COLOFON
Redactie
Dinand Webbink, Marcel Mentink, Maartje Koelma (Collectie Overijssel), Anne van Geuns (Deventer Verhaal) Correspondenten
Evelyn Ligtenberg, Lamberthe de Jong, Jan Nijen Twilhaar, Harrie Scholtmeijer (Stichting Overijsselacademie)
OVERIJSSEL TOEN EN NU
Historisch tijdschrift
Een hoogstaand kunstwerk uit de negende eeuw
De Heliand uit circa 830 is het oudste ‘taalkunstwerk’ in het Saksisch, ouder dan welke Nederlandse tekst ook. Het evangelie is nu in het Sallands vertaald. Jan Nijen Twilhaar legt uit waarom dat zo belangrijk is. Lamberthe de Jong vertelt uitvoerig over de eerste Zwolse vrouwelijke huisarts. Deze sociaal bewogen vrouw komt voor in een interessante brochure die een wandeltocht langs veel meer Zwolse vrouwen beschrijft. Het Rampjaar 1672 heeft veel ellende gebracht, zeker ook in Overijssel. Evelyn Ligtenberg schetst het grote en kleine leed dat de Overijsselaren door oorlogsgeweld werd aangedaan met centraal in haar verhaal het oude Schuilenburg, waarvan de kasteelplaats nog steeds te bezoeken is. Oud-Nijverdaller en baanwielrenner Jeffrey Hoogland heeft weer eens een gouden medaille behaald, reden genoeg voor Marcel Mentink om zijn roots na te gaan en Harrie Scholtmeijer weet waarom het Nedersaksisch in Overijssel, in elk geval vroeger, genderneutraal was.
De boekenrubriek besteedt vanaf nu ook aandacht aan podcasts, zoals De vrienden van Oud Genemuiden.
Kortom, er is weer veel te genieten in deze aflevering van Overijssel Toen en Nu.
Veel leesplezier!
Dinand Webbink, hoofdredacteur
Foto cover: Betsy Hengeveld rond 1925. Foto J.D.D. de Graaf, Zwolle. Foto privébezit.
Betsy Hengeveld, de eerste vrouwelijke arts in Zwolle
Vrouwelijke artsen zijn schaars begin twintigste eeuw. Toch vestigt zich al in oktober 1913 de eerste huis- en kinderarts zich in Zwolle, Betsy Hengeveld. Zij houdt bijna vijftig jaar praktijk aan de Koestraat 32 en werkt daarnaast jarenlang als gemeentearts. Uiteraard staat zij in in de in juni 2022 verschenen Zwolse Vrouwenwandeling met een route langs vijfentwintig interessante en belangrijke vrouwen in de stad. In 1917 richt Hengeveld in Zwolle mede het eerste consultatiebureau van Overijssel op en daarna volgen vele in de provincie. Ook buiten het medische circuit is ze actief. Een bijzondere bijkomstigheid is dat Hengeveld een nichtje is van Aletta Jacobs, de eerste Nederlandse ‘dokteres’.
Elisabeth Hendrika Hengeveld wordt op 2 juli 1884 in Alkmaar geboren. Haar vader Martinus Johannes Hengeveld (gereformeerd) is daar veearts; haar grootvader werkt als hoogleraar aan de Veeartsenijschool in Utrecht. Betsy, zoals ze wordt genoemd, heeft een oudere broer Gerardus die later geoloog-scheikundige wordt. Betsy groeit dus op in een hoogopgeleid en modern gezin want moeder Engelina Gerritsen (Ned. hervormd en later remonstrants) is erg vooruitstrevend. Zij is een zusje van Carel Victor Gerritsen, de man van de arts Aletta Jacobs die ook presidente van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht was. In 1887 verhuist het gezin naar Haarlem. Engelina is daar voorzitster van de afdeling van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Betsy gaat naar de hbs in Haarlem en studeert na enkele aanvullende examens vanaf 1903 geneeskunde aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. Ze verhuist in 1908 naar Amsterdam. Op 12 mei 1910 studeert ze af en een dag later staat in de Alkmaarsche Courant dat zij is ‘bevorderd’ tot arts.
Naar Zwolle
In 1910 solliciteert Hengeveld (als volwassene niet-kerkelijk) naar het Sophia Ziekenhuis in Zwolle, maar wordt niet aangenomen. Na enkele tijdelijke aanstellingen in Katwijk, Leeuwarden en Leiden vestigt ze zich in september 1913 in Zwolle. Ze is dan 29 jaar en begint een eigen praktijk als huis- en kinderarts aan de Koestraat 32.
Ze wordt in dat jaar ook benoemd als gemeentearts bij de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdiensten.
Ze werkt daar tot haar pensioen in 1949.
In deze functie heeft zij diverse taken waaronder het behandelen van mensen die zelf hun medische kosten niet kunnen betalen, onder wie woonwagenbewoners. Vanaf 1914 staat Hengeveld ingeschreven als lid van de Koninklijke Maatschappij voor Geneeskunst. Ze woont achtereenvolgens aan de Walstraat 14 (vanaf 1914 enkele jaren met haar moeder, inmiddels weduwe), later aan het Van Nahuysplein 9 en ten slotte in de Koestraat 28, vlakbij haar praktijk.
Ze werkt daar tot haar pensioen in 1949. In deze functie heeft zij diverse taken waaronder het behandelen van mensen die zelf hun medische kosten niet kunnen betalen, onder wie woonwagenbewoners.
dat er ook in de rest van Overijssel consultatiebureaus en wijkzorg worden opgezet. Dankzij haar inzet vermindert de zuigelingensterfte en in 1950 wordt in Zwolle de 10.000ste baby ingeschreven. Behalve met de zorg voor moeder en kind bemoeit Hengeveld zich met andere medische zaken. Ze zet in 1916 mede de Zwolse afdeling van het Rode Kruis op, is actief bij de tuberculosebestrijding zowel in de provincie als landelijk. In de loop der jaren vervult ze veel bestuursfuncties, bijvoorbeeld bij de Stichting voor Revalidatie in Overijssel, de Vereeniging Tegen de Kwakzalverij en bij de Bond voor Moederschapszorg en Kinderhygiëne.
Uiteraard wordt zij lid van de in 1933 opgerichte Vereniging van Nederlandse Vrouwelijke Artsen. Ze ageert daar tijdens een vergadering op 30 november 1935 tegen de afspraken bij de ‘Onderlinge Verzekering’ voor artsen. Gehuwde vrouwelijke artsen konden zich namelijk niet
Consultatiebureau
Hengeveld is een moderne huisarts en gaat aan de slag met vernieuwingen. Ze is in 1917 medeoprichter van de neutrale vereniging Het Groene Kruis voor wijkverpleging en begint een consultatiebureau voor moeder en kind in het Passantenhuis aan de Frieschewal 10. Zij en de verpleegkundige zr. Ooiman wijzen de moeders op het belang van borstvoeding en goede hygiëne, gaan op huisbezoek. Negen maanden borstvoeding is het parool (misschien ook vanwege geboortebeperking?) en géén fopspeen. Lukte de voeding niet, dan verstrekte het bureau de eerste jaren melk.
