MijnStadMijnDorp Historisch Tijdschrift Overijssel, oktober 2021

Page 1

Historisch Tijdschrift Overijssel

JAARGANG 12 • NUMMER 4 • OKTOBER 2021

4

Grondoorlog in Tubbergen De Ommerschans als ‘kweekschool van onzedelijkheid’; Geworteld in Overijssel: Anne van der Meiden; MijnStadMijnDorp klaar voor de toekomst; Het Deventer vriendenboekje van Lena van Rossem; Een watertoren, veel textiel en Sneaky Shoes; Veertig jaar Johanna van Buren Cultuurprijs voor Oost-Nederland en meer


COLOFON Redactie Dinand Webbink (HCO), Susanne de Jong (Athenaeumbibliotheek Deventer), Marcel Mentink (Rijnbrink), Martine van der Veer, Martin van der Linde (IJsselacademie), Maartje Koelma (Historisch Centrum Overijssel)

Jaargang 12, nummer 4, oktober 2021

van de redactie Historisch Tijdschrift Overijssel

Correspondenten Marco Krijnsen, Harrie Scholtmeijer (IJsselacademie), Marina van der Ploeg (Historisch Centrum Overijssel), Ewout van der Horst (Deventer Verhaal), Tineke Stein-Wilkeshuis Redactieadres info@mijnstadmijndorp.nl Vormgeving Frank de Wit Partners Historisch Centrum Overijssel IJsselacademie Rijnbrink Athenaeumbibliotheek Deventer

Boeren demonstreren tegen stemming over ruilverkaveling in Tubbergen. Politie bewaakt de tent waar de stemming plaatsvond, 21 december 1971. Nationaal Archief, Rob Mieremet/Anefo.

Boze boeren en bedelaars Boerenprotesten zijn van alle tijden. Vijftig jaar geleden voelde een groot aantal agrariërs uit Tubbergen zich niet gehoord en gingen over tot voor die tijd extreme gewelddadigheden en bedreigingen om de door hen verafschuwde ruilverkaveling te verhinderen. Marco Krijnsen vertelt er over. Veel belangstelling is er voor het theaterspektakel De boerenopstand - tot Tubbig en niet verder, dat de komende wintermaanden is te zien. De kaartjes zijn al bijna uitverkocht. De ‘nutteloze leden’ van de maatschappij, die in de negentiende eeuw werden ondergebracht in de bedelaarskolonie Ommerschans werden al evenmin gezien of gehoord. Ewout van der Horst geeft een inkijkje in deze schrijnende geschiedenis. Hoe anders het was het bij de gegoede burgerij in Deventer is te lezen in een artikel van Tineke Stein over het vriendenboekje van Lena van Rossem (inderdaad, familie van …).

Mogelijk gemaakt door

Historisch Tijdschrift Overijssel

JAARGANG 12 • NUMMER 4 • OKTOBER 2021

4

Dit en nog veel meer, zoals de roots van Anne van der Meiden, de Johanna van Buren Cultuurprijs, Sneaky Shoes in Almelo en de invloeden van de Franse taal op het Nedersaksisch. Veel leesplezier! Dinand Webbink, hoofdredacteur

Grondoorlog in Tubbergen De Ommerschans als ‘kweekschool van onzedelijkheid’; Geworteld in Overijssel: Anne van der Meiden; MijnStadMijnDorp klaar voor de toekomst; Het Deventer vriendenboekje van Lena van Rossem; Een watertoren, veel textiel en Sneaky Shoes; Veertig jaar Johanna van Buren Cultuurprijs voor Oost-Nederland en meer

Foto cover: Boeren demonstreren in Tubbergen tegen stemming ruilverkaveling (Credits: Rob Mieremet/Anefo, Nationaal Archief)


inhoud

4 Grondoorlog in Tubbergen

8 De Ommerschans als ‘kweekschool van onzedelijkheid’

13

18

MijnStadMijnDorp klaar voor de toekomst!

GEWORTELD IN OVERIJSSEL

11

Anne van der Meiden

GESCHIEDENIS VAN DE TAAL

15

Met de Franse slag

16

Boekenrubriek

Het Deventer vriendenboekje van Lena van Rossem

TOPSTUKKEN

19

en watertoren, veel textiel en E Sneaky Shoes

22

Veertig jaar Johanna van Buren

Cultuurprijs voor Oost-Nederland


4

DOOR MARCO KRIJNSEN

Grondoorlog Dinsdagochtend 29 juni 1971. Zaal Kemperink in Tubbergen is gevuld met honderden boeren en andere landeigenaren. Ook aanwezig: twintig functionarissen van de Cultuurtechnische Dienst, Staatsbosbeheer en andere betrokken organisaties. Zij moeten toezien op een ordelijk verloop van de stemming over de ruilverkavelingsplannen, die vandaag op het programma staat. Een stemming die zal ontaarden in chaos en geweld.

G

edeputeerde Herman Schoemaker (KVP) opent de bijeenkomst. “Dames en heren, we zijn vanmorgen bij elkaar gekomen om te stemmen.” Geschreeuw en getier vanuit de zaal overstemmen zijn openingswoorden. Enkele furieuze boeren dringen op naar voren. Ze beginnen te duwen, te slaan en te schoppen. De microfoon wordt omvergegooid. Er klinkt boegeroep. Schoemaker loopt een paar klappen op en trekt zich schielijk terug om een lynchpartij te voorkomen. De chaos is enorm. Er zit maar één ding op: de voorgenomen stemming moet worden afgelast. “Ik vind het rot voor jullie”, laat de gedeputeerde daarna weten aan zijn verbouwereerde medewerkers. De woede van de boeren komt niet uit de

lucht vallen. Een dag eerder waren er al protesten geweest en vóór de stemming waren actievoerders met tractoren en melkwagens de straat opgegaan. Hun onvrede richt zich op de ruilverkaveling van ruim 10.000 hectare grond in de gemeenten Tubbergen Vriezenveen, Almelo en Weerselo. De grondruil is nodig om efficiënter te kunnen werken. Veel boeren bezitten een groot aantal kleine verspreid liggende percelen, die over de smalle zandweggetjes lastig te bereiken zijn en door de alsmaar groter wordende landbouwmachine moeilijk te bewerken zijn.

Efficiency

Ruilverkaveling is al sinds 1939 een issue in Tubbergen en omgeving. De gemeenteraad besluit in 1955 een aanvraag voor een

grootschalige landruiloperatie in gang te zetten. Dat besluit wordt door de meeste grondeigenaren gesteund, ook zestien jaar later. Door Tubbergenaar Gerard Stamsnieder bijvoorbeeld. Hij is eigenaar van elf percelen met een totale oppervlakte van 15 hectare. In een tv-interview in 1971 zegt hij dat hij een halve tot misschien wel een hele dag efficiencywinst maakt als hij straks één groot aaneengesloten landbouwperceel heeft. Het ruilverkavelingsplan gaat om meer dan het ruilen van grond. Het voorziet in de aanleg van 310 kilometer aan nieuwe wegen voor de nieuwe kavels, het verwijderen van 118 kilometer aan houtwallen en het graven van 280 kilometer aan sloten. Kosten: 41 miljoen gulden, waarvan het Rijk bijna 70% betaalt. De bijdrage van de grondeigenaren is beperkt (jaarlijks 35 gulden per hectare). Inhoudelijk is er dus weinig mis met de ruilverkaveling. Wat pijn doet, is het afstaan van grond die soms al eeuwen familiebezit is en waar bloed zweet en tranen van voorouders in zitten. Een grote steen des aanstoots is ook de manier waarop het plan wordt opgelegd. De procedure dus. Elke grondbezitter heeft evenveel stemrecht: de tuinier met een tuintje van 100 m2 buiten het dorp heeft net zo veel invloed als de boer met 10 hectare landbouwgrond. Bovendien is de stemming zelf allesbehalve democratisch. Wie niet komt opdagen, wordt beschouwd als een voorstander. Dat laatste is de lont in het kruitvat op 21 december, als opnieuw gestemd mag worden.


OKTOBER 2021

5

in Tubbergen Boeren demonstreren in Tubbergen tegen

stemming ruilverkaveling (Credits: Rob Mieremet/ Anefo, Nationaal Archief)

Ruilverkaveling is al sinds 1939 een issue in Tubbergen en omgeving. De gemeenteraad besluit in 1955 een aanvraag voor een grootschalige landruiloperatie in gang te zetten.


