegen of om te kunnen reageren, maakt u eerst een account aan. 2 Klik rechtsboven op ‘aanmelden’ (eenmalig). 3 Klik op ‘nieuwe gebruiker’ en vul de gegevens in. Kies zelf een gebruikersnaam en een wachtwoord. Na de stappen 2 en 3 bent u, alleen voor deze eerste keer, automatisch ingelogd. De volgende keren hoeft u alleen gebruikersnaam en wachtwoord in te vullen om in te loggen. Als u bent ingelogd kunt u een groep aanmaken. 4 Klik op ‘groepen’. U komt nu op de overzichtspagina. 5 Vul de velden in en voeg eventueel een logo toe. 6 Klik onderaan het formulier op ‘opslaan’. Omdat u een nieuwe groep heeft aangemaakt, bent u automatisch beheerder van deze groep. Als u beheerder wilt worden van een bestaande groep, dient u vriend van een groep te worden. 7 Klik op ‘vriend worden’.
www.mijnstadmijndorp.nl
msmdhto@historischcentrumoverijssel.nl
3
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:56
Pagina 4
ADVERTENTIE
EXCLUSIEVE LEZERSAANBIEDING • EXCLUSIEVE LEZERSAANBIEDING
Prachtig boek over de bewoners van Kasteel Twickel in de negentiende eeuw Tussen twee Tijden. Het rusteloze leven van Carel baron Van Heeckeren van Twickel (1809-1875) Nooit veranderde de wereld zo ingrijpend als in de negentiende eeuw. Carel baron Van Heeckeren van Twickel (1809-1875) stond met het ene been in de oude tijd en met het andere in de nieuwe. Lees zijn levensverhaal en het aangrijpende relaas van zijn tien jaar oudere echtgenote. Een onmogelijk huwelijk maar toch werkte het. Geschreven door Aafke Brunt en Jan Haverkate
Bestellen
van 24,95 voor
€ 17,95
Bestellen kan door geld over te maken t.n.v. Uitgeverij Waanders, rekeningnummer 69.18.13.57.4 onder vermelding van Twickel, Ook kunt u bestellen via de website www.waanders.nl, vul de actiecode 901-86714 in om van de korting gebruik te maken. Wanneer u via onze website bestelt, profiteert u tevens van onze snelle vandaag-besteld-morgen-in-huis service. Telefonisch bestellen kan ook, bel met onze verkoopafdeling via 038 467 3400, optie 2.
248 pag. | 19 x 25,5 cm | ca. 200 illustraties
Neem nu een abonnement! GRATIS! Gebonden 360 Afbeeldingen 384 Pagina's TER WAARDE VAN
?14,95 Neem nu een abonnement op MijnStadMijnDorp Overijssel en ontvang gratis Het Overijsselse Geschiedenis Boek of profiteer van de introductiekorting. • verschijnt 6 x per jaar • Voor iedereen die geïnteresseerd is in het verleden van zijn stad en zijn dorp in Overijssel • Gevarieerde artikelen, interessante rubrieken, prachtige oude illustraties Kortom voor iedere 'historisch nieuwsgierige' in Overijssel! Haal de antwoordkaart uit het blad, vul hem in en stuur hem op. U kunt zich ook aanmelden via
www.mijnstadmijndorpoverijssel.nl
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
door Marycke Janne Naber
13:56
Pagina 5
Marycke Janne Naber is beeldend kunstenaar en auteur van wandel- en fietsuitgaven. Zij ontwikkelt een lange-afstand-wandelpad van ruim 350 km door Twente, langs zo’n 75 Mariakapellen en 25 wegkruisen. www.kunstoppad.web-log.nl
Herinnering aan een geliefde burgemeester
p maandagavond 14 mei 1934 was er nauwelijks verkeer op de Ootmarsumsestraat tussen Ootmarsum en Denekamp. Toch klonk er ter hoogte van de Beusemkolkweg bij Tilligte plotseling een enorme klap, veroorzaakt door de auto van burgemeester Wynia van Denekamp. Het bruggetje in de weg was waarschijnlijk te steil voor de voor die tijd fikse snelheid van 60 kilometer per uur, waardoor Wynia de macht over het stuur kwijtraakte. Zijn Essex, een tamelijk kleine auto, sloeg een aantal keren over de kop en kwam tot stilstand tegen een berk. Voorbijgangers wisten Wynia uit het brandende wrak te halen en brachten hem naar een nabijgelegen boerderij. Daar overleed hij echter, 39 jaar oud. Elf jaar eerder was Jan Meindert Wynia geïnstalleerd als eerste burger van Denekamp. Op het eerste gezicht was het vreemd dat een Fries, nog wel een zoon van een gereformeerd predikant, werd benoemd als burgemeester van het katholieke Denekamp. Hij was bovendien pas 29 jaar oud, maar had wel enige ervaring, zij het slechts twee jaar, als burgemeester van het Gelderse Heumen. Het feit dat hij katholiek was geworden, waarschijnlijk vanwege zijn vrouw Theodora Maria Herfkens, zal hebben geholpen bij zijn benoeming. De nieuwe burgemeester deed zijn naam eer aan. Wynia komt namelijk van het oud-Friese Win (vriend) en Inga (volk) en betekent dus ‘vriendenvolk’. Op
O
vlotte en doortastende wijze leidde Wynia de raadsvergaderingen zonder autoritair te zijn. Met zijn innemende en charismatische persoonlijkheid wist hij de raad weer op één lijn te krijgen, nadat er onder zijn voorganger voortdurend conflicten waren geweest. Als een sociaal bewogen mens en als een harde werker genoot hij respect en kreeg hij veel voor elkaar. Hij zorgde onder andere voor een vuilophaaldienst, de aanleg van elektriciteit en riolering en de bouw van nieuwe woningen. Wynia was bovendien begaan met het lot van de vele werklozen in het begin van de jaren dertig. Via zijn goede contacten over de grens zorgde hij voor werk in Duitsland, maar ook in zijn eigen gemeente en elders in de provincie kon hij werklozen een baan bezorgen. Enkele van zijn initiatieven leidden uiteindelijk tot de latere oprichting van een regionaal waterschap en een betere afwatering van de Dinkel. Geen wonder dus dat er in mei 1934 niet alleen diepe verslagenheid heerste bij Wynia’s vrouw, elfjarig dochtertje en tienjarig zoontje. Het verlies van de geliefde burgemeester betekende ook een zware klap voor de inwoners van zijn gemeente. Bij de begrafenis liep de bevolking massaal uit. Nog hetzelfde jaar werd door de inwoners van Tilligte en door de Bijzondere Vrijwillige Landstorm Twentsch Verband op de plaats des onheils een monument opgericht.
Bij de begrafenis van burgemeester Meindert Jan Wynia (18951934) in mei 1934 liep de bevolking van Denekamp massaal uit. Het gedenkteken voor burgemeester Wynia houdt het midden tussen een wegkruis en een typisch Twents kapelletje. In 1984, vijftig jaar na het ongeluk, werd het op initiatief van de Stichting Heemkunde Denekamp door de Dorpsraad Tilligte en de Gemeente Denekamp gerestaureerd.
In Denekamp kwam in de jaren twintig twee maal de typisch Friese naam Wynia voor. Heel in de verte waren de dragers van deze naam familie van elkaar. De andere Wynia was Gerben Sjouke Wynia, die in 1928 kaasmaker werd bij de Coöperatieve Zuivelfabriek ‘De Volharding’. Hij was in 1901 in Friesland geboren. Of de burgemeester en de kaasmaker elkaar hebben gekend is niet bekend. De zoon van Gerben Wynia is Sjouke Wynia, die sterk betrokken is bij geschiedenis en heemkunde van Denekamp. Hij heeft uitgezocht dat beide geslachten toch familie van elkaar zijn en in het midden van de achttiende eeuw samenkomen.
• Hennie Boink, ‘Burgemeester Wynia, een manager in Denekamp’, in: Jaarboek Twente, jrg 23 (1984), pp. 42-54. • Genealogische ontdekkingen rond familienaam Wynia, Sjouke Wynia, ‘t Onderschoer, jrg 23, nr 3 (2001). • Hennie Boink e.a., Mariakapellen en Landkruisen in Twente, Werkgroep Mariakapellen en Landkruisen in Twente (2007).
5
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:56
Pagina 6
6 in de werkplaats van de geschiedenis
Van voorjaar naar voorjaar, van idee naar uitvoering Digitaal platform MijnStadMijnDorp van start Stel u verzamelt bidprentjes, oude kaarten van uw stad of dorp, historische foto’s van muzikanten uit Overijssel. Jarenlang gaat u archieven, historische verenigingen, particulieren, markten en veilingen langs om uw eigen verzameling rijker en breder te maken. Soms hoort u van een studiezaalmedewerker of buurman dat er meer mensen met dezelfde interesse zijn. Of u hoort van iemand die nog wat op zolder heeft staan. U neemt contact op, gaat langs en vindt dozen vol schatten. Maar ja, de eigenaar ziet het niet zitten daar zo maar afstand van te doen. Kon die schat maar worden gedeeld… oorjaar 2007 – Bert de Vries treedt aan als nieuwe directeur van het Historisch Centrum Overijssel (HCO). ‘Digitalisering’ is een kernwoord in beleidsplannen van historische centra, net als de termen ‘openbaar’ en ‘voor iedereen’. Het HCO heeft een topcollectie aan film- en fotomateriaal en veel daarvan is al gedigitaliseerd. Ook zijn er in Overijssel meer dan honderd historische verenigingen waarmee het HCO graag en veel wil samenwerken. Hyves en Facebook zijn nog maar een paar jaar in de lucht. De Vries’ plan voor het digitale platform ‘MijnStadMijnDorp’ (MSMD) krijgt vorm: informatie over, vóór en dóór alle plaatsen en regio’s in Overijssel, hun bewoners, hun leven, hun werken.
V
Bert de Vries: ‘Het Historisch Centrum Overijssel wil een constante link zijn, die mensen en geschiedenis met elkaar verbindt.’
Wendy Oude Nijeweme-d’Hollosy: ‘MijnStadMijnDorp biedt een online platform waar (groepen) mensen elkaar kunnen ontmoeten om te netwerken, samen te werken, te discussiëren, elkaars vragen te beantwoorden en elkaar voort te helpen op het gebied van het cultureel erfgoed van Overijssel.’
Voorjaar 2010 – Naast het toekomstige digitale platform komt er alvast een papieren pendant MijnStadMijnDorp Historisch Tijdschrift Overijssel. Voorjaar 2009 – ICT en communicatiespecialist Wendy Oude Nijeweme-d’Hollosy, door het HCO aangesteld als projectleider voor het digitale platform MijnStadMijnDorp, komt met een uitwerking van het plan uit 2007. Ze heeft gesproken met tientallen vertegenwoordigers van historische verenigingen en met anderen die belangstelling hebben voor geschiedenis. Er zijn seminars, presentaties en andere bijeenkomsten over web 2.0 geweest. Daar hebben toekomstige gebruikers van het platform met elkaar gediscussi-
eerd. Samen leggen ze een verdere basis voor het online platform MijnStadMijnDorp. Vervolgens komt het aan op de technische kant van het verhaal; van groot belang, want zo’n veelomvattende website vraagt om een betrouwbare, maar tegelijkertijd toch zo eenvoudig mogelijke bediening. Voorjaar 2011 – Op 15 april 2011 wordt het platform MijnStadMijnDorp gelanceerd voor de eerste gebruikers. Het idee is vertaald naar een prachtige basis om het verleden van Overijssel volgens de nieuwste technieken te presenteren. In het najaar volgt de publiekspresentatie.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:56
Pagina 7
7
door Madelon Schiferli-Maarse
Plaatsen van herinnering: boek en symposium
MSMD in de praktijk Net als andere digitale platforms als Hyves en Facebook kunt u op www.mijnstadmijndorp.nl een eigen profiel aanmaken en foto’s en bestanden uploaden. U maakt dan een eigen pagina aan om zo uw informatie te delen met andere leden. U komt zo snel in contact met andere liefhebbers met dezelfde interesse, ook buiten uw eigen plaats, en samen vormt u een groep. Uw eigen collectie kunt u nu gemakkelijk uitbereiden. Daarnaast kunt u met de zoekmachine
Op 26 mei 2011 verschijnt Overijssel. Plaatsen van herinnering, een publicatie van het Historisch Centrum Overijssel en uitgeverij Bert Bakker in Amsterdam. Het is de Overijsselse pendant van de vierdelige landelijk serie, waarbij in dit geval de periodes van prehistorie tot tegenwoordige tijd bij elkaar zijn gebracht in één band. Alle Overijsselse gemeenten komen minimaal één keer aan bod en dat resulteerde in veertig artikelen in een kloek boek van circa 600 pagina’s. De redactie was in handen van Wim Coster en Jan ten Hove. Joos Lensink, die tientallen jaren werkzaam was voor Het Oversticht, maakte foto’s van alle 40 plaatsen van herinnering. Ter gelegenheid van de presentatie van dit boek vindt op donderdagmiddag 26 mei een mini-symposium plaats in de Statenzaal van het Provinciehuis te Zwolle. Het eerste exemplaar zal worden aangeboden aan de Commissaris van de Koningin in Overijssel, mevrouw Ank Bijleveld-Schouten. Professor H. L. Wesseling, die het begrip lieu de mémoire, plaats van herinnering, in Nederland introduceerde en ook redacteur was van de landelijke serie, zal als spreker optreden. Verder spreken prof. Gerard Rooijakkers, gastarchivaris bij het HCO, en de schrijfster Marijke Hilhorst. De toegang tot dit symposium is vrij. Zie voor de inhoudsopgave en de auteurs van het boek, de exacte invulling van het programma van het symposium en de wijze van aanmelden: mijnstadmijndorp.nl
Levend Vroomshoop in herdruk?
op zoek naar nog meer informatie, bijvoorbeeld in de collectie van het Historisch Centrum Overijssel. Kortom: het delen, zoeken en uitbreiden van vroeger kan nu ook op een inspirerende, uitdagende en bovenal nieuwe manier!
Web 2.0 Web 2.0: is een tweede fase in de ontwikkeling van het World Wide Web. Waar vroeger internet in eerste instantie werd gebruikt om te informeren, ligt bij web 2.0 de kern meer bij het delen (sharing). Het project MijnStadMijnDorp is mede mogelijk gemaakt door de Provincie Overijssel.
en winkels daarbij een grote rol. In Rijssen en Holten is Ed op zoek gegaan naar sporen van de jutefabriek, het leven van een boer, voorwerpen in het museum en een grafheuvel, de Friezenberg. Edje en De Streek Centraal zijn ontworpen voor leerlingen uit de groepen 5 en 6 van de basisschool. In 2011 wordt De Streek Centraal in acht andere Overijsselse gemeentes ontwikkeld door het Historisch Centrum Overijssel, in nauwe samenwerking met het onderwijs en lokale erfgoedinstellingen. Meer weten? Mail naar educatie@historischcentrumoverijssel.nl of kijk op www.destreekcentraal.nl voor het lesmateriaal.
De Streek Centraal met Edje In maart 2011 hebben de eerste twee Overijsselse gemeentes het educatieve pakket De Streek Centraal ontvangen. Zowel in Twenterand als in Rijssen-Holten heeft ‘Edje’ zijn vleugels uitgeslagen. Ed is het ErfgoedDier, dat over Overijssel vliegt en af en toe ergens stopt om de omgeving te verkennen. Hij zoekt naar aspecten die de omgeving tot een streek maken. In Twenterand speelden taal, eten en drinken, wonen
Het in 2010 verschenen boek Levend Vroomshoop was een groot succes. De eerste druk van deze ‘must voor elke Vroomshoper en een mooi voorbeeld voor plaatsen die een eigen dorpsgeschiedenis willen’ (MSMD 2011-1, p. 35) was binnen de kortste keren uitverkocht. De Stichting voor historie, cultuur, educatie Levend Vroomshoop overweegt een tweede druk, maar wil daarvoor eerst een idee krijgen van de belangstelling. Gegadigden voor dit boek met een prijs van € 29,95 kunnen contact opnemen met Klaas Dragt, secretaris van de Stichting via k.dragt@home.nl (Zie ook de foto in de Beeldbank op pagina 8, die uit het boek Levend Vroomshoop afkomstig is.)
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:56
Pagina 8
8 uit de beeldbank
door Wim Coster
Elf dames
zonder enig spoor Het was feest in Vroomshoop op maandag 1 oktober 1906: voor het eerst ging er met de Noordoosterlocaalspoorweg (de NOLS) via de haltes Vroomshoop-Geerdijk, Den Ham-Vroomshoop, Boldijk en ‘Friezenveen’ een trein van Mariënberg naar Almelo. Vier keer per dag reed de boemel, die 33 minuten deed over de afstand van 19 kilometer. lf dames en meisjes werden op die maandag in 1906, feestelijk gekleed met hun versierde fiets, gefotografeerd om die eerste rit te vieren. Maar het rijden zal moeilijk geweest zijn met de slingers tussen de spaken, de lange witte jurken, de hoeden en de hoedjes. Waarom zij daar zo stonden, en waar, en wie zij waren, is na ruim 104 jaar een vraag: ook voor de samenstellers van het boek Levend Vroomshoop. Een veelzijdig kanaaldorp in woord en beeld uit 2010, waarin de foto over twee pagina’s staat afgedrukt. Hoe dan ook: voor Vroomshoop was het een grote
E
stap voorwaarts richting de moderne tijd. In plaats van de trekschuit of de vaak moeilijk begaanbare wegen konden de reizigers kiezen voor de veel comfortabeler en snellere trein. De boeren konden met hun producten eveneens sneller terecht in de grotere plaatsen en ook het vervoer van turf ging nu soepeler. Het station was een creatie van door architect Eduard Cuypers, die al veel meer van dergelijke gebouwen had ontworpen. In 2009 won het stationsgebouw in Vroomshoop, inmiddels niet meer als zodanig in gebruik, de Erfgoedprijs van dat jaar.
Anno 2011 duurt de rit van Mariënberg naar Almelo nog 22 minuten en kunnen reizigers overdag twee keer per uur instappen, al was de lijn in 1997 bijna opgeheven. Protesten onder het motto ‘Geen gesjoemel met onze boemel’ en oprichting van de reizigersvereniging ‘Alma’ (Almelo-Mariënberg) zorgden er echter voor dat deze treinverbinding bleef bestaan. De spoorlijn en de stationsgebouwen kennen inmiddels een rijke geschiedenis en daarover is veel bekend, maar over de elf dames op de fiets ontbreekt, vooralsnog, elk spoor.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
door Ad van Liempt
07-04-2011
13:56
Pagina 9
column 9
Rams Woerthe in 2010.