Het bureau geeft ook moederschapscursussen, onder andere over zindelijkheid en dat is hard nodig, blijkt uit een door haar ingezonden brief in 1921 in de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant: ‘Wat is echter onzindelijk? Hierover kunnen de meeningen zeer verschillen en dit is iets waarover juist geneeskundigen, verpleegsters, huisbezoeksters zich verbeelden te kunnen meespreken. [...] Het is échter te onsmakelijk om de bewijzen hiervan in de krant op te sommen.’
Kraamvrouwenverpleging
In 1920 krijgt Hengeveld de leiding over een nieuwe provinciale opleiding voor wijkkraamvrouwenverpleging. Via het provinciale Groene Kruis zorgt ze ervoor
verzekeren en ongehuwde moesten vijf jaar eerder dan mannelijke artsen uitstappen. Het eerste wordt aangepast, het laatste toen niet.
In Zwolle is Hengeveld dertig jaar bestuurslid van de Openbare Leeszaal, betrokken bij Vakantiekolonies, lid van de Soroptimistclub en in 1947 de eerste voorzitster van de Zwolse afdeling van de Vereniging voor Vrouwen met een Academische Opleiding. Ze is net als haar moeder en tante zeker lid geweest van de Zwolse afdeling van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, maar helaas is het archief verloren gegaan.
Rusland
Na de Eerste Wereldoorlog brengt Hengeveld een bezoek aan Rusland en woont er een medisch congres bij. Ze bezoekt er verscheidene sanatoria en andere inrichtingen op medisch gebied en brengt haar ervaringen in Zwolle in praktijk. Haar reis naar Rusland is later verdacht en daarom wordt zij er weleens voor aangezien ‘dat zij uiterst links, zelfs wel communistisch georiënteerd was. Alhier [Zwolle} is echter nimmer gebleken, dat betrokkene lid is geweest van een politieke partij’, zo staat in de aanvraag in 1961 voor een Koninklijke onderscheiding. Ze wordt in 1962 benoemd als Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, al wisten haar contacten niet
zeker of zij dat wel op prijs zou stellen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog woont Hengeveld al op de Koestraat 28. Haar woonkamer stelt ze onder andere ter beschikking aan de vlakbij ondergedoken schrijver Victor van Vriesland die daar zijn vrouw Tonny van der Horst kon ontmoeten.
Bekwaam en serieus Hengeveld is bijna vijftig jaar arts in Zwolle geweest en is zelfs in 1961 nog leidster van diverse consultatiebureaus. Voor de volksgezondheid in Zwolle en in de provincie heeft zij veel betekend. Haar werkzaamheden deed zij belangeloos en vaak betaalde zij zelf vaccins.
Bij haar pensionering in 1959 schrijft de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant: ‘Men vond haar wel eens onvriendelijk, maar wie haar kende, waardeerde haar welbewust optreden. Zij kon zich laten gelden. Ze was een bekwaam, buitengewoon serieus arts en een goed mens.’ Ook voormalige patiënten zijn vol lof over haar verstandige adviezen. Na haar pensionering werkte Hengeveld toch nog door, totdat zij wegens hartklachten moet stoppen.
Overlijden
Elisabeth Hendrika Hengeveld overlijdt op 81-jarige leeftijd op 26 april 1966 in Zwolle
en wordt drie dagen later gecremeerd in Dieren. In haar overlijdensadvertentie staan geen familieleden, want zowel zij als haar broer bleven ongehuwd en kinderloos. Haar grote huis wordt opgeruimd door haar executrice. Haar portret en een dokterskoffertje dat ze haar leven lang heeft gebruikt, worden bewaard door een vroeger buurmeisje.
Op 22 maart 1978 is er een straat naar haar vernoemd in de ‘doktersbuurt’ bij het ziekenhuis Isala, de Dokter Hengeveldweg. Ook het plaatselijke Dr. Hengeveld College draagt de naam van deze eerste vrouwelijke arts in Zwolle.
Vrouwenwandeling
Om de bijzondere, gewone, tragische en vergeten vrouwen van Zwolle voor het voetlicht te plaatsen, ontwikkelden Lamberthe de Jong, Lucia de Vries en Saskia Zwiers een historische vrouwenwandeling. Zij selecteerden vijfentwintig vrouwen uit de rijke geschiedenis van Zwolle en verbonden hen met een locatie in de binnenstad. Wandelaars kunnen de vrouwen met behulp van een gids leren kennen.
Deze gids is voor € 5,-- verkrijgbaar bij Stadsmuseum Anno, Zwolse Balletjeshuis, museum Het Vrouwenhuis en diverse boekhandels. Inmiddels is er ook een audiotour verschenen langs zes vrouwen. Deze is via de website van Zwolle Unlimited [https://zwolleunlimited.nl/audiotours/] te downloaden.
Bron te downloaden, klik hier
Jeffrey Hoogland
Jeffrey Hoogland uit Nijverdal heeft onlangs bij de wereldkampioenschappen in Frankrijk voor de derde keer goud gewonnen op de kilometer tijdrit. Inmiddels heeft de 29-jarige al een indrukwekkend palmares opgebouwd, want ook met de teamsprint heeft hij de afgelopen jaren vier gouden medailles in de wacht gesleept. En laten we de Olympische Spelen van Tokyo niet vergeten waar hij goud en zilver behaalde. Hoe staat het met de wortels van de familie Hoogland? Zijn ze echt hier geworteld?
won in de finale tegen Groot Brittannië en in het sprinttoernooi, nu tegen Lavreysen, het zilver pakte.
Vader Jos Hoogland
Jeffrey Hoogland, geboren op 16 maart 1993 in Nijverdal, begon zijn carrière als talentvolle BMX-er. Hij stond samen met zijn twee oudere broers, Björn en Robin, op de BMX-baan in Nijverdal. Hij won meerdere regionale wedstrijden en op twaalf jarige leeftijd werd hij al wereldkampioen bij de jeugd. Hij zei tegen zijn leraren op het Reggesteyn College waar hij op het VMBO zat, dat de school leuk en aardig was, maar hij wilde gewoon fietsen. School en huiswerk kostten hem teveel tijd. Maar meerdere ongelukjes deden zijn motivatie en zijn vertrouwen in zichzelf geen goed en daarom stopte hij na enkele succesvolle jaren met BMX-en. Op uitnodiging van bondscoach Rene Wolf stapte hij over naar het baanwielrennen. En met succes! Hij won drie keer goud op het EK. De daaropvolgende Olympische Spelen in Rio werden echter een grote teleurstelling. Zo groot zelfs dat hij overwoog te stoppen. Gelukkig liet
zijn vriendin Shanne Braspennincx, ook baanwielrenster, hem inzien dat, als hij zou doorzetten, er nog genoeg kansen zouden komen.
