MB | Musea Brugge Magazine 2021 - nr. 1

Page 1

MUSEA BRUGGE MAGAZINE

BRUSK, kloppend hart van een nieuwe museumsite Spiritualiteit in de kunst in het Groeningemuseum Delphine Lecompte, museumdichter 2021

Driemaandelijks Tijdschrift – Jaargang 41 – Maart 2021



3 BRUSK

17

Geschiedenis Sint-Jansplein

28 Delphine Lecompte museumdichter

8

Sanam Khatibi

20

Vernieuwing Onze-Lieve-Vrouw

ter Potterie afgewerkt

2 Voorwoord

13

Pieter Chanterie

Cover: Design by Robbrecht en Daem architecten & Olivier Salens architecten, Image by MakeMe Links: Sanam Khatibi, I will bring you such glory, 2020, olieverf op paneel, SKha157, privécollectie, Antwerpen, courtesy of the artist & rodolphe janssen, foto: HV-Studio, Brussel

24

Spiritualiteit in de kunst

31 Kalender


Voorwoord

Beste vrienden, geachte lezers, Musea Brugge kan met trots terugblikken op een rijke geschiedenis van spraakmakende tentoonstellingen die de voorbije decennia in diverse museumlocaties werden georganiseerd. Sommigen onder jullie herinneren zich misschien nog de grote retrospectieve over Hans Memling, die in 1994 naar aanleiding van de 500e verjaardag van het overlijden van deze kunstenaar in het Groeningemuseum werd georganiseerd. Die tentoonstelling kende een bijzonder groot en een tot dan toe in België nooit gezien publiek succes. Tegelijk werden daardoor ook heel wat zwaktepunten op het vlak van de museale infrastructuur duidelijk. Het Groeningemuseum werd voor deze blockbuster nagenoeg volledig ontruimd. Dat was ook zo vier jaar later toen in het SintJanshospitaal de expositie Brugge en de Renaissance werd georganiseerd. Ook daar moest bijna de volledige permanente collectie uit het museum tijdelijk plaats ruimen. Tijdens Brugge Culturele Hoofdstad van Europa in 2002 was het opnieuw de beurt aan het Groeningemuseum voor Jan van Eyck, de Vlaamse primitieven en de mediterrane wereld. Ook in de daaropvolgende jaren presenteerde Musea Brugge regelmatig met grote trots sterke tentoonstellingen, die weliswaar telkens ten koste gingen van de presentatie van de vaste collectie. Al die jaren zijn de directies en de medewerkers van Musea Brugge blijven ijveren voor een volwaardige, eigen tentoonstellingshal. Ook voor het bestuur van de Stad Brugge stond de realisatie van een nieuwe tentoonstellingshal als een topprioriteit genoteerd. Tentoonstellingen – dat blijkt nu ook uit de ervaringen tijdens de pandemie – zijn essentieel voor onze musea, omdat ze extra aandacht en bezoekers genereren. Zelfs met de noodzakelijke beperking van het aantal bezoekers per locatie doen de nieuwe tentoonstellingen in het kader van Mind the Artist het bijzonder goed. De lancering van de naam BRUSK en de bekendmaking van de keuze van het architectenteam op 25 januari 2021 vormden een belangrijke mijlpaal in de lancering van de plannen voor een 2

nieuwe Brugse museum- en kunstsite. Dit was mogelijk na lang en intensief werken achter de schermen. Het Stadsbestuur van Brugge, Musea Brugge én meerdere Brugse Stadsdiensten – zoals de hoofdcoördinator van de Stad en de dienst Facilitair Beheer – hebben hiervoor de handen in elkaar geslagen. Een uitgebreid haalbaarheidsonderzoek, een studie van experten i.f.v. de keuze voor de juiste projectsite, een uitgebreide behoefteanalyse om een lijvig bestek te kunnen opmaken, een Design & build-procedure waarvoor meerdere internationale consortia zich kandidaat hebben gesteld, doorgedreven selectie- en onderhandelingsrondes… dit is een greep uit de vele stappen die tot nu toe zijn gezet. De persconferentie die coronaveilig in het Brugse stadhuis en gedeeltelijk digitaal plaatsvond in aanwezigheid van de Vlaamse minister-president was een overweldigend succes. Het verhaal van BRUSK en het ontwerp werden enthousiast opgepikt, niet alleen in Vlaanderen of België, maar ook internationaal. Dit is niet alleen een mooi perspectief voor Musea Brugge, maar ook en vooral voor de vele cultuurliefhebbers tot ver buiten Brugge en België. De beoordelingscommissie koos voor het ontwerp van Robbrecht en Daem architecten en Salens architecten, in combinatie met ontwikkelaar en aannemer CIT Blaton. In een uitgebreid interview in dit nummer nemen directeur Jonathan Nowakowski en projectcoördinator Aleid Hemeryck jullie een eerste keer mee doorheen alle troeven en finesses van BRUSK. Verder leest u straks meer over de laatste fase van de herinrichting van het museale gedeelte van O.L.V. ter Potterie en lichten de collega’s van Raakvlak de archeologische vondsten op het Sint-Jansplein toe. U komt ook meer te weten over de actuele projecten in het kader van Mind the Artist. Veel leesplezier! Till-Holger Borchert, Jonathan Nowakowksi, Directie Musea Brugge