Cuba-crisis in Steenwijk aatst moest ik in Steenwijk zijn. Er was wat tijd over, ik wandelde door het prachtige park Rams Woerthe, met daarin het fraaie landhuis dat vroeger als gemeentehuis dienst deed en nu als bestuurscentrum van de gemeente, en opeens wist ik het: dit is mijn Plaats van Herinnering van Overijssel. Niet zozeer omdat de villa in de top 100 van Nederlandse monumenten staat, niet zozeer omdat het prachtige park is ontworpen door de fameuze Hendrik Copijn en ook niet door de collectie van werken van de beeldhouwer Hildo Krop die uit Steenwijk komt – nee, omdat deze plek in oktober 1962 eventjes uitgroeide tot het symbool van de angst voor een derde wereldoorlog. Dat zat zo: de internationale dreiging liep die dagen hoog op, zeker na een toespraak van president John F. Kennedy. Daarin kondigde hij aan het Amerikaanse leger in staat van paraatheid te brengen op grond van de bouw van Sovjet-Russische raketinstallaties op Cuba, Amerika’s achtertuin. Die toespraak zorgde voor schrik in de hele wereld, en ook in Steenwijk. Daar was de raadsvergadering van 22 oktober juist afgelopen, de raadsleden dronken, als altijd, nog even een borreltje in De Gouden Engel en luisterden naar de verontrustende radioberichten. Het meest aangedaan was burgemeester A.G.A. Dingemans Wierts, een jonge ambiteuze carrièreburgemeester. ‘Oh mensen, dit wordt een ramp, dit gaat helemaal mis,’ was zijn bijdrage aan de discussie. Dingemans Wierts liet het niet bij woorden. Hij ging tot actie over, ook al probeerden oudere raadsleden hem tot kalmte te bewegen.
L
Wat er toen gebeurde heb ik zelf gehoord van M. Snijder, destijds beleidsmedewerker van de burgemeester. Ik sprak hem toen Andere Tijden in 2002 een uitzending wijdde aan de gebeurtenis. Hij herinnerde zich nog precies hoe Dingemans Wierts de chef van de afdeling Gemeentewerken bij zich ontbood en hem opdracht gaf onverwijld een aarden wal rond het gemeentehuis aan te leggen, die ervoor zou zorgen dat het beleidscentrum van de BB, de afdeling Bescherming Bevolking, in de kelder van het pand beveiligd was tegen de gevolgen van een kernbom op Nederland. Snijder was verbijsterd, de directeur van Gemeentewerken had geen keus (het was 1962, toen A.G.A. Dingemans Wierts (1926-1998), burgemeester van Steenwijk van 1 februari 1962 tot 1 februari 1968.
deed je nog wat de baas zei) en een uur later was villa Rams Woerthe het decor van ongekende nachtelijke activiteit: vrachtwagens reden af en aan met zand en grond. De brandweer had schijnwerpers opgesteld, er verrees een manshoge Steenwijkse muur van aarde. Buiten het hek stonden Steenwijkers verbaasd te kijken naar deze explosie van bestuurlijke daadkracht. De volgende dag kregen ze een circulaire in de bus waarin de bewoners werden opgeroepen vooral niet in paniek te raken – dat had de burgemeester niet humoristisch bedoeld. Hij moet oprecht bezorgd geweest zijn, en gehandeld hebben in een vlaag van verantwoordelijkheidsbesef. Hij is er later wel om uitgelachen. De landelijke media maakten zich vrolijk om de ambitieuze burgemeester. In zijn nieuwjaarstoespraak, een paar maanden later, haalde Dingemans Wierts fel uit naar de cynische journalisten van destijds. Het was de reactie van een
Hij is er later wel om uitgelachen. De landelijke media maakten zich vrolijk om de ambitieuze burgemeester geplaagd man. Inmiddels weten we dat Dingemans Wierts op de hoogte moet zijn geweest van de aanwezigheid van Amerikaanse kernwapens in de onmiddellijke nabijheid van Steenwijk, op de basis op de Havelterberg. Maar daar mocht hij niet over praten. Dat Steenwijk daarmee meer gevaar zou lopen dan andere gemeenten in Nederland was een onbekend maar niet te loochenen feit. Dat een aarden wal rond Rams Woerthe weinig zou helpen – dat staat ook wel vast. De wal heeft er zes jaar gelegen. Begin 1968 nam Dingemans Wierts onverwacht ontslag als burgemeester – hij ging naar het bedrijfsleven, wat in die tijd zeer ongebruikelijk was. Kort na zijn vertrek verschenen er weer graafmachines bij het gemeentehuis, nu om de wal te verwijderen. Ik zou elke reiziger die Steenwijk aandoet willen oproepen tijdens een wandeling door het park Rams Woerthe een ogenblik te mijmeren over ambitie, angst voor het onbekende en de dilemma’s van een bestuurder.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:56
Pagina 10
10 EXTRA: Wehkamp ‘uw warenhuis thuis’
In de radiogids van de NCRV verscheen eind februari 1952 een advertentie waarin door Wehkamp’s Fabriekskantoor in Slagharen matrassen – Golden Vita Populair de Luxe – voor 125 gulden per stuk te koop werden aangeboden. Eigenaar Herman Wehkamp wilde via deze advertentie vooral het platteland rondom zijn vestigingsplaats bereiken. Hoewel vrijwel geheel Slagharen katholiek was, en Wehkamp (1918) zelf ook, koos hij toch voor het blad van de protestantse omroep. In de omgeving van Slagharen woonden namelijk vooral gereformeerden en Nederlands hervormden. Hij adverteerde niet in een krant, maar in een radiogids, omdat die een week op tafel bleef liggen.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
door Michiel Satink en Wim Coster
13:57
Pagina 11
Een recente foto van Herman Wehkamp.
11
Wehkamp SCHUUR IN SLAGHAREN WERD ‘UW WARENHUIS THUIS’
Het verzenden van goederen via de post bestond al voor de Tweede Wereldoorlog, maar de vraag werd pas echt groot na 1945. Veel producten waren tot begin jaren vijftig nog op de bon en lokale winkels waren nogal eens door hun karige voorraden heen. Vandaar dat de eerste advertentie van Wehkamp – met aanbod in een tijd van schaarste – volop aansloeg.
H
Logische stap ‘In feite was het een logische stap,’ vertelde hij in 2002 in een zeldzaam kranteninterview. ‘Mijn ouders hadden winkeltjes in Slagharen, Zuidwolde en Vroomshoop – Wehkamp was in die tijd al een bekende naam in de streek. Ik maakte elke week een foldertje met artikelen, dat werd huis aan huis verspreid en ik had daar ook gevoel voor. Vond dat leuk. En wilde eigenlijk een veel groter bereik; ik las over postorderbedrijven in Amerika, hoe ze daar goederen per post verstuurden. Dat leek me wel wat. Maar als
De winkel in Slagharen in de jaren vijftig.
Het gezin Wehkamp omstreeks 1930, derde van links Herman Wehkamp.
Herman Wehkamp en Francien Wehkamp-Haverkort op hun trouwdag, op 9 juli 1946.
je er met wat meer ontwikkelde mensen in het dorp over sprak, dan zeiden die: “Dat wordt nooit wat – het werkt in Amerika alleen maar omdat er zo veel mensen afgelegen wonen en de afstanden zo groot zijn.” Maar ik zag hoe Quelle en Otto in Hamburg het ook deden. Ben daar ook wezen kijken en ik had er alle vertrouwen in dat het me hier wel zou lukken.’ Van zijn moeder – zijn vader was al in 1939 overleden – mocht Herman in 1952 één kansje wagen. Als het niets zou worden, was het afgelopen. Hij had een paar honderd matrassen ingekocht en rond de duizend gulden aan advertentiekosten gemaakt. De ondernemer had er wel een paar slapeloze nachten van. Ook zijn vrouw Francien Wehkamp-Haverkort, met wie hij in 1946 was getrouwd, zat in spanning. Ze hadden op dat moment drie kinderen – het vierde was in aantocht en er zouden er nog drie volgen – en er moest wel brood op de plank blijven. Op woensdag verscheen de advertentie. Vol spanning werd uitgekeken naar de post, maar die liet de eerste dagen op zich wachten. Herman dacht al dat hij helemaal had misgeschoten met zijn aanbieding. Na drie dagen zaten er pas drie bestellingen bij. De volgende dag kwamen er twaalf en daarna ging het maar door! Het was raak! Wehkamp moest opnieuw naar de leve-
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:57
Pagina 12
12 EXTRA: Wehkamp ‘uw warenhuis thuis’ bedrijf zou nemen. Al snel werd het in Slagharen een voortdurende race tegen de klok, want er was weinig geld om de toenemende hoeveelheid producten te financieren en dus moest de omzetsnelheid hoog zijn.
Hartstocht in de advertenties
Het gezin Wehkamp op een foto gemaakt op 9 januari 1959 ter gelegenheid van het 12,5 jarig huwelijk van vader en moeder. Van links naar rechts: Gertie, Herman Wehkamp sr, Willie, Robbie, (op schoot), Francien Wehkamp-Haverkort, Miriam, Herman jr, Loekie. Michèl Wehkamp werd geboren in januari 1961.
rancier van de matrassen. Bijna duizend stuks kon hij in de loop van het jaar onder rembours of bij vooruitbetaling, via een bodedienst afleveren. De verhandelde matrassen zag hij niet eens, want de fabrikant keerde hem het verschil tussen in- en verkoopprijs uit. Binnen de kortste keren werd het arbeidsterrein van de regionale familiezaak te klein. Wehkamp, onderwijzer van origine, beschikte over een groot verkooptalent en had bovendien Amerikaanse voorbeelden bij de hand. De catalogus van de Amerikaanse groothandel Sears lag altijd op zijn bureau. Daaruit haalde hij zijn ideeën voor nieuwe producten en werkwijzen. Het postorderbedrijf was geboren. Geleidelijk aan breidde hij zijn assortiment uit met onder andere stalen meubelen, vouwbedden, regenjassen, linnenuitzetten en nog meer.
Ook luchtreclame werd al snel toegepast.
De eigenlijke doorbraak berustte in feite op een door de klanten verkeerd gelezen advertentie, eind januari 1953 in de Margriet. Wehkamp bood daarin een twaalfdelige linnenuitzet aan die in zes delen zou worden geleverd. Duizenden bestellingen kwamen hierop binnen. Het was zijn bedoeling om iedere maand één twaalfde deel van die uitzet aan te bieden, maar de consument nam aan dat de gehele linnenset in één keer zou worden geleverd en in twaalf termijnen kon worden betaald. Koortsachtig overleg met verschillende banken volgde. Uiteindelijk kon hij bij de Amsterdamse Bank een lening sluiten van 500.000 gulden. Daarop besloot hij toch te leveren op de voorwaarden, zoals de klanten die hadden begrepen. Het kopen op afbetaling bleek een schot in de roos en vormde de basis voor de enorme vlucht die het
Wehkamp was begonnen in het familiebedrijf in de Herenstraat in Slagharen. Al spoedig moest er een nieuwe schuur van 8 x 15 meter worden aangebouwd. En daarbij zou het niet blijven. Met de omzet nam ook het aantal personeelsleden in hoog tempo toe. In 1952 waren er vier medewerkers en bedroeg de omzet 200.000 gulden. In 1956 liep de omzet al tegen de 2.000.000 gulden en waren er 25 personeelsleden. Het was het jaar waarin hij besloot zich terug te trekken uit de manufacturenzaak en alleen met de postorderverkoop door te gaan. Hij verhuisde naar Dedemsvaart, omdat de gemeente Hardenberg, waarbinnen Slagharen lag, hem niet wilde toestaan daar een grote hal te bouwen. Die zou op het industrieterrein in Hardenberg moeten komen. Bovendien werden hem in Dedemsvaart gunstige voorwaarden geboden en waren daar via de gemeente ook woningen te huren voor het personeel. Hij hanteerde slimme verkooptechnieken. Er moest ‘hartstocht’ in de advertenties zitten, vond hij. In getekende advertenties voor een vrouwenjurkje, moest ook een man voorkomen, die bewonderend toekeek. Of een regenjas kreeg de naam van Mieke Telkamp. En het kostte hem niets, want de Almelose fabrikant van de jassen kende de zangeres en die gaf meteen toestemming. Waarheen het bedrijf zou gaan, kon de jonge ondernemer toen nog niet bevroeden. Waarom het goed ging, was wel duidelijk: Herman was een ondernemer pur sang. Hij reed dwars door Europa om overal spullen te kopen tegen een scherpe prijs, met de vaste vraag: ‘Wat kost het als ik er duizend van neem?’ Als het niet lukte om goedkope grijze herenpakken uit Polen te
Mies Bouman presenteerde op 26 en 27 november 1962 gedurende 24 uur de non-stop de televisieactie Open Het Dorp. Ruim een maand later opende ze ook de beurzen van de klanten van Wehkamp.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:57
Pagina 13
In het magazijn in Dedemsvaart, omstreeks 1960.
verkopen, deed hij er eenvoudigweg een skelter bij cadeau. Daarna ging het pijlsnel met de verkoop.
Medewerkers van het eerste uur Klaas Ballast (77) en Dick Haasjes (74) maakten de roerige eerste jaren van het bedrijf van nabij mee. Ballast was 23 toen hij afzwaaide uit dienst en terugkeerde bij zijn oude werkgever, uitgeverij Seinen in De Krim. Wehkamp kwam geregeld bij Seinen langs om folders te laten drukken en vroeg in juni 1955 of iemand wat zag in een baantje bij de buitendienst. ‘Dat leek me wel wat.’ Op vrijdagavond om 10 uur mocht Ballast langskomen voor een sollicitatiegesprek, op maandagmorgen kon hij beginnen. En hij zou veertig jaar bij Wehkamp blijven. ‘We werkten in een grote schuur achter de winkel in
Altijd feest met Wehkamp.
Slagharen, van 120 vierkante meter. Links achterin zat meneer Fokking, de leider van het spul. Op de grond zat een jonge vent zinken ponsplaatjes te sorteren, met hierop alle klantengegevens. Aan de overzijde zaten mensen aan lange schragen langs de wand. Er werd post gesorteerd, er zat iemand die de boekhouding deed, er waren meisjes die typten. Ik was werknemer nummer 12.’ Het bedrijf was klein en voorlopig nog overzichtelijk. De administratie werd op de slaapkamer van de zus van de oprichter bijgehouden en de moeder van Wehkamp bracht er nog de koffie rond. In hetzelfde jaar 1955 werden de advertenties gebundeld in een eerste catalogus. In dat jaar werkten er al 25 man en toen Haasjes in 1958 aansloot, naderde het moment dat de 200ste werknemer op de loonlijst zou
De heren Dick Haasjes (links) en Klaas Ballast, medewerkers van het eerste uur, op de plaats waar het in de jaren vijftig voor Wehkamp allemaal begon.
komen te staan. Inmiddels was Dedemsvaart het zenuwcentrum geworden en daar werd Haasjes als inkoper uiteindelijk verantwoordelijk voor de afdeling ‘kramerijen’. De kritische succesfactor (KSF) was kennis van de inkoopmarkt, want de vraag leek vanzelfsprekend. Belangrijk naast kapitaal en een middenstandsdiploma waren de vereiste vakdiploma’s en werknemers met dergelijke papieren waren dus van groot belang voor Wehkamp, want daarmee kon hij nieuwe artikelgroepen aanbieden. ‘Er was er een voor kleding, een voor het “witgoed”, toen waren dat nog lakens en slopen, en het overige was mijn pakkie an,’ vertelt Haasjes. Iedere maandag was er in die tijd een zogeheten open offertedag, bedoeld voor handelaren om hun waar te tonen. Hij kreeg er al snel de eerste transistorradio onder ogen. ‘Die handelaar had in zijn zak een radiootje, daar kwam krakend geluid uit en hij moest naar buiten voor de ontvangst.’ Wehkamp zelf was verzot op nieuwe artikelen. In de eerste jaren was hij zelf nog veelvuldig op pad op zoek naar nieuwe waar. Hij liet een zeer succesvolle ‘herdenkingshanddoek’ maken, met ‘Nederland 10 jaar vrij’ erop. Ook babypoppen uit Polen waren erg in trek en Wehkamp ontving regelmatig foto’s waarop pasgeboren baby’s in de kleding van deze poppen ten doop werden aangeboden. De progressieve geest van Wehkamp waarde in alles door de kantoren en magazijnen van het postorderbedrijf. Zijn klantenbestand, ‘de cartotheek’, had hij inmiddels geautomatiseerd. Machines stansten ponsgaatjes in kaarten die door andere machines konden worden gelezen. Alhoewel de grote magazijnen naar de eisen van de tijd waren gebouwd, bleek het brandwerend systeem niet afdoende te zijn. Een achteloos weggegooide peuk was het begin van een catastrofe.
‘Mijn cartotheek!’ Toen dus rond het middaguur van de 17e mei 1960 het hoofd magazijn Van de Pluym hevig gebarend de kan-
13
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:57
Pagina 14
14 EXTRA: Wehkamp ‘uw warenhuis thuis’
Wehkamp: altijd met de tijd mee…
De brand in mei 1960, ook het begin van een nieuwe fase.
tine binnen stormde en de pauzerende medewerkers verbaasd opkeken van hun koppen soep, had het vuur in het magazijn al grotendeels zijn verwoestende werk gedaan. Ballast rende het magazijn in. ‘Tientallen meters lange slingers van vuur vlogen door de stellingen met japonnen.’ De toegesnelde brandweer kon weinig meer uitrichten. Behoud van het naastgelegen kantoorgebouw leek het hoogst haalbare. Als geen ander besefte Wehkamp echter het belang van zijn klantenbestand. Hij hield zich dan ook niet bezig met de inventaris, roofgoed voor sommige omstanders, of met de dure apparatuur. Al zijn aandacht en die van zijn medewerkers richtte zich op de kaartenbakken. Haasjes: ‘“Mijn cartotheek!” riep hij, “mijn klantenbestand!” We hebben snel een ladder tegen het raam gezet en zijn de stalen bakjes met klantenkaarten uit het kantoor gaan redden. We vormden een menselijke keten. De bakken gingen van hand tot hand, totdat ze veilig buiten in het gras belandden.’ Tijdens de brand was Wehkamp zeer aangedaan. Het was privé juist een zeer moeilijke periode voor hem, omdat op 8 mei zijn negenjarige zoon Loekie was verdronken. Haasjes: ‘Hij besloot ter plekke dat het bedrijf toch uit de as moest herrijzen. Hij zag dat als een opdracht.’ Die middag om vier uur hield de staf in restaurant Kievit in Dedemsvaart haar eerste vergadering na de brand. Noodgebouwen werden in allerijl geregeld. Als de duizenden klanten in de landelijke media niet hadden vernomen over deze grootste brand sinds jaren in Nederland, waren ze er, gezien de volle catalogus die een aantal weken na de brand verscheen, nooit achter gekomen. ‘Hij had de verzekeringspremie op kunnen strijken,’ de schade bedroeg ruim 4.5 miljoen gulden, ‘en kunnen stoppen, maar nog datzelfde jaar
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:57
Pagina 15
Meer informatie over het Wehkamp-project? Neem contact op met de educatieve dienst van het HCO via educatie@historischcentrumoverijssel.nl
heropende het magazijn van Wehkamp in Dedemsvaart, dat een meer dan verdubbelde vloeroppervlakte kreeg van 10.000 vierkante meter.
