110258_Overijssel_3_2011_Opmaak 1 07-06-11 10:12 Pagina 10
10
door Henk van Zon
De veemarkt in Goor in 1936.
Een streling voor de neus? Overijsselse geuren in het verleden In het verleden trokken geuren in de openbare ruimte, net als tegenwoordig, hoofdzakelijk in negatieve zin de aandacht. Dat geldt zowel voor de lucht om ons heen als voor de ‘uitstraling’ van individuele personen. Geur was echter wel een onderwerp dat onze voorouders voortdurend bezighield. Formuleringen als ‘verpestende stank’ en ‘rottende uitwasemingen’ komen in de bronnen regelmatig voor. Het ging daarbij niet of nauwelijks om de onaangename werking voor de neus. Stank werd vroeger als een directe bedreiging van de gezondheid beschouwd – hetgeen niet wil zeggen dat men voortdurend bezig was met het bestrijden ervan. et belang van lichaamsgeur werd als thema aan de orde gesteld in de historische roman Het Parfum uit 1985 van de Duitse auteur Patrick Süsskind. Hij schetst op fascinerende wijze welke gevolgen het ontbreken van een lichaamsgeur kan hebben. De hoofdpersoon wordt vanwege deze bijzondere eigenschap door zijn medeburgers niet opgemerkt en kan daarom zijn snode plan – het maken van het ultieme parfum – ten uitvoer brengen. Ook de film naar dit boek, uit 2006, laat de toeschouwers zeer indringend kennismaken met het thema geur. Süsskind sloot in zekere zin aan bij voorgangers die zich vanuit wetenschappelijke belangstelling met het onderwerp van geur en geurbeleving hadden beziggehouden. De bekendste van hen is de Duitse medicus Christoph Wilhelm Hufeland (1762-1836). In zijn Makrobiotik, oder die Kunst das menschliche Leben zu verlängern (1797)
H
behandelde hij onder meer factoren met een gunstige of ongunstige invloed op de gezondheid. Een belangrijke rol speelde daarbij de kwaliteit van water en lucht, evenals de geuren die daarmee samenhingen. Uiterst nadelig was het samenwonen van mensen in grote steden: nauwe straten, kleine ruimtes, afgesloten binnenplaatsen en doodlopende stegen vormden ‘open graven van de mensheid,’ stelde Hufeland onomwonden. Opmerkelijk zijn de adviezen die hij al had voor de persoonlijke hygiëne en de bevordering van de gezondheid: regelmatig wassen en een bad nemen, omspoelen van de mond, veranderen van (onder)kleding, zorgen voor zuivere lucht in de kamers en zo veel mogelijk verkeren in een onbedorven lucht. Dergelijke aanbevelingen kwamen waarschijnlijk voort uit een omgekeerde realiteit. Mensen stonken, omdat ze slechts zelden van kleren wisselden en omdat hun
lichaamshygiëne op een laag peil stond. Geen wonder dat Hufeland stelde dat de uitwaseming van de medemens leidde tot verlies van leefjaren.
Miasma’s Enkele jaren vóór het boek van Süsskind was, in 1982, een serieuze historische studie verschenen over de rol die reuk en geur speelden in de achttiende en negentiende eeuw. Het ging om Le miasme et la jonquille: l’odorat et l’imaginaire social XVIIIe-XIX siècles, van de Fransman Alain Corbin. In 1986 kwam dit boek in een Nederlandse vertaling uit onder de titel: Pestdamp en bloesemgeur. Een geschiedenis van de reuk. Hierin wordt uiteengezet hoe geuren van een bepaalde plek golden als indicatoren voor de gezondheidstoestand en hoe belangrijk de neus toen was bij het onderscheiden van gezonde en ongezonde situaties. Tot ver in de negen-