DECEMBER 2021 – 19
COLUMN
Voor een nieuwe entente cordiale
I
n november 2010 sloten Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk de zogenaamde Lancaster House-verdragen. Destijds beoogden beide landen hun bestaande defensiesamenwerking te intensiveren, op zowel operationeel, materieel, industrieel als nucleair gebied. Het tienjarig bestaan, vorig jaar, van deze twee verdragen lieten Londen en Parijs vrijwel onopgemerkt voorbijgaan. Dat laatste is ook geen wonder, nu Frankrijk en het VK zichzelf op sterk divergerende geopolitieke sporen hebben gezet – daargelaten voortgaande, discrete nucleaire en operationele samenwerking. Enerzijds kiest het VK met Brexit en Global Britain letterlijk voor het ruime sop, daarbij afstand nemend van Europees-continentale bindingen en aansluiting zoekend bij een gekoesterde special relationship met de VS en, breder, de vertrouwde Anglosphere. Zo toonde het Britse rijk zich geenszins schuldbewust over de overrompelende afsluiting, ten koste van een order voor Franse onderzeeboten, van het Australisch-Brits-Amerikaans defensiepact AUKUS in september jongstleden. Anderzijds zet Frankrijk systematisch in op een EU-geleide, verzelfstandigde Europese veiligheidsrol. Tel daarbij op escalerend bilateraal gekibbel over andere kwesties (illegale migratie, visserij…), en duidelijk wordt dat Britten en Fransen momenteel niet bepaald aan entente cordiale doen. Dat laatste zou moeten bevreemden, nu de Europeanen, in reactie op de onverbiddelijke verschuiving van de Amerikaanse strategische prioriteiten naar Azië, vertwijfeld op zoek zijn naar additionele ankerpunten voor hun veiligheid. Die zoektocht laat vooralsnog diepe onderlinge verdeeldheid zien. Waar Frankrijk de EU naar voren schuift als hét platform dat een onduidelijk afgebakende ‘Europese strategische autonomie’ moet waarmaken, staan vooral de Centraal- en Oost-Europese EU-lidstaten huiverig tegenover ontkoppelende initiatieven die de Amerikaanse veiligheidsgarantie voor Europa zouden kunnen ondermijnen. Veel EU-lidstaten, waaronder tegenwoordig ook Nederland, houden het vooralsnog op een soort tussenweg: gezamenlijke projecten ter versterking van Europese militaire capaciteiten mét behoud van, en in samenwerking met (defensieplanning), de NAVO. Overigens, tot dusver voegen de meeste van deze bureaucratische projecten nauwelijks netto gevechtskracht toe. De EU-krijgsmachten blijven kampen met een ernstig gebrek aan middelen; bedroevende militaire paraatheid; en afwezigheid van een gemeenschappelijk strategisch perspectief en cultuur. Om werkelijk uit deze misère te geraken, moeten allereerst de Europese nationale defensieinspanningen drastisch worden opgevoerd. Denk daarbij, voor Nederland, aan heroprichting van de
zware tankeskadrons en van de marineluchtvaartdienst. Echter, het draagvlak voor een dergelijke nationale militaire wederopbouw ontbreekt volstrekt. Zo blijven de Europeanen nog jaren verwijderd, in het midden- en hogere segment van het geweldsspectrum, van het vermogen tot ‘autonoom’ militair optreden – een optreden zonder Amerikaanse ondersteuning. Mede teneinde verdere afkalving van Europa’s krijgsmachten te voorkomen, lanceerde Duitsland het framework nation-concept. Daarbij leveren de grotere Europese landen met hun divisies de militaire ruggengraat waarin kleinere landen zich met hun eenheden inpassen. Aldus ontstaan grotere multinationale formaties die een herkenbaar, Europees militair optreden moeten neerzetten. Maar hoe crisis-inzetbaar zijn deze op onderlinge afhankelijkheidsrelaties berustende formaties, gelet op de nog altijd geldende nationale zeggenschap over de samenstellende contingenten? Kortom, naarmate de VS losser komen te staan ten opzichte van Europa en zolang de EU haar fundamentele ongeschiktheid voor een harde veiligheidsrol blijft etaleren, zullen de Europeanen in een verruwend internationaal klimaat (Wit-Rusland, de Westelijke Balkan) steeds meer hun knopen moeten gaan tellen. Zodoende zouden Britten en Fransen weleens tot de ontdekking kunnen komen dat zij met hun huidige strategische fixaties nogal geïsoleerd komen te staan. Het VK zal, special relationship ten spijt, zijn liefde voor de VS lang niet altijd gereciproceerd zien worden. En waarschijnlijk zal Frankrijk te weinig EUlidstaten achter zijn politiek-militaire ambities voor de EU krijgen. Dan zal het Britten en Fransen hopelijk dagen dat de huidige onderliggende geopolitieke trends hen feitelijk naar elkaar toe drijven. Reden dus voor Parijs en Londen om samen meer verantwoordelijkheid te nemen voor de Europese veiligheid – onder meer door Lancaster House nieuw leven in te blazen. Frankrijk en het VK brengen substantiële, wereldwijd opererende strijdkrachten in het veld; beschikken over nucleaire wapens; zijn permanente leden van de VN-Veiligheidsraad; en zetten routinematig diplomatieke en militaire slagkracht in. Als enige werkelijk serieuze Europese militaire mogendheden, zijn Frankrijk en het VK het best geplaatst om samen Europese hard power te genereren. Hoofdtaak voor zo’n Brits-Frans legerkorps: de collectieve verdediging van Europa’s oostgrens te versterken. Van hun kant zullen de VS in beginsel elke Brits-Franse toenadering verwelkomen die de totstandkoming van een volwaardige, aan de NAVO complementaire en de VS ontlastende Europese militaire rol kan opleveren. MARC BENTINCK
Marc Bentinck is oud-diplomaat. Tussen 1983 en 2010 diende hij in de multilaterale veiligheidsdiplomatie, op welk terrein hij tegenwoordig gastcolleges en -seminars geeft, in combinatie met internationale onderzoeksopdrachten.