Een begrip Het bedrijf bleef haar positie op de markt versterken. Wehkamp werd voor zijn werknemers ‘Meneer Wehkamp’. Tien jaar nadat hij in Slagharen was begonnen, verkocht hij driekwart van de aandelen van inmiddels een van de succesvolste bedrijven in Nederland aan het Engelse Great Universal Stores (GUS). In 1962 bedroeg de omzet 23 miljoen gulden en er waren toen 340 mensen in dienst. De Britten versnelden met hun kennis en kapitaal de groei. Haasjes: ‘Die Engelsen wisten goed wat ze deden. We kregen nu te maken met echte vaklui. Het werd veel professioneler.’ Ballast : ‘Toen ontstond het moderne Wehkamp.’ De oprichter bleef nog enkele jaren aan als directeur, maar het beviel hem niet echt meer als ‘zetbaas’ in zijn eigen bedrijf. Hij verkocht ook de rest van de aandelen. Over de hoogte van de bedragen werd driftig gespeculeerd, volgens de kranten ging het om ‘enkele miljoenen’. Hoe dan ook, Wehkamp nam ook mentaal afstand van zijn bedrijf. Hij zette er geen stap meer en ook de nieuwe vestigingen in Maurik en Zwolle bezocht hij nooit. Voor journalisten bleef de deur in Weert, de Limburgse plaats waar hij naartoe verhuisde, gesloten. Hij begon opnieuw te pionieren, onder andere met bungalowparken als Het land van Bartje en een park bij het drielandenpunt in Vaals. Pas in 2002, bij het vijftigjarig jubileum van het bedrijf , stapte hij in Zwolle binnen op het hoofdkantoor. Het jaar tevoren was zijn vrouw overleden, op 6 augustus, de geboortedag van hun in 1960 kort voor de brand in Dedemsvaart over-
leden zoon. De ondernemer pur sang met altijd de blik vooruit, begon terug te kijken. Hij was toen inmiddels 83, een beetje dovig en zijn geheugen was wat minder geworden, maar, aldus de Zwolse Courant, ‘verder gezond van lijf en leden. Nog op en top een directeur.’ Zijn kinderen en kleinkinderen kwamen wel terug in het bedrijf. Zo liep zijn oudste kleindochter Britt er stage voor haar studie Personeelswetenschappen en voerde jongste zoon Michèl er als freelancer grafische opdrachten uit. Diverse kleinkinderen maakten van de activiteiten van hun opa dankbaar gebruik voor een spreekbeurt. Wehkamp sr. bleef wonen in Weert. Hij werd daar in maart 2011 nog graag herinnerd aan de pioniersjaren in Slagharen en in Dedemsvaart en aan het bedrijf waardoor zijn naam een begrip werd.
Groei De omzetcijfers van de eerste 25 jaar tonen de ongeremde groei van de Overijsselse onderneming. Ging het in 1952 nog om een omzet van 200.000 gulden, in 1977 was Wehkamp inmiddels Nederlands grootste postorderbedrijf met een jaaromzet van 320 miljoen gulden (ruim 145 miljoen euro). Er werkten toen 1050 mensen. Met de omzetcijfers steeg ook de omvang van de catalogus van Wehkamp. De eerste die in 1955 op de deurmat viel, was 24 pagina’s dik en bevatte circa 150 artikelen. In 1971 plofte een 400 pagina’s dikke catalogus met ruim 4.400 producten bij 1,2 miljoen huishoudens op de mat. In 2010 werd de papieren catalogus afgeschaft. Met 95 miljoen bezoekers per jaar heeft het concern via wehkamp.nl het grootste online warenhuis van het land en werkt nauw samen met C & A, Miss Etam en BeterBed.
Met de klas… trends herkennen met Wehkamp ‘Nee! Die wijde rokken heeft mijn moeder toch niet aangehad?! Wat erg!’ Een studente slaat haar met een wit handschoentje bedekte hand voor de mond. ‘Ach’, vindt een klasgenote, ‘eigenlijk zijn die jurkjes uit de jaren zestig best heel hip.’ En ja hoor, zodra ze de Wehkamp-folder uit 2010 erbij pakt, ziet ze inderdaad vergelijkbare jurkjes staan. ‘Ken je klassiekers’, staat erbij geschreven. Sinds vier jaar melden zich bij het Historisch Centrum Overijssel ieder najaar eerstejaars studenten van de MBO-opleiding van het Cibap. Deze ‘vakschool voor verbeelding’ biedt diverse creatieve opleidingen aan, zoals Reclame en Media, Hout en Meubel en Medewerker Vormgeving. Tijdens de eerste maanden van hun studie volgen de studenten het thema ‘Trends’. In dat kader bezoeken zij ook het HCO waar ze in samenwerking met de educatieve dienst en wehkamp.nl een onderdeel van hun thema uitwerken. Er is dan ook aandacht voor de geschiedenis. De catalogi van Wehkamp vormen daarvoor een prachtige bron!
Feest der herkenning Al bladerend wordt direct duidelijk wat er wanneer in de mode was. De Cibap-studenten kiezen voor hun opdracht een product uit binnen één van de productgroepen mode, wonen of elektronica. Dat kunnen scheerapparaten zijn, maar ook lampen, damesondergoed, serviezen enz. Aan de hand van catalogi bekijken ze hoe het product door de jaren heen is veranderd. De catalogi zijn vaak een feest der herkenning of roepen juist verbazing op. ‘Is dít archiefonderzoek? Wat leuk!’ Via zwart-wit-afbeeldingen en getekende modellen in de jaren vijftig, veel kleur en bloemmotieven in de jaren zestig, de wijde en sportieve kleding van de jaren zeventig en tachtig en een harde kaft voor trouwe klanten in de jaren negentig, ontvouwt zich in de eerste jaren na 2000 een totaal ander beeld: de catalogi worden steeds dunner, onder voortdurende verwijzing naar de website. Zo passeren zestig jaren vol trends: met dank aan Wehkamp. Marlies Mencke
Tijdens het onderzoek maken de studenten ook een beeldverslag. Het beste verslag wordt beloond met een waardebon, uiteraard te besteden via www.wehkamp.nl. Een blik vanuit de lucht op het nieuwe bedrijf in Dedemsvaart, omstreeks 1962.
15
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:57
Pagina 16
Via deze brug op de grens van Twente en Salland werden in de negentiende eeuw ontelbare katoentjes vervoerd naar het magazijn van de Nederlandsche Handel-Maatschappij. Alleen al in 1839 passeerden 14.000 met vracht beladen wagens deze ‘poort van Twente’.
16
De moeizame eerste vijftien jaar
Nijverdal 175 jaar D
e aanleg van die weg rond 1830 was bepalend voor het ontstaan van het textieldorp. De verbindingen over land en water waren in die tijd bar slecht en de nieuwe straatweg was dan ook een enorme vooruitgang. Zodanig dat een Engelse ingenieur, Thomas Ainsworth, de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) adviseerde om een agentschap met pakhuis te vestigen precies op de plaats waar de weg van Zwolle naar Almelo de Regge kruiste. Het Overijsselse riviertje was vanaf daar ‘redelijk bevaarbaar’, zodat goederen die via de weg waren aangevoerd over water richting Zwolle konden worden getransporteerd.
Willem de Clerq (1795-1844), secretaris en later directeur van de in 1824 opgerichte Nederlandsche Handel-Maatschappij.
Thomas Ainsworth (1795-1841), de grondlegger van Nijverdal. Volgens Willem de Clercq had hij ‘een regelmatig gezicht, dat geniale trekken vertoonde en vriendelijke grijze ogen.’
‘In dit gehucht, waar men in den aanvang van 1836 naauwelijks eenige hier en daar verspreide woningen en het huis den Eversberg zag, staan thans eenige schoone fabrijkgebouwen en ettelijke nette huisjes, door boomgewas en heuvelen ingesloten, bij en langs het riviertje de Regge, hetwelk door een dal kronkelt, waaraan eigenaardig en kenschetsend de naam van NIJVERDAL is gegeven.’ Zo omschrijft Het Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden van A.J. van der Aa uit 1846 het prille dorpje, inderdaad een gehucht, gelegen aan de nieuwe weg van Zwolle naar Almelo.
Een snelspoel en een arme Twentse jongen De NHM was wel gedwongen een nieuwe plaats te vinden voor de fabricage van textiel, omdat de hele productie, die voornamelijk in Vlaanderen plaatsvond, door de afscheiding van België in 1830 voor haar verloren was gegaan. Er viel dus weinig meer te handelen. Om dat terrein terug te winnen had de directie haar blik laten vallen op het oosten van Nederland, waar de boeren al eeuwenlang het weven als huisvlijt beoefenden. De secretaris van de NHM, Willem de Clercq, werd naar Twente gestuurd, waar hij Thomas Ainsworth trof. Ainsworths vader had een textielfabriek in Lancashire, maar het bedrijf was failliet gegaan en Thomas sr. had zijn zoons Edward en Thomas jr. naar het continent
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:57
Pagina 17
17
door Dinand Webbink
Gravure van de factorij van Ainsworth door Jacob Plügger (1795-1871), stadstekenmeester te Zwolle. De afbeelding is gepubliceerd in het Jaarboekje voor de provincie Overijssel (Zwolle, 1837). In de linkervleugel bevond zich de kettingsterkerij, rechts de modelweverij en in het midden de vlasspinnerij.
gestuurd om daar als reizende ‘textielingenieurs’ hun kennis te verkopen. Na enkele zakelijke avonturen in Frankrijk, de Zuidelijke Nederlanden en de Zaanstreek was Thomas in Twente terecht gekomen, waar een tweetal textielfabrikanten van zijn technische knowhow gebruik ging maken. Volgens de overlevering zou hij bij de beroemd geworden ontmoeting met Willem de Clercq in de zomer van 1832, in Hotel De Ster te Hengelo, tegenwoordig Grand Café ‘De Twee Wezen’, de historische woorden hebben gesproken: ‘Geef mij een snelspoel en een arme Twentse jongen en ik zal u in een korte tijd calicots leveren zoveel u wilt.’ Ainsworth stichtte vervolgens een weefschool in Goor, waar de boeren het weven met de snelspoel leerden. De onderneming werd een succes en de Twentse jongens produceerden, voor de Indische markt, inderdaad de calicots of ‘katoentjes’ waar het de NHM om te doen was.
De havezate De Eversberg waar Thomas Ainsworth woonde en in 1841 stierf. Nijverdal in 1910. De gebouwen van de Koninklijke > Stoomweverij van Salomonson zijn langs de weg ZwolleAlmelo goed herkenbaar, evenals de locatie van De Eversberg aan de overzijde van de Regge. Ten noorden van het station lag een stoomblekerij, een andere lag ten zuiden van Nijverdal.
Voor de distributie van de katoentjes zocht men nog een goede plek. In 1835 raadde Ainsworth de directie van de NHM aan daarvoor de havezate Eversberg te kiezen, gelegen ten oosten van het kruispunt van de Regge met de grindweg Zwolle-Almelo.
Houvendaal, Nijverheidsoord, Nijverdal Vanaf die tijd ging het snel. Koning Willem I gaf toestemming voor de bouw van een pakhuis waar de goederen in ontvangst genomen en gekeurd konden worden, om vervolgens te worden verscheept. Voor de agent van de NHM werd een woning neergezet. Thomas Ainsworth kon een fabriekje bouwen met een modelweverij, geheel door de NHM gefinancierd. De gebouwen moesten vlakbij de havezate Eversberg verrijzen, waar Ainsworth zijn intrek had genomen. Ze kwamen echter wel aan de andere kant van de Regge te staan, in de marke Noetsele, gelegen in de
Sallandse gemeente Hellendoorn. De Maatschappij vond dat de nieuwe nederzetting een naam moest hebben, voordat de eerste schop de grond in ging. Ainsworth stelde Houvenburg voor, zijn medewerker J.P. Freijs suggereerde Houvendaal, beide duidelijk bedoeld om president-directeur H.C. van der Houven van de NHM te plezieren. Die wilde daar echter niet van horen en vervolgens werden de namen Nijverheidsstede en Nijverheidsoord overwogen. De laatste leek het te worden, maar in de notulen van de directievergadering staat te lezen: ‘…om de naam der te bebouwen plaatsen voor de Weefschool bij den Eversberg voor te stellen van Nijverdal, in plaats van Nijverheids-Oord.’ Het was op het nippertje, want de notulist had al ‘Nijverheid’ geschreven, maar haalde de laatste lettergreep door en veranderde die in ‘dal’. Aldus werd op 9 mei 1836 Nijverdal gesticht in een statige directiekamer aan de Amsterdamse Herengracht.
Een valse start Een paar dagen later werd de eerste steen van het ‘etablissement Ainsworth’ gelegd. Nadat de zaak eenmaal gereed was, bleef het succes voorlopig echter uit. Ainsworth was een begaafd technicus, maar hij had het (gebrek aan) zakelijk instinct van zijn vader geërfd, want ook met zíjn bedrijf ging het niet best. De geplande vlasspinnerij kwam niet van de grond, de kettingsterkerij voldeed evenmin aan de verwachtingen en van de modelweverij, bedoeld om Twentse textielfabrikanten van advies te dienen, werd teleurstellend weinig gebruik gemaakt.
Eenen hoogen trap van belangrijkheid? Gelukkig had Ainsworth in Zaandam kennisgemaakt met Cornelis Kuyper, een energiek en kapitaalkrachtig zakenman, eigenaar van zeven verfmolens. Via Ainsworth raakte Kuyper geïnteresseerd in de ontwik-
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:57
Pagina 18
18
Deze tekening, onderdeel van een briefhoofd, is de oudste afbeelding van de Koninklijke Stoomweverij van de gebroeders Salomonson.
kelingen in Noetsele. Ondertussen echter overleed Ainsworth – op 13 februari 1841, 46 jaar oud – aan de gevolgen van ‘een hevige bloedstorting’; een kleine zes jaar na de stichting van ‘zijn’ Nijverdal. Robert Campbell, de agent van de NHM, schreef aan zijn directie: ‘Het was deze week allertreurigst gesteld in Nijverdal, ieder liep met verslagen hart en tranen in de oogen.’ De Almelose entrepreneurs Godfried en Hein Salomonson condoleerden de NHM en roemden hun collega: ‘Hij immers was de zaaijer en voortplanter der Nijverheid; aan het voortbrengsel van zijn onvermoeide ijver … danken duizenden hun bestaan.’ Kuyper nam in 1844 het bedrijf van Ainsworths weduwe over, maar het bracht ook hem geen geluk. Een jaar later, bij een bezoek aan een kerkhof (!), brak hij zijn been en overleed hij aan de gevolgen daarvan. De weduwe Kuyper hield goede moed en zette het bedrijf voort, maar de zaken bleven slecht gaan. In 1849 besloot ze de hele handel te veilen. Kopers dienden zich echter niet aan. De fabriek werd stilgelegd en de arbeiders zochten elders hun heil. Het werd stil in Nijverdal. In zijn beschrijving van Nijverdal, nog geen tien jaar na de eerstesteenlegging had Van der Aa al door dat de hooggespannen verwachtingen in het nijvere dal niet
werden waargemaakt. Hij merkte op: ‘Deze plaats scheen eenen tijd lang bestemd om eenen hoogen trap van belangrijkheid te bereiken. Moge de hoop daartoe nog niet geheel verloren zijn.’
Toekomst Nijverdal aan zijden draad De Nederlandsche Handel-Maatschappij slaagde er evenmin in winst te maken, ook al waren er in 1839 maar liefst 14.000 ‘vrachtwagens’ de tol bij de brug over de Regge gepasseerd. Wat zal het toen een gezellige drukte zijn geweest bij de herberg die daar vlak bij stond. Maar vanaf 1840 werd de vraag naar katoentjes minder en was de eerste Twentse textielcrisis een feit. Bovendien was de concurrentie hevig. Blijdenstein, Bendien en vooral de gebroeders Salomonson wisten zelf de weg naar Indië wel te vinden voor de door hen geproduceerde katoentjes. ‘…in de voorleden week heb ik met eigen oogen te Almelo gezien, dat de Gebrs Salomonson zich … onledig hielden met het gereed maken eener expeditie van ruwe calicots voor Java. Ongeveer dertig kisten zag ik voor het kantoor van de Heeren staan,’ schreef Robert Campbell in 1840. De agent van de NHM wilde wanhopig graag weg uit Nijverdal, het liefst naar
Een Yates-stoommachine van de Koninklijke Stoomweverij te Nijverdal, omstreeks 1900.
Amsterdam. Toch behartigde hij de belangen van zijn werkgever bijzonder energiek en ging hij zelfs zover zijn toch al drukke baan te combineren met het burgemeesterschap van de gemeente Hellendoorn, waarbinnen ook Nijverdal lag. In 1850 overwoog de Amsterdamse directie serieus het agentschap op te heffen. De ‘redelijk bevaarbare’ Regge stond ’s zomers nagenoeg droog en het vervoer over de weg was duur, te duur. De toekomst van Nijverdal hing aan een zijden draadje! De textielfabriek stond al stil en wat als de NHM ook nog zou vertrekken? Maar Campbell wist zijn directie op andere gedachten te brengen. Er waren plannen tot kanalisatie van de Regge en de NHM besloot het magazijn juist uit te breiden in plaats van het op te heffen. En zo werd Nijverdal veertien jaar na de grondvesting door een Engelsman, gered door Robert Campbell, eveneens een man met Britse roots.