6

GRONDOORLOG IN TUBBERGEN

stok en traangas. De boze boeren gooien daarna de ruiten van het gemeentehuis in. Ook burgemeester Lodewijk Schepers (KVP) moet het ontgelden. Hij wordt met de dood bedreigd en zijn woning wordt in brand gestoken. Alleen zijn vrouw is op dat moment thuis. “Ik hoor opeens een groot lawaai van rinkelend glas. Ik vlieg naar de voorkant, waar het een vlammenzee is”, schrijft ze in haar dagboek. “Ik vlieg de deur uit en sta daar ineens tegenover een enorme menigte, die maar kijkt. Mijn hoofd zat vol lelijke woorden. Maar ik bleef mezelf en schreeuwde: ‘Bah, wat gemeen, kunnen jullie wel...’ Ze schreeuwden terug: ‘Hij gaat er toch wel aan, we krijgen hem wel.”

Geen zwembad maar nieuwe ruiten

De stemming loopt door de veldslag uit op een fiasco. Van de 2.398 stemgerechtigden komen slechts 27 opdagen: 15 vóór en 12 tegen. Volgens de officiële regels zouden de thuisblijvers als vóórstemmers beschouwd kunnen worden. Maar de autoriteiten beseffen dat het dan pas echt oorlog wordt en zetten de ruilverkavelingsplannen in de ijskast. Een dag na de opstand kijkt burgemeester in de krant verbitterd terug. “Ruim vier jaar heb ik me kapot gewerkt om wat van Tubbergen te maken. Alles is nu in één klap afgebroken. Schade van een ton. De jeugd kan in plaats van naar een nieuw zwembad naar nieuwe ruiten in het gemeentehuis kijken.” Hij wijt de rellen aan verkeerde communicatie. “Ik moet zeggen dat het heeft geschort aan voldoende en duidelijke voorlichting. De Twentse boer is bovendien verknocht aan zijn land, maar hij moet zich kapot werken. Feitelijk ligt de problematiek op het maatschappelijke en sociale terrein. De verkaveling moet niet alleen technisch worden bekeken.” Boeren demonstreren in Tubbergen tegen stemming ruilverkaveling (Credits: Rob Mieremet/Anefo, Nationaal Archief)

‘Auschwitz, Auschwitz!’

De autoriteiten nemen na de ervaring in zaal Kemperink geen halve maatregelen. Voor het stemlokaal in de landbouwschool in Tubbergen is een tent geplaatst. Daarvóór staan hekken opgesteld en er is veel politie op de been. De barricade werkt als een rode lap op een stier. Boze boeren drommen zich samen voor de hekken.

“Auschwitz, Auschwitz!”, klinkt het uit hun kelen. De actievoerders, bij wie zich ook niet-boeren hebben aangesloten, doen er alles aan om de stemming te verhinderen. Ze rijden met strontkarren uit, schuiven met tractoren hekken aan de kant en steken de tent voor het stemlokaal in brand. De politie antwoordt met wapen-

Kapot en geknakt

Schepers is gefrustreerd en voelt zich door het provinciebestuur in de steek gelaten. Uit vrees voor ongeregeldheden had hij de kostbaarheden al eerder uit zijn woning laten halen. Zijn verzoek aan Commissaris van de Koningin Van Nispen en gedeputeerde Schoemaker om de stemming op 21 december af te gelasten, was niet gehonoreerd. Intussen gaat de intimidatie aan het adres van de burgemeester door. Doodsbedreigingen aan de telefoon, poep voor de voordeur en ruiten


OKTOBER 2021

die worden ingegooid: ze drijven Schepers de ziektewet in. Hij wordt in 1973 nog wel benoemd tot burgemeester van de Limburgse gemeenten Bunde en Geulle, maar moet daar een jaar later al kapot en geknakt afscheid nemen. Op oudejaarsdag 1976 overlijdt hij aan een hartstilstand, volgens de familie een rechtstreeks gevolg van ‘Tubbergen’.

Ruilverkaveling wordt landinrichting

Acht jaar later lopen opnieuw de gemoederen opnieuw hoog op. De gemeente wil de ruilverkaveling toch graag doorzetten, vooral omdat ze daarmee veel zandwegen kan asfalteren. Hulpdiensten kunnen door de slechte staat van de wegen veel boerderijen niet bereiken. De tegenstanders reageren net zo furieus op het voornemen als in 1971. Ze dreigen met een ‘oorlog’, omdat ze door de opgelegde herverkaveling grond moeten inleveren voor wegen, sloten, recreatie en natuur. Hun verzet heeft succes. De ruilkavelingsplannen zijn definitief van de baan en maken plaats voor een zogeheten raamplan ter verbetering van de wegen en de waterhuishouding. In 1991 wordt de voltooiing van deze landinrichting gemarkeerd met de onthulling van een gedenkteken iets buiten Tubbergen. Een historisch wapenfeit, dat natuurlijk gevierd moet worden. Het feestje na afloop vindt niet plaats in zaal Kemperink, de plek waar twintig jaar eerder de Boerenopstand begon. Dat zou alleen maar verse wonden openrijten…

7

Intussen gaat de intimidatie aan het adres van de burgemeester door. Doodsbedreigingen aan de telefoon, poep voor de voordeur en ruiten die worden ingegooid. Ruilverkaveling ligt nog steeds gevoelig

De ruilverkavelingsrellen van 1971 hebben diepe sporen nagelaten in de Tubbergse gemeenschap. Het onderwerp is voor sommigen ook nu nog steeds taboe, blijkt uit de ervaringen van schrijver Marie-José ten Cate en de producenten van het theaterstuk ‘De Boerenopstand – tot Tubbig en niet verder’. De aandacht voor het onderwerp is dit jaar groot. In oktober verschijnt het boek Kavelkind van Marie-José ten Cate, die opgroeide in Weerselo en als puber zijdelings iets meekreeg van de ruilverkavelingsperikelen. Hoewel het boek in romanvorm is geschreven, deed de auteur historisch onderzoek naar de verwikkelingen van een halve eeuw geleden. Daarbij stuitte ze op veel stilzwijgen bij nabestaanden. “Er is schaamte over wat er gebeurd is. Het was een periode van veel stress, die families heeft getraumatiseerd. Daarover wil men liever niet meer praten. Dat vond ik best wel verbazingwekkend”, aldus de schrijfster. De makers van ‘De Boerenopstand’, de voorstelling die van 12 november tot en met 21 december wordt gespeeld in Tubbergen, hebben een vergelijkbare ervaring. “Families stonden destijds lijnrecht tegenover elkaar, er werd zelfs niet meer met elkaar gesproken. Ook nu zijn er mensen voor wie de kwestie te gevoelig ligt, waardoor enkele vrijwilligers zich moesten terugtrekken”, zegt producent Ellen Wisse van het Wilminktheater in Enschede.


8

DOOR EWOUT VAN DER HORST

De Ommerschans als ‘kweekschool van onzedelijkheid’ Jongens aan het werk in een timmerwerkplaats, foto omstreeks 1900. (Vereniging de Ommerschans)

P

astoor Herman Maas betrad de Ommerschans op 1 september 1835 ‘met enige huivering’. De bedelaarskolonie bij Ommen stond bekend als verzamelplaats van het uitschot van de Nederlandse samenleving. De pastoor was daarom opgelucht dat hij nog enige kolonisten trof met godsdienstige gevoelens die de mis ‘godsvrugtelijk’ bijwoonden. Maar de meerderheid moest niets van de kerk weten. Geen wonder, aldus Maas, want hun zedeloosheid had de bedelaars tot ‘nuttelozen leden in de maatschappij gemaakt’. Aan de kerk de ondankbare taak enige

Zielzorger in bedelaarskolonie de Ommerschans, een lastiger missie kon je als katholieke geestelijke in de 19e eeuw niet vervullen. ‘Over het algemeen hebben de pogingen tot zedelijke verbetering op deze ruwe, bedorvene en diep gezonken mensen weinig of geen invloed’, schreef kapelaan Tempelman in 1829. ‘Velen zinken van dag tot dag dieper en dieper als in een draaikolk van bedorvenheid.’ Herontdekte kerkverslagen geven een onthutsend beeld van het leven in de bedelaarskolonie. beschaving op de Ommerschans te brengen. De Maatschappij van Weldadigheid betaalde mee aan de kosten van zowel de pastoor als de hervormde predikant. De katholieken op de Ommerschans vormden een eigen parochie, vernoemd naar de beschermheilige van de armen, Sint Vincentius a Paulo. De parochie telde enkele honderden leden. Ze kerkten samen met de protestanten in het schoolgebouw van de kolonie. Elk jaar moesten de pastoors een verslag van de zedelijke en godsdienstige staat van de Ommerschans uitbrengen. De verslagen zijn goeddeels in het Historisch

Centrum Overijssel bewaard gebleven. Ze zijn weinig opbeurend van toon. De opeenvolgende pastoors beklagen zich over de goddeloze toestand op de schans. ‘Men staat ’s morgens vloekend en Godslasterend op en gaat 10 uur ’s avonds aldus weder naar bed’, klinkt het. Alle uiterlijk godsdienstig vertoon wordt ‘op de lompste wijze met spot en hoon en smaad overladen’. Het zedenbederf blijkt voldoende uit de vele kinderen ‘die buiten den echt geboren worden’. Veel begrip voor de schrijnende en uitzichtloze situatie van de kolonisten klinkt er in de verslagen niet door. De pastoors


OKTOBER 2021

9

beschrijven de situatie vanuit een zeer moralistisch perspectief. Het begint erop te lijken, aldus een wanhoopskreet, ‘dat een zedelijke verbetering alhier wel nooit tot stand gebracht zal worden’.