Die kansen kwamen er ook en Jeffrey greep die dan ook aan met als hoogtepunt toch wel de Olympische Spelen van Tokyo waar hij met Harrie Lavreysen, Roy van den Berg en Matthijs Büchli de teamsprint
Jos Hoogland werd geboren in 1956 als derde in een gezin van zes kinderen. Jan Olthof, eigenaar van een garage in Hulsen tussen Nijverdal en Hellendoorn, heeft gecrosst met Jos Hoogland bij de Motorclub Nijverdal-Hellendoorn. Jos was geen hoogvlieger, Jeffrey had het talent niet van hem. Jos hoorde bij de ‘Nijverdallers, Jan bij de ‘Hellendoorners. Er was een gezonde rivaliteit: welke plek je haalde was niet zo belangrijk, als je maar voor de ‘Nijverdallers’ eindigde. Andersom gold dat natuurlijk ook. Jos crosste alleen op het parcours, hij reed geen enduro. Het bedrijf van Jan Olthof heeft Jeffrey al op jonge leeftijd gesponsord toen hij aan fietscross deed. Hij werd dus al vroeg herkend als een talent.
Grootvader Gradus Antonie Hoogland
De grootvader van Jeffrey kwam niet uit Overijssel, maar uit het Gelderse Wilp (gemeente Voorst). Gradus werd daar geboren in mei 1917. Hij trouwde in Raalte
Ans
Berendina Willemina Spijkerman * 1917 te † 31-01-2008 te Hellendoorn
∞
Gradus Antonius Hoogland * 25-05-1917 te Wilp
† ?
in juli 1953 met Berendina Willemina Spijkerman. In de trouwakte staat dat hij toentertijd wegwerker van beroep was. Lang hebben ze niet in Raalte gewoond, want alle zes kinderen zijn in Nijverdal geboren.
Berendina is op 31 januari 2008 in Hellendoorn overleden. De overlijdensdatum van Gradus heb ik niet kunnen achterhalen.
Johanna Gerritdina Nieuwkamp
* 09-03-1886 te Eefde
† 08-11-1956 te Almelo
∞ 11-07-1908 te Voorst
Antonie Gradus Hoogland
* 15-07-1873 te Wilp
† 23-11-1938 te Nijverdal
Landbouwer
Hendrika Brinkman
* 17-01-18146 te Diepenveen
† 01-02-1920 te Voorst Dienstmaagd
∞ 17-10-1872 te Voorst
Harmannus Hoogland
* 26-03-1841 te Wilp
† 26-05-1879 te Enter Landbouwer
Gerdina IJsseldijk
* 1806 te Apeldoorn † 29-11-1870 te Wilp
Boerenwerk doende
∞ 26-01-1828 te Voorst
Antonij Hoogland
* 28-01-1801 te Diepenveen † 25-08-1866 te Wilp
Landbouwer / Karman
Hendrica Hul
* ~1764 te Diepenveen † 19-01-1833 te Diepenveen
∞ 03-11-1793 te Deventer
Bernardus Hogelant
* ~1757 te Diepenveen † 24-05-1831 te Diepenveen Dagloner
Die kansen kwamen er ook en Jeffrey greep die dan ook aan met als hoogtepunt toch wel de Olympische Spelen van Tokyo
Overgrootvader Antonie Gradus Hoogland
Antonie is ook geboren en getogen in het Gelderse Wilp. Hij zag het levenslicht op 15 juli 1873. Hij trouwde op 28 januari 1905 in Voorst met Johanna Lammerdina Biesterbos. Van beroep was hij landbouwer. Een jaar na het huwelijk werd er een levenloos meisje geboren en nog een jaar later een zoon. De moeder liet, zoals dat helaas wel vaker gebeurde in die tijd, het leven in het kraambed. Ze overleed die dag op 16 maart 1907.
Antonie die met zijn zoon achterbleef huwde al weer snel op 11 juli 1908 in Voorst met Johanna Gerritdina Nieuwkamp, een meisje 22 lentes jong uit Gorssel. Met haar kreeg hij nog minstens zes kinderen. Begin jaren twintig verhuisde het gezin naar Haarle. Antonie overleed op 23 november 1938 in Nijverdal, Johanna op 8 november 1956 te Almelo.
Betovergrootvader Harmannus Hoogland
Ook Harmannus werd in Wilp geboren en wel op 26 maart 1841. Hij was de oudste van negen kinderen die allen te Wilp werden geboren. Hij trad op 17 oktober 1872 in het huwelijk met de Diepenveense Hendrika Brinkman, dienstmaagd van beroep. Harmannus stond te boek als landbouwer. In de huwelijksbijlagen werd aangegeven dat hij vrijgeloot was van de
militaire dienstplicht en dat zijn ouders: “beide overleden, waar en wanneer is onbekend”.
Hendrika overleed op 1 februari 1920, Harmannus op 11 juli 1922, beiden te Voorst.
Oudvader Antonij Hoogland
Met Antonij / Antonius komen we toch weer in Overijssel terecht. Hij werd op 28 januari 1801 geboren in Diepenveen en gedoopt in de Lebuiniskerk te Deventer. Hij huwde op 26 januari 1828 Gerdina IJsseldijk uit Apeldoorn en vestigde zich als landbouwer in Wilp. Antonij overleed op 25 augustus 1866 en Gerdina op 29 november 1870 te Wilp. De Lebuiniskerk was ook voor de katholieke gemeenschap uit Wilp de parochiekerk.
Oudgrootvader Berent Hogeland
Berent werd geboren rond 1757 en trad op 3 november 1793 in het huwelijk met Hendrica Hul. Geboren te Diepenveen rond 1764. Samen kregen ze kregen vier kinderen. Berent overleed in Diepenveen op 24 mei 1831 en Hendrica op 19 januari 1833.
De familie Hoogland heeft weliswaar enige generaties net over de provinciegrens van Overijssel vertoeft, maar de diepere wortels liggen toch in onze provincie.
De familie Hoogland heeft weliswaar enige generaties net over de provinciegrens van Overijssel vertoeft, maar de diepere wortels liggen toch in onze provincie.