Een succesverhaal Vanaf die tijd ging het crescendo met Nijverdal. De textielindustrie trok weer aan en mevrouw Kuyper besloot haar bezittingen in Nijverdal opnieuw te koop aan te bieden. Dit keer met succes. De gebroeders Salomonson, de concurrenten van de NHM, kochten in 1852 de fabriek van Ainsworth op, sloopten alle opstallen en bouwden een geheel nieuwe stoomweverij. De komst van de Salomonsons betekende de definitieve redding van Nijverdal. Het bedrijf kwam alle crisissen te boven en is een groot succesverhaal tot op de dag van vandaag. In de jaren vijftig van de twintigste eeuw fuseerde de Koninklijke Stoomweverij met Ten Cate uit Almelo. In de jaren zestig en zeventig ging de textiel teloor. Overal in Twente en de Achterhoek legden de fabrieken het loodje. Maar niet in Nijverdal, ook al vonden er daar in die jaren massaontslagen plaats. Het bedrijf wist op tijd de bakens te verzetten en is nu een grote internationale speler op het terrein van innovatieve toepassingen van allerlei kunststoffen. Wie het profvoetbal in Nederland volgt, weet het. In Almelo ligt het eerste kunstgrasveld van de Eredivisie: geproduceerd in Nijverdal. Zo heeft het gehucht uit 1836 toch nog ‘eenen hoogen trap van belangrijkheid’ weten te bereiken.
De façade van de textielfabriek langs de Grotestraat in Nijverdal, links in de nis staat het borstbeeld van koning Willem I.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
door Froukje Demant
13:57
Pagina 19
Froukje Demant is voor haar onderzoek – mede in opdracht van de Stichting Synagoge Enschede – nog op zoek naar informanten. Zij is te bereiken via het e-mailadres f.a.demant@uva.nl of het telefoonnummer 020-5255397.
Herinnerd verleden Joods leven in Twente en aangrenzend Duitsland, 1930-1960 Froukje Demant verricht aan het Duitsland Instituut – dat is verbonden met de Universiteit van Amsterdam – het promotieonderzoek Joods leven in Twente en aangrenzend Duitsland, 1930-1960. Zij interviewt daarvoor joodse personen uit Twente, het Munsterland en het graafschap Bentheim, maar ook hun vroegere (niet-joodse) buren en klasgenoten. et haar onderzoek hoopt zij meer te weten te komen over het leven van alledag in dit gebied vóór, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Veel van haar vragen kunnen alleen worden beantwoord door interviews met mensen die deze periode hebben meegemaakt. Want allerlei facetten van het dagelijks leven, bijvoorbeeld hoe het contact met de buren was, zijn nauwelijks vastgelegd en ook niet te vinden in archieven.
M
Verhalen aan tafel In het Nederlandse grensgebied bestond het grootste centrum van joods leven in Enschede, waar de joodse
gemeenschap vóór de oorlog ongeveer 1500 leden kende. Ook aan de Duitse zijde van de grens leefden Joden, maar hier bestond het joodse leven meestal uit kleine gemeenschappen met een eigen synagoge en begraafplaats. In bijna elk dorp leefden wel enkele joodse gezinnen, die vaak familie over de grens hadden. Na de machtsovername van Hitler in de jaren dertig vluchtten veel Duitse Joden naar Nederland, omdat hun leven thuis steeds moeilijker werd gemaakt. Zeker na de Kristallnacht van 9 op 10 november 1938 nam de vluchtelingenstroom toe. In heel Duitsland werden toen Joden aangevallen, synagoges werden in brand gestoken en winkels en bedrijven van Joden
vernield. Ook joodse huizen, scholen, begraafplaatsen en ziekenhuizen moesten het ontgelden. In verschillende plaatsen in Nederland werden joodse hulpcomités voor de vluchtelingen opgezet, zo ook in Oldenzaal en Enschede. Sommige verdrevenen werden voor enkele nachten bij mensen thuis ondergebracht en reisden daarna door. Maar er waren ook vluchtelingen die langer bleven. In hoeverre drongen de verhalen van de vluchtelingen over de gruwelijkheden die zij hadden meegemaakt door? ‘Veel te slecht eigenlijk’, vertelt Henk van Gelderen, geboren in 1921. ‘Toen kwamen de verhalen die je niet wou horen, die je niet voor waar wílde houden. Over hoe ze uit hun huis werden gehaald en hoe ze familieleden terugzagen na een concentratiekamp. Voor zover die terugkwamen... Wij hadden in 1939 mensen in huis die precies wisten wat er in de kampen gebeurde. Het ene verhaal was nog naarder dan het andere. En dat werd aan tafel verteld. Ik heb die verhalen gehoord en mijn ouders ook, maar ze werden door ons als overdreven gezien.’ Toch gingen de ontwikke-
Foto genomen ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de synagoge in Oldenzaal, op 18 oktober 1930. Staand v.l.n.r: Leo Weijl (Bentheimerstraat), Louis Minco (Bisschopstraat), Sientje Cohen (Kerkstraat), H.M. Cohen (Bentheimerstraat, vader), Henri Kan (Bisschopstraat), wethouder A.H. Spit (Nagelstraat), wethouder G.J. Braakhuis (Kerkstraat) en Willy Kan (Molenstraat). Zittend: v.l.n.r: Rabbi M. Klein (Paradijsstraat), Mevr. Klein, Joseph Meyer (Grootestraat), burgemeester Vos de Wael (Bentheimerstraat), Opperrabbijn S. Hirsch (Zwolle), W.H. Cohen (Bentheimerstraat), S.I. Zwartz (Haerstraat) en Jules Cohen (Kerkstraat).
19
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
20
07-04-2011
onder: de synagoge in Enschede op een oudere opname.
13:57
Pagina 20
geheel onder: het plafond van de synagoge in Enschede, begin 2011.
rechtsonder: Henri Max Corwin (Cohen) (1903-1962). Fabrikant van poetskatoen in Oldenzaal, pionier op het gebied van de genealogie en geschiedenis van de Joden in Nederland.
lingen in nazi-Duitsland niet ongemerkt voorbij in Enschede. Van Gelderen: ‘Ik merkte daar pas iets van in de hogere klassen van de middelbare school, eind jaren dertig. Daar liepen een paar nazi-gezinde jongens rond met een hakenkruis op hun mouw. Op een dag kwam een van hen naar mij toe. Hij zei: ‘Als wij aan de macht komen, knopen we jou als eerste aan de hoogste boom.’ Dit is echter een extreem voorbeeld van antisemitisme in het vooroorlogse Twente. De meeste mensen vertellen juist dat zij weinig tot niets merkten van anti-joods gedrag. Veel Joden geloofden dat ze in Nederland veilig waren. Nederland zou neutraal blijven, net als in de Eerste Wereldoorlog. Een mevrouw uit Enschede vertelt over haar broer die zei: ‘Laten we weggaan, dit is niet goed.’ Maar haar vader en moeder zeiden: ‘Ja maar, we kunnen de koeien toch niet zo maar in de weide laten lopen? We kunnen het huis toch niet in de steek laten?’ ‘Zo werkte dat. Hadden ze maar wel naar ’m geluisterd. Toen de invasie in Nederland kwam, was het middenin de nacht. Toen we ’s ochtends om vier uur wakker werden van het schieten, zaten de Duitsers in Nederland en kwam je niet meer weg. Mijn broer is later opgepakt.’
Documentatiecentrum in synagoge De synagoge in Enschede is volgens velen de mooiste van Nederland. Dit unieke gebouw – een rijksmonument – uit 1928 is eind jaren negentig gerestaureerd. Sindsdien wordt het geëxploiteerd door de seculiere Stichting Synagoge Enschede (StSE). Nog altijd is het gebouw het gebedshuis van de Nederlands Israëlitische Gemeente Twente. Daarnaast probeert de StSE het een ruimere maatschappelijke functie te geven en organiseert ze activiteiten voor een breed publiek. Dit jaar zal in de synagoge in Enschede een joods documentatiecentrum worden geopend. De nadruk zal komen te liggen op de geschiedenis van de joodse gemeenschap in het grensgebied
Overijssel-Noordrijn Westfalen. De StSE heeft verschillende collecties in bruikleen gekregen. De collectie van de in Hengelo woonachtige Roelof IJspeerd heeft als thema de misdaden van het Hitler-fascisme 1933-1945 en het verzet hiertegen. De collectie bestaat uit concentratiekampbrieven, briefkaarten, poststukken, postzegels en andere documenten uit deze donkere periode. De omvangrijke collectie van de in december 2009 overleden Joop Slager gaat verder waar de Collectie-IJspeerd ophoudt en bevat boeken en overige stukken over het Jodendom, de Tweede Wereldoorlog en antisemitisme. De collectie van Harry Theulings bestaat uit een honderdtal boeken over de periode 1930-1945. Binnen het centrum zal
ook de Corwin-collectie een plaats krijgen. De in Oldenzaal geboren Henri Max Corwin (1903-1962, geboren Cohen) heeft tijdens zijn leven een unieke collectie documenten over de Tweede Wereldoorlog en de Shoah aangelegd. Mensen die materiaal (boeken, foto’s, documenten, brieven etc.) met betrekking tot het Jodendom of aanverwante zaken in bruikleen willen geven of schenken, kunnen contact opnemen met Marlies Kruiper, educatief medewerkster van de StSE. Van maandag tot en met donderdag is zij te bereiken via telefoonnummer 053-4324507 of via: marlieskruiper@synagoge-enschede.nl.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:57
Pagina 21
@ Zie voor meer informatie over de synagoge in Enschede: www.synagoge-enschede.nl.
Een volle synagoge in Enschede tijdens een ‘goppe’, een kerkelijke huwelijksinzegening, in 1975.
In Twente vond al in september 1941 een grote razzia plaats: ruim honderd joodse mannen werden opgepakt en naar Mauthausen gedeporteerd. Enkele maanden later waren ze allemaal omgekomen. Iedere joodse familie in Twente verloor wel een vader, broer of oom.
Parallelle levens Herbert Zwartz uit Enschede en Klaus-Otto Bendix uit Dülmen hebben veel gemeenschappelijk: beiden zijn in 1928 geboren, beiden waren de zoon van een textielfabrikant. Ook zijn ze beiden nazaat van de bekende joodse textielfamilie Spanjaard uit Borne, en dus zijn ze verre familie van elkaar. De Enschedese synagoge aan de Prinsestraat, anno 2011.
Zwartz heeft de oorlog doorgebracht in de onderduik. ‘Ik zat samen met mijn vader ondergedoken. We zaten bij een textielarbeider in huis, een spinner. Het huis leende zich goed voor de onderduik. In het voorhuis had vroeger een café gezeten en in de gang was er een schuilhok voor de clandestiene jenever. Dat luik stond altijd open. Twee keer is er een inval door de Duitsers geweest, je hoorde al van verre: Aufmachen! Wij snel in dat hok, plank eroverheen, kleedje erover. Twee zoons van het gezin gingen snel in ons bed liggen, zodat het niet opviel dat de bedden warm waren. We zijn daar twee jaar geweest. Al mijn studieboeken waren er van tevoren heen gebracht. Ik
heb elke dag gestudeerd en heb daardoor gelukkig maar een jaar studie-achterstand opgelopen.’ Bendix heeft een andere achtergrond, omdat zijn vader zich aan het begin van de eeuw tot de evangelische kerk had bekeerd. ‘Mijn vader bekeerde zich en is met een christelijke vrouw getrouwd. Ik ben dan ook christelijk grootgebracht en wist helemaal niets van het Jodendom. Mijn vader stierf toen ik nog heel jong was en mijn moeder heeft toen de leiding van de fabriek overgenomen. We hadden geen enkel contact met Joden.’ Toch kreeg ook de familie Bendix onder het nazi-regime problemen. Bendix en zijn broers werden als half-joden aangemerkt en van school gestuurd. Moeder Bendix kreeg met veel pesterijen te maken vanwege haar overleden joodse echtgenoot en moest zich in allerlei bochten wringen om de fabriek te kunnen laten draaien. Uiteindelijk werden de broers in september 1944 opgepakt en in een steengroeve nabij Kassel te werk gesteld. Het lukte hen om in maart 1945 te vluchten en zo het transport naar een concentratiekamp te ontlopen. De meeste joodse inwoners konden echter niet ontkomen. In veel dorpen in het Munsterland en het graafschap Bentheim was het joodse leven na 1945 geheel verdwenen. In sommige plaatsen herinnert een herdenkingsplaat aan de synagoge die er vroeger heeft gestaan of is de oude joodse begraafplaats nog te bezichtigen. In Enschede bleek de synagoge de bezettingstijd relatief ongeschonden te hebben doorstaan en werd deze na de bevrijding weer in gebruik genomen. De overlevenden bouwden hun leven zo goed en zo kwaad als het ging weer op. Velen van hen hoorden pas later over het lot van hun familie en vrienden. Het was een moeilijke tijd. ‘Van mijn grote familie van zowel vaders- als moederskant heeft één neef het overleefd,’ vertelt Nettie Manasse-de Leeuw, geboren in 1923. ‘We kenden natuurlijk niet iedereen, maar we kenden wel veel mensen binnen de joodse gemeente. Je blijft je afvragen: waarom heb ik het overleefd en zij niet?’
21
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
22 geschiedenis van alledag
13:57
Pagina 22
Klaas Baving in Zwolle grossierde in het begin van de twintigste eeuw in rijwielen en was met zijn handel zeer succesvol. Zie ook www.oudefiets.nl
door Girbe Buist
Fiets(en) De fiets zoals die heden ten dage alom bekend is, kent een geschiedenis van ongeveer twee eeuwen. Al wordt gezegd dat Leonardo Da Vinci (1452-1519) naast zijn ontelbare andere uitvindingen ook al een fiets had bedacht. Meer dan schetsen en aantekeningen zijn daarvan echter niet bekend. n 1790 verschenen afbeeldingen van een soort houten paard met twee vaste wielen, dat zou zijn uitgevonden door de Franse graaf van Sivrac. Of zijn revolutionaire idee wél tot uitvoering werd gebracht, is echter twijfelachtig. Rond 1817 werd dit apparaat als het ware opnieuw uitgevonden door de Duitse baron Karl von Drais zu Sauerbronn. De berijder leunde bij deze ‘draisienne’ voorover op een beklede armsteun en bewoog zich voort door grote stappen te nemen, terwijl de wielen draaiden. De Franse rijtuigbouwer Henri Michaux zette de ontwikkeling van de fiets echt in gang. Hij kwam in 1862 op het idee aan het voorwiel een krukas te zetten, waardoor het apparaat met pedalen kon worden voortbewogen. Zo ontstond de vélocipède , ook wel ‘bottenschudder’ genoemd. Binnen acht jaar produceerde Michaux 20.000 van deze fietsen, maar hij ging
I
wel failliet. Zijn fietsen hadden een soort karrewielen en waren dus heel zwaar. Tegelijkertijd kwamen er ook fabrikanten die wielen met draadstalen spaken maakten, waardoor de fietsen veel lichter werden. Het voorwiel werd aanvankelijk steeds groter, want hoe groter het wiel, hoe harder je ermee kon rijden. Zo ontstonden de hoge bi’s, fietsen met een voorwiel van wel anderhalve meter doorsnee en een klein achterwiel, ze werden in de periode 1870-1885 veel gebruikt. In die tijd ontstonden ook de eerste wielerwedstrijden. Het rijden op zo’n fiets was bepaald niet zonder risico en er gebeurden dan ook veel ongelukken mee. In 1873 kwam de Brit H.J. Lawson op het idee het achterwiel indirect aan te drijven met een ketting, zodat de kracht van de pedalen kon worden overgebracht en er geen groot voorwiel meer nodig was. De ‘safety’, het moderne ‘veiligheidsrijwiel’ was
De beroemde Zwolse Kiffers-vierling kreeg omstreeks 1950 vier Union-fietsen aangeboden door rijwielhandelaar Stegeman. De Union-fabriek maakte er goede sier mee.
geboren, ter vervanging van de hoge bi. Nadat de Ierse veearts John Boyd Dunlop in 1888 de luchtband had uitgevonden, had de fiets bijna de uitvoering van tegenwoordig. Rond 1900 ontstond ook het freewheel, zodat de fietser niet constant hoefde door te trappen. Wel was daarbij een rem nodig, maar ook die kwam er in verschillende soorten. Vrijwel tegelijkertijd ontstonden de versnellingen: derailleurs en versnellingsnaven. In de ruim honderd jaar daarna zijn de fietsen steeds beter geworden, maar aan het oorspronkelijke idee is sindsdien weinig of niets meer veranderd. De fiets was inmiddels helemaal ingeburgerd, maar nog steeds vrij prijzig. Omstreeks 1965 begonnen de prijzen te dalen, wat de kwaliteit vaak niet ten goede kwam. Nederlandse fietsenfabrieken moesten het de een na de ander afleggen tegen buitenlandse producenten. Tegenwoordig komen de meeste fietsen uit China. Slechts hier en daar worden, maar niet in massaproductie, in Nederland nog fietsen gemaakt.
Eerste Nederlandsche Rijwielfabriek Ook in Nederland werden fietsen gemaakt. In 1868 bouwde de Deventer smid Henricus Burgers zijn eerste ‘vélocipède’ met een ijzeren frame en houten wielen. Een jaar later richtte hij de ‘Eerste Nederlandsche Fabriek van Vélocipèden’ op, later ook wel de Eerste Nederlandsche Fietsen- of Rijwielfabriek genoemd, en burgers werden daarmee de grondlegger van de Nederlandse rijwielindustrie. Omstreeks 1875 zette hij de productie voort met stoomgedreven machines. De eerste vijftien jaar had hij geen binnenlandse concurrent van formaat. Toen de fabriek in de binnenstad te klein was geworden, bouwde hij aan de Rozengaardersweg een nieuwe met verschillende werkplaatsen op een oppervlakte van 5700 vierkante meter en productiecapaciteit van 6000 fietsen per jaar. Vrijwel alle onderdelen werden hier in eigen beheer gemaakt. In 1906 werkten er bij Burgers ongeveer 500 mensen. Honderdduizenden fietsen met modelnamen als Standaard, AA, AN, Riche en Royal verlieten de fabriek, tot die in 1961 na een aantal verliesgevende jaren moest worden gesloten; al bleef het merk, gevoerd door anderen, nog wel bestaan.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:57
Pagina 23
23
door Herman Broers (m.m.v. militair historicus Joop Kroon te IJsselmuiden)
Leuren met ‘de Van Heutsz’ De hoofdingang van de Van Heutszkazerne in 2009, vlak voor de start van de restauratie.
De Generaal J. B. van Heutszkazerne in Kampen is één van de meest beeldbepalende gebouwen in het rivierfront van de stad. Vanwege een renovatie is het immense complex tegenwoordig door bouwsteigers aan het gezicht onttrokken. Ondertussen worstelt de stad met de vraag welke herbestemming ‘de Van Heutz’, na zeven jaar leegstand, moet krijgen. Nieuw is die worsteling niet, want problemen rond de bestemming van de gebouwen vormen een constante in de rijke geschiedenis van het complex.