‘Allerverdrietigste zaak’

De bedelaars waren verplicht om zondags naar de kerk te gaan. Bij verzuim volgde twee stuivers boete, maar streng gehandhaafd werd er niet. ‘Een koloniegebod duurt slechts veertien dagen’, luidde het spreekwoord. Het krappe schoolgebouw was verre van ideaal om kerkdiensten te houden. De bezoekers moesten plaatsnemen in de schoolbanken. Gelegenheid om te knielen was er niet. Na de eredienst werd een voorhangsel voor het altaar gehangen en maakte de pastoor plaats voor de dominee. Bepaald behulpzaam richting de kerk was de Maatschappij van Weldadigheid niet. De opzieners in de Ommerschans waren geselecteerd op hun vermogen om orde te houden, niet vanwege hun voorbeeldig karakter. In de verslagen regent het klachten over wantoestanden. Men liet de bedelaars regelmatig op zondag werken, een straf uitzitten of naar de collega instelling in Veenhuizen verhuizen. Kritisch merkt het verslag van 1839 op dat de Maatschappij ‘de middelen ter zedelijke verbetering maar ten halve, of zeer gebrekkig kan, wil of weet ten uitvoer te leggen’. Het godsdienstonderwijs aan de jeugd was volgens de pastoors een ‘allermoei-

Klaslokaal in Rijksopvoedingsgesticht Veldzicht te Balkbrug, foto rond 1900. (Vereniging de Ommerschans)

lijkste en allerverdrietigste zaak’. De kinderen konden alleen ’s avonds les krijgen als ze van hun veldarbeid thuiskwamen, maar waren dan erg vermoeid. Hoewel er koloniescholen waren, kon een groot deel van de kinderen niet lezen. Ook stonden ze aan de ‘onzedelijke invloed’ van volwassenen in hun omgeving bloot.

‘Lusten des huwelijks’

In 1859 ging de Ommerschans over in handen van het Rijk. De Maatschappij

De enige bekende foto van het oude bedelaarsgesticht in Ommerschans, foto rond 1895. (Historische Vereniging Avereest)

van Weldadigheid was praktisch failliet. Vijf jaar later maakte pastoor Wilhelmus Veeling Smale zijn entree binnen het Rijksbedelaarsgesticht. De mannelijke verpleegden bestonden volgens hem grotendeels uit alcoholisten. Sommige opzieners dreven tot zijn ontzetting zelfs clandestien een slijterij. Voor de ‘vrouwelijke verpleegden’ had de pastoor helemaal geen goed woord over. Hun ‘minnerijen zijn de hoofdoorzaken van de meeste hier bestaande ondeugden van onzedelijkheid, afzetterij, klederen vervreemding, schulden maken en desertie’.

De opzieners in de Ommerschans waren geselecteerd op hun vermogen om orde te houden, niet vanwege hun voorbeeldig karakter. →


10 Mannen en vrouwen waren op de Ommerschans gescheiden gehuisvest. Ook de kinderen verbleven op aparte zalen. Deze scheiding was een bron van kritiek. De protestantse politicus Groen van Prinsterer vergeleek de omgangsregeling tussen echtgenoten met de manier ‘waarop men handelt bij de veefokkerij’. Veeling Smale pleitte ook voor scherper toezicht. De stellen ontzagen ‘zich vaak niet om in tegenwoordigheid der kinderen aan de lusten des huwelijks over te geven. Het maakt dit gesticht voor de kinderen en ongehuwde vrouwen een kweekschool van onzedelijkheid.’ De pastoor werd op zijn wenken bediend. In 1870 werden alle vrouwen en kinderen naar Veenhuizen overgeplaatst en de mannelijke bedelaars op de Ommerschans geconcentreerd. Het Rijksgesticht is daardoor ‘geheel van zedelijke gedaante’ veranderd. Wel bleef de pastoor zich ergeren aan homoseksuele ‘schanddaden’, met name op de protestantse zalen. Ook werd bij deze reorganisatie paal en perk gesteld aan de verblijfsduur in de bedelaarsgestichten als ‘gemakkelijkste kostwoning voor dronkaards en luiaards’.

‘Dat zij rusten in vrede’

Herhaalde keren beklaagden de pastoors zich over de voorkeursbehandeling van de protestanten. Die hadden al in 1850 een eigen kerkgebouw gekregen. De katholieken moesten wachten totdat het gesticht in handen van het rijk was overgegaan. In 1869 kregen zij toestemming voor de bouw van een neogotische kerk ten zuiden van de schans. Er waren gescheiden zitplaatsen voor opzieners en kolonisten. Maar of er een zegen op het gebouw rustte? In 1884 sloeg bij een zwaar onweer de bliksem het kruis van de kerk ‘zonder verders brand of schade te veroorzaken’. De godsdienstigheid holde intussen verder achteruit. ‘De afschaffing van het verplichte kerkgaan is voor de kolonie een ware ramp en maakt haar tot een toevluchtsoord van ongeloof en zedenbe-

UNESCO Werelderfgoed

DE OMMERSCHANS ALS ‘KWEEKSCHOOL VAN ONZEDELIJKHEID’

Pastorie van de Rooms-Katholieke kerk, foto rond 1913. (Vereniging de Ommerschans)

De opzieners in de Ommerschans waren geselecteerd op hun vermogen om orde te houden, niet vanwege hun voorbeeldig karakter. derf’, meldt het verslag van 1885. Onder de kerkdiensten hielden sommige mensen zich zelfs ledig met het braden van honden en katten! ‘Zolang die toestand voortduurt blijft de kolonie een kweekschaal van luiaards en ontuchtigen, die door den Staat voortreffelijk lichamelijk verzorgd worden, maar wat de ziel betreft worden zij alleen gelaten.’ Na sluiting van het bedelaarsgesticht is de rooms-katholieke kerk in 1900 afgebroken. De eerste steen gelegd door pastoor Veeling Smale is alles wat er nog

Vier voormalige Koloniën van Weldadigheid zijn afgelopen zomer door UNESCO aangemerkt als Werelderfgoed. Hiermee erkent het comité de wereldwijde uitzonderlijke en universele waarde van deze landbouwkoloniën voor armoedebestrijding. Het gaat om de Drentse koloniën Frederiksoord, Wilhelminaoord en Veenhuizen en het Belgische Wortel. Het Overijsselse Ommerschans en Willemsoord en het Vlaamse Merksplas vielen buiten de boot, omdat er van deze koloniën te weinig bewaard is gebleven.

van over is. De steen is ingemetseld in de toegangspoort van het huis aan de Balkerweg waar de kerk heeft gestaan . Ertegenover ligt de begraafplaats van de Ommerschans. Op dit bosrijke terrein zijn naar schatting meer dan vijfduizend bedelaars anoniem begraven. De protestanten rechts, de katholieken links. Achteraan ligt een grafzerk van de familie Moll. Petrus Moll was fabrieksbaas van het bedelaarsgesticht en lid van de katholieke kerk. Zijn vrouw en vier kinderen liggen hier ‘in afwachting des blijde herrijzenis’. Blijkbaar heeft de katholieke missie op de Ommerschans tenminste nog enkele zielen kunnen redden. Het grafschrift besluit met de woorden: ‘Dat zij rusten in vrede. Amen.’ Bronnen • Zwolle, HCO, archief Rooms-Katholieke Parochie St. Vincentius à Paulo te Ommerschans. • Schackmann, W., De bedelaarskolonie (Amsterdam 2013). • Schackmann, W., De proefkolonie (Amsterdam 2008).