De Oudsaksische Heliand uit het jaar 830 in Sallandse vertaling
De Oudsaksische Heliand wordt internationaal beschouwd als een hoogstaand kunstwerk. Het is een epos of heldendicht in allitererende verzen uit de eerste helft van de negende eeuw, dat in 71 hoofdstukken het leven van Jezus Christus vertelt, vanaf zijn geboorte tot en met zijn hemelvaart.
De dichter heeft daarvoor de vier evangeliën, Matteus, Marcus, Lucas en Johannes samengesmeed tot een lopend verhaal: een diatessaron of evangelieharmonie. Daarbij heeft hij wel zijn eigen accenten in het verhaal gelegd met aanpassingen en toevoegingen. Zo ontstond een bijzonder kunstwerk. Deze ingrepen waren ingegeven door het streven van de dichter om de boodschap van Jezus begrijpelijk te maken voor de Saksische bevolking in de tijd van de christianisering. De schrijver van de Heliand volgt de inhoud van de vier evangeliën, maar hij maakt zijn eigen selectie uit de Bijbelteksten. Ook voegt hij hele stukken toe van eigen hand om uit te leggen hoe bepaalde zaken begrepen moeten worden. Maar het meest opmerkelijke is wel de sterke inculturatie die de dichter toepast: de gebeurtenissen van het verhaal spelen zich af binnen de cultuur waarin de Saksen rond 800 leefden. In die cultuur was bijvoorbeeld het paard een edel dier. De geboorte van Jezus wordt dan ook niet aan schaapherders op den velde verkondigd, maar aan mannen die op de paarden passen. Jezus wordt in de Heliand voorgesteld als een leenheer, die met zijn vazallen (de leerlingen) rondtrekt. Veel nadruk ligt dan ook op de grote trouw die de vazal aan zijn leenheer moet betonen.
De kern van de Heliand is echter de blijde boodschap die de dichter wil brengen. De Heliand (‘helende, genezende’) geneest mensen van de meest ernstige ziektes (Oudsaksisch: balusuhti), maar tegelijk is Hij een verlosser: wie zijn woorden navolgt, zal na het verlaten van deze middelgaard (de aarde) opstijgen naar de hemelse weide. De Heliand was niet bedoeld om de Saksen te bekeren. De christianisering was al een tijd daarvoor begonnen. De Saksische leider Widukind, die als hertog wordt aangeduid, vocht in de Saksische oorlogen tegen Karel de Grote. In 785 gaf hij zich over en liet zich met Kerstmis dopen. Hij bleef hertog van de Saksen. In 804 kwam aan de Saksenoorlogen definitief een einde. De Heliand kan worden beschouwd als een didactisch werk, dat bedoeld was voor de geestelijken, meer in het bijzonder de leken-elite, om de boodschap van Jezus aanschouwelijker te maken onder de Saksische bevolking.
De hoofdvariëteiten van het Nedersaksisch in de verschillende Nedersaksische gewesten.
Bron: H. Bloemhoff e.a., Nedersaksisch in een notendop. Assen: Van Gorcum, 2019.
Het belang van de Heliand-vertalingen
De Heliand is de grootste Oudsaksische tekst die we kennen en ook een van de omvangrijkste Oudgermaanse documenten. Het werk is belangrijk als literair-cultureel erfgoed, maar ook voor de kennis van het Oudgermaans is de Heliand van onschatbare betekenis. De oudste bronnen van het Oudsaksisch dateren uit de negende eeuw, terwijl de zustertaal het Oudnederfrankisch of Oudnederlands, niet in de verte kan bogen op dergelijke vroege en omvangrijke bronnen. Van het Oudnederlands dateren de eerste bescheiden fragmenten pas van zo’n twee tot drie eeuwen later. Onze Nedersaksische streektalen zijn voortgekomen uit het Oudsaksisch en het is dan ook van groot historisch taalkundig, cultureel en theologisch belang dat dit werk in de verschillende Nedersaksische hoofdvariëteiten wordt vertaald. In 2012 verschenen vertalingen in het Gronings, Twents en Achterhoeks, naast een Münsterlandse vertaling. In 2022 volgden de Sallandse en Stellingwerver vertaling.
De Heliand in vertaling en onderzoek
Duizend jaar na de voltooiing van de Heliand maakte de Duitse filoloog Johann Andreas Schmeller de eerste gedrukte uitgave van de tekst (1830). Hij was het ook die dit werk de naam Heliand gaf. Die naam lag voor de hand. Er zijn plaatsen in de Heliand (dat ‘heiland’ of ‘reddende’ betekent) waar dit als eigennaam voor Jezus wordt gebruikt. In hoofdstuk 4 bijvoorbeeld zegt de engel Gabriël tegen Maria: ‘The scal Hêliand te namon êgan mid eldiun’ (Sallands: Den zal Heiland as naeme hebben biej de mèènsen). In de tweede plaats ligt in de tekstkeuze van de dichter sterk de nadruk op het werk van Jezus als verkondiger van de hemelse boodschap. Daarmee kon de mens voorkomen dat hij naar de hel moest. In die zin kan Jezus als een redder worden gezien. Daarom komen we ook vele malen het woord neriand ‘redder, verlosser’ tegen, dat alleen voor Christus wordt gebruikt, of het woord neriendo ‘heilbrengend, reddend’. In de derde plaats wordt Jezus voorgesteld als een liefdevol mens, die als hemelse gezant grote wonderen deed door mensen met dodelijke ziekten (balusuhti) te genezen en overledenen uit de dood op te wekken. Na de uitgave van Schmeller volgden veel internationale wetenschap-
De eerste vertaling van de Heliand, in het Duits uit 1847.
pelijk studies van dit werk. De allereerste vertaling was van Karl Ludwig Kannegiesser (1847). Andere vertalingen volgden al kort daarna, eerst in het Duits, daarna in het Engels, Frans en Deens. Al in 1938 verscheen een Nederduitse vertaling van Johannes Kruse. In 2006 verscheen de eerste Nederlandse vertaling van de hand van Jaap van Vredendaal. Inmiddels zijn er zoals gezegd sinds 2012 vertalingen in het Nedersaksisch, en sinds 2022 een Sallandse en een Stellingwerver vertaling. Een Drentse en een nieuwe Nederlandse vertaling zijn in de maak.
De Sallandse Heliand
Bij de Sallandse vertaling is gekozen voor het Hellendoorns als doeltaal, omdat dit de moedertaal is van de auteur, Jan Nijen Twilhaar. Het werk bestaat uit twee delen. Deel II bevat de Sallandse (Hellendoornse) vertaling. In deel I wordt de Heliand uitgebreid in zijn context geplaatst. Daarin wordt naast onderwerpen als de bovenstaande, ingegaan op de vraag wie de dichter kan zijn geweest en waar hij dit beroemde werk heeft gemaakt. Ook de rol die de prediker Lebuïnus speelde bij de christianisering in Overijssel, komt voor het voetlicht.