BRUSK KLOPPEND HART VAN EEN NIEUWE MUSEUMSITE Op de site Garenmarkt, net naast het Groeningemuseum, rijst binnen enkele jaren een nieuw tentoonstellings- en collectiegebouw op voor Musea Brugge. BRUSK wordt de naam. Een krachtig statement dat het internationale imago van Musea Brugge zal bevestigen. BRUSK omvat twee grote tentoonstellingszalen, ruimtes voor het bewaren en restaureren van onze meest kwetsbare collectiestukken en wordt omringd door een museumtuin. Het ontwerp is van de hand van Robbrecht en Daem architecten en Olivier Salens architecten, in samenwerking met ontwikkelaar CIT Blaton Real Estate Development. Museumdirecteur Jonathan Nowakowski en projectcoördinator voor Musea Brugge Aleid Hemeryck geven enthousiast toelichting. —

Sigrid Devisch

MB: Hoe belangrijk is het hele project voor Musea Brugge? Jonathan Nowakowski: ‘Musea Brugge is en blijft een internationale sterk­houder. Met 13 museumlocaties, 74.000 objecten – waaronder 61 topstukken – en een iconische collectie met zeer waardevolle Vlaamse primitieven zijn we een niet te onderschatten speler op internationaal museaal vlak. Onze locaties tellen – in niet-coronatijden – jaarlijks bijna een miljoen bezoekers, waarvan 80% uit het buitenland. Ondanks die mooie cijfers,

3


27,25 miljoen euro van de Vlaamse regering, de grootste projectsubsidie ooit voor onze stad. Ook de Vlaamse regering heeft dit project dus als een belangrijke hefboom voor het cultuurbeleid in Vlaanderen naar voren geschoven.’

beschikken we vandaag niet over de nodige infrastructuur voor internationale exposities. Telkens moet een deel van de permanente collectie in de depots ondergebracht worden. Dankzij de nieuwe tentoonstellingshal zullen de werken van de Vlaamse primitieven bijvoorbeeld steeds zichtbaar kunnen blijven. Bovendien kunnen in BRUSK ook internationaal rondreizende tentoonstellingen plaatsvinden, van zowel klassieke als hedendaagse werken. Vergeet daarnaast ook niet het belang voor onze werking achter de schermen. Met een gloednieuw depot voor prenten en schilderijen én het Musea Brugge Centre for Collection Research kunnen we nog beter zorg dragen voor onze collectie en mikken we op een betere ontsluiting ervan voor het publiek.’

Dit wordt onze nieuwe troef? Aleid Hemeryck: ‘Deze nieuwe expohal zal onze werking heel wat nieuwe kansen geven. BRUSK geeft impulsen aan de manier waarop we met ons publiek zullen 4

werken en hoe we onze collectie zullen bewaren en ontsluiten. Het gaat niet alleen om de organisatie van tentoonstellingen, maar ook over een brede publiekswerking, het beheer van de collectie en ons wetenschappelijke werk. Bovendien zal BRUSK een enorme uitstraling geven aan het Brugse museumkwartier, en dus ook aan het Sint-Janshospitaal, het Groeninge- en Gruuthusemuseum. Het Brugse museumkwartier zal zo een uiterst sterk merk worden, met topmusea en een unieke tentoonstellingshal op amper 500 meter van elkaar.’

BRUSK kadert ook binnen het Brugse cultuurbeleid? J. Nowakowski: ‘Brugge mag dan een rijke geschiedenis hebben en die als troef in de kijker zetten, de Stad investeert volop in een hedendaags cultuurbeleid en in kwalitatief toerisme. De bouw van een nieuwe tentoonstellingshal in het hart van de stad zal het vernieuwende karakter van onze stad extra onderstrepen. De Stad Brugge kreeg voor dit project een subsidie van

Waar staat de naam BRUSK voor? J. Nowakowski: ‘Met BRUSK wil Musea Brugge zich krachtdadig en vernieuwend op de kaart zetten, passend in het hedendaagse cultuurbeleid. BRUSK is een acroniem met veel mogelijkheden die we niet beperken en die telkens opnieuw zullen groeien en evolueren. Het staat voor Brugge + Stimulans + Kunst(en) of + Schone + Kunsten of + Stedelijke + Kunsthal of + Stedelijk + Kunstencentrum, enzovoort. BRUSK is meer dan een gebouw, het eist een plek op in de stad en in het museumlandschap. Het is de belichaming van een hedendaags museumbeleid waarbij collectie, bezoeker en stad veel meer met elkaar in dialoog kunnen gaan. Met BRUSK zal de stad inzetten op vernieuwende tentoonstellingen, zowel op het vlak van klassieke als van hedendaagse kunst.’ Hoe zal het gebouw er uitzien? J. Nowakowski: ‘Het gekozen ontwerp is zeer flexibel, zowel op architecturaal als op functioneel vlak. De heldere architectuur is tijdloos en houdt rekening met het stedelijke weefsel. Het gebouw manifesteert zich als een nieuw architecturaal baken, maar met zijn hellende dakvorm slaagt BRUSK er ook in om de historische sky­ line van Brugge te vrijwaren. Het gebouw kondigt zich niet vanuit de hoogte aan, zoals de primaire historische gebouwen dat gewoonlijk wel doen. Je ontdekt het al wandelend via een parcours van stegen, doorgangen en omsloten tuinen.’ BRUSK is museaal en architecturaal vernieuwend? A. Hemeryck: ‘BRUSK wordt geen klassiek museum waar je eerst een ticket koopt en dan pas de rest van het gebouw ontdekt. De tentoonstellingszalen worden één niveau opgetild en van elkaar gescheiden