Geworteld in Overijssel

DOOR MARCEL MENTINK

11

Anne van der Meiden ANP

Op 2 juni jongstleden is in Hellendoorn theoloog, hoogleraar massacommunicatie prof. dr. Anne van der Meiden overleden. In Twente vooral geroemd vanwege zijn kerkdiensten in de Twentse taal en de vertaling van de Bijbel in het Twents. Maar liggen zijn wortels wel echt in deze streek?

A

nne van der Meiden werd op 4 juni 1929 aan de Cromhoffbleekweg in Enschede geboren als een-na-jongste kind van Willem van der Meiden en Aaltje de Lange.

In zijn jeugd werd hij al getroffen door een tweetal trieste gebeurtenissen. Op 11 augustus 1934 kwam zijn grote broer en maatje Hazerij Henri om het leven bij een tragisch fietsongeluk tijdens een vakantie in ’s Gravenzande. Ook maakte hij in de Tweede Wereldoorlog een bombardement mee in februari 1944 waarbij de kerk waar zijn vader koster was en hun aanpalende woning werden getroffen. Na zijn middelbare school ging hij theologie studeren aan de Theologische Hogeschool in Apeldoorn waar hij in juli 1951 slaagde voor het semi-kandidaatsexamen theologie.

Rijksuniversiteit Utrecht

Een van zijn eerste baantjes was bij uitgeverij Bosch en Keuning. Baas Bosch nam hem op zijn eerste dag mee naar een kluisje en liet hem een manuscript zien. ‘Ik heb dit niet willen uitgeven, zag er niets in’, zei Bosch. Het was het manuscript van Bartje van Anne de Vries. Later werd hij leider van de afdeling publiciteit en public relations van Kerk en Wereld te Driebergen. Een functie die hij in 1966 verruilde voor het adjunct-directeurschap van het Nederlands Wetenschappelijk Instituut voor Toerisme in Breda. Vanaf 1969 was hij voorlichter van de Rijksuniversiteit Utrecht. Bij die universiteit werd hij later docent massacommunicatie en nog weer later bijzonder hoogleraar in de leer der public relations. Zijn colleges waren vermaard. Hij trok zoveel studenten dat de universiteit moest uitwijken. De

collegezalen waren niet groot genoeg. Hij bracht de praktijk in de collegezaal, in die tijd nog een grote uitzondering. De leerstoel was bedoeld om studenten te trekken uit diverse vakgebieden, zodat ze meer inzicht kregen in de theorie van de public relations. In 1972 promoveerde hij op ethiek in de propaganda voor het vakgebied wijsgerige ethiek. In 1968 verscheen De zwartekousenkerken, waarin Van der Meiden een portret wilde schetsen van de bevindelijk gereformeerde bevolkingsgroep. → Het boek kreeg zeven herdrukken. In 1982 overleed zijn vrouw Ike plotseling, enkele jaren daarna is hij met haar zus Renée getrouwd. Van der Meiden schreef vele boeken over communicatie en zelfs enkele streekro-


12

ANNE VAN DER MEIDEN

was hij ook melkverkoper. Dat ging hem blijkbaar niet zo goed af, want in juli 1892 werd het faillissement uitgesproken. Hij is eerst getrouwd geweest met Neeltje Tom (overleden in mei 1880) en hij is in juni 1881 hertrouwd met Annigje van der Kraan. Hermanus overleed in april 1918.

Voor hij zich in Enschede vestigde had hij al meerdere baantjes gehad, zoals meesterknecht op een boerderij en controleur op een groentedrogerij in Breda.

Foto: Carlo ter Ellen

mans. Na zijn emeritaat kon hij zich pas echt wijden aan zijn levenswerk: Biebel in de Twentse sproake, die in 2009 het licht zag. Daarna verscheen onder andere nog ‘n Mirreweentervertealsel, de Twentse vertaling van het beroemde boek van Dickens. Zijn laatste boek Omzien aan de scheiding dat hij per se nog wilde schrijven, gaat over zijn jeugd in Enschede, over de straat waar hij woonde en de gewone mensen die hij nog bij naam kende. Van der Meiden nam in 2018, na een herseninfarct, afscheid als predikant. Over de dood zei hij: ‘De een gaat makkelijk, de ander jammerend. Zelfs als je gelooft, is het moeilijk om dood te gaan.’ Zijn enige houvast was zijn oude opoe: ‘Ik zie haar nog zitten, de knipmuts op het hoofd. Als het over de hemel ging, zei ze altijd in dat prachtige Twents: “Wie zult nog stoan te kiek’n.”’

In 1927 kreeg hij een baantje als conciërge op de Groen van Prinstererschool in Enschede. Toen, later dat jaar, een dominee hem vroeg of hij geen koster wilde worden in een kerkje aan de Ledeboerstraat zei hij ‘ja’. Dat was het begin van een veertig jaar lange loopbaan als koster. Eerst als bijbaan in een klein kerkje en sinds 1954 in de Renatakerk waar hij met zijn gezin in de kosterswoning verbleef. Hij is medeoprichter geweest van de Protestants Christelijke Kostersvereniging. Het was een baan met veel omvattende werkzaamheden die hij met veel plezier heeft vervuld.

Overgrootvader Jan Tijmen

Jan Tijmen(se) van der Meiden is geboren in Leersum in de provincie Utrecht. Toen hij in 1836 met zijn Gelderse bruid Dirkje trouwde was hij opzichter. Later wordt zijn beroep als werkman vermeld. Eerst woonde het stel in Hodenpijl bij Delft en later verhuisden ze naar Loosduinen.

Betovergrootvader Hendrik

Veel is er niet bekend over Hendrik van der Meijden die huwde met Jannigje (van) Harderveld in 1804. Hendrik overleed 1835. Zijn ouders waren Harmen van der Meiden en Gerrigje van Veldhuizen.

Grootvader Hermanus

Hermanus van der Meiden, geboren (1846) en getogen in Loosduinen, had een tuinderij en een kleine boerderij. Daarnaast

De familie Van der Meiden is blijkbaar geen honkvaste familie en geworteld in Overijssel zijn ze ook niet, maar de betekenis van Anne voor de Twentse taal en cultuur is van onschatbare waarde.

Vader Willem

Willem van der Meiden, geboren in 1890, heeft het grootste deel van zijn leven in Enschede doorgebracht, maar zijn wortels liggen aan de Noordzee, in Loosduinen, nu onderdeel van Den Haag.

Anne van der Meiden * 4-6-1929 te Enschede † 2-6-2021 te Hellendoorn Theoloog/ hoogleraar Communicatie

te Ike Johanna Weisink * circa 1931 te † 27-6-1982 te Meerkerk later gehuwd met zus Renee

Willem van der Meiden 26-7-1890 te Loosduinen * † 14-3-1974 te Glanerbrug Koster / congierge

Anigje van der Kraan 30-6-1858 te Loosduinen * † 2-10-1910 te Loosduinen

1-6-1881 te Loosduinen

Dirkje van Dam circa 1812 te Rijswijk (G) * † 8-4-1878 te Loosduinen

24-4-1836 te Maurik

Jannigje (van) Hardeveld ? te * † ? te

29-4-1804 te Leersum

Hermanus van der Meiden 23-1-1846 te Loosduinen * † 11- 4-1918 te Loosduinen Tuinman / Landbouwer

Jan Teimen van der Meiden 13-10-1807 te Leersum * † 2-11-1879 te Loosduinen Opzichter / werkman

Henk van der Meijden circa 1768 te * † 3-12-1835 te Leersum

Wolter Geerts de Lange 28-8-1856 te Gramsbergen * † 14-9-1943 te Enschede Arbeider

Geert Wolters de Lange * 29-10-1829 te Avereest † 31-8-1914 te Hardenberg Arbeider

Wolter Harmens de Lange 10-5-1789 te IJsselmuiden * † 28-8-1864 te Aane Turfmaker

∞ 14-08-1919 te Enschede Aaltje Frederika de Lange 22-5-1896 te Enschede * † 1-9-1972 te Enschede

∞ 9-3-1882 te Hardenberg Aaltje Jans Mennink * 3-10-1863 te Kerkenbosch † 24-2-1934 te Enschede

∞ 9-5-1856 te Hardenberg

Frederika Soer 6-7-1836 te Hardenberg * † 10-4-1923 te Hardenberg Dienstmeid

∞ 27-12-1816 te Oosterwolde

Jennegien Harms Kwakkel 11-3-1791 te Oldebroek *† 6-6-1871 te Gramsbergen


DOOR MARINA VAN DER PLOEG

13

klaar voor de toekomst!