Sommige vertalingen van de Heliand zijn erg vrij. Voor de Sallandse, en ook voor de Stellingwerver vertaling was het doel om zo dicht mogelijk bij de brontekst te blijven ten behoeve van verdere studie om te tonen hoe het Oudsaksisch precies in elkaar zit en te laten zien hoe de betreffende Nedersaksische streektalen zich tot hun Oudsaksische voorganger verhouden, alsmede om het aspect inculturatie optimaal tot uitdrukking te brengen.
In deel I van het boek worden dan ook allerlei vormen van inculturatie besproken naast een groot aantal grammaticale verschijnselen, om te laten zien hoe zo letterlijk mogelijk van de brontekst (het Oudsaksisch) in de doeltaal (het Hellendoorns) vertaald moet worden. We geven hier twee eenvoudige voorbeelden.
Het eerste voorbeeld betreft het allitererende rijm (vaak stafrijm genoemd). In een letterlijke vertaling is het onmogelijk om daarmee (overal) rekening te houden, dus moest er een andere oplossing gevonden worden om een letterlijke vertaling te krijgen. Een voorbeeld (de alliteratie is vetgedrukt weergegeven):
Manoda ina thô | the mâreo drohtin, liggeandean lamon, | hêt ina far them liudiun astandan up alohêlan | endi hêt ina an is ahslun niman, is bedgiwâdi te baka; | (kepittel 28, regel 2330-2333)
stelden hum toen, d’n liggenden lammen, zèè hum umme veur de lûu helemaole genezen óp te staone en zien beddegerei óp d’n schólder te nemmen, óp de rugge. We krijgen in de vertaling dus een soort herhaling zonder alliteratie.
Het tweede voorbeeld betreft een geval van inculturatie: de vertaling van het Oudsaksische woord lîd, een woord dat we in hoofdstuk 24 over de bruiloft te Kana tegenkomen. Het verwijst naar de Germaanse fruit- of appelwijn. Vanwege die inculturatie is het belangrijk om dit woord niet te vertalen met ‘wijn’, maar met ‘vruchtenwijn’. In veel vertalingen wordt lîd echter vertaald met ‘wijn’, maar dat is dus niet juist. Om het onderscheid tussen de Oudsaksische vormen wîn en lîd uit te laten komen, vertalen we deze voor het Hellendoorns respectievelijk als ‘wien’ en ‘vruchtenwien’.
Lezing over Heliand
Op 1 februari 2023 houdt dr. Jan Nijen Twilhaar een lezing over de Heliand in het Dialectcafe Noaberhuus, Dorpsstraat 15 te Hellendoorn. Aanvang 20.00 uur (inloop 19.30 uur).
Opgeven bij: dialectcafehellendoorn@gmail.com
Lebuïnus-figuur in de Lebuïnuskerk te Deventer, geschilderd op het gewelf voor de doorgang naar de portaal-travee, achter het orgel. Bron: Hervormde Kerk Deventer.
In r. 2332 wordt eerst gesproken over schouder (ahsla): het bedgerei (bedgiwâdi) moet op de schouder genomen worden. Vervolgens wordt gezegd, blijkbaar omwille van de alliteratie, dat de man dit op zijn rug (bak) moet nemen. In het Hellendoorns: D’n befaemden Heer be-
De Heliand De Heliand, een Oudsaksisch epos uit de eerste helft van de negende eeuw, vertelt in 71 hoofdstukken over het leven van Jezus Christus vanaf zijn geboorte tot en met zijn hemelvaart. Jan Nijen Twilhaar plaatst in het eerste deel de Heliand in zijn context en beschrijft onder andere de geschiedenis en de ontwikkeling van Oudsaksisch naar Nedersaksisch. In het tweede deel staat de Sallandse vertaling.
Dr. Jan Nijen Twilhaar, Heliand. Sallaandse vertaling. Assen: Koninklijke Van Gorcum, 2022. Gebonden uitgave, geïllustreerd, 264 p.; ISBN 9789023259145; prijs: € 39,95, hier te bestellen. www.vangorcum.nl/product/100-472_De-Heliand
Geschiedenis van de taal in Overijssel
Het genderneutrale dialect
Alle Europese talen, en dus ook het Nedersaksisch van Overijssel, kennen van oudsher een verschil tussen mannelijke en vrouwelijke woorden (de categorie ‘onzijdig’ is daar pas later aan toegevoegd). Dat strekte zich ook over de zelfstandige naamwoorden uit. In de vroege fasen kon je dat aan het zelfstandig naamwoord zelf zien.
Het Latijn is een voorbeeld van zo’n vroege fase. Zelfstandige naamwoorden die op -a eindigen zijn in het Latijn vrouwelijk, zelfstandige woorden die op -us eindigen zijn mannelijk. Wij hebben in Overijssel daarvan nog een rudiment bewaard: woorden die op een -e eindigen, zijn vrouwelijk (vrouwe, katte). In het noordoosten van Twente is die -e afgevallen, net als in het Nederlands. Om te bepalen of een zelfstandig naamwoord vrouwelijk of mannelijk is, heb je de hulp van andere woorden nodig. Het lidwoord en het bijvoeglijk naamwoord vertelt je in het Twents of een woord mannelijk of vrouwelijk is: de grote bloom (vrouwelijk) tegenover ’n groten boom (mannelijk).
In oostelijk Salland maken de lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden ook nog verschil in vrouwelijk en mannelijk (of maakten, want het is daar net als in Twente in hoog tempo aan het verdwijnen), in het westen van Overijssel bestaat
het verschil alleen nog in de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden. Naar vrouwen en meisjes verwijs je met zie, zi-j, ze en (h)eur, naar mannen en jongens met (h)i-j, hee, (h)um en zien. Net als in het Nederlands dus, waar we zij, ze en haar voor vrouwelijke personen gebruiken, en hij, hem en zijn voor mannelijke. Die persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden zijn het laatste bastion van het man-vrouwonderscheid dat ooit in veel meer woordsoorten aanwezig was. En ook dat laatste bastion leek te wankelen. Begin jaren tachtig hoorde ik een toen 76-jarige vrouw in Vollenhove over haar grootmoeder spreken als moe zien moe, letterlijk ‘moeder zijn moeder’. Het bezittelijk voornaamwoord zien kon door haar zowel voor vrouwen als voor mannen aangeduid worden; met recht een genderneutraal woord dus. Er wordt vaak gedacht dat genderneutraliteit een zeer recent bedenksel is van de (rand)stedelijke elite, maar hier zien we dat een bejaarde dialectspreekster dat veertig jaar geleden al in haar taalgebruik toepaste.