Generaal Joannes Benedictus van Heutsz (1851-1924), naar wie de Van Heutszkazerne in Kampen is genoemd. Hij was als gouverneur-generaal van Nederlands-Indië een van de belangrijkste figuren uit de Nederlandse koloniale geschiedenis. Decennialang was hij een volksheld. Na ‘het verlies van Indië’ in 1949 werd hij door zijn jarenlange bloedige schrikbewind in Atjeh aan het einde van de negentiende eeuw steeds meer het omstreden symbool van een verwerpelijk koloniaal bewind.
verrees de Buitenkazerne, die vanaf 1830 de Nieuwe Kazerne werd genoemd. Hier konden 600 man worden gelegerd. De twee andere kazernes in Kampen zijn van latere datum. De Koornmarktkazerne was een oud schoolgebouw waarin rond 1880 de Hoofdcursus werd ondergebracht, een officiersopleiding voor beroepsonderofficieren. De Vloeddijkkazerne was oorspronkelijk een weeshuis, dat ter compensatie voor het vertrek van de Hoofdcursus rond 1925 werd bestemd als kazerne voor de school reserveofficieren. Na de afscheiding van België in 1839 werd het Nederlandse leger ingekrompen en dat kostte Kampen haar garnizoen, waardoor de Van Heutszkazerne leeg kwam te staan. Terwijl het kazernecomplex in 1844 met pijn en moeite kon worden herbestemd als tijdelijk rijksentrepot (opslagplaats), startte het stadsbestuur een lobby bij Defensie om een nieuw militair onderdeel in de stad te kunnen onderbrengen. Het duurde nog zes jaar, maar het lukte. In 1850 werd het Instructie-Bataljon ‘het I.B.’ opgericht, een korporaalsopleiding voor jongens vanaf zestien jaar die dienden in Nederland of Nederlands-Indië. Ten behoeve van het I.B. werd de kazerne in de negentiende eeuw aan de stadszijde stukje bij beetje verder uitgebreid, om uiteindelijk in 1876 haar hedendaagse vorm te krijgen. De hoofdingang en de zuidvleugel zoals ze nu nog bestaan dateren van 1853.
Anderhalve eeuw garnizoenshistorie e ligging van Kampen, aan de zuidoever van de IJsselmonding bij één van de weinige bruggen over de rivier, is eeuwenlang van groot militair-strategisch belang geweest. Tot de Franse Tijd (1795-1813) loste het stadsbestuur de door de landsregering verplichte legering of ‘kazernering’ op met het huren van particuliere panden. Nadien veranderden de inzichten en besloot Kampen dat het, net als andere strategisch gelegen steden in het land, een grote eigen kazerne moest krijgen. In het oude Kamper Buitenkwartier, aan een plein op de belangrijke Oudestraat en met uitzicht op de IJssel,
D
De exercitieloods van de Van Heutsz, gefotografeerd rond de eeuwwisseling, waar de militairen binnen exercitielessen kregen omdat ze op straat te vaak werden gehinderd door slecht weer of Kamper jeugd.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:57
Pagina 24
24 ter zonder eten verder getransporteerd,’ zo meldt een naoorlogs rapport van het Rode Kruis. De gevangenen kwamen vanuit het westen per rijnaak in Kampen aan, om vervolgens na een kort verblijf per trein verder te gaan naar Duitsland. Ze werden ondergebracht in de kazerne, die al snel veel te klein bleek. Er was te weinig stro, water en wc’s, terwijl de meeste gevangenen soms drijfnat van de regen binnenkwamen, nadat ze urenlang kleumend op de IJsselkade hadden gestaan. Het aantal zieken nam snel toe, mede door de erbarmelijke omstandigheden in de overbevolkte kazerne. De wanorde en vervuiling waren al na een week onbeschrijflijk. Na vertrek van het laatste transport uit Kampen, kwam aan deze toestanden een einde.
Minister-president Hendrik Colijn, als I.B.’er ooit opgeleid in de Van Heutszkazerne, overhandigde bij een reünie van het Instructie-Bataljon in 1938 een herinneringsvaandel. Pas bij deze gelegenheid werd de Kamper kazerne officieel Generaal J.B. van Heutszkazerne gedoopt. Het reüniecomité, met Colijn als erevoorzitter, had in 1938 geld overgehouden. Met dat geld werd het uurwerk aangeschaft dat nog altijd boven de hoofdingang prijkt.
Direct na de oorlog werden de rollen omgedraaid en werden opgepakte nazi-sympathisanten kortstondig opgesloten in de Van Heutsz. Daarna keerde een klassiek militaire bestemming terug: de kazerne ging onderdak bieden aan een opleidingsonderdeel van dienstplichtigen voor de militaire administratie, de 2e COAK (Centrale Opleiding Administratief Kader, de 1e COAK zat in Middelburg) verliet in 1973 als laatste de kazerne, waarmee een einde kwam aan bijna anderhalve eeuw garnizoenshistorie in Kampen.
Onderdak voor onderwijs In 1924 werd het I.B. opgeheven en nadien was de kazerne tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog in gebruik bij de School Reserve Officieren Infanterie I (SROI.I). Bij een grote reünie van voormalige militairen van het I.B. werd de kazerne in 1938 uiteindelijk vernoemd naar generaal Joannes Benedictus van Heutsz (1851-1924), van 1904 tot 1909 gouverneur-generaal in Nederlands-Indië. Hij was in 1867 als vrijwilliger van het I.B. in de kazerne opgeleid en gold als de beroemdste zoon van de opleiding en dus van de kazerne.
Tijdens de oorlog kreeg de Duitse bezetter het er voor het zeggen. Met name in de Hongerwinter 19441945, toen de nazi’s de kazerne gebruikten als tussenstop in de massale gevangenentransporten in het kader van de Arbeitseinsatz, speelden zich in en rond de Van Heutsz dramatische taferelen af. Ruim 120.000 Nederlandse mannen werden in de laatste winter van de oorlog bij razzia’s in de grote steden willekeurig opgepakt voor tewerkstelling in Duitsland. Ongeveer 35.000 van hen zijn voor kortere of langere tijd ondergebracht geweest in de kazerne. ‘Duizenden zijn ech-
Tussen 1973 en 1978, de tweede lange periode van leegstand, werden delen van de Van Heutsz gebruikt door verenigingen en clubs die om wat voor reden dan ook onderdak nodig hadden. Muziekkorpsen, een sociaal werkproject, jongerenclubs, een bejaardensoos, een boekopslag voor uitgeverij Kok: er was ruimte voor iedereen. Intussen ging het stadsbestuur onder leiding van de toenmalige burgemeester Sybren van Tuinen op sjouw door het land om te kijken naar voorbeelden van succesvol hergebruik van oude kazernecomplexen. De resultaten die burgemeester Van Tuinen tussen 1970 en 1978 op diverse terreinen boekte, zijn niet los van elkaar te zien. Kampen had het door het vertrek van de militairen en enkele grote industrieën in die jaren economisch verschrikkelijk moeilijk en Van Tuinen wilde de stad weer laten leven. Hij zette in op behoud van de Theologische Hogeschool door versterking van het hoger onderwijs én door restauratie van de oude binnenstad. Voor het laatste was de status van rijksmonument, die hij in 1975 voor de stad binnenhaalde, van cruciaal belang. Voor een opknapbeurt van het oude centrum was onderhoud en herbestemming van de drie grote lege Kamper kazernes van groot belang: de Van Heutsz, de Vloeddijkkazerne en de kazerne aan de Koornmarkt. Met name de Van Heutsz ervoer Van Tuinen als ‘een molensteen om de nek’. Naar de smaak van de burgemeester lag een cultuurhistorische invulling het meest voor de hand. Bij een verbouwing van de exercitieloods van de Van Heutsz in 1982 tot werkplaats voor de kunstacademie, werden teksten op de muur aangetroffen die in de Hongerwinter (19441945) door gevangenen waren aangebracht. Ze zaten opgesloten in afwachting van vertrek naar Duitse werkkampen in het kader van de Arbeidseinsatz.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:57
Pagina 25
Vanaf 1976 bood de voormalige kazerne in Kampen onderdak aan de christelijke sociale academie De IJsselpoort.
25
Op de avond van 22 februari 1982 brak in de noordvleugel van de Van Heutz brand uit. Er vielen geen doden of gewonden, maar de spectaculaire beelden van de brandende kazerne haalden wel het televisiejournaal. Rond half elf in de avond was het gevaar geweken. De nok en twee verdiepingen waren verdwenen; alleen de stenen muren en de gemetselde schoorstenen stonden nog overeind.
Uiteindelijk gaf de voormalige kazerne in 1976 de christelijke sociale academie De IJsselpoort onderdak. Deze nieuwe HBO-instelling, opgericht vanuit de synodaal gereformeerde theologische hogeschool in Kampen, nam haar intrek in het Torengebouw . Toen Van Tuinen vervolgens bij zijn oude vriend Klaas de Jong Ozn, die staatssecretaris van onderwijs was, ‘zijn’ Van Heutszkazerne in de strijd gooide, ging het hard. Kampen werd een academiestad. Tussen 1976 en 1981 startten er in de kazerne vier christelijke academies: de sociale academie, een kunstacademie, een expressieacademie en een academie voor journalistiek. Het militaire complex bleek uitstekend geschikt voor kleinschalig hoger beroepsonderwijs. Stukje bij beetje werd het in bezit genomen door de voor Kamper
begrippen nogal excentrieke studentenbevolking. Ook het kamerprobleem dat met de groei van de studentenpopulatie ontstond, werd tijdelijk opgelost met de Van Heutsz. Kunstacademiedirecteur Dirk van Sliedregt telde de hokjes op de voormalige slaapzolders en zei: ‘Dit is een kazerne, hier sliepen soldaten, dus dat moet met studenten ook kunnen.’ Aldus geschiedde. Vanaf 1979 werd op de zolders kortstondig, maar intensief, gewoond door studenten. De gemeente trapte na een tijdje echter op de rem en verbood bewoning van de zolder wegens brandgevaar. Terecht, zo bleek al snel. In 1982 brak een grote brand uit, waarna een grote renovatie plaatsvond. Als gevolg van schaalvergroting in het hoger onderwijs onder minister Wim Deetman vertrokken in 1987, 1989, 1998 en 2003 de vier Kamper academies naar Zwolle, waar ze deel gingen uitmaken van de Christelijke Hogeschool Windesheim en ArtEZ hogeschool voor de kunsten. Het Van Heutszcomplex had een vrijwel onbetaalbare, maar broodnodige renovatie moeten ondergaan om als academiegebouw geschikt te blijven. Het kwam er niet meer van. Het duurde nog vijf jaar voordat in 2009 toch een begin werd gemaakt met een grote verbouwing. Een nieuwe bestemming was daarmee nog niet gevonden.
Verborgen in de toekomst De gemeente Kampen, die het pand na het vertrek van de kunstacademie had teruggekocht, deed het complex over aan woningbouwvereniging
Studenten van de Kamper kunstacademie schilderen in het kader van een kunstmanifestatie op 13 mei 1980 de ‘Kop van Van Heutsz’ blauw. Dat het beeld in werkelijkheid Koning Willem III voorstelt, is lang niet bij iedereen bekend. De ‘kop’ werd in 1901 bij het vijftigjarig bestaan van het I.B. geschonken door het gemeentebestuur.
De Van Heutszkazerne in 1970, een van de laatste jaren dat het een militaire functie had.
DeltaWonen die er aanvankelijk 45 appartementen en winkels in wilde maken. De vergunningen waren nog niet rond toen de economische crisis in 2008 uitbrak en DeltaWonen de stekker eruit trok. Momenteel wordt gewerkt aan plannen voor een groot erfgoedcentrum, waarbij onder andere het Kamper Gemeentearchief, de IJsselacademie en de Openbare Bibliotheek moeten gaan samenwerken. De sterren voor dit idee staan beter dan ooit nu dit deel van de Kamper binnenstad schreeuwt om een nieuwe impuls, maar rond is het allemaal nog lang niet. Als de steigers straks zijn verdwenen, blinkt de Van Heutszkazerne als nooit tevoren, maar welke bestemming het grootste monumentale gebouw van de Kamper binnenstad tegemoet zal gaan, ligt verborgen in de toekomst.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:57
Pagina 26
26
Een theaterstuk Maar liefst 144 brieven schreven Kees van Gruting en Coba van GrutingVenlet aan elkaar in de oorlogsjaren 19441945. In één van die bewaard gebleven brieven beschrijft Coba aan haar man de adembenemende gebeurtenissen die zich afspeelden op het Weusthag in Hengelo tijdens de bevrijdingsdagen. De brief geeft een fascinerende blik op de chaotische, soms levensbedreigende situatie in een provinciestadje tijdens de laatste oorlogsdagen. Coba van Gruting-Venlet, (1904-1990).
oba van Gruting (1904-1990) was de dochter van de Hengelose apotheker C.N. Venlet en getrouwd met de leraar wiskunde dr. C.J. van Gruting. Op 7 augustus 1944 overleed haar vader. Deze gebeurtenis leidde ertoe dat Coba vanuit Utrecht, waar haar man Kees leraar aan de Rijks HBS was, naar Hengelo kwam om haar moeder, Geertje Venlet-Dil, bij te staan en een provisor te zoeken die de apotheek moest gaan leiden. Niet lang daarna, op 6 en 7 oktober 1944, werd het centrum van Hengelo getroffen door zware bombardementen en moest de apotheek noodgedwongen worden verlaten. Het was daarbij uiteraard van groot belang dat Coba, naast tolkvertaalster, gediplomeerd apothekersassistente was. De apotheek werd samen met andere apotheken provisorisch ondergebracht in een school aan de Beukweg. Coba en haar moeder vonden onderdak in het grote huis en voormalig Sanatorium op het Weusthag, iets ten noorden van Hengelo. De twee kinderen van Coba, Liesbeth (1937) en Kees (1941), waren in februari 1945 vanuit Utrecht naar Hengelo overgebracht en verbleven ook op het Weusthag.
C
Kees van Gruting (1901-1956).
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:57
Pagina 27
27
door Niels Bakker
op het Weusthag
De apotheek van Venlet in Hengelo, met op de achtergrond het Raadhuis.
Partizanen Het voormalige sanatorium was eigendom van J.A. Avéres, directeur van de machinefabriek Stork & Co. Hij was gehuwd met Charlotte Avéres-Huizinga, een tante van de schrijver Menno ter Braak. Avéres was ondergedoken en zijn vrouw was uitgeweken naar het Weusthag omdat hun woning ‘Drieneroord’ aan de Anninksweg door de Duitsers was bezet. Tijdens de laatste oorlogsdagen verbleven in het huis naast Coba en haar kinderen, Charlotte Avéres, haar dochter Hanneke, Terry Jurriaans en de geëvacueerde huisarts Rutteman en zijn vrouw. Het lokale verzet, waarmee de elders ondergedoken zoon Henk Avéres (1922-1990) in contact stond, had een bijgebouw van het huis als tijdelijke wapenopslagplaats in gebruik. Dat werd door de Duitsers ontdekt. Op voorhand een levensbedreigende situatie, immers indien een van de verzetsmensen in het huis door de Duitsers ontdekt zou worden, restte slechts één straf: standrechtelijke executie van alle bewoners. De situatie zou helemaal levensgevaarlijk worden toen het huis op 2 april 1945 midden in de frontlinie kwam te liggen. Duitse militairen en ‘partizanen’ (verzetsstrijders) raakten op het Weusthag in hevige gevechten met elkaar verwikkeld. Toen de Duitse troepen uiteindelijk het huis binnentraden, tekende zich een schouwspel af waarin Coba van Gruting het ‘theaterstuk van haar leven’ zou opvoeren ...
Zondag, 29 april [1945] Lieve schat, Zaterdags voor Pasen [31 maart 1945] was, na spannende weken van wachten waarin ik je niet kon schrijven of iets kon sturen, de spanning op zijn hoogst. We konden verwachten spoedig, héél spoedig vrij te zijn. Zaterdag was Beckum al vrij, het duurde nog een heel lange Pasen en dinsdagmorgen totdat we de eerste Tommies [Engelsen] te zien kregen. Het ging alles zeer goed voor ons; het vliegveld was de zaterdag daarvoor al gebombardeerd,
zondags sprak ik je daarover nog even door de telephoon, weet je wel. De week die daartussen lag was één en al luchtalarm en geweldig veel mitrailleurvuur op de grote wegen. Zaterdag voor Pasen vluchtte het overgrote deel van de Duitsers weg op gegapte fietsen, wagens, paarden enz. – het deel dat met de verdediging belast was, bleef achter. Wij sliepen vijf nachten gekleed, hadden verder alles in de kelder gereed staan om daarin te gaan als het nodig was – treiterend langzaam gingen de dagen voorbij. Aan het Zwarte paadje tot aan de Sloetsweg lagen veel Moffen, met mitrailleurs en granaten; alles gericht op ons bos waarin de partizanen waren; wij zaten er beeldig tussenin. In de nacht van de eerste op de tweede Paasdag, van zondag op maandag dus, kwam het tot een treffen tussen de patrouilles van de Moffen en die der partizanen, die verplicht werden aan te vallen en op onze stoep twee Moffen doodden en één verwondden. Wij lagen gekleed op bed, sprongen op bij het salvo van mitrailleurvuur en het gekreun van stervenden onder ons raam; even daarna doodse stilte en daarop geroep van de gewonde om hulp. Kort daarna hoorden we de andere Moffen naderen en begrepen we dat ze de gewonde wegbrachten. Ik luisterde aan alle ramen en luiken en hoorde aan de orders dat ons huis omsingeld werd. Ik zei niets tegen de anderen, maar nam een flinke hap broom [een kalmerend drankje] uit Moeders fles en om zes uur nog eens weer. Intussen sliepen we maar weer verder, want je kon toch niets doen. Om zes uur waste ik de peuters en friste mezelf op en nauwelijks was ik klaar of de deur werd half ingetrapt en de Moffen drongen zwaar gewapend ons huis binnen, arresteerden beneden mevr. Avéres en Hanneke [Avéres] en dr. Rutteman, en waren net bezig alles op zijn kop te zetten toen ik heel keurig aangedaan, zeer vriendelijk van boven aangestapt kwam en de heren kon ontvangen. Ik
Villa het Weusthag in Hengelo in verleden (links) en tegenwoordige tijd.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:57
Pagina 28
28
Een Britse mitrailleur in stelling bij de opmars tussen Enschede en Hengelo.