BRUSK is een duurzaam gebouw? A. Hemeryck: ‘BRUSK wordt integraal bekleed met donkergroene elektriciteits­ opwekkende glasschaliën die het gebouw van duurzame energie voorzien. Zo wordt het gebouw meer dan tweemaal energiezuiniger dan de huidige BEN-norm. Het ‘grachten­groen’ van de glasplaten versterkt het omliggende groen van het nieuwe, aanpalende park. BRUSK is ook klaar voor circulaire economie met onder meer herbruikbare wand- en dakbekleding. Ik wil hierbij ook benadrukken dat het voor ons als museumteam heel aangenaam en verrijkend was en is om voor dit project samen te werken met veel collega’s, denken we maar aan de hoofdcoördinator, de diensten Facilitair Beheer, Ruimtelijke Ordening en ga zo maar verder. Dit is een echt stadsproject.’

door een publiek doorwaadbare passage, zodat een open en vrij toegankelijk gelijkvloers ontstaat. We kijken ook uit naar de vele mogelijkheden die het gebouw zal bieden voor onze werking, zoals ruime educatieve ruimtes en een auditorium. Niet voor niets kozen we ervoor om de educatieve ruimtes centraal te plaatsen in het gebouw. Vaak zit dat soort ruimtes weggestopt. Het gebouw zal een beleving bieden voor jong en oud en vooral samen met de site een plek vormen waar je lang zult kunnen vertoeven. De site, met BRUSK, andere museumgebouwen en de tuin zal op verschillende manieren toegankelijk zijn en zo een kloppend hart van cultureel Brugge vormen.’

Hoe moeten we ons de tentoonstellings­zalen zelf voorstellen? A. Hemeryck: ‘De zalen zijn erg groot en flexibel (40 × 40m en 20 × 40m). Ze werden ontworpen volgens het archetype van het kunstenaarsatelier. De architecten kozen voor twee heel grote ramen, gericht naar

het noordlicht, dat door kunstenaars ontzettend gewaardeerd wordt. Het gros van de musea dat vandaag gebouwd wordt, schuwt het natuurlijke licht. BRUSK doet dat niet en dat maakt dit project bijzonder.’

De zalen zijn niet alleen lichtrijk, ze blinken ook uit in hoogte? A. Hemeryck: ‘Musea zijn vandaag de plek bij uitstek om met kunst in contact te komen, maar dat is niet altijd zo geweest. Heel wat middeleeuwse werken werden destijds door kunstenaars bedacht om in hoge ruimtes getoond te worden, op maat van een kerk of kathedraal. BRUSK wil een moderne museale ruimte aanbieden die die historische nuance in zich draagt. De twee museale ruimtes van BRUSK krijgen daarom een unieke hoogte mee (17,40m). Ze dragen een zekere ‘kathedraliteit’ uit die voor Brugge in het algemeen en het Groeningemuseum in het bijzonder zeer interessant zijn. Een historische knipoog die tegelijk ook uitmuntende kansen biedt voor hedendaagse kunsttentoonstellingen.’

Hoe werd de keuze gemaakt voor dit ontwerp? J. Nowakowski: ‘De Stad werkte voor dit project met een zogenaamde ‘Design & build-formule’. Na een eerste selectieronde werden de vijf sterkste teams weerhouden om een ontwerp en offerte in te dienen. Die werden zeer grondig beoordeeld door een jury van experten, na een grondige, interne analyse. Het ontwerp van Robbrecht en Daem architecten en Salens architecten scoorde het best op de vooropgestelde criteria. Het ging daarbij om veel méér dan louter architectuur. Ook functionaliteit, flexibiliteit, duurzaamheid, energiezuinigheid en belevingswaarde waren criteria waaraan hoge eisen werden gesteld.’ Ook om en rond het nieuwe gebouw zal heel wat bewegen? J. Nowakowksi: ‘De Stad Brugge investeert de komende jaren in een indrukwekkend masterplan in de binnenstad. In totaliteit gaat het om een site van 20.000m² die in de toekomst attractief zal worden ingericht en publiek toegankelijk zal worden gemaakt. Met dit masterplan liggen nog heel wat uitdagingen op de plank voor Musea Brugge. Het project betreft immers onze vier kernambities: tonen, bewaren, onderzoeken en verwelkomen. De site 5


moet een plek worden waar bezoekers en Bruggelingen zich thuis voelen. Een cruciale schakel vormt de renovatie van het Groeningemuseum. We zijn bijzonder blij dat de Stad en Vlaanderen ons de kans geven om dit museum binnen enkele jaren grondig te renoveren en te vernieuwen.’