Het kwam overigens al eerder voor. Het Meertens Instituut heeft de gedigitaliseerde vragenlijsten op zijn site gepubliceerd, en op de vragenlijst die in 1934 werd rondgestuurd, is aan de invullers gevraagd het zinnetje Zij kwam uit de kerk te vertalen. Uit honderden plaatsen in Nederland en Vlaanderen kwam de ingevulde lijst retour, en in 18 plaatsen was het persoonlijk voornaamwoord vertaald met een woord dat je ook voor mannen zou kunnen gebruiken: (h)i-j, (h)ie, ij, hee. Van die 18 plaatsen liggen er 15 in Overijssel.
In de jaren tachtig hebben dialectologen het dialect opgenomen in 622 plaatsen in Nederland en (Frans-)Vlaanderen. Er is dan nog één plaats waar met dezelfde voornaamwoorden (persoonlijk hee en bezittelijk sin) naar mannen én vrouwen kan worden verwezen. Die plaats is Rijssen. Waarschijnlijk zijn er nog wel een paar dialecten, maar daar hebben we geen bewijs van.
Schuilenburg in 1672
Oorlogshandelingen vanwege een kruising van weg en water
De inval van de bisschop van Münster in juni 1672 kwam niet als een volslagen verrassing voor Overijssel. Vanaf eind maart 1672 was de Republiek in oorlog met Engeland. De oorlogsverklaring van Frankrijk volgde twee weken later. Eind mei hadden de bisschoppen van Keulen en Münster zich door de Franse koning Lodewijk XIV laten overhalen om mee te doen. Beide bisschoppen dienden de Republiek vanuit het oosten aan te vallen. Begin juni 1672 viel bisschop Christoph Bernhard von Galen, beter bekend als Bommen Berend, bij Overdinkel Overijssel binnen.
Ongeveer vijftig kilometer westelijker lag bij de havezate de Schuilenburg een brug in de Twentseweg over de Regge.
In tijden van oorlog was het in bezit hebben van de schutstal van belang, omdat de bezitter daarmee zowel de land- als waterweg controleerde. Een risico vormde de schutstal als plek waar ook de vijand snel zou kunnen oversteken. Net als andere inwoners van Overijssel probeerde het kerspel Hellendoorn de optrekkende troepen van
de bisschop tegen te houden, of op z´n minst te vertragen. Op doorgaande routes werden slagbomen geplaatst. Hout was een kostbaar product en dus moesten de hiertoe benodigde bomen ´geschonken´ worden door de plaatselijke edelen, of rijke burgers. In een latere fase werden ze gedeclareerd bij Staten van de provincie. Bruggen werden onklaar gemaakt. Zo ook de schutstal en molenbrug over de Regge bij de Schuilenburg.
Daags na de inval van Bommen Berend vernielde de Staatse korporaal Dannen-
berg met behulp van een aantal soldaten de molenbrug en de schutstal. Ze gooiden de ketenen, stijlen, balken, planken en verdere losse onderdelen in de Regge. Waarschijnlijk was dat een kapitale onderschatting van de vijand. Deze was inmiddels de Schuilenburg genaderd. Zo´n vijf of zes regimenten van de bisschop (ca. 3.000 manschappen) hadden hun kampementen met tenten en hutten in de directe omgeving opgeslagen. In een wraakactie werden omliggende woningen door de Münstersen geplunderd. Ze braken de
watermolen af en met die planken werd een overgang over de Regge zo goed en kwaad als het ging hersteld.
De havezate Schuilenburg was geen kasteel met tuinen, parken en andere sieraanleg waarmee in de zeventiende eeuw de adel zich probeerde te onderscheiden. Deze elementen waren kostbaar en tegelijk zeer kwetsbaar. Aangezien Schuilenburg vanwege de strategische ligging telkens door een leger bezet werd en in de strijd gehavend raakte, loonde een dergelijke aanleg niet. Dat hield tevens in dat bij oorlogsdreiging de bewoner de plek
snel kon uitruimen en daarbij de belangrijkste en meest waardevolle spullen meenemen. Dat op de Schuilenburg niet veel van waarde aanwezig was, bewijst de schadeclaim die de ‘bewaarder’ van de Schuilenburg indiende. Diverse houten meubels werden tot brandhout kapot geslagen en een ijzeren pot gestolen.
Alleen de meest praktische spullen om te overleven waren nog aanwezig.
Wennemar van Raesfelt
De heer van Schuilenburg, Wennemar van Raesfelt, vluchtte in 1672 zoals zovelen naar Holland. Zich veilig wanend achter de
waterlinie huurde hij in Amsterdam een woning. Voor de mensen in die tijd vormde het gewest Holland het buitenland. Robert van Ittersum tot Nijenhuis diende in het Staatse leger. Hij schreef twee dagen na de inval vanuit een kampement in Amersfoort bezorgd aan zijn zwangere vrouw Joachima van Rechteren dat ze de situatie nauwlettend in de gaten moest houden. Haar kamenierster diende alvast spullen in gereedheid brengen voor een mogelijk overhaaste vlucht naar ´Hollant´. Alleen de meest waardevolle spullen en de kist met geld konden daarbij meegenomen worden. De schoonzus van
Wennemar van huis de Eeze bij Steenwijk voegde zich kort daarop bij hem met twee kleine kinderen. Ze zal zich zorgen hebben gemaakt over de brieven die zij en haar echtgenoot van hun rentmeester op hun kasteel Heideck bij Rijnberk kregen. Het lag op de route die Lodewijk XIV met zijn troepen volgde. De rentmeester had alles van waarde uit het kasteel gehaald en verborgen. Desalniettemin liet Lodewijk zijn oog op dit onderkomen vallen om er enige tijd te verblijven. Op dat moment werd de Schuilenburg al bezet door Staatse troepen die de plek in een mum van tijd ombouwden tot een goed verdedigbare plek. Er werd waarschijnlijk een laag aarde tegen de muren opgeworpen, zodat kanonskogels geen al te grote schade konden aanrichten.
Represaillemaatregelen
Ondertussen was de angst onder de bevolking groot. Wie enigszins kon, vluchtte naar hopelijk veiliger oorden. De weduwe van het erf Kamphuis in Daarle was naar
Zwolle vertrokken en had onder meer een kist met haar beste goed meegenomen. Zwolle bleek uiteindelijk niet ver genoeg weg te zijn en werd ook door Münsterse en Keulse troepen bezet. Tijdens de terugtrekking van de bisschoppelijke troepen werd de kledingkist van de weduwe Kamphuis alsnog grotendeels leeggeroofd. Uit de schadeopgave blijkt haar welstand. Meerdere kledingstukken van lakense stof en zijde bleken verdwenen te zijn. Het grootste deel van de bevolking kon echter nergens naartoe en kreeg daardoor te maken met represaillemaatregelen van de bezetter.