heb toen de leiding van het hele theaterstuk gehad, maar ik zeg je dat je beter op je gemak in een fauteuil van de bioscoop zo’n film kunt aanzien dan er zelf in levenden lijve in te moeten meespelen. Ons huis was, volgens de heren, een partizanennest; van ons huis uit was ‘s nachts geschoten, twee der hunnen waren gedood, één gewond met tien kogels door het been, drie [partizanen] waren gevangen genomen en de wacht buiten had een Hollander bij zich die ook door hen gevangen was en in de loods buiten opgesloten had gezeten. Als ze bij ons één partizaan aantroffen, gingen wij met het hele huis de lucht in. Gelukkig had ik, ook al dankzij de broom, mijn hersens goed bij elkaar, en had ik de Mofjes al spoedig gerustgesteld dat wij alleen maar vrouwen en kinderen waren met een oude ‘seniele’ dokter; intussen zat Henk Avéres achter zijn gordijn in de slaapkamer van de kinderen, achter een klapbed. Toen de hoofdmof dit gordijn wegtrok, deed ik het netjes weer dicht, kletsend en zwetsend en flirtend en lieve oogjes makend; op onze kamer kregen de twee hoofdmoffen een sigaret en ik kletste net zolang totdat ze overtuigd waren dat wij er niets van wisten, wat inderdaad waar was ook. Toen troffen we beneden Herr Hauptmann en het hele spul begon weer van voren af aan om hem en de zijnen te overtuigen van onze onschuld. Zoveel theater opeens was haast van het goede teveel. Ik werd gesommeerd om mee te gaan en te zien wat er in de loods lag. Daar hadden de
partizanen, met medeweten van Henk Avéres, die nacht de loods volgegooid met wapens, munitie, helmen, dekens, touw, etenswaren, en wat al niet meer. Ik schold flink op die ‘onverantwoordelijke kinderen’ enz., en gedeeltelijk méénde ik het ook, want zoiets hadden ze nooit mogen doen natuurlijk – ze hebben ons aller leven op onbetamelijke wijze op spel gezet. Toen heb ik koffie gemaakt voor alle Duitsers en om 9 uur zaten we, d.w.z. de Moffen, Guus Rutteman en ik met koffie, wijn, brood enz. om de keukentafel. Om 11 uur had ik ze zover bewerkt dat de wacht ín huis werd opgegeven, om 12 uur werd de wacht óm het huis ook ingetrokken en om 2 uur de patrouille op de Landmansweg vóór ons huis ook. Toen was het ogenblik van handelen gekomen, want Henk moest uit huis gesmokkeld worden – als er opnieuw huiszoeking gedaan zou worden en men zou hem vinden, zouden we alsnog allemaal ‘eraan’ gaan. (Ik vergat nog te vertellen dat de Duitsers alle wapenen enz. vernietigd hadden met handgranaten en een pantservuist.) Ik heb toen kans gezien met de laatste wacht op de boerderij schuin tegenover ons zó te flirten dat ik hem achter het kreupelhout kreeg, waarop Hanneke Henk kon laten ontsnappen. Om 3 uur waren we dus betrekkelijk veilig, des te meer daar de partizanen order kregen uit het bos te gaan en zich in de straten te verspreiden. ‘s Nachts sliepen we weer gekleed, doch alles bleef rustig. Dinsdag [3 april] hoorden we dat we geheel omsingeld
waren [door de geallieerden] en dat overgave geëist werd – anders werden we platgeschoten. We maakten de kelder verder klaar – om 2 uur trokken veertig man met Pantservuist onze weg over naar de Bornse kant – de laatste man, Hauptmann Weber, van de vorige dag, kwam aan het raam staan en zei dat ze verderop gingen, nam afscheid en bedankte voor het ‘schönes Osterfrühstück’. Wij vroegen: ‘Geven jullie je over – wat gebeurt er?’, maar hij kon niets zeggen dan dat ze weggingen. Even later kwam een partizaan uit de stad met de boodschap dat de eerste tanks op de Markt [waren] en dat we vrij waren – alleen bij de Belder [villa aan de Enschedesestraat] en op de Oldenzaalsestraat was gevochten. Terry [Jurriaans] en ik de jassen aan en als een haas de deur uit. Toen werd er n.b. nog ontzettend geschoten achter ons en de kant van het [Twente]Kanaal op, want alles was nog niet vrij natuurlijk, maar wij letten daar niet op, dat snap je. We waren dolblij, stonden bij de [Lambertus]kerk alle tanks toe te juichen – veel mensen waren er nog niet, half Hengelo zat nog onder vuur of was angstig. Daarna waren we bij de Van der Mosten en om 12 uur kwamen we thuis met een stel Tommies, vonden op het Weusthag ook Tommies, n.b. de tweeling van Rutteman in Engels uniform – dat was me een feest – anderhalf jaar en nog langer hadden ze niets van hen gehoord, wisten alleen maar dat ze in Madrid waren aangekomen.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:57
Pagina 29
29 Vrijdag en zaterdag werkten we in ons huis [de apotheek aan het Burg. Jansenplein], maandag dito, dinsdag kwamen de eerste verhuiswagens, woensdag sliepen we er al en sindsdien hebben we hard gewerkt om alles weer op orde te krijgen – och, och, wat een bende. Maar nu is alles zover klaar dat we goed zitten en alles netjes is op het glas na, maar dat krijgen we gedeeltelijk nog wel. Verder zitten we zonder licht, gas, electrisch, maar gelukkig mét water en dat is al veel, en de telephoon is weer aangesloten. Ik liep me dood voor alles op het Gemeentehuis, bij Civil Affairs en bij Militair Gezag, maar er is niet veel te krijgen. Onze rantsoenen zijn wat beter – we leven weer, nog wel in een chaos, maar we bouwen weer op. Puin wordt geruimd, duizenden auto’s van de Tommies trekken nacht en dag voorbij, luchtalarm is er nooit (kan ook niet eens trouwens) en we voelen ons veilig na lange, lange jaren. [...] Wat zijn we allemaal opgelucht voor onszelf, maar het spookbeeld van de toestand in het Westen achtervolgt ons te zeer om werkelijk blij te kunnen zijn. Ik heb ook al deze bewogen weken geen pen op papier kunnen brengen, lieve schat, mijn gedachten waren echter steeds bij je en die van de kleintjes ook, ze hebben het steeds over je gehad. Plotseling hebben we echter weer moed, Mussolini dood, Italië zo goed als vrij, Göring dood, Hitler gewond en stervende, en na het vredesaanbod van Himmler zal er nog wel
een ander volgen; ik hoop vurig dat over enige dagen Duitsland geheel zal capituleren, het kan haast niet anders, hè? Om één uur stond ik met Toos P[eeze] (sedert enige dagen retour) bij de uitzending van het nieuws bij het Politiebureau [aan de Marskant] en toen sprak ik met iemand die me zei dat hij direct na de capitulatie naar Utrecht ging naar zijn familie om levensmiddelen te brengen; hij had daarvoor een speciale vergunning via Militair Gezag, iets waar je niet aan kunt komen, maar het zal wel uit hoofde van iets bijzonders zijn. Hij zei direct dat hij wat voor je mede wil nemen, zodat ik direct begon te pennen en een pakje ontwerpende ben. Als hij geen permissie krijgt, zal er wel eens iets anders opdagen.
‘Nog even naar Venlet’ Na de oorlog ging Coba met haar kinderen terug naar Utrecht, waarmee het gezin Van Gruting herenigd werd. De apotheek werd na de oorlog overgenomen door apotheker F. van Leent. Daarmee kwam een eind aan bijna vijftig jaar apotheek Venlet in Hengelo. Al vanaf 1901 was Cornelis Venlet apotheker in Hengelo. Eerst in de Noork aan de Oldenzaalsestraat, later, vanaf 1926 aan het Burg. Jansenplein in het centrum van Hengelo. Venlet zou een begrip worden in Hengelo. Dat was mede te danken aan Cornelis Venlet zelf, die medeoprichter van het Hengelose
Ziekenfonds zou worden en ook landelijk actief was. Het fraaie apothekerspand (dat eerst hotel en bioscoop was geweest) werd tot verdriet van vele Hengeloërs afgebroken in de jaren zestig. Tot aan die tijd was de uitdrukking ‘Ik moet nog even naar Venlet’ veel gehoord in Hengelo.
Onbekende geschiedenis Tot op heden waren de gebeurtenissen die zich afspeelden op het Weusthag onbekend gebleven in Hengelo. Dat terwijl de bevrijding van Hengelo uitstekend gedocumenteerd is. Het boek De vergeten bevrijders van Hans Pol (voorzitter Historisch Museum Hengelo) geeft in detail de militaire operaties rondom de bevrijding van Hengelo weer. De boekwerken Hengelo in oorlogstijd , De oorlogsjaren van een Hengelose dokterstas en het dagboek van dokter Hartstra, bevatten veel ooggetuige verslagen van de bevrijding van Hengelo. Wat betreft beeldmateriaal is Hengelo in het gelukkige bezit van een professionele film met unieke beelden van de bevrijding en een uitgebreid fotoboek. Het is aan René van Gruting (zoon van Kees en Coba van Gruting, 1948) te danken dat bovenstaand stukje unieke Hengelose geschiedenis voor het eerst gepubliceerd kon worden. Hij leverde het materiaal voor dit artikel.
De bevrijding van Hengelo nam enkele dagen in beslag. De Britten moesten oprukken over modderige landwegen door allerlei bossen en bosschages. Dit pantservoertuig van de Guards Armoured Division is onderweg naar Hengelo.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
30
13:57
Pagina 30
door Philomène Bloemhoff, projectleider streektaal IJsselacademie
Overijssels volkslied in dialect In aflevering 4 van MijnStadMijnDorp schreef Wim Huijsmans in 2010 over het Overijssels Volkslied dat al sinds 1952 bestaat, maar nog steeds vrijwel geheel onbekend is; zelfs na de cd-opname in 2000 met meer dan vijfhonderd amateurzangers uit de hele provincie en het Orkest van het Oosten onder leiding van Jaap van Zweden. Misschien wordt het eens tijd voor een nieuw volkslied, was de strekking van het verhaal. ’t Oaveriessels lied Er blijkt echter al een alternatief Overijssels volkslied te bestaan, een streektalige variant: ’t Oaveriessels lied. Volgens een artikel in de Zwolsche Courant van 9 januari 1954 is het zelfs al veel ouder dan het lied uit 1952. Het werd gezongen door Overijsselaars die lid waren van de Overijsselse Kring in Amsterdam. De tekst ervan is geschreven door A.J. Vos Jzn en de erevoorzitter van de Kring, B.H. Schurink, zette het lied op muziek, nadat het lange tijd werd gezongen op de melodie van het Gymnastenlied. De tekst luidt: 1 Ik hold van ut land, dat de Iessel umzoomt, Ut land, waor de Vecht en de Regge deurstroomt. Van greunende velden, met heuvels en hei, Ut land, det mien altied zo trots maekt en bleij. Refrein Vroagt men haar naem, wel dan zeg ik ut voort, Ut is Oaverissel, mien dierboar oord. Ut land met de vlag van ut rood, geel en blauw, Ut land, dat ik deur ’eel mien leeven blief trouw.
2 Ik hold van den es met ut goldgeele graon, En ’t land waor ut vee deur ut grösland kan gaon, Van nievere steden met groot industrie, Ut land, woar ik steeds nog un toekomst in zie. Refrein 3 Ut land woar de arbeid de deugd begeleidt, En in ut roondumme, veel zegen verspreidt, Hetzij in ‘t Twentse- of Sallandse land, Men warkt an haar bleui met un krachtige hand. Refrein
Een groep meisjes maakt rond 1965 een vaartochtje door de Weerribben; op eigen kracht, in een tijd waarin fluisterboten nog niet bestonden.
Op die tekst valt wel het nodige aan te merken. De woorden lijken één op één uit het Nederlands vertaald en daardoor komt het Sallands in een keurslijf te zitten dat die taal niet past. De regels moesten rijmen: hei rijmt op bleij (strofe 1). Dat is wel zo in het Nederlands, maar niet in het Sallands! Daar zegt men wel hei (in sommige plaatsen heed overigens) maar niet bleij. Het Sallandse bliej, of bli’j, waarin we een ie + een j of een i (van pit) + een j, horen, rijmt niet op hei. De rijmdwang in de derde en vierde regel van het refrein is bijzonder storend, ook in het Nederlands trouwens: ‘Het land dat ik door heel mijn leven blijf trouw’ kan net zo min door de beugel als de Sallandse zin. Woorden die absoluut ongebruikelijk zijn in het Sallands zijn: veel (r. 10), hetzij (r. 11), men (r. 12, refrein r. 1). Gekunsteld klinken met name: dat de Iessel umzoomt (r. 1), woar de arbeid de deugd begeleidt, en in ut roondumme, veel zegen verspreidt (r. 9-10), mien dierboar oord (refrein r. 2). Al met al is dit Oaveriessels lied dus geen aanvaardbaar alternatief voor de Nederlandstalige versie.
Een meer authentieke versie Het werkverband dialecten van de IJsselacademie, een groep streektaalliefhebbers uit het westen van de provincie, heeft eens bekeken of de taal van het Oaveriessels lied niet zou kunnen worden omgezet in een meer authentiek dialect. Iedereen probeerde het lied in zijn of haar eigen taal te vertalen. De drie meest geslaagde vertalingen volgen hierna. De versie uit Kampen blijft dicht bij het origineel, maar loopt veel beter; de versies uit Genemuiden zijn vrijer en eigentijdser en lopen óók veel beter.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:57
Pagina 31
Calligrafie en illustratie bij de hertaling van Albert Juffer uit Kampen door Frans van de Vrande.
31 Overiessels volkslied 1 Ek olle van weilaand, een koe en een sloot, rivieren en oevers met ruut en een boot, van Weerribben, Wieden met riet, rank en raacht, van lessel en Dinkel, van Reegge en Vaecht! Refrein ‘t Laand van de wieden, van waeter en wei, met baergen en bos en met euvels en ei, met steden en staedties, een dorp en een vlaek: dat is Overiessel en dat is mien plaek! 2 Ek olie van euvels met bos en met ei, de kruin van de Kroezeboom, gruun as in mei, de Lemelerberg en et Staphorster bos, et laandgoed van Twickel met oltwal en mos! Refrein 3 Ek olle van steden, de centra van waerk, van kunst en cultuur, met een plein en een kaark’, d’ istorie van Deventer, Stienwieks staduus, van Engelo, Ommen, Rouveen en de Sluus! Refrein 4 Ek olle van meinsen, bedachtzem en stoer, de nievere kunstenaar, nuchtere boer, de Kaamperse domeneer, Twentse pastoor, van Kooraepen, Blauwvingers, Tukkers uut Goor. Refrein Jannie Bakker-Rietman Genemuiden
Misschien kan een van de nieuwe streektalige versies wel een aanvaardbaar alternatief zijn voor het plechtstatige Nederlandstalige Overijssels volkslied dat niemand kent. En als het volkslied de Overijsselse identiteit moet benadrukken: de taal zet dan meteen de toon! Wie weet, raken ook anderen geïnspireerd door deze tekst en de varianten er op. Wie weet, ontstaat er zo een nieuw Overijsselse volkslied:
Overiessels lied 1 De grond die eur naeme an d’ Iessel ontlient, de plaek van ons allen, van man, vrouw en kiend. Gelegen in ‘t oosten van mooi Nederlaand, bevolkt in de steden en op ‘t plattelaand. Refrein Door woon ie nog in de vri-je netuur. Door vien ie alles an kunst en cultuur en door wil ek waerken zo lang als ek leev’, ons mooi Overiessel woor ‘k zo umme geev’.
2 Ek ol van de Kop met zien waeter en riet. Ek olie van Sallaand, een prachtig gebied. De Vaechtstreek en Twente ge-iel in ‘t stramien. Et löt ons et leven van de Oosterling zien. Refrein 3 Ier vien ie nog akkers met goldgolvend graon. Ier zie-j nog et vee in de weilaanden staon. Rivieren en beken, de bossen de ei, de euvels, de vlakte, et zaand en de klei. Refrein Riek van der Wulp Genemuiden
‘D’ akkers met ’t goldgele graon.’ / Akkers met goldgolvend groan. Korenschoven op de Markelose Berg, omstreeks 1960.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:57
Pagina 32
Landschap Overijssel is in 1999 ontstaan uit een fusie tussen Landschapsbeheer Overijssel en Het Overijssels landschap, dat al in 1932 werd opgericht. Anno 2011 beheert Landschap Overijssel ruim 5.000 hectare aan natuurterreinen en landgoederen. @ Zie voor meer informatie: www.landschapoverijssel.nl
32
@ Zie voor meer tekeningen van Jo Wijnhoven: www.fliegerhorst.come2me.nl.
Een verhalenrad in de Mosbeek Mensenheugenis is te kort om de historie van Mander te kunnen omvatten. Maar Johan ten Hoopen (1942) heeft voor zijn pensionering lang genoeg in het gebied bij Tubbergen gewoond om er uitgebreid over te kunnen vertellen. Hij is afkomstig uit het Gelderse Lochem en kwam in het begin van de jaren zeventig in Mander terecht. Hij werd er terreinbeheerder in Noordoost Twente bij het Overijssels Landschap, nu Landschap Overijssel, dat in 1961 het gebouwencomplex rond de molen van Frans had aangekocht.
moest zijn. Later werd die gedateerd in de tijd van de Neanderthalers. Als ‘de vuistbijl van Bels’ of ‘de Belsbijl’ ligt het exemplaar nu te pronken in Natura Docet in Denekamp.
Papier werd taboe In de meer recente geschiedenis kende de Mosbeek drie watermolens, die allemaal dienst deden als papiermolen. De onderste molen was de molen van Bels, de middelste de molen van Frans, zoals hij later ging heten. De bovenste molen, die in de loop van de tijd is verdwe-
e voormalige watermolen langs de Mosbeek, die al zes jaar had leeggestaan en er haveloos bij lag, werd zijn dienstwoning. Na een grondige opknapbeurt kon Ten Hoopen er in 1971 met zijn vrouw, en in dat jaar nog twee kinderen, intrekken. Hij zou er wonen tot 1987. Inmiddels waren er vijf kinderen en had het gezin zijn plaats gevonden in de noaberschap. Buren en voormalige bewoners vertelden hem verhalen over de molen en hij verdiepte zich verder in de historie. Ooit liepen hier Neanderthalers rond, een mensensoort die ongeveer 27.000 jaar geleden uitstierf. Ten Hoopen ontdekte ook zelf hun sporen. Toen hij in het begin van de jaren tachtig op een dag de Mosbeek aan het schonen was, lag er opeens een mooie steen op zijn schop. Hij kwam al snel tot de conclusie dat het een vuistbijl
D
De molen van Frans in het dal van de Mosbeek.