In de eerste week van oktober wordt de vernieuwde website van www.stadmijndorp.nl gelanceerd. De website krijgt niet alleen een hele nieuwe vormgeving, maar ook de werking verandert flink.

De digitale schatkamer van Overijssel

Al ruim 10 jaar is MijnStadMijnDorp hét cultuurhistorisch platform van de provincie Overijssel. Op de website die wordt beheerd door Historisch Centrum Overijssel (HCO) kun je allerlei lokale historische verhalen lezen, maar ook diverse collecties bekijken en doorzoeken. Vindt bijvoorbeeld foto’s van de straat waar je geboren bent of van de melkfabriek waar je vader vroeger werkte. Zoek door de diverse digitale krantencollecties en lees vele verhalen over de Tweede Wereldoorlog. Aan de website ligt een collectiebeheersysteem ten grondslag. Hierin beheren de deelnemers op een duurzame manier hun eigen collecties en bepalen wat op de website zichtbaar is. Er zijn vele collecties te vinden op MijnStadMijnDorp waar je in

kunt neuzen: beeldbanken, museale voorwerpen, bibliotheken, bidprenten, kranten en krantenknipsels. Ook heeft het Digitale Woordenboek van Overijssel een plek op de website. Daarnaast wordt 4 x per jaar dit gratis digitale magazine uitgegeven. Via MijnStadMijnDorp kun je hier een abonnement op nemen.

Wie zijn de deelnemers?

Alles wat op MijnStadMijnDorp staat is geplaatst door de Overijsselse deelnemers. De deelnemers zijn veelal historische verenigingen en musea, maar ook gemeentes, culturele organisaties en zelfs particulieren. Ook voegen Historisch Centrum Overijssel en de IJsselacademie regelma-


KLAAR VOOR DE TOEKOMST!

tig nieuwe verhalen toe. Vrijwilligersorganisaties kunnen meestal gratis aanhaken en gebruik maken van het collectiebeheersysteem. Daarnaast hebben deelnemers op MijnStadMijnDorp de mogelijkheid om hun eigen organisatie te promoten en nieuws- en agenda-items te plaatsen.

nieuw jasje te steken, maar ook de werking van de website aan te passen en het zoeken zoals dat heet intuïtiever te maken. De (zoek)routes worden bijvoorbeeld een stuk duidelijker, evenals de filtering.

Waarom een vernieuwde website?

Met de nieuwe website kan MijnStadMijnDorp weer jaren mee. Maar niet alleen de update zorgt ervoor dat MijnStadMijnDorp klaar is voor de toekomst. Het HCO houdt de ontwikkelingen op het gebied van collectiebeheer nauw in de gaten. Zo is het afgelopen jaar al een aantal aanpassingen gedaan om het platform up-to-date te houden. Er zijn Persistent Identifiers toegevoegd, waarmee alle inhoud een permanente en unieke verwijzing heeft gekregen. Dat gaat linkrot en de welbekende ‘404-foutmelding’ tegen. Zo kunnen be-

In de ruim 10 jaar van het bestaan van MijnStadMijnDorp heeft de website al verschillende aanpassingen gekend. Ook is het aantal deelnemers en collecties in de loop der tijd flink gegroeid. Door deze groei in het aantal collecties op de website bleek de manier van zoeken verouderd. Het was ingewikkeld om tussen het vele mooie materiaal de juiste zoekresultaten te krijgen. Daarom was het de hoogste tijd om MijnStadMijnDorp niet alleen in een

Digitale duurzaamheid voorop

zoekers hun favoriete verhalen en collectiestukken altijd terug kunnen vinden. Ook is er een start gemaakt met het toevoegen van thesauri en ‘Linked Open Data’, waarmee volgens bepaalde standaarden zoveel mogelijk kan worden toegewerkt naar de beste vindbaarheid van de collecties. Nieuwsgierig geworden? Neem snel een kijkje op de vernieuwde website!


Geschiedenis van de taal in Overijssel

DOOR HARRIE SCHOLTMEIJER

OKTOBER 2021

15

Met de Franse slag Het woord krek ‘precies’ is voor velen een typisch dialectwoord. Vroeger – en hier en daar nog wel – zag je dat voor boerencampings reclame werd gemaakt met de leus: Kamperen bij de boer, krek dat is het. Dat krek komt van het Franse woord correct.

H

et is lang niet het enige Franse woord in het dialect. Alteraozie ‘opschudding’, avveseren ‘opschieten’, astrant ‘brutaal’, om ons maar tot de eerste letter in het woordenboek te beperken, komen van altération, avancer en assurant (dat overigens ‘(zelf) verzekerd’ betekent). Zoals in onze tijd het Nederlands overspoeld raakt met Engelse woorden (smartphone, chill, checken), zo gebeurde dat in de negentiende eeuw met de modetaal van toen, het Frans. Wie tegenwoordig Multatuli wil lezen, heeft een Frans woordenboek nodig, en uitgerekend Multatuli ging er prat op te schrijven zoals er gesproken werd. Vanuit het Nederlands kwamen die Franse woorden in de dialecten terecht. Uit het Nederlands zijn ze voor een deel weer verdwenen (niet allemaal: de werkwoorden die eindigen op -eren (etaleren, manifesteren) komen ook uit het Frans), maar in het dialect zijn ze langer gebleven, hoewel ze ook daar nu wat ouderwets beginnen te worden. De hier genoemde woorden komen in alle dialecten van Nederland wel voor. Dat geldt

niet voor bepaalde klankverschijnselen, die ook worden toegeschreven aan het Frans: het met de huig uitspreken van de r (ook wel brouwen of breien genoemd), en het weglaten van de h. De h komt aan het woordbegin in het Frans niet voor. De brouw-r is niet algemeen in het Franse taalgebied, maar wel zo afwijkend van de ‘Nederlandse’ r (die door het trillen van de tongpunt wordt gemaakt) dat die voor typisch-Frans kon doorgaan. De brouw-r vinden we in Overijssel in de (westelijke) steden: Deventer, Zwolle, Kampen en Steenwijk. Soms is die klank ook in een naburige plaats te horen, bijvoorbeeld IJsselmuiden, maar meestal is die toch echt beperkt tot de stad: Steenwijk heeft de brouw-r, Steenwijkerwold niet. Je herkent de stadsbewoners ook onmiddellijk aan hun uitspraak van de r, die zich buiten de stad niet heeft uitgebreid, en daar zelfs als een spraakgebrek wordt gezien: brood, brij en proemen, dat kunnen de Zwollenaren niet noemen, zo worden de Zwollenaren bespot door hun buren die de brouw-r niet als een echte klank zien.

Dat het een stedelijk kenmerk is, heeft te maken met de elite, die in de steden woonde. Vooral bij hen was het spreken van Frans, of het verfransen van het Nederlands, populair. In heel Nederland vormt de brouw-r wel het verschil tussen stad en platteland, maar de Overijsselse steden zijn wel de meest noordelijke plaatsen waar we dat vinden. De drie noordelijke provincies kennen het niet, ook niet in Leeuwarden, Groningen of Assen. Het weglaten van de h vindt ook zijn oorsprong in de (IJssel)steden, maar is veel besmettelijker. We vinden het in heel Noordwest-Overijssel, maar via waterwegen ook in Drenthe, Groningen en zelfs aan de overzijde van de Zuiderzee. Deventer heeft het verschijnsel ook gekend, maar daar is het weer verdwenen: in de koekstad word de h weer gewoon uitgesproken, behalve in Kowet dat van Go Ahead komt.


16

Overijssel in boeken

Wolter Lemstra – Een boeiend leven in publieke dienst Bert Groenman Wolter Lemstra (1935) was in zijn lange loopbaan burgemeester van Hengelo en Leiden, daarvoor loco-burgemeester van Utrecht, chef van het Amsterdamse gemeentepersoneel in de roerige jaren zeventig, de hoogte baas van drie ministeries, hoogleraar in Groningen en Twente, toegewijd organist en liefhebber van snelle auto’s. Het op schrift stellen van leven en loopbaan was zijn eigen wens. Waarom wil een mens een biografie? „Sommigen vinden het ijdelheid”, zegt Lemstra over het waarom van het boek. „Profileringsdrang? Ik zie het als verantwoording. Ik ben als jong ambtenaartje begonnen en heb veel gedaan.” Zelfbewust: „Misschien hebben anderen nog wat aan die ervaringen.” Waar Wolter verscheen kwam er van alles in beweging. Het ingedommelde Hengelo bracht hij in de jaren negentig tot leven. In de verhitte discussies rond de beoogde Dubbelstad en Twentestad had hij een levendig aandeel. Maar liefst zestien banen en veertig bijbanen kleurden het leven van deze Groningse bakkerszoon. Een fleurige biografie van een veelzijdig wen kleurrijk dienaar van het openbaar bestuur.