Op vrij eenvoudige wijze hadden de Münstersen de strategische plek van de Schuilenburg in bezit gekregen. Van hieruit controleerden zij de omgeving. Aanvoer voor de troepen kon via de rivier de Regge plaatsvinden. Troepenverplaatsingen konden tevens via de Twentse weg plaatsvinden. Plaatselijk en regionaal verkeer kon bij de brug ook gecontroleerd worden. Voor de voedselvoorziening van het bezettingsleger werd een brandschatting geïnd. Het kerspel Hellendoorn werd afgeperst voor een maandelijks bedrag van ca. 1.500 guldens. Dit bedrag diende betaald te worden aan de regiments-
Schuilenburg met watermolen aan de rivier de Regge in 1639. Fragment van manuscriptkaart door Harmen van Delden. Collectie Overijssel.
commandant op de Schuilenburg, of aan de ontvanger die zijn hoofdkwartier in Zwolle had. In dat laatste geval maakte het kerspel nog extra kosten. Het was immers niet veilig met een dergelijk groot bedrag de ruim dertig kilometer naar Zwolle af te leggen. Daartoe huurde het kerspel voor drie guldens per dag een trompetter in om de gelddragers te begeleiden. Deze trompetter zal ongetwijfeld goed bewapend zijn geweest.
Gewelddadige aftocht
Op 22 april 1674 werd de vrede gesloten en dienden de troepen van de bisschop zich terug te trekken. Het was de bedoeling niet zonder slag of stoot de aftocht te blazen. Overste Granvilliers stuurde extra troepen naar Hellendoorn, waarschijnlijk om een goede aftocht te kunnen waar-
borgen. Zes mannen werden als gijzelaars meegenomen, samen met drie paarden. Bijna een maand later, bij de definitieve aftocht, werden ze net voor Deventer weer vrij gelaten. Tevens was het door het kerspel een komen en een gaan van doortrekkende troepen. Niet alleen Münsterse troepen, maar ook Staatse regimenten. Nog meer gijzelaars werden meegenomen in mei 1674, omdat Hellendoorn niet het juiste, gevraagde bier geleverd had. Er werd geen rekening gehouden met het feit dat er op dat moment in het hele kerspel helemaal niet meer gebrouwen kon worden. De bevolking kon dus simpelweg niet leveren.
Opnieuw moest de plaatselijke bevolking eronder lijden. Uit de opsomming van de persoonlijk geleden schade per huishouden blijkt dat kleding, huisraad, gereed-
schap, graan en vee geroofd werden. Kortom, voor die tijd zo goed als alle bezittingen. De telling van de schade werd per buurschap opgenomen. Zo wordt duidelijk dat hoe verder een buurschap van de Schuilenburg af lag, des te minder werd de schade. Tevens valt op dat alleen in de dichtbij gelegen buurschappen de plaatselijke bevolking beroofd werd van hun beddengoed en kussens. De soldaten hadden hun kampementen zo gerieflijk mogelijk ingericht.
Blijft de vraag waarom Overijssel en de Achterhoek vier maanden langer dan de rest van de Republiek onder de vreemde onderdrukking bleef. Willem III had zijn aandacht op de zuidelijker Spaanse Nederlanden gericht. Den Tex is de mening toegedaan dat Overijssel en Achterhoek door
hem waarschijnlijk werden beschouwd als lafhartige bijna-verraders. De niet gevluchte edelen van Overijssel hadden volgens die redenering te gemakkelijk de overgave ondertekend. Zo kreeg Overijssel alsnog de rekening gepresenteerd voor de snelle capitulatie van 1672. Hoe het ook zij: Wennemar van Raesfelt kreeg uiteindelijk een vergoeding voor de vernielde bruggen bij de Schuilenburg. Daarnaast kreeg hij voor vier jaren het recht op de helft van de tolgelden voor iedereen die de brug passeerde. Lang kon hij er niet van genieten, hij overleed reeds in 1677.
Jongen van Kotte Henny Everts
Jongen van Kotte is een spraakmakende uitgave die het verhaal vertelt van de open neergang van de katholieke Twentsche Courant en de opkomst van de regionale omroep voor Overijssel. Onderdelen van het bijzondere levensverhaal van Tukker Henny Everts, de Jongen van Kotte, die nabij de machinefabriek Stork sportief opgroeit in Tuindorp ’t Lansink en ’t Kotte in metaalstad Hengelo. Het boek is naast een verslag van bewogen jonge jaren een weergave van sociaaleconomische omwentelingen in Twente en turbulente regionale en landelijke ontwikkelingen bij de radio- en televisieomroepen. Het is een verrassende route van Twente en Nederland naar een digitale samenleving. Gezien door de jonge en volwassen ogen van de Jongen van Kotte, die het tot zijn eigen verbazing schopt van voetballer tot journalist bij de Twentsche Courant en directeur-hoofdredacteur van RTV Oost.
Uitgever: Koninklijke van Gorcum ISBN: 9789 0232 5946 6 | 484 pag. | € 24,95
Het gebeurde in Rijssen
Wim Vlogtman
Een evenwichtige beschouwing over Rijssenaren die in de Tweede Wereldoorlog keuzes maakten die achteraf verkeerd bleken te zijn. Vlogtman verplaatst zich in de beweegredenen van stadgenoten van toen in de ingewikkelde omstandigheden van hun tijd.
Erfgoed in Overijssel – Havezaten en landgoederen
Claudia Hijman
Overijssel is rijk aan havezaten, versterkte huizen met een bijbehorend landgoed. In haar hoogtijdagen had de provincie er meer dan honderd. Elke belangrijke stad of gemeente had wel zijn eigen havezate, bewoond door adellijke families. Al deze huizen en kastelen worden omringd door meerdere hectaren aan tuin en landschap. Een echte aanrader dus voor de natuur én geschiedenisliefhebber. Met alle activiteiten, bezienswaardigheden en wandelmogelijkheden kan men dagen zoet zijn. Enkele eeuwen geleden waren er overal in Overijssel havezaten te bewonderen. Deze havezaten stonden verspreid over de gehele provincie, van oost naar west en van noord naar zuid. Tegenwoordig zijn er echter veel verdwenen of verwoest. Van de oorspronkelijke 134 zijn er tegenwoordig nog maar circa 40 over. Deze havezaten hebben stuk voor stuk een bijzondere geschiedenis.