En, het masterplan biedt nog meer kansen voor Musea Brugge? A. Hemeryck: ‘Absoluut. Eén van de schoolgebouwen op de site blijft staan en zal na de renovatie de plek worden voor het ‘Musea Brugge Centre for Collection Research’. Dit nieuwe onderzoekscentrum wordt dé plek voor verdiepend wetenschappelijk onderzoek met de museumbibliotheek, ruimte voor onze medewerkers, stagiairs en onderzoekers en plaats om de waardevolle collectie prent- en tekenkunst te ontsluiten en te onderzoeken. Dit wordt een deel van BRUSK. De vele ruimtes zullen elkaar aanvullen: de tentoonstellingshal, de niet-publieke ruimtes voor collectiezorg en het collectieonderzoekscentrum. In de nieuwbouw zelf komt er depotruimte voor de meest kwetsbare collecties die Musea Brugge beheert, met name de schilderijen-, prenten- en tekeningencollectie. Er zal ruimte zijn voor conservatie en restauratie. Hoe verloopt de procedure nu verder? J. Nowakowski: ‘Nu de opdracht is gegund, wordt werk gemaakt van de omgevingsvergunningsaanvraag. De Stad doet dit in nauw overleg met alle betrokkenen en de omwonenden. Het Stadsbestuur hecht veel belang aan de betrokkenheid van de omwonenden en voorziet dan ook verschillende overlegmomenten. De gefaseerde werkzaamheden starten in principe in de loop van 2022. Daarnaast start voor Musea Brugge het echte werk om BRUSK ook inhoudelijk vorm te geven en de uitdagingen waar te maken. Het is een prachtige uitdaging voor onze organisatie waarvan we de Vrienden zeker verder op de hoogte houden!’ Meer info: www.museabrugge.be/BRUSK Alle beelden bij dit artikel: design by Robbrecht en Daem architecten & Olivier Salens architecten, Image by MakeMe

6



LEMON DRIZZLE SANAM KHATIBI IN HET GROENINGEM USEUM

Lemon drizzle heet de solotentoonstelling met schilderijen en een artistieke installatie van kunstenares Sanam Khatibi. Khatibi woont en werkt in Brussel. Haar oeuvre is divers. Haar kunst enigmatisch. De artieste maakt niet alleen schilderijen van groot en klein formaat. Zij creëert ook sculpturen, borduurwerk, wandtapijten. —

Sibylla Goegebuer

Haar megalomane schilderijen op doek herinneren aan de iconografie en composities van Jheronimus Bosch, Lukas Cranach, Jan Van Scorel, Frida Kahlo… In ieder kunstwerk van Sanam Khatibi ontluikt een literaire kracht. De figuren op de grote werken ademen de poëzie van Charles Baudelaire. Stillevens op paneel, van kleiner formaat, ontlenen hun intimiteit, zin voor detail en pittoreske kracht aan 17e-eeuwse, barokke stillevens. Er is een sluimerend gevoel dat de dichtkunst van Emily Dickinson (1830-1886) Sanam bij de realisatie van deze artistieke kleinoden niet onberoerd liet. Net zoals bij Dickinson, vinden zwaarmoedigheid en verfijnde humor elkaar vaak in één werk. In ieder

vanitastafereel brengt de kunstenares een rijkdom aan beeldmateriaal samen. ‘While I was fearing it, it came, But came with less of fear, Because that fearing it so long Had almost made it dear. There is a fitting a dismay, A fitting a despair. ‘T is harder knowing it is due, Than knowing it is here. The trying on the utmost, The morning it is new, Is terribler than wearing it A whole existence through.’ Emily Dickinson, The inevitable

Jan van Scorel, Landschap met Bathseba, ca. 1540-1545, olieverf op paneel, 100,4 × 203,9 cm, SK-A-670, Rijksmuseum Amsterdam

8

Gesammtkunstwerk Sanam Khatibi verwerkt aspecten van een ruime, artistieke erfenis die deel uitmaakt van het collectieve geheugen, in de beeldtaal, vormgeving en het coloriet van haar werken. Alle kunstwerken in de tentoonstelling vormen een ‘Gesammtkunstwerk’. Ze vertellen een gelaagd verhaal. Ze horen onlosmakelijk samen, inhoudelijk, scenografisch en naar kleurengebruik. De kunstenares hanteert in de schilderijen van Lemon Drizzle herhaaldelijk een (licht)groene en gele tonaliteit. Zij zocht deze kleuren ook in de voorwerpen die zij voor de installatie uitkoos. De kleuren verbinden. Ze worden in al hun facetten artistiek en emotioneel ontleed. Vanuit een bescheiden houding die haar siert, volstaat voor Sanam Khatibi één tentoonstellingsruimte om haar kunst- en leefwereld te onthullen. Ze brengt er twee grote schilderijen, een selectie stillevens en een handvol zorgvuldig gekozen curiosa uit haar persoonlijke verzameling en uit de collectie van Musea Brugge samen.