Geen idee in Twente Peter Mense Hij had jarenlang een platenzaak in Haaksbergen. Zijn winkel ‘Geen idee’ groeide uit tot een begrip in muziekminnend Nederland. Nadat hij enkele van zijn talloze anekdotes op internet geplaatst had, kreeg Mense zoveel reacties dat hij zijn bizarre belevenissen onlangs heeft gebundeld. Uitgever: Boekengilde ISBN: 9789464026696 | 96 pag. | € 14,95

Oplichtende vonken Gerrit Hendrik Boers De auteur is na zijn pensionering ‘gepakt’ door de geschiedenis van de Heemaf. De Hengelosche Electrische en Mechanische Apparaten Fabriek, Het bedrijf waar hij 38 jaar in loondienst is geweest. Het geeft een historisch overzicht van een bedrijf met op zijn hoogtepunt meer dan 1.500 werknemers. Uitgever: Broers Business ISBN: 9789 0820 7830 5 | pag. | € 22,50

Den Aalshorst: levensverhaal van een landgoed Jan ten Hove ‘Den Aalshorst bij Dalfsen geldt als één van de best bewaarde Overijsselse buitenplaatsen uit de achttiende eeuw. Het door grachten en vijvers, moes- en siertuinen, kleine landschapsparken, statige lanen, romantische zichtkanalen, dichte houtwallen, groene landbouwgronden en karakteristieke boerderijen omgeven landhuis ademt continuïteit. Deze publicatie, die verschijnt ter gelegenheid van het driehonderdjarig bestaan van het huis, is gewijd aan de rijke historie van het landgoed, vanaf het prille begin als boerenerf in de middeleeuwen tot de huidige tijd. Centraal staat de zoektocht naar wat er is achtergebleven van de leefwereld van de mannen en vrouwen die hier vroeger hebben gewoond en gewerkt. Dit boek laat zien dat Den Aalshorst anno 2020 een levend geschiedenisboek is, waar binnen het ensemble van buitenhuis, bijgebouwen, tuinen, parkbossen en weilanden de sporen van het verleden nog tastbaar aanwezig en goed herkenbaar zijn.’ Uitgever: Waanders ISBN: 9789462622876 | 422 pag. | € 37,50

Uitgever: Stichting Historisch Archief Hengelo ISBN: 9789 08301226 1 | 328 pag. | € 27,50

Overijssel in


OKTOBER 2021

17

In de Kop van Overijssel: lopen, fietsen en stilstaan

Tukkerspotten – een ABC boek over de ziel van de Twentenaar

Boeren tussen riet, turf en adel. Duizend jaar Land van Vollenhove

Harry Stegeman De Kop van Overijssel is Nederland in het klein, een ingewikkelde optelsom van landschapstypen. Ontdek al wandelend en fietsend dit fascinerende gebied en zijn unieke landschappen. ‘In de Kop van Overijssel’ is een rijk geïllustreerd leesboek voor liefhebbers van natuur- en cultuurhistorie. Met inspiratie voor mooie wandel- en fietsroutes. In de Kop van Overijssel ligt een laagveenmoerasgebied dat in Noordwest-Europa zijn weerga niet kent: een labyrinth van hooi- en rietland, plassen, sloten en vaarten, moerassen en moerasbossen, gevormd door turfstekers, vaarboeren, vissers, kooikers en rietsnijders. In De Wieden liggen dorpen als Giethoorn, Wanneperveen, Dwarsgracht en Belt-Schutsloot. In de Weerribben vind je Ossenzijl, Kalenberg, Wetering en Nederland. Polders delen het moerasgebied in tweeën. Langs de oude Zuiderzeedijk, van Kuinre via Blokzijl naar Vollenhove, ligt op de zeeklei een lang lint van sappige weilanden. Dat lage land ligt ingeklemd tussen hoge zand- en keileemgronden, met bossen, heidevelden en vooral kleinschalige coulissenlandschappen. Met in het noorden plaatsen als Steenwijk, Willemsoord, Paasloo en Oldemarkt en in het zuiden Vollenhove, Sint Jansklooster en, net naast de keileemrug, Zwartsluis.

Martin ten Denge ‘Tukkerspotten is de gids voor een bijzondere paradijsvogel: de Tukker. In alfabetische volgorde ontleedt Martin ter Denge (Rijssen, 1986), Tukker in hart en nieren, de culturele psyche van de doorsnee-Twentenaar. Van zijn zucht naar alcohol en zijn verenigingsleven tot zijn voorliefde voor paarden, (bij)geloof en gedweeë gemoedelijkheid. En hoe dat allemaal samenhangt. Tukkerspotten pakt clichés hard aan en zet ze zo flink in een ander perspectief dat je denkt: ‘Dat ha’k nog neet dacht!’

Henk de Zeeuw Op 18 november jl. presenteerde Henk de Zeeuw bij natuurboerderij Weidevol zijn boek Boeren tussen riet, turf en adel. Duizend jaar Land van Vollenhove. In dit boek vertelt De Zeeuw de geschiedenis van het Land van Vollenhove vanaf de tiende eeuw tot nu vanuit het perspectief van het leven en werken van de boerenbevolking. De Zeeuw heeft monnikenwerk verricht en brengt vele verschillende bronnen en onderzoeken over de Kop van Overijssel bij elkaar, waardoor zijn boek het karakter heeft van een standaardwerk over de geschiedenis van de landbouw in deze omgeving. De vroege ontginningen van het gebied, de verveningen, de strijd met het water en de wijze waarop landbouw bedreven werd in de verschillende perioden komen allemaal aan bod, telkens in wisselwerking met de veranderende sociaaleconomische verhoudingen, het kerkelijk leven, het onderwijs en het groeiende belang van natuur en recreatie. Het boek zal bij veel inwoners uit de streek elementen van herkenning oproepen en hen tegelijkertijd helpen om de wording van hun eigen leefomgeving beter te begrijpen. Het boek is rijk geïllustreerd met meer dan 300 foto’s, tekeningen en kaarten. Veel mensen uit de regio droegen aan dit boek bij met gegevens, foto’s en verhalen.

Uitgever: AFDH uitgevers ISBN: 9789493183100 | 160 pag. | € 17,95

Kapelaan in oorlogstijd: Dagboek van Theo Egberts Christa van Hees ‘‘Pracht volk, die Tukkers. Moge God hen sparen voor oorlogsgeweld!!’ Het is januari 1945 als de Utrechtse kapelaan Theo Egberts dit in zijn dagboek schrijft. Meer dan driehonderd hongerige kinderen uit de Domstad vinden dankzij hem onderdak in Twente. Op woensdag 20 december 1944 schrijft Theo Egberts in zijn dagboek: “Er is daar (in Twente) nog genoeg te eten, maar ze weten het ook te geven. Ik zal dit nooit vergeten. Ik heb nu zoveel gezien en met zoveel mensen kennis gemaakt, dat ik de hartgrondige wens uit om in een vergeten Twents dorp te sterven.” Journaliste Christa van Hees kwam het dagboek op het spoor en besloot het uit te geven. „De emotie spat van elke bladzijde af.’

boeken Uitgever: KNNV Zeist

ISBN: 9789050118002 | 224 pag. | € 24,95

Uitgever: eigen uitgave

ISBN: | 200 pag. | € 19,90

Uitgeverij: Verloren, Hilversum, november 2021 ISBN: 9789 0870 4972 0 | pag. | € 35,00


18

DOOR TINEKE STEIN-WILKESHUIS

Het Deventer vriendenboekje van Lena van Rossem Lena van Rossem of Anna Helena van Rossem, zoals haar volledige naam luidde (1873-1959), was een dochter van ds. Gerard van Rossem en Arnolda Jacoba Holleman. Het gezin met in totaal zeven kinderen kwam in 1884 in Deventer wonen, waar Gerard beroepen was als doopsgezind predikant. Zij hadden een woning gevonden aan de Brinkpoortstraat, vlakbij de school waar de kinderen naar toe zouden gaan, en zo ging Lena, de elfjarige dochter, op haar eerste Deventer schooldag met haar vriendenboekje de deur uit.