De Molen van Frans: één van de negen Overijsselse watermolens die Jo Wijnhoven in 1995 tekende. Overijssels Landschap: in het dal van de Mosbeek.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
door Jan Braakman
nen, droeg de naam De Engel. In het begin van de achttiende eeuw raakte de papierindustrie in Twente geconcentreerd in Mander, Hezingen, Nutter en Agelo, buurschappen langs enkele snelstromende beekjes op de flanken van de brede stuwwal die Noord-Twente van noord naar zuid doorkruist. De molen van Frans en De Engel waren in het begin van de negentiende eeuw in bezit bij de Cramers, papiermakers die hier al langer actief waren. Aan het eind van de negentiende eeuw verhuisde de laatste Cramer naar Wapenveld op de Veluwe, waar hij de Berghuizer Papierfabriek stichtte. Om er zeker van te zijn dat de nieuwe eigenaar niet zijn concurrent zou worden, bedong hij dat de molens niet mochten worden ingezet voor de papierindustrie. Papiermaker Bernardus Hendrikus Frans, ook wel ‘Bearnds’ genaamd, moest door dit beding dus op een andere manier in zijn onderhoud zien te voorzien. De opbrengst van de landbouwpercelen in het bronnengebied was te karig om ervan te kunnen leven en dus besloot Frans rogge te gaan vermalen voor de boeren in de buurt. In 1873 kreeg hij vergunning van de gemeente Tubbergen om de papiermolen te vervangen door een korenmolen. Frans vergrootte ook de boerderij en de woning. Een gevelsteen met de woorden ‘H. Frans en H. Booijink, 1882’ markeert nog steeds de voltooiing van de bouw en verbouw. Molenaar Frans stuwde het water van de Mosbeek op in een reservoir, zodat hij altijd genoeg water had om de molen te laten draaien. Boeren uit de buurt brachten hun gedorste rogge naar de molenaar, die het graan maalde. Later, in 1911, breidde zoon Gerhardus Frans de molen uit met een bakkerij. Hij bakte stevige bruine roggebroden van het roggemeel. De molenaar was een vernuftig man, weet Ten Hoopen. ‘Hij liet méér op het water draaien dan alleen de molen. De deegmachine in de bakkerij draaide op waterkracht en buiten had hij een cirkelzaag die werd aangedreven met een riem die door een sleuf in de buitenmuur naar buiten kwam. Daarmee zaagde hij het brandhout. De wasmachine van zijn vrouw werkte op waterkracht, de dorsmachine ook en toen de Twentse chroniqueur G.J. ter Kuile in de jaren twintig een bezoek bracht aan de molen, vertelde hij dat hij zelfs de wieg er op had aangesloten. Het was een grap, die voor waar werd aangenomen.’ Uiteindelijk was de waterkracht niet meer nodig voor alle machines, de elektriciteit deed haar intrede. Het werd de doodsteek voor de molen.
Geen zwembad Tijdens een wandeling wijst Ten Hoopen telkens weer op een bijzonderheid in het landschap. De hoge es aan de ene kant en een klein perceel in het beekdal van de Mosbeek met bijzondere plantensoorten aan de andere kant. ‘In het voorjaar kan het geel zijn van de dotterbloemen en het brongebiedje heeft zelfs een mini-trilveen.’ Niet voor niets heeft het reservaat Dal van de Mosbeek dat in beheer is bij Landschap Overijssel vanwege zijn bijzondere natuurwaarden de status Natura 2000gebied gekregen. Het is onderdeel van het Nationaal Landschap Noord-Oost Twente. Een perceeltje tussen
13:58
Pagina 33
Rana Berends schilderde speciaal ter illustratie bij dit artikel ‘Omtrent de molen van Frans’, met Johan ten Hoopen op de voorgrond. Zie voor de wordingsgeschiedenis van haar schilderij @ www.facebook.com/ranaberends. Zie ook www.ranaberends.nl.
Over de molen van Frans bestaan veel verhalen. Eén ervan gaat over de molenaar die op zekere dag zijn potstal wilde laten uitmesten door de buren, terwijl hij zelf in bed bleef liggen slapen. Zij maakten hem wakker door een grammofoonplaat met walsmuziek te draaien. Frans werd wakker en speelde het deuntje mee op zijn accordeon…
De Molen van Frans is tegenwoordig een Natuurinformatiecentrum van Landschap Overijssel. Naast informatie over het omliggende natuurterrein Dal van de Mosbeek bieden de vaste expositie en de vrijwilligers de bezoekers een kijkje in het verleden van de oude water-
de molens van Bels en Frans herbergt trilvenen. Het belangrijkste brongebied van de Mosbeek, een typisch ‘stroomhoogveen’ herbergt de meest zeldzame plantensoorten. De laatste molenaar had de toeristische potentie van het gebied wel doorzien.‘Hij heeft nog het plan gehad er een zwembad te maken. Kun je je dat voorstellen?!’ Een zwembad zou de natuurwaarde van het bronnengebied in één klap teniet hebben gedaan. Ook nu genieten de toeristen er volop, maar niet om te zwemmen.‘Je moet hier ’s zondags komen, dan is het er vol met auto’s en fietsers, die de Molen van Frans als uitgangspunt kiezen voor een verrassende wandeling.’
molen. Vrijwillige molenaars geven iedere eerste zondag van de maand (met uitzondering van januari) demonstraties. Dit jaar bestaat de molen 300 jaar en daarom worden er ter gelegenheid van het derde eeuwfeest bijzondere activiteiten georganiseerd, met als hoogtepunt de 'Oogstdag: Molen van Frans 300 jaar' op 14 augustus 2011. Een volledig overzicht van de activiteiten in de Molen van Frans is te vinden via www.landschapoverijssel.nl.
33
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
34
07-04-2011
13:58
Pagina 34
Winnaar Conrad Gietman (rechts), auteur van Republiek van adel, en uitgever René van Gruting. Zie voor Conrad Gietman en ‘Het land van de Ripperda’s’ ook: MSMD 2011-1, pp. 18-21.
Overijssels Boek van het Jaar 2010
Republiek van adel. Eer in de OostNederlandse adelscultuur. 1555-1702 van de historicus Conrad Gietman is winnaar geworden van de prijs voor het Overijssels Boek van het Jaar 2010, uitgereikt in het Historisch Centrum Overijssel. Criteria van de jury: • Wat voegt het boek toe aan (de geschiedenis van) Overijssel? • Is het een nieuw of juist een bestaand onderwerp? • Originaliteit en invalshoek • Toegankelijkheid en leesbaarheid • Niveau van de informatie • Uitvoering illustraties en vormgeving • Persoon auteur • Biedt het inspiratie? • Is het exemplarisch of deel van een serie? • En waarom moet het wel of juist niet gekozen worden als Beste Boek?
‘Deze bijzondere mentaliteitsgeschiedenis voegt,’ aldus het oordeel van de jury, ‘het meeste toe aan de geschiedenis van Overijssel. Het behandelt de provincie van Zwolle tot Saasveld, waarbij ook nog over de
door redactie
grenzen naar Gelderland en Drenthe wordt gekeken. Dit boek vergroot het meest van alle boeken onze historische kennis van de provincie en met name van de relatief weinig onderzochte zestiende en zeventiende eeuw. Het maakt ook duidelijk dat de geschiedenis in Oost-Nederland anders was dan de hoofdstroom van de vaderlandse geschiedschrijving. De adel speelde in dit gebied een grotere rol dan elders in de republiek, waar juist de steden en de burgerlijke cultuur op de voorgrond stonden. Daarnaast toont Gietman aan dat de Sallandse en Twentse adel door onder meer reizen in het buitenland volop toegang had tot de Europese cultuur en geen geïsoleerd bestaan in de provincie leidde. De auteur is er in geslaagd om dit wetenschappelijke werk toegankelijk en leesbaar te schrijven, mede dankzij veel anekdotes over de “vrije jongens” op hun kastelen. Inhoudelijk het beste boek.’ Gietman ontving als prijs een oorkonde en een geldbedrag van 750 euro. Vanwege ‘de bijzondere vormgeving, de vele afbeeldingen en prints’ ging de originaliteitsprijs naar Menko. De geschiedenis van een Twentse textielfamilie, van Annelies van der Zouwen (m.m.v. Irma Thoen en onder redactie van Matthijs Dicke), een boek over de joodse familie Menko die tussen 1865 en 1972 een textielfabriek exploiteerde in Enschede. Het familieverhaal is, op verzoek van opdrachtgever Rob Menko, ‘op een kleurige en originele manier verbeeld en beschreven. De drie hoofdstukken zijn opgehangen aan de belangrijkste Menko in een bepaalde periode en zijn elk in een kleur gedrukt: rood voor de stichter Nathan (opbouw), blauw voor zoon Sig (consolidatie) en groen voor de laatste Menko, Arthur (neergang). De bedrijfsgeschiedenis en de joodse familiegeschiedenis zijn bovendien op boeiende wijze verweven met de geschiedenis van de Enschedese textielindustrie en de andere voornamelijk christelijke fabrikanten, waarbij ook de lange tijd wat moeizame relatie tussen de christelijke fabrikanten en hun joodse collega’s indringend aan de orde komt.’ De makers van het boek ontvingen een geldprijs van 250 euro.
Winnaars van de originaliteitsprijs. Van links naar rechts: auteur Annelies van der Zouwen, redacteur Matthijs Dicke, opdrachtgever Rob Menko en vormgever Haico Beukers.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:58
Pagina 35
gesignaleerd 35
door Tonny Peters, Overijsselse Bibliotheekdienst
1. Herman Starink (red. Sybrand Buve). Russisch aan de IJssel: of de Oost-Europese ervaringen van een Deventer school als tijdsdocument : 1971-2007. Deventer, 2010. 287 pp. ?25,Als eerste school in Nederland introduceerde het ‘Hegius’ in Deventer het Russisch als regulier eindexamenvak. De auteur, zelf leerling aan deze school mét Russisch in zijn pakket, schetst de geschiedenis van dit schoolvak in Deventer (1971-2007) in relatie tot ontwikkelingen in Oost-Europa en binnen het onderwijs in Nederland in deze periode. Een bijzonder boek over een opmerkelijk onder werp.
1
2
4. Willem Boverhof en Marco Krijnsen (eindredactie Jos Oude Holtkamp). Dossier Dinkelland: hoe een bestuurscrisis een straatgevecht werd. Hengelo, 2010. 141 pp. ?18,95 Een ruzie tussen burgemeester en wethouders in Dinkelland haalde de landelijke pers, omdat de bevolking in opstand kwam en zich massaal achter de burgemeester schaarde. Die moest toch vertrekken, maar de ‘boosdoeners’ werden bij de volgende verkiezingen afgestraft. Nog steeds zijn er betrokkenen, die er ‘helemaal uit liggen’ in Denekamp en zijn er mensen die elkaar niet meer groeten. De journalisten Willem Boverhof en Marco Krijnsen hebben de affaire gereconstrueerd.
2. Herman Hannink e.a.; [fotografie Hans Westerink e.a.] Verhalen van Raalte. Zwolle : Waanders, 2010. 160 pp. ?17,95 Herman Hannink heeft al diverse boeken over Raalte en omgeving op zijn naam staan. In dit boek zijn zo’n zestig verhalen opgenomen over onder meer markante inwoners, panden en natuurplekjes in en om Raalte. Het gaat niet om ‘koude’ maar om ‘warme’ geschiedenis, zoals prof. Anne van der Meiden in het voorwoord schrijft. Geen verhalen opgedoken uit archieven – de auteur voelt zich duidelijk zelf betrokken bij de verhalen, die zich afspe len in de afgelopen vijftig jaar.
3
4
5
5. Dirk Baalman en Peter Ghijsen (tekst), Erwin Zijlstra (fotografie). In Deventer: architectuur vanaf 1950. Deventer, 2010. 128 pp. (Derde deel uit een serie over Deventer architectuur.) ?16,95 Architectuur vanaf 1950 gaat over de jongste architectuur in deze stad én over de stedenbouw. Met veel foto’s en voorbeelden worden vrijwel alle naoorlogse bouwstijlen in beeld gebracht. Achterin het boek is een uitneembare wandel- en fietskaart opgenomen. Eerder verschenen in deze serie: Architectuur tot 1950 en Landschap en cultuurhistorie. 6. Gerard Seyger. Oudheid van Twenthe: verkennende studies : sporen van continuïteit (ca 12v.C. ca 1200). Enschede, 2010. 592 pp. ?35,In dit werk worden witte plekken in de geschiedenis van Twente ingevuld. Alle belangrijke buurtschappen en steden in vroeg- en laat-middeleeuws Twente worden besproken. De auteur heeft veel plaats ingeruimd voor zogenaamde bewijsplaatsen met bronvermelding, vermelding van gebruikte handschriften en een uitgebreide literatuuropgave. Hiermee heeft hij een basis gelegd voor vervolgon derzoek.
3. Harry Wonink. Twentse havezaten: een bijzondere tocht langs hun geschiedenis: met meer dan 40 wandelingen. Barneveld, 2010. 176 pp. ?14,95 Een wandelgids van Harry Wonink, die vele jaren lang in de regionale pers heeft geschreven over natuurgebieden en wandelroutes in OostNederland en ook diverse boeken publiceerde. In Twentse havezaten beschrijft hij meer dan veertig wandelingen langs de grote en kleinere landhuizen, waarbij hij ook ingaat op de geschiedenis van deze havezaten.
6
7
7. J. Spitse. Altijd aan het reizen: brieven van een mormoonse emigrant naar Noord-Amerika, 18771913. Walburg Pers Zutphen, 2011. 160 pp. ?23,90 De 19de-eeuwse Nederlandse emigrantenstroom bestond voornamelijk uit gezinnen van orthodoxe protestanten die zich – geconcentreerd in kolonies – vestigden in Michigan en Iowa om daar een bestaan op te bouwen en langzaam op de maatschappelijke ladder te klimmen. De 17-jarige Eelco Ekker uit Vollenhove, mormoon maar niet al te streng in de leer, gaat een geheel andere weg. Hij zwerft door Amerika en heeft moeite de kost te verdienen. Zijn brieven naar huis worden geplaatst in de context van de tijd: de strijd tussen de kolonisten en indianen, de aanleg van spoorlijnen en de opbouw van het land.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:58
Pagina 36
Streektaal in de zorg is mogelijk gemaakt met steun van de Provincie Overijssel en de IJsselacademie, Kampen
36 mededelingen van de IJsselacademie Kenniscentrum voor immaterieel erfgoed in Overijssel Onderzoek en publicaties De IJsselacademie is een onderzoeksinstituut en kenniscentrum voor taal, geschiedenis en traditie in Overijssel. U kunt er terecht met vragen over dit immaterieel erfgoed in de regio. De Academie stimuleert en begeleidt onderzoek van wetenschappers en van amateurs en organiseert educatieve programma’s en bijeenkomsten. Daarnaast is de IJsselacademie een uitgeverij. Veel onderzoek resulteert in publicatie van boeken, dvd’s, cd’s. Ruim dertig jaar De stichting IJsselacademie is opgericht in 1977. Haar werkzaamheden worden gefinancierd door de provincie Overijssel, door gemeenten in het werkgebied en door de opbrengst van producties. Ook zijn er incidentele subsidies, zoals van het Prins Bernhard Cultuurfonds, het bedrijfsleven en particulieren die speciaal bij een project betrokken zijn. Het werkgebied spitst zich toe op Salland en het Land van Vollenhove (van Gramsbergen tot Schokland en van Bathmen tot Steenwijk), maar de Academie realiseert op verzoek ook projecten op de Veluwe en in Flevoland.
Nieuwsbrief Wilt u sneller op de hoogte zijn van onze activiteiten? Dan kunt u zich aanmelden voor de nieuwsbrief, die wij gaan uitbrengen. Mailt u naar Jook van Zeeland, jvanzeeland@ijsselacademie.nl.
Van over de Iessel Al decennia lang zijn er in de provincie Overijssel mensen die zich bezighouden met de streektaal. Ze spreken niet alleen het dialect van hun streek, maar zij schrijven en dichten ook in deze taal. Er opereerden in het verleden (en nu nog) meerdere plaatselijke en regionale groepen. Ieder werkte op zijn eigen manier. Toch bleek er op een bepaald moment behoefte aan een samenwerkingsverband voor de hele provincie. In 1995 brachten initiatiefnemers plannen op tafel, wat in 1996 resulteerde in de oprichting van de SchrieversBond Overiessel. De bond bestaat uit drie afdelingen in de regio’s Twente, Salland en de Kop van Overijssel. De afdelingen komen naast de regionale bijeenkomsten meerdere malen per jaar bij elkaar. Enige tijd geleden werd het plan geopperd om met een digitaal tijdschrift uit te komen. Van over de Iessel werd geboren en op 1 april 2010 verscheen het eerste nummer. Het werd een uitgave in een samenwerkingsverband van de SchrieversBond Overiessel, de IJsselacademie, de Twentse Welle en de provincie Overijssel. Elk kwartaal verschijnt er een nieuwe uitgave met bijdragen in proza en poëzie van leden van de SchrieversBond Overiessel, alsmede een gastpagina. Een abonnement is gratis! Iedereen die geïnteresseerd is in streektaal kan zich via de webmail aanmelden voor een abonnement en krijgt vervolgens elke eerste dag van het kwartaal de nieuwe uitgave in zijn digitale brievenbus. Ook is het mogelijk het tijdschrift (en ook eerdere uitgaven ervan) op de website in te zien. Ze zijn te vinden op www.vanoverdeiessel.nl. Wij hopen veel nieuwe abonnees te mogen begroeten, het zal zeker uw leven verrijken. Riek van der Wulp redactielid Van over de Iessel Onderstaand gedicht werd gepubliceerd in het eerste nummer van Van over de Iessel, in april 2010. Riek van der Wulp schreef het, in het Gællemunegers.
IJsselacademie
Wordt u donateur? Voor minimaal € 20,- per jaar krijgt u 20% korting op onze uitgaven en ontvangt u jaarlijks zes keer MijnStadMijnDorp, Historisch Tijdschrift Overijssel.
Gratis! @ www.ijsselacademie.nl
Nacht in de stad De zwore, zwærte nacht vervlög in værre værten. Leg as een donker kleed, duuster en dof op uus en of, liekt meins en dier te tærten. Et ef ’t lecht row wæg’ejaegd, wil now een tiedtien eersen. Dwingt eigen wil’ zodat, as spoek vermomd de stad verstomd, met luchies, klein as keersen. Et natte asfalt glimt en glaanst in gladde stromen. Een troage auto zöcht zien eigen wæg, alliend en kræg drang noar een onderkomen. En ier, veur ’t kolde raem loat ‘k alles tot mi-j komen. Et overspuult mien ziel, ek bin ontruurd, de nacht beduurt eur droaden deur mien dromen. ’t Dringt langzem tot mi-j deur dat alles eigen skooneid ef. Mien iele wezen wet dat ier de nacht, zo onverwacht, et alles an mi-j gef. Foto Truus Wijnen
Een Vollenhoofse Bol bij het baken in Vollenhove. Platschepen als deze werden veel gebruikt voor de Zuiderzeevaart in deze omgeving.