Sanam Khatibi, Atlantic, 2020, olieverf op paneel, 21 × 31 cm, SKha159, privécollectie, Brussel, courtesy of the artist and rodolphe janssen, foto: HV-studio, Brussel

Sanam Khatibi stelde tentoon in het Centraal Museum (Utrecht, Nederland), 16th Istanbul Biennial, curator Nicolas Bourriaud (Istanbul, Turkije), M HKA (Antwerpen, België), MAC, Musée d’Art Contemporain (Marseille, Frankrijk), CRAC Occitane (Sète, Frankrijk) (groepstentoonstellingen). Recent had de kunstenares een solotentoonstelling in onder andere BPS22 (Charleroi, België), Kunsthal (Gent, België), PPOW (New York, VSA). Sanam Khatibi wordt vertegenwoordigd door rodolphe janssen in Brussel en PPOW in New York.

Now that the evening is no longer silent (2018) en Lemon Drizzle (2021) oefenen, door hun giganteske formaat en overweldigende figuren, een bezwerende kracht uit. De schilderijen etaleren – als grotesken – ijle, bijna transparante, naakte vrouwenfiguren in een natuurlijk ogend, opulent decor. Ze baden sensueel in kleur en licht. Met een verfijnde zin voor detail, brengt Sanam Khatibi een ode aan de vrouw die de kracht van het natuur- en menselijke geweld omhelst, maar ook trotseert. Het lijken frêle muzen die het gedicht La Géante van Charles Baudelaire (1821-1867) rijkelijk illustreren. ‘J’eusse aimé voir son corps fleurir avec son âme Et grandir librement dans ses terribles jeux; Deviner si son coeur couve une sombre flamme Aux humides brouillards qui nagent dans ses yeux; Parcourir à loisir ses magnifiques formes; Ramper sur le versant de ses genoux énormes,

Et parfois en été, quand les soleils malsains, Lasse, la font s’étendre à travers la campagne, Dormir nonchalamment à l’ombre de ses seins, Comme un hameau paisible au pied d’un montagne.’ Charles Baudelaire, La Géante, uit : Les Fleurs du Mal XIX

De compositie van Now that the evening is no longer silent doet denken aan het Landschap met Bathseba uit ca. 1540-1545 van Jan van Scorel (Schoorl 1495 – Utrecht 1562). Net zoals Van Scorel, manipuleert Sanam voorzichtig en berekend het perspectief. Zij hanteert een laag gezichtspunt, plaatst de Venusfiguren breed uitgesponnen over het doek. Een van de vrouwen­ figuren vleit zich neer in een panoramisch landschap. Bomen- en struikenpartijen verdelen de compositie, verlenen diepte en creëren dynamiek. 9


Sanam Khatibi, Now that the evening is no longer silent, 2018, olieverf en potlood op doek, 160 × 200 cm, SKha049, privécollectie, Brussel, courtesy of the artist and rodolphe janssen, foto: HV-studio, Brussel



Sanam Khatibi, Please forgive me if I have been too blunt, 2020, olieverf op paneel, 16 × 21 cm, SKha150, verzameling Vanessa en Rodolphe Janssen, Brussel, courtesy of the artist and rodolphe janssen, foto: HV-studio, Brussel

De monumentale omvang van de twee grote werken en de grootschalige figuren op deze schilderijen, plaatsen de vergezellende stillevens met vaak minuscule objecten en wezens niet in de schaduw. De kleinere werken roepen een halt toe aan de vloeiende beweeglijkheid van mens en natuur op de werken van groot formaat. Minuscule voorwerpen genieten van het subtiele licht-donkerspel, worden in een niet nader te definiëren ruimte geponeerd. De minutieuze lijnvoering en intense kleursetting maken ze herkenbaar als stille getuigen van het geruisloze vanitas­toneel. Gelijkaardige kleine objecten maken ook deel uit van de grote schilderijen. In de stillevens spelen ze de rol van solisten. De voorwerpen op de stillevens brengen het verhaal van de grote werken in close-up. Ze zijn losgerukt uit hun natuurlijke omgeving. Het worden symbolen, emblemata. De taferelen werken verstillend. Ze bedwelmen. 12

Magie, mythologie en mystiek Lemon drizzle is meer dan een tentoonstelling. De expo in capsulevorm biedt een plaats om kunst te beleven. Khatibi, de kunstwerken en de bezoekers maken deel uit van een magische toneelperformance. Sanam is protagonist. Haar universum spreekt tot de verbeelding. Sanam kiest, in ieder kunstwerk, voor een complexe icono­ grafie. In de schilderijen en installaties brengt de kunstenares mens en dier, het onvermijdelijke sterven en dood, vergankelijkheid en leven, gevoelens van verweer en berusten, macht en onmacht, geweld en destructie, samen in een fantastische, mysterieuze wereld. Het lijken mythologische taferelen. Tegelijkertijd bewegen de levende wezens als figuren in mystieke tableaux vivants met apocalyptisch karakter. Zij ontlokken verwondering. Zij roepen om bewondering. De verhalen met menselijke rituelen voelen beangstigend echt aan. Kunstenares en kunst nodigen uit tot reflectie.

Literatuur S. Delobel, Sanam Khatibi ‘My Garden is Wilder than Yours’, Posture Editions, 2018. N. Demoen, Sanam Khatibi ‘Cyanide’, Posture Editions, 2020. M. Faries, ’Jan van Scorel, Landscape with Bathsheba, Utrecht, c. 1540 – c. 1545’, in: M. Ubl (Ed.), Early Netherlandish Paintings, 2010, Online Coll. Cat. Amsterdam: hdl.handle.net/10934/RM0001. COLLECT.5443, geraadpleegd op 28 januari 2021. P. Verstegen, Emily Dickinson. Verzamelde gedichten, Van Oorschot, 2018. C. Pichois, Baudelaire. Oeuvres Complètes, Lonrai, 2018.