N

a een verblijf van niet meer dan vijf jaar verliet het gezin in 1889 de stad weer vanwege de slechte gezondheid van moeder Arnolda en vestigde zich in Den Haag. Daar overleed zij alsnog in 1892. Ondertussen was in1887 Lena’s jongste broer Arnold geboren, die in 1943, ’45 en ‘50 grootvader werd van respectievelijk Maarten, Mary (Sis) en Vincent van Rossem. Onlangs is het vriendenboekje van Lena weer naar Deventer teruggekeerd.

‘Uw u liefhebbende zusje’

Het album is eigenlijk een doosje, van 15 x 9 cm, met losse blaadjes, zowel doosje als blaadjes goud op snee en mooi van kleur. Zestien inscripties staan erin, meestal met pen geschreven, bijna allemaal voorzien van illustraties of ingeplakte bloemstukjes. Er zijn ook enkele gedichtjes bij van wisselende lengte. Merkwaardig is een uitdrukking die vrij regelmatig voorkomt, bijvoorbeeld ‘Ter herinnering aan je je liefhebbende vriendinnetje ‘, waarbij het

eerste ‘je’ een bezittelijk voornaamwoord is, het tweede ‘je’ als persoonlijk voornaamwoord fungeert. Zo gaat het ook met ‘Uw’ en ‘U’. Helaas kunnen niet alle schrijvers in Lena’s album geïdentificeerd worden. Sommigen geven hun naam en nadere informatie onvolledig aan, en haar ouders hebben geen enkele inscriptie nagelaten in het album van hun dochter. Wel zijn er twee bijdragen van haar zusje Dina : ’Ter


OKTOBER 2021

19

herrinnering [sic] aan uw u liefhebbend zusje Dina’ , en ook twee van haar broertje Wouter, die een potloodtekening maakte van een pomp, schop en muur: ‘Uw U liefh. broertje W. van Rossem’. De meisjes Johanna en Suze Bake uit respectievelijk Woensel en Eindhoven waren nichtjes van Lena, immers hun moeder was een zus van Lena’s moeder. In 1884 en 1885 schrijven deze nichtjes elk een bijdrage voor Lena in het album. Als eerste vriendin komt dan Marie Ledeboer, die op 2 maart 1886 haar bijdrage schrijft: ‘Ter herinnering aan je je liefh. vriendin Marie Ledeboer’. En ze versiert het met een bloemstukje. De opa van Marie, Adrianus Marinus, geboren in 1797 te Rotterdam, was in 1823 aan de universiteit van Leiden gepromoveerd tot doctor in de verloskunde. Het had hem een gezin van twaalf kinderen opgeleverd met zijn vrouw Jacoba Martha van Oordt. Zijn verzamelwoede zette hij voort, toen hij na haar overlijden naar Deventer verhuisde, waar hij curator werd van de Athenaeumbibliotheek en het Deventer Gymnasium. Hij stond bekend om een groot aantal publicaties en als stichter van het familiearchief. Dan komt een met pen geschreven bijdrage van G. A. ten Hove. Dat was een echte fabrikantenfamilie, in het bezit van een stoomolie- en zeepziederij in de Bergpoortstraat, waar raap- en lijnolie werden gemaakt. Vanwege enorme productie werd de fabriek uitgebreid met een pakhuis voor het opslaan van grondstoffen. Vervolgens is er in Lena’s boekje een bijdrage van Cato Ankersmit. Zij kwam uit een familie van fabrikanten, gespecialiseerd in het maken van garens en in de tapijtweverij. De vader van Cato had het bescheiden bedrijf, waarmee hij indertijd in de Polstraat begonnen was, sterk uitgebreid in de omgeving van de Lange Zandstraat. Aan de behuizing van de familie Ankersmit, de villa’s ‘Molenenk’ en ‘Het Löken’ in en bij het Nieuwe Plantsoen, kun je nog altijd zien dat de zaken uitstekend verliepen.

Doopsgezinden

M. van Delden, afkomstig uit een uitgebreide en zeer gefortuneerde familie, was een bekende doopsgezinde predikant in Deventer. Hij kon ook goed tekenen en maakte met potlood een schets van een houten schuurtje en grote stenen bij het water (12 Febr. 1885).

Een erg mooi silhouet in zwarte oost-indische inkt laat vervolgens een elegante vrouw zien met een rozenstruik, kaarten, brieven en twee kannen. Ondertekend ‘P.G. 1884’.

Dan komt Elisabeth E. die, gezien de toevoeging ‘Wijnbergen’ onderaan de bladzij, mogelijk uit Olst kwam. Daar bevond zich een buitengoed met die naam, wat erop kan wijzen dat het vroeger toebehoorde aan zekere familie (van) Wijnbergen. Elisabeth schrijft:

Lieve Lena, Wanneer de zon in ’t koele westen zinkt, Sluit zich een bloem Met zilvren vocht bedropen, Maar ’t trouwe hart Blijft voor de vriendschap open, Schoon ook het licht Der vreugde niet meer blinkt. Ter herinnering aan je liefhebbende vriendin Elisabeth E.

H.J.E. Werle, van een bekende Deventer familie van handelaren in ijzer en staal, maakte een Frans gedichtje voor Lena op 17 Février 1885: ‘La rose la plus belle Ne dure qu’un instant Mais l’amitié fidèle Dure éternellement’. Sophie Charlotte Vitringa, achtste en jongste kind van Annes Johan Vitringa en Catherina Schouten, maakte een gedichtje met edelweiss voor haar vriendin. Sophie’s vader was journalist en rector, en verwierf rond 1864 de titel ‘hoogleraar aan het Athenaeum’ in Deventer. Tegen het eind van de negentiende eeuw zette hij zich in voor het verbouwen van het zeventiende-eeuwse Penninckshuis


20

aan de Brink tot doopsgezinde kerk. De oorspronkelijke voorgevel bleef daarbij bewaard. Een groot legaat was voor de werkzaamheden beschikbaar gesteld door de weduwe Van Calcar. De schuilkerk in de Korte Assenstraat hoefde vanaf 1892 geen dienst meer te doen. Sophie trok zich na het overlijden van haar man Ds Louis Bronsveld, hervormd predikant, in 1926 terug als kloosterlinge Domna Joanna. Zij overleed in 1933. Tot slot schrijft A. von Beesten een bijdrage voor Lena. Zij kwam uit een adellijke familie, en woonde vermoedelijk in de Nederlands-Duitse grensstreek, regio Bentheim. Het onderzoek liet zien dat veel intekenaren zich bewogen in de hogere kringen van de Deventer bevolking en contacten onderhielden met de doopsgezinde broederschap, een rijke gemeente met vaak grote gezinnen. Ze werden doopsgezinden genoemd omdat zij de kinderdoop afwezen en die wilden vervangen door een doop op latere leeftijd. Ook vanwege hun weigering om wapens te dragen en een eed af te leggen, kregen zij kritiek te ver-

HET DEVENTER VRIENDENBOEKJE VAN LENA VAN ROSSEM

duren, waardoor aanhangers zich genoodzaakt zagen om voor hun godsdienstoefeningen gebruik te maken van schuilkerken. Eén daarvan was te vinden aan de Korte Assenstraat te Deventer. Vaak bekleedden ze jarenlang openbare functies, zoals die van rector, bibliothecaris, predikant of secretaris, begunstigd door de aanwezig-

heid van een athenaeum en bibliotheek in de stad. Anderen verdienden met handel en industrie zoveel, dat zij aan uitbreiding en /of ondersteuning konden gaan denken. De verhuizing van de familie van Rossem van Deventer naar Den Haag in het jaar 1889 betekende ook het einde van Lena’s album.

Vrienden voor het leven Het album van Lena van Rossem is tot en met 18 december 2021 te zien op de kleine expositie ‘Vrienden voor het leven’ in de bibliotheek Deventer, Stromarkt 18. Het album amicorum – Latijn voor ‘vriendenboekje’ – is de voorloper van het moderne poesiealbum. Vanaf de zestiende eeuw verzamelden eigenaars van dergelijke boekjes handgeschreven bijdragen van vrienden, familie en kennissen. Naast spreuken en versjes bevatten deze boekjes tekeningen, borduurwerkjes of gedroogde bloemen.

Bronnen • Album amicorum van Anna Helena (Lena) van Rossem. Deventer, 1884-1886 (Dv oct 1806 KL). • Folkerts, S. ’Aanwinsten Athenaeumbibliotheek 2019’. Deventer Jaarboek (2020) p. 89 e.v. • Moussault, P. Het geslacht van Delden. Laren, 1954. • Rademaker-Helfferich, B. Een wit vaantje op de Brink; de geschiedenis van de doopsgezinde gemeente te Deventer. Deventer,1988.