Digitale dossiers Eind 2010 openden we op onze website een nieuw keuzemenu: bij Geschiedenis>Lopende projecten ziet u de digitale dossiers, die daar tot nu toe zijn geplaatst. Het zijn projecten in hun verschillende fase van totstandkoming: Ambitie, Op Komst en Gerealiseerd. Het laatst geplaatste project is Ontmoetingsplaats van verhalen, het boek van Jolanda de Kruyf over het Gemeentearchief van Steenwijkerland. Op 19 maart is het gepresenteerd.
Donateurs helpen echt! Met uw bijdrage ondersteunt u de IJsselacademie in al haar werk: bij het opzetten van projecten als Streektaal in de Zorg en canonvanoverijssel.nl, het maken van boeken, cd’s en andere uitgaven, en zeker ook in het onderzoek. Een kwart van uw bijdrage wordt besteed aan het doen van onderzoek: de taal en de geschiedenis van Overijssel zijn ermee geholpen. Hartelijk dank!
Frits de Zwerver In zijn prachtige column in het vorig nummer van dit blad vertelde Ad van Liempt over de “grote zoon van Overijssel”, Frits de Zwerver. De IJsselacademie heeft dit jaar voor de elfde keer de Frits de Zwerver Schrijfwedstrijd georganiseerd voor scholieren van 14 tot en met 18 jaar. Op 15 april worden de prijzen uitgereikt aan de winnaars, in het gemeentehuis van Hardenberg. Voor meer informatie: jvanzeeland@ijsselacademie.nl.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
13:58
Pagina 37
agenda 37
m.m.v. Ans Borst (KCO)
Zunnewendefestival Voor de vijfde keer wordt het Zunnewendefestival georganiseerd, op landgoed Schuilenburg bij Hellendoorn. Dit jaar vindt het plaats op 18 juni. Veel muziek, voordrachten, een jongerenpodium, een streekmarkt, een boottocht op de Regge met een verteller aan boord... Voor iedereen is er wat te zien, te horen, en ook te doen, in de streektaal! Kijk voor het definitieve programma op www.zunnewendefestival.nl, of mail: abartelds@ijsselacademie.nl
1
2
Jannie Bakker
Oorlogskerkof en elke keer aa’k door weer bin ‘t beklemmende gevuul: d’r is ier gien begin d’r is ier gien beginnen an een vorm van eerbetoon. gewoon dus vuus te vule, een simpel kruus, dat is et dan, zo leggen ze door dan man an man, d’r kump gien einde van. ’t Is ier een lusse in de tied ’t ef gien begin en eindigt niet
Waanders Lezing Ad van Liempt Op zondag 1 mei houdt Ad van Liempt, columnist voor MijnStadMijnDorp, in het Historisch Centrum Overijssel de laatste Waanders Lezing van het seizoen 2010 – 2011. Hij spreekt dan over zijn boek Kopgeld, een huiveringwekkend verhaal over wellicht de zwartste bladzijde uit onze geschiedenis. Het schetst een beklemmende wereld: gewone Nederlandse mannen, maatschappelijk mislukt, bleken bereid uit zucht naar macht en welstand hun joodse landgenoten uit te leveren aan de Duitsers. Even nuchter als genadeloos reisden zij door het land en arresteerden zij mannen en vrouwen, maar ook kinderen van twee, drie jaar oud. Plaats HCO. Datum 1 mei. Tijd 14.00 uur. Prijs € 7,50.
3
1 ALMELO: Stadsmuseum Almelo Vrijmetselaars in Almelo. Ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan 24 mei t/m 20 augustus 2011 @ www.stadsmuseumalmelo.nl
10 OOTMARSUM: Onderwijsmuseum Educatorium 120 jaar tekenonderwijs t/m mei 2011 @ www.educatorium.nl
2 DEVENTER: Historisch Museum Korteling: Deventer schilders van ambacht naar kunst t/m 4 september 2011 @ www.deventermusea.nl
11 STEENWIJK: Stadsmuseum Steenwijk Schoolklas van Toen t/m 30 september 2011 @ www.stadsmuseumsteenwijk.nl
3 DIEPENHEIM: Kunstvereniging All About Drawing. 100 Nederlandse Kunstenaars. Overzicht van de Nederlandse tekenkunst na 1960 23 april t/m 28 augustus 2011 @ www.kunstverenigingdiepenheim.nl 4 ENSCHEDE: Rijksmuseum Twenthe Nicolaas Verkolje (1673-1746). De fluwelen hand Ben Akkerman 1920-2010 Bijbelse thema’s in de modern kunst t/m 12 juni 2011 Rembrandt te gast Portretkunst van Tischbein (1750-1812) t/m 26 juni 2011 @ www.rijksmuseumtwente.nl
9
10
11
12
4 5 GOOR: Goors Historisch Museum Wim ten Broek; schilderijen t/m 30 april 2011 @ www.historischgoor.nl
5
6
7
8
6 HEINO/WIJHE: Museum de Fundatie Thérèse Schwartze “Koningin der Nederlandsche schilderkunst” t/m 13 juni 2011 @ www.museumdefundatie.nl 7 KAMPEN: Frans Walkate Archief Het vaandel hoog: vaandels uit de regio t/m 14 mei 2011 @ www.walkatearchief.nl 8 NIEUWLEUSEN: Museum Palthehof ‘Lieve Woordjes en Stoere Helden’ poëziealbums en stripboeken t/m 29 oktober 2011 @ www.palthehof.nl 9 OMMEN: Nationaal Tinnen Figuren Museum Paasexpositie: 2 april t/m 25 april 2011 Carl Spitzweg door Peter Scheuch; ‘Toen was geluk nog heel gewoon’ t/m 4 december 2011 @ www.tinnenfigurenmuseum.nl
13
14
15
16
12 VOLLENHOVE: Cultuur Historisch Centrum Land van Vollenhove Durgerdammers schampen Schokland t/m 7 mei 2011 @ www.chcvollenhove.nl 13 ZWARTSLUIS: Schoonewelle Centrum Natuur en Ambacht ‘Voor het digibord’; schoolplaten in Schoonewelle t/m 1 juni 2011 @ www.schoonewelle.nl 14 ZWOLLE: Historisch Centrum Overijssel Propaganda: ‘Oorlog op papier’ een boodschap overbrengen in oorlogstijd’ t/m 24 juni 2011 @ www.historischcentrumoverijssel.nl 15 ZWOLLE: Museum de Fundatie Neoclassicisme en Biedermeier uit de Collecties van de Prins van Liechtenstein t/m 8 mei 2011 Evert Thielen-recent werk 22 mei t/m 18 september 2011 @ www.museumdefundatie.nl 16 ZWOLLE: Stedelijk Museum She me, vrouwen door mannenogen, portretten van vrouwen uit de 17de tot 20ste eeuw 8 mei t/m 18 september 2011 @ www.stedelijkmuseumzwolle.nl
17 Dertien kunstenaars en hun inspiratie bij een gedicht van J.C. Bloem. Vanaf 1 mei. @ www.duinerhee.nl @ www.ceesduine.nl @ www.jcbloemstichting.nl Vanaf september in het Historisch Centrum Overijssel. Zie ook MSMD 2011-4 (augustus). Tekening Siegfried Woldhek.
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
38
07-04-2011
@ Zie ook www.devoorstraat.nl
Oorlog op het witte doek De educatieve expositie Oorlog op papier in het Historisch Centrum Overijssel trekt niet alleen scholieren en andere bezoekers, maar heeft ook al geleid tot een prachtige digitale aanwinst. Jan Taco te Gussinklo, auteur voor MijnStadMijnDorp, wees de weg naar Veilinghuis ‘De Voorstraat’ in Zwolle. Eigenaar Willem Timmerman beschikt namelijk over een unieke collectie glasnegatieven uit de Tweede Wereldoorlog. Ze bevatten afbeeldingen met Duitse propaganda, die tijdens de Tweede Wereldoorlog bij aanvang, in de pauze en na afloop bij filmvoorstellingen in De Kroon werden vertoond: ‘Oorlog op het witte doek’ dus. Timmerman wil deze collectie niet verkopen, maar was graag bereid de ruim twintig glasnegatieven tijdelijk af te staan aan het HCO, waar ze door Peter van der Most werden gedigitaliseerd. Het HCO kan deze collectie nu via het platform MijnStadMijnDorp en de eigen Beeldbank laten zien aan het publiek. Op deze pagina een selectie.
13:58
Pagina 38
door redactie
07-04-2011
13:58
Pagina 39
colofon Jaargang 2, nummer 2, april - mei 2011 MijnStadMijnDorp Historisch Tijdschrift Overijssel is een uitgave van Uitgeverij Waanders en het Historisch Centrum Overijssel.
MIJN
nummer 3 verschijnt op 24 juni 2011
MIJN
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
STAD DORP
HISTORISCH TIJDSCHRIFT OVERIJSSEL
Het derde nummer zal in het teken staan van ‘De geur van Overijssel’. Van mest, hooi en aardappelmeel tot eau de cologne, tabak en verf en nog veel meer!
Hoofd- en eindredactie Wim Coster. Redactie Hans Beerens (beeld), Herman Broers, Menno van der Laan, Madelon Schiferli-Maarse, Dick Schlüter. Vormgeving Frank de Wit. Columnist Ad van Liempt. Correspondenten Michael Amsman, Niels Bakker (Gemeentearchief Hengelo), Ans Borst (KCO), Girbe Buist (KCO), Froukje Demant, Ab Gellekink, Jan Taco te Gussinklo, Lamberthe de Jong, Robert Kemper Alferink, Hans Kobes, Marlies Mencke, Tonny Peters (OBD), Ben Siemerink, Vincent Sleebe (VORG), Ester Smit (HCO), Dinand Webbink (SAB), Jook van Zeeland (IJsselacademie). Overige medewerkers aan dit nummer Jannie Bakker-Rietman, Klaas Ballast, Rana Berends, Philomène Bloemhoff, Jan Braakman, Gemeentearchief Hengelo, Gemeentearchief Steenwijkerland, René van Gruting, Dick Haasjes, Historische Vereniging Dedemsvaart-AvereestBalkbrug, Johan ten Hoopen, Albert Juffer, Theo de Kogel, Joop Kroon, Marlies Kruiper, Hennie Kuiper en familie, Peter van der Most, Landschap Overijssel, Marycke Janne Naber, Wendy Oude Nijeweme-d’Hollosy, Marjolein Pruim, Michiel Satink, Stichting Synagoge Enschede (StSE), Streekmuseum Het Oale Meestershuis Slagharen, Willem Timmerman / Veilinghuis De Voorstraat Zwolle, Joop de Vent, Frans van de Vrande, Vereniging De Oude Fiets, Bert de Vries, Herman Wehkamp jr., Michèl Wehkamp, www.wehkamp.nl, Riek van der Wulp. Redactieadres Historisch Centrum Overijssel Postbus 1510, 8001 BM Zwolle T. 038 - 4266300 F. 038 - 4266333 msmdhto@historischcentrumoverijssel.nl www.mijnstadmijndorpoverijssel.nl Advertenties jhugen@waanders.nl
Reacties Zie voor reacties op voorgaande nummers: www.mijnstadmijndorp.nl Zie ook de pagina’s 3, 6 en 7 van dit nummer.
Omslag achter: Michiel Satink zoekt voor de rubriek ‘Van wie ben jij er een?’ BN-ers met Overijsselse wortels. Suggesties kunnen naar msmdhto@historischcentrumoverijssel.nl
Opgave en vragen over abonnementen Abonnementenland Postbus 20 1910 AA Uitgeest Tel. 0900-ABOLAND of 0900-226 52 63 € 0,10 per minuut Fax 0251-310405 Site: www.bladenbox.nl voor abonneren of www.aboland.nl voor adreswijzigingen en opzeggingen.
39 Jaarabonnement (6 nummers): € 29,95. Het abonnement kan op elk gewenst moment ingaan. Abonnementen kunnen schriftelijk tot uiterlijk twee maanden voor beëindiging van het lopende abonnement worden opgezegd. Bij niet tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch verlengd. Druk Èpos|Press Zwolle. Illustraties De uitgever heeft zijn uiterste best gedaan de rechten met betrekking tot de illustraties te regelen volgens de bepalingen van de Auteurswet. Hij die desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht contact op te nemen met de uitgever. Voor werken van beeldend kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam C/o Pictoright Amsterdam 2011. © 2011 Uitgeverij Waanders b.v. Zwolle www.waanders.nl www.mijnstadmijndorpoverijssel.nl Illustratieverantwoording L = Links, R = Rechts, B = Boven, O = Onder M = Midden Cover: Collectie HCO, 5 LB en LO Stichting Heemkunde Denekamp, Erna Tichelaar; RB Hans Beerens, LO Historisch Centrum Overijssel; 6 RB Hans Beerens en LO Piet den Otter; 7 LB en LO Hans Beerens; 8 Collectie Oudheidkundige Vereniging Den Ham – Vroomshoop / boek Levend Vroomshoop; 9 RO Gemeentearchief Steenwijkerland; 10 HCO / Collectie Wehkamp; 11 Familie Wehkamp; 12 LB en LO Familie Wehkamp, RO HCO Collectie Wehkamp; 13 LB Historische Vereniging Dedemsvaart Avereest Balkbrug, RB HCO Collectie Wehkamp, LO Hans Beerens; 14 RB en LB HCO Collectie Wehkamp, LO Historische Vereniging Dedemsvaart Avereest Balkbrug; 15 RO Historische Vereniging Dedemsvaart Avereest Balkbrug; RM HCO Collectie Wehkamp; 16 Particuliere collectie; 17 LB en LO Historisch Centrum Overijssel, RO Chromotopografische Kaart des Rijks, Topografische Dienst, Nationaal Archief Den Haag; 18 LB en LO Historisch Centrum Overijssel, RO Hans Beerens;19 Palthehuis Oldenzaal; 20 LB Stadsarchief Enschede, LO Hans Beerens, RM privécollectie familie Corwin; 21 LB Stadsarchief Enschede, Onder Hans Beerens; 22 RB Vereniging De Oude Fiets, LO Particuliere collectie; 23 RB BV Media/Wilfried Vonk, RM en RO Stedelijk Museum Kampen; 24 RB Stedelijk Museum Kampen, RO Cor van Sliedregt; 25 LB Henk Woning, RB Hans Meerman, RM Henk Woning, LO Jacquelien Koopman; 26 Collectie Van Gruting; 27 LB Gemeentearchief Hengelo, MO Gemeentearchief Hengelo; RO Hans Beerens; 2829 Nationaal Archief, Anefo; 30 Peter Leeuwen; 31 LB Frans van de Vrande, RO Peter Leeuwen; 32 Particuliere Collectie; 33 Rana Berends; 34 Marjolein Pruim; 40 Collectie Hennie Kuiper.
Oproep De redactie van MijnStadMijnDorp nodigt instellingen (archieven, bibliotheken, musea, historische verenigingen enzovoort), maar ook particulieren, in en buiten Overijssel, uit om uitbreiding te geven aan de lijst van vaste correspondenten. Om melding te maken van activiteiten en nieuwe publicaties, maar óók om artikelen en illustratiemateriaal aan te bieden, suggesties te doen of te reageren op de inhoud van het tijdschrift. Tevens roept de redactie auteurs op om met voorstellen te komen voor bijdragen aan een thema, een rubriek of anderszins. Op die manier kan MijnStadMijnDorp Historisch Tijdschrift Overijssel nog beter laten zien hóe en wáár geschiedenis leeft in deze provincie! Belangstellenden kunnen zich melden via:
msmdhto@historischcentrumoverijssel.nl
110151_Overijssel_2011_2.qxd:Opmaak 1
07-04-2011
Van wie ben jij er een?
13:58
Pagina 40
Hennie Kuiper als elfjarige (in de gele trui), als prof in gezelschap van Eddy Merckx en als een man die tevreden terug kan kijken op een zeer rijke carrière als wielrenner.
door Michiel Satink
dr is oulde p i u ere ie K Henn pisch en w diverse n m o y Ol ioen, w aronder kamp iekers wax en werd klass s-Roubai ede in de r Parij keer twe rkoers te ce. twee tste wiele r de Fran groo ld, de Tou were
Van boerenzoon tot wielerheld De voorouders van Hennie Kuiper bewerkten het land waar hij zijn eerste wielerwedstrijd aanschouwde. Over de voorouders van een boerenzoon die geen boer maar een van 's lands grootste wielrenners werd.
A 5,95
Om de wortels van wielrenner Hennie Kuiper bloot te leggen, moeten we vooral graven in het agrarische land rond Denekamp. Kuiper stamt uit een familie waarvan de boerentraditie ver terug gaat. Zijn overgrootvader Joannes Kuiper (ook wel Kuipers, geboren op 11 september 1824 in Borne) was al landbouwer. Hij stierf in 1882 in Denekamp, de plek waar Hennies opa Johannes Gerardus hetzelfde werk voortzette. Ook zijn moeders familie kent en kende
een leven op het land. Haar vader Gerardus Johannes Heerink (geboren in 1880) was al boer in Denekamp. In 1936 stichtte Gerard Kuiper (12 oktober 1903) in Noord-Deurningen samen met zijn vrouw Johanna Aleida Heerink (23 juli 1911) een eigen boerderij van toen nog bescheiden omvang. Het rooms-katholieke paar kreeg twaalf kinderen, waarvan op 3 februari 1949 de kleine Hennie nummer elf was. Vijf kinderen in het gezin stierven enkele dagen of soms enkele jaren na de geboorte. Vader Gerard werkte hard door op het land en moeder Johanna zwaaide de scepter over het huishouden. ‘Vader hield koeien, kippen en varkens. Hij kreeg een stuk grond mee van opa,’ verhaalt Hennie Kuiper. ‘Het was een fantastische boerderij van tien hectare groot.’ De jon-
historischcentrumoverijssel
gens moesten hard meewerken op de boerderij. ‘Aardappels rooien of koeien melken en als een varken drachtig was, zorgde een van mij broers voor het dier.’ Op zondag heerste rust op de boerderij. ’s Zaterdags werd het erf schoongemaakt en aangeharkt, je bereidde je echt voor op de rustdag.’ Sporten was geliefd in het gezin. Twee broers voetbalden, vader Gerard was een klootschieter. Hennie was dertien toen hij zijn eerste wielerwedstrijd zag, de Ronde van Denekamp. Zo vond ook hij zijn sport. Zijn dagelijkse ritjes in zijn puberjaren naar school in Enschede en naar de logopediste sterkten zijn beenspieren. 'Ik heb vroeger een gigantisch spraakgebrek gehad. Daarvan af komen, dat is eigenlijk de grootste overwinning in mijn leven geweest.’