Sanam Khatibi Lemon drizzle Groeningemuseum 30 april tot 3 oktober 2021 elke dag van 9.30 tot 17.00 uur behalve op maandag


WIE HET KLEINE NIET EERT… PIETER CHANTERIE IN HET VOLKSKUNDEM USEUM

Na Binnenland van Nele Van Canneyt in het Arentshuis, loopt nu de tweede tentoonstelling in het kader van het festival Mind the Artist in het Volkskundemuseum. Onder de titel Four-poster bed in the star lounge integreert de jonge kunstenaar Pieter Chanterie (Leuven, 1996) zijn eigen werk in de Volkskundeverzameling. Zijn schilderijtjes, objecten, tekeningen en verhaaltjes gaan in gesprek met de museumobjecten en de bezoeker. Maar, niet rechttoe rechtaan. —

Filip L. Demeyer en Lieven De Visch

Circus Wijlen Jaak A. Rau, vroeger vaste (stam)gast in het Volkskundemuseum, en zijn vriend Jozef Cornelissis zouden zich in hun sas gevoeld hebben bij Pieter Chanterie. Rau, auteur van verschillende

Brugge-boeken was zelf een geanimeerd verhalenverteller. Cornelissis verzamelde circusmateriaal. In de vertellingen van Pieter Chanterie duiken nogal wat acrobaten, circus- en kermisfiguren op. Dat is geen toeval, want Pieter volgde van zijn 8

tot 18 jaar een circusopleiding en hij twijfelde een tijdje tussen acrobatie en kunst. In 2003 vond in het Volkskundemuseum de tentoonstelling Circusmagie plaats, met onder andere de collectie van verzamelaar Jozef Cornelissis. Gelijklopend publiceerde Jaak A. Rau Circusmagie. Tweehonderd jaar circusbezoek in Brugge 19de-20ste eeuw (Brugge, Uitgeverij Van de Wiele, 2003). Kunstenaar en locatie moesten elkaar dus wel vinden.

Mind the Artist Toch was de link tussen Pieter en de circuswereld niet het uitgangspunt bij de keuze van de locatie. Mind the Artist heeft als doel jonge kunstenaars een plek te geven

Pieter Chanterie in het Volkskundemuseum, © Musea Brugge, foto: Sarah Bauwens

13


Pieter Chanterie, Winner of the weekly talent show, 2020, mixed media op hout, foto: Chantal Van Rijt

14


dat hij die dan één voor één illustreert, integendeel. Het gaat meer om flarden die hij her en der oppikt en in zijn eigen werk integreert. In aparte werkjes, maar geregeld ook gebundeld: schilderijtjes en vertellingen worden dan samengevoegd tot een nieuw geheel door ze naast elkaar te plaatsen. De inhoud van beeld en verhaal kan met elkaar in verband staan of net niet. Een beetje zoals een stripverhaal waarvan de beelden uitgeknipt worden en in een andere context naast elkaar geplaatst. Zo komt ouder en recenter werk samen tot een nieuw geheel.

Pieter Chanterie meets patacons, © Musea Brugge, foto: Sarah Bauwens (onder) en Cel fotografie Stad Brugge (boven)

waar ze hun artisticiteit kunnen tonen. Museummedewerkers ondersteunen hen op administratief, logistiek, curatorieel en promotioneel vlak. De keuze voor Pieter Chanterie viel in 2020. De kleine schaal van zijn werkjes, zijn manier van werken en de iconografie verbonden hem bijna automatisch met het Volkskundemuseum. Pieter zelf was zeer verheugd om zijn werk tussen de aanwezige verzameling te kunnen opstellen. Hoewel hij enerzijds als jonge kunstenaar mijlenver verwijderd staat van ‘de tijd van toen’, past zijn hedendaagse manier van werken perfect te midden de Volkskundecollectie.

aandacht voor de opbouw van het beeld. Hij verbleef een half jaar in Helsinki, waar hij gedwongen werd om conceptueel te denken. Hij voleindigde zijn master aan LUCA School of Arts. Het kleine formaat van zijn werkjes ontstond in Finland. Zo kon hij de schilderijtjes gemakkelijk naar België transporteren. Maar, die kleine formaten lagen ook in het verlengde van de schetsboekjes die Pieter toen, en nu nog steeds, vult. Ze lagen aan de basis van zijn masterscriptie. Het werk van Pieter Chanterie is zeer narratief. Hij vertelt graag verhaaltjes. Niet

Schilderen Tijdens zijn opleiding vond Pieter het belangrijk om een goede schilder te worden. Hij schilderde aanvankelijk foto’s na, zo realistisch mogelijk, om tot een bijna fotografisch beeld te komen. Zijn werk werd kleiner en kleurrijker. En, de uitspattingen die hij zich op grote doeken permitteerde, paste hij ook toe op kleine werkjes. Die zijn niet altijd fijn geschilderd, soms ligt de verf er dik op. Het werk zit wat tussen figuratie en abstractie in, tussen realisme en fantasie. Een mooie link met de objecten van het Volkskundemuseum is het feit dat hij zijn eigen werk vaak ouder laat lijken, door het bewust te schuren of te overschilderen. Zo lijkt het alsof het geleden heeft onder de tand des tijds.