Topstukken

DOOR DINAND WEBBINK

OKTOBER 2021

21

Een watertoren, veel textiel en Sneaky Shoes

ijn gastheer Frans de Graaff vertelt dat Gast lederen olifantspoten verkocht die als paraplubak dienden. De voormalige leerlooierij is een dunne link naar de opvallende expositie Sneaky Shoes: de sneaker van ontwerp tot icoon. ‘Wordt de link met Almelo er niet met de haren bijgesleept?’, vraag ik aan conservator Derek Westervelt. Glimlachend moet hij dat wel erkennen: ‘Met deze tentoonstelling en met de vorige, Barbie: van casual tot glamour, proberen we Almelo op de kaart te zetten. Zo doen we iets terug voor de stad, al wordt dat aanvankelijk niet altijd begrepen. We trekken zo een heel ander, jonger publiek. We

vinden het natuurlijk zelf ook hele leuke onderwerpen.’ En leuk is het. Voor iemand die nog nooit een sneaker heeft gedragen, is al dat kleurrijke en soms heel kunstzinnig schoeisel een fantastisch gezicht. Heb je altijd al de iconische Nike Air Max 1 Atmos Animal of een sneaker van Lego van dichtbij willen zien, kom dan naar Almelo. Een aanrader.

architect H.P.N. Halbertsma en het is aan Louis Lammers te danken dat we nog precies kunnen zien hoe het indrukwekkende bouwwerk eruitzag. ‘De maquette is wel een beetje mijn kindje’, zegt Frans trots. Hij heeft het model zelf van Borne naar Almelo helpen en het vervolgens minutieus gerestaureerd, zodat de watertoren nu in alle glorie staat te pronken in het Stedelijk Museum Almelo.

Ambities

De ambities gaan verder. Het liefst wil het museum fors uitbreiden of naar een andere, grotere locatie gaan om meer te laten zien van de prachtige verzameling, maar vooral om meer en omvangrijkere aandacht trekkende exposities te organiseren. Toch is het museum in de voormalige Latijnse School aan de Prinsenstraat in hartje Almelo ook nu een bezoek meer dan waard. In een vijftal vertrekken komen evenveel thema’s aan bod. Van bekende Almeloërs (daar zijn er nogal wat van), industrie, textiel- en echte baronnen via het boerenleven naar het water. Want water was er veel in het stadje, soms teveel, zoals spectaculaire foto’s van overstromingen laten zien.

Watertoren

Frans de Graaff toont mij een fors model van een watertoren die van 1893 tot 1962 aan de Wierdensestraat stond. De opvallende verschijning was een creatie van

De in 1962 gesloopte watertoren aan de Wierdensestraat, gebouwd in 1893. Foto: Stedelijk Museum Almelo, archief Peter Leeuwen.

>

M

Begin jaren tachtig werd de lederfabriek G.J. Gast aan de eveneens al verdwenen Fortstraat gesloopt. In het Stedelijk Museum Almelo wordt veel aandacht besteed aan de textielgeschiedenis, evenals aan de leerlooierij. In een vitrine liggen een leren krokodil en een leguaan.


22

DOOR DINAND WEBBINK

Veertig jaar Johanna van Buren Cultuurprijs voor Oost-Nederland

Johanna ter Steege. Foto: Bram Willems.

In 1981 is het feest in Hellendoorn. Het honderdste geboortejaar van de plaatselijke beroemdheid, de streektaaldichteres Johanna van Buren (1881-1962), wordt groots gevierd. Prof. dr. Hendrik Entjes presenteert de Verzamelde gedichten, een kloek boekwerk van maar liefst ruim zeshonderd pagina’s. Jan Bouwhuis mag zich doctor noemen, hij promoveert op de dichteres aan de universiteit van Groningen. Er wordt een stichting Johanna van Buren opgericht met niemand minder dan de burgemeester als voorzitter. Er worden plannen gemaakt voor een museum en er moet een standbeeld komen. Bovendien wordt er een driejaarlijkse prijs ingesteld: de Johanna van Buren Cultuurprijs voor Oost-Nederland, bestemd voor mensen die zich verdienstelijk hebben gemaakt in het bevorderen van het Nedersaksisch of de cultuur van Oost-Nederland. De eerste prijswinnaar is de dan 32-jarige Drentse dichteres Marga Kool: ‘Taal is bij uitstek geschikt om je gevoelens uit te drukken. En dat doe ik het beste in het dialect, omdat ik daarin denk en spreek.’


OKTOBER 2021

Nationale bekendheden

In veertig jaar komen heel wat grote namen voorbij, waaronder nationale bekendheden als Willem Wilmink, Anne van der Meiden, Herman Finkers, Bennie Jolink en Daniel Lohues. Maar de stichting schuwt er niet voor om ook minder bekende namen te kiezen. In 1999 wordt J.B. van Heek onderscheiden voor zijn rol als behoeder en stimulator van de streekcultuur. Ook het Almelose kunstenaarsechtpaar Berry Brugman en Janny de Vries worden vereerd. Nog niet zo lang geleden, de Johanna van Burenstichting was al opgeheven, krijgt de dan negentigjarige glazenier Jan Schoenaker de prijs

toegekend. Ook geen landelijke bekendheid, maar hij voldoet zeker aan een van de belangrijkste criteria: de laureaat moet een nationale of internationale uitstraling hebben. In het geval van Schoenaker klopt dat helemaal. Zijn gebrandschilderde ramen zijn in vele landen te bewonderen tot in Canada aan toe.

Johanna ter Steege

Ruim tien jaar geleden gooit de stichting Johanna van Buren het bijltje erbij neer en draagt haar taken over aan Oald Heldern De Noaberschop. Deze erfgoedorganisatie neemt zich voor de prijs te blijven uitreiken, niet meer om de drie jaar, maar

23

‘gegarandeerd onregelmatig’. Vanaf 2010 is dat nu al drie keer gebeurd, als de prijsuitreiking aan topactrice Johanna ter Steege op 24 november 2021 wordt meegeteld. Op 24 november 2021 zal Herman Finkers de Johanna van Buren Cultuurprijs uitreiken aan Johanna ter Steege, onder meer voor haar rollen in de theatershow Hanna van Hendrik en de speelfilm De beentjes van st. Hildegard. De feestelijke bijeenkomst vindt plaats in de oude dorpskerk in Hellendoorn vanaf 20.30 uur. Opgeven kan bij info@oaldheldern.nl. De toegang is gratis.

Alle winnaars op een rij

1981 Marga Kool, dichteres 1984 Berry en Janny Brugman-de Vries, beeldend kunstenaars 1987 Willem Wilmink, schrijver, dichter 1990 Joke Wanschers-Eshuis, cabaretière 1993 Anne van der Meiden, schrijver, predikant, Bijbelvertaler 1996 Hendrik Entjes, dialectoloog 1999 J.B. van Heek, stimulator streekcultuur 2002 Herman Finkers, cabaretier 2006 Bennie Jolink, popmuzikant 2013 Daniël Lohues, popmuzikant, schrijver 2016 Jan Schoenaker, glazenier

De Hellendoornse burgemeester Raven reikt de prijs uit aan de Oldenzaalse glazenier Jan Schoenaker (in rolstoel). Foto: Jan Podt.

Johanna van Buren was de belangrijkste streektaaldichteres van Nederland. Zij werd op 20 december 1881 in Hellendoorn geboren in een eenvoudig timmermansgezin. In 1883 overleed haar vader en leefde Johanna verder met haar broer en haar moeder in het huis van haar grootouders. Niets deed aanvankelijk vermoeden dat ze bekendheid zou verwerven als dichteres. Pas in 1927 begon ze wekelijks gedichten te publiceren. Tot 1961 schreef ze in het Dagblad van het Oosten een ’leedtien’, zoals ze dat zelf noemde, voor een publiek van wel honderdduizend lezers. Ze werd immens populair en bleef dat ook na haar overlijden op 17 januari 1962.


In het volgende nummer

Historisch Tijdschrift Overijssel

Jaargang 13, nummer 1, januari 2022

Uitgelicht: Politieke Nieuwkomers in Overijssel

Op 22 februari 1986 bericht de Volkskrant over de eerste migranten in de politiek, zoals Turgay Tankir, die zich verkiesbaar stelt voor de gemeenteraad van Deventer.

Verder:

Rietteelt

Pamflettenstrijd tussen Deventer en Zwolle

Een nieuwe naam voor MSMD Historisch Tijdschrift Overijssel En nog veel meer…

Kijk ook op www.mijnstadmijndorp.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.