Uitgever: Matrijs Utrecht
ISBN: 9789 4614 8104 7 | 64 pag. | € 12,95
Over de grens
Jan Brauer
dit Exil-verzet tot op Nederlandse bodem. Bovendien infiltreerde het Derde Rijk steeds dieper Nederland in, om de bijna honderdduizend Duitse Volksgenossen, die hier vaak al jaren woonden en werkten, te disciplineren en te mobiliseren voor de nationaalsocialistische revolutie. Ook kwamen er vanaf 1935 sluwe cultuur-politieke programma’s over de grens om de ‘stamverwante’ Nederlanders te bewerken, gericht op uiteindelijke inlijving in het Derde Rijk en het uitvlakken van die Nederlands-Duitse grens. Hoe reageerde Den Haag op dit grensoverschrijdende politiek activisme in de periferie, werden deze Gestapo-agenten en NSDAP-propagandisten opgepakt?
Uitgever: Uitgeverij Verloren ISBN: 9789 0870 4977 5 | 336 pag. | € 35,00
In het hart van het Overijssels landschap – een erfenis van de textielindustrie
Daarnaast schildert de schrijver kleurig drieluik van de kleine Rijssense rooms-katholieke gemeenschap in de overwegend protestants-christelijke Reggestad.
Uitgever: Rijssens museum
ISBN: 9789 0829 3954 5 | pag. | € 19,95
Meteen na de machtsovername van de nationaalsocialisten in Berlijn, begin 1933, kwam een Duitse vluchtelingenstroom naar Nederland op gang. Ook nazi-propaganda drong de grens over en dat zorgde voor grove grensschendingen, ontvoeringen en schietpartijen. Douaniers en politie in de Nederlandse grensplaatsen waren druk met het handhaven van de rust en orde. Zo werd de Nederlandse grensstreek het werkterrein van het verzet van honderden Duitse emigranten tegen het nazi-bewind; de Gestapo achtervolgde
Luc Jehee & Mark van Veen Hoe textielfabrikanten de Overijsselse natuur beschermden is een lang bewaard gebleven geheim. De Twentse textielfabrikant Gerrit Jan van Heek jr. zag negentig jaar geleden al het belang van natuurbescherming en gaf de aanzet tot de oprichting van wat nu de provinciale natuurbeschermingsorganisatie Landschap Overijssel is. Tegelijk riep hij andere fabrikanten op om het karakteristieke landschap te behouden en zorgvuldig om te gaan met cultuurhistorische waarden. In mei 1941, midden in de Tweede Wereldoorlog, lag er een masterplan en samen gaven de textielfabrikanten geld om dit te realiseren. Enige drang van Van Heek was daarbij wel nodig. Ze zochten naar gebieden die voor ontginningen het minst interessant waren, om zo de boeren
Overijssel
te sparen. Zo groeide de industrie uit tot de grootste financier van het Overijssels Landschap. Je kunt dan ook stellen dat de industrie, en Van Heek in het bijzonder, een belangrijk deel van de Overijsselse natuur heeft weten te behouden. Landschap Overijssel beheert nu negen gebieden die met de status Natura 2000 behoren tot de Europese topnatuur. Textielfabrikant werd grondlegger van topnatuur.
Uitgever: Uitgeverij Noordbroek
ISBN: 9789 0561 5952 8 | 232 pag. | € 29,90
Aktie! - Vijf decennia activisme in Twente
Marco Krijnsen
In 1970 begint Johan de Jongh als studentenpastor aan de Technische Hogeschool Twente. Een jaar later verhuist de katholieke boerenzoon Jean Rouwet uit Limburg naar Hengelo om de arbeidersklasse en de studenten te mobiliseren. De ‘rode missionaris’ en de opstandige dominee worden fulltime activist. Ze staan symbool voor de ongekende opleving van politiek en maatschappelijk activisme in Twente. De aanwezigheid van UCN Almelo, vliegveld Twenthe, asbestproducent Eternit, wapenfabrikant Hollands Signaal en de chloorfabriek van AKZO roept veel verzet op. Maar er worden veel meer acties beschreven. Ook op bestuurlijk gebied, want door de vele acties wordt een streep door Twentestad gezet. Dit boek onderzoekt het ontstaan en verloop van de belangrijkste acties in vijf roerige decennia.
De koning van zeven dagen Paul Schilperoord
Dit boek vertelt voor het eerst het ware verhaal achter het vermeende genie Johannes Wardenier aka de Sfinx van Wolvega. De auteur, onderzoeksjournalist Paul Schilperoord, verrichtte jarenlang research in deels moeilijk toegankelijke archieven, van Friesland tot Brabant, evenals over de grens. Het resultaat van deze zoektocht leest als een avonturenroman, nochtans is alles waar gebeurd.
Johannes Wardenier werd op 1 november 1934 wereldnieuws. Zijn uitvinding van een brandstofloze motor zou voor goed een eind maken aan de almachtige positie van de Seven Sisters, partijen als BP, Esso en Shell, die juist steeds meer grip kregen op de oliemarkt. Grootse plannen werden onthuld voor fabrieken in Wolvega en Amsterdam. Zeven dagen lang was Wardenier onaantastbaar, daarna werd hij afgevoerd naar een zenuwinrichting. Is Wardenier door het grootkapitaal kaltge-
PODCASTS
De vrienden van Oud Genemuiden
steld? Feit is: zijn revolutionaire uitvinding kwam nimmer tot wasdom. De jong overleden Wardenier bleef daarmee voor altijd een mysterie. Bestonden de motor en de investeerders alleen in zijn fantasie? Waarom repatrieerde Philips Wardenier in 1944 uit een Duits tuchthuis?
Tot op de dag van vandaag roept de naam Johannes Wardenier emotionele reacties op. Er zijn believers die in hem een briljante, miskende uitvinder zien die de oplossing voor een duurzame energievoorziening in handen had. Liggen het prototype van zijn motor, de ontwerptekeningen en het patent in de kluis op het hoofdkantoor van Philips te Eindhoven? Is Wardenier afgekocht, gesaboteerd of mogelijk zelfs vermoord door de oliebaronnen? Na de dood van Johannes Wardenier heeft zijn levensverhaal mythische proporties aangenomen.
Uitgever: Van Praag ISBN: 9789049026219 | 340 pag. | € 24,50
Klooster in oorlogstijd.
Uitgever: Rogeko Hengelo
Podcastserie van “De vrienden van Oud Genemuiden” waarin in acht afleveringen de geschiedenis van Genemuiden in vogelvlucht wordt verteld.
Dominicanenklooster Zwolle Een podcast waarin acht figuren uit de oorlogsverslagen van het Dominicanenklooster in Zwolle het verhaal van het klooster in de Tweede Wereldoorlog vertellen.
ISBN: 9789 4643 7675 3 | 160 pag. | € 24,95
Https://open.spotify.com/episode/45FWV8Etvzz76qQ7xt0vqW
https://open.spotify.com/show/5vsCaws7BKbThIowvdqQcx?si=8dc27714f79345c1