Verhaaltjes Kunstenaarschap zit in de genen, wordt wel eens gezegd. Dat is niet noodzakelijk zo, maar het feit dat de moeder van Pieter kunsthistorica is, zal misschien wel meegespeeld hebben. Pieter herinnert zich alvast dat hij zowat zijn hele leven al knutselt en tekent. Hij volgde kunstsecundair onderwijs in Leuven, waar hij heel veel kunstgeschiedenis kreeg, en in Brussel, waar hij technieken leerde en naar beelden leerde kijken. In Gent volgde hij zijn masteropleiding en leerde hij autonome beelden ontwikkelen. Even twijfelde Pieter tussen film en illustratie, maar het werd toch schilderkunst. Vier jaar lang legde hij zich toe op schilderen, met grote 15


Impromptu Paëlla, 2020, © Musea Brugge, foto: Sarah Bauwens

Het uitzicht van de schilderijtjes kan ruw zijn, maar getuigt vaak van engelengeduld. De detailleringen in voorstelling en uitwerking zijn treffend. Niet voor niets zijn fresco-techniek en miniaturen een inspiratiebron. Pieter Chanterie schildert op paneeltjes en er duiken triptiekjes op in zijn werk. De kunstgeschiedenis is dus nooit ver weg. Er zitten letterlijke verwijzingen in naar bijvoorbeeld Fra Angelico.

Volkskunde In het Volkskundemuseum werd Pieter geboeid door de vele verhalen – groot en klein – die de voorwerpen vertellen. Vaak voelde en begreep hij zelf niet honderd procent waar het over ging. De traditionele (gebruiks)voorwerpen uit het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw staan immers ver van de leefwereld van de ‘millennial’ die Pieter is. Maar, toch heeft hij er een nauwe band mee. De bezoeker moet ook zijn werkjes niet perfect begrijpen. Iedereen is vrij om zelf verbanden te leggen en nieuwe verhalen te bedenken. De patacons in de koekenbakkerszaal komen heel dicht bij de sculptuurtjes van Pieter zelf. Ze zijn onafhankelijk van elkaar gemaakt: de voorliefde om reliëf te 16

beschilderen was er al bij Pieter Chanterie voor hij kennismaakte met deze bijzondere traditie. Patacons zijn ronde of ovalen schijven in gebakken klei met daarop taferelen uit het volksleven of de mythologie in reliëf. Ze werden op een snelle, vaak naïeve manier beschilderd in enkele opvallende kleuren. De patacons werden in kerst- en nieuwjaarskoeken gedrukt, in broden of in peperkoeken. Het Volkskundemuseum heeft er een mooie collectie van. Het werk van Pieter Chanterie sluit hier dus zeer goed bij aan. Maar, door fluo en glitters te gebruiken, positioneert hij zijn werk duidelijk in de 21e eeuw.

Het publiek In zijn geheel is Four-poster bed in the star lounge een grote dialoog met het publiek. Maar, dan niet volgens een klassiek museaal concept, zoals de meeste bezoekers dat gewoon zijn. Met een kunstenaarsboekje in plaats van een bezoekersgids, wil Pieter de bezoeker wel op weg zetten, door hem flarden van zijn ideeënwereld als fragmenten aan te bieden. Tegelijk verstoort hij die leidraad met een verhaal en tekstflarden die de lezer/bezoeker van de wijs kunnen brengen. Het is net dat inspelen

op de verwachtingen van de bezoekers dat deel uitmaakt van de totaalbeleving van de werken van Pieter Chanterie. Het was voor hem een uitdaging om zijn werken voor de eerste keer in een museum te tonen. Net omdat de dialoog met het publiek op een andere manier werkt. Door op een slimme manier om te gaan met de bestaande museumconventies, zoekt Pieter Chanterie de spanning op die zijn aanwezigheid in het Volkskundemuseum veroorzaakt. Het kunstenaarsboekje bij de tentoonstelling ‘vermomt’ zich als bezoekersgidsje: er staan nummertjes in die verwijzen naar schilderijen, maar zonder er écht uitleg bij geven. De bezoeker krijgt niet de verwachte museumteksten, wel vreemde verhalen. Want, om een open deur in te trappen, uiteraard vertelt Pieter een verhaal dat zijn kijk op de samenleving weerspiegelt. Zijn personages spelen niet gewoon mee in een op zich staand tafereel, maar ze zijn een representatie van hoe Pieter naar het hier en nu kijkt. Niet per se te vatten in de klassieke genderstereotypen. Op een natuurlijk wijze probeert hij die visie mee te geven aan het publiek, zonder dat hij dat te nadrukkelijk naar voren wil schuiven. Het proces van ‘the making of’ is boeiend om volgen en af te leiden uit de tentoonstelling. Door de coronapandemie vormden zich heel wat ideeën in het hoofd van de kunstenaar, die hij enkel kon vatten door die in zijn schetsboek vast te leggen. De uitnodiging van Musea Brugge om in het Volkskundemuseum een interventie te doen, was de katalysator om die ideeën ook concreet vorm te geven. En, het startpunt van de dialoog tussen Pieter Chanterie en de museumbezoekers.

Pieter Chanterie Four-poster bed in the star lounge Volkskundemuseum tot 13 juni 2021 elke dag van 9.30 tot 17.00 uur behalve op maandag


OP ZOEK NAAR DE VERDWENEN GESCHIEDENIS VAN HET SINT-JANSPLEIN DEEL 2 In september 2020 gingen de archeologen van Raakvlak en de Universiteit Gent aan de slag om de verborgen geschiedenis van het Sint-Jansplein bloot te leggen. Ze gebruikten daarvoor hoogtechnologische apparatuur, zonder ook maar één spade in de grond te steken. Maar, wat vertellen de historische bronnen ons over dit plein en het gelijknamige kerkje dat er ooit stond? Op vraag van Frederik Roelens, de kersverse stadsarcheoloog, doken we de archieven in. —

Mathijs Speecke (UGent)

De houten kraan bij de Kraanrei met op de achtergrond de toren van de Sint-Janskerk. Detail uit: Anonieme Brugse meester, Portret van Filips Dominicle, ca. 1551-1560, olieverf op hout, 0000.GRO1424.I, © Musea Brugge, www.artsinflanders.be, foto: Hugo Maertens

De Sint-Janskerk, bisschop Stefanus van Doornik en de graven van Vlaanderen Het verhaal van het Sint-Jansplein start in 1202. In dat jaar bevestigde Stefanus, bisschop van Doornik, aan de priesters van de Sint-Christoffel- en Sint-Janskerk in Brugge de vrijheid die zij genoten hadden onder zijn voorgangers. Hij deed dit weliswaar met uitzondering van alle rechten – lees: inkomsten – die aan hem als bisschop toebehoorden. Bisschop Stefanus van Doornik trad in 1192 aan, dus de bouw van het romaanse kerkje gaat minstens tot voor die datum terug. Sint-Jans moet met andere woorden al hebben bestaan in de tweede helft van de 12e eeuw (of werd ten laatste dan opgericht). Sint-Jans was afhankelijk van het grafelijke Sint-Donaaskapittel. Het is dan ook best mogelijk dat de SintJanskerk oorspronkelijk als bidplaats is gesticht door de Vlaamse graven. Die richtten her en der in het stadscentrum kapellen en kerkjes op als antwoord op de stijgende vraag naar gebedsruimten voor de snel groeiende bevolking. Bovendien leverden die bidplaatsen ook een aardige duit op. Diensten zoals begrafenissen, huwelijken en doopsels waren namelijk niet goedkoop, al waren het toch vooral gulle schenkingen van vrome buurtbewoners die het meeste opbrachten. Geen wonder dat ook de bisschop van Doornik er als de kippen bij was om zijn deel van de koek te eisen. Bovendien had bisschop Stefanus nog een eitje te pellen met graaf Boudewijn IX, de ‘baas’ van de kanunniken, die het enkele jaren voordien had aangedurfd om de bisschopsstad Doornik aan te vallen. Nu de graaf – en latere keizer van Constantinopel – andermaal op kruistocht was vertrokken, zag de bisschop zijn kans schoon om zijn gezag over de bidplaats te herstellen.

17


Detail uit het stadsplan van Marcus Gerards, 1562 © Openbare Bibliotheek Brugge

Op het kruispunt van handel en ambacht Dat die machtige heren belangen hadden bij de organisatie van de Sint-Janskerk, had alles te maken met de gunstige ligging van het gebedshuis. De kerk stond namelijk in één van de oudste woonkernen van de stad, aan de ene kant begrensd door de natuurlijke Groene Rei en de Sint-Annarei, aan de andere kant door de gegraven Kraanrei en de natuurlijke depressie van de Spiegelrei. Dit zogenaamde ‘Groot Vierkant’ omvatte niet alleen het grafelijke machtscentrum (de Burg), maar ook een maritieme handelswijk waarvan de oorspronkelijke kern vermoedelijk in de buurt van de Ridderstraat lag. Met het graven van de Kraanrei (waarschijnlijk 18

nog vóór 1127) moet het commerciële belang van de straten rond het huidige Sint-Jansplein zijn toegenomen, een proces dat eind 13e eeuw werd afgerond met de constructie van een houten kraan voor het laden en lossen van schepen. Het is in die context dat de bouw van de oorspronkelijke Sint-Janskerk moet worden gezien. Rond 1300 was de omgeving van het Sint-Jansplein in elk geval één van de rijkste buurten van de stad. Verschillende leden van oude ‘patriciërsgeslachten’ hadden er hun woning. Vooral de steen­rijke en politiek actieve kruideniersfamilie Van Hertsberghe bezat er op dat moment heel wat panden. Verder woonden er ook enkele ‘hosteliers’ die er onderdak en opslagruimte boden aan buitenlandse

handelaars. De buurt lijkt vooral in trek te zijn geweest bij kooplui afkomstig van het Iberische schiereiland. Het is dan ook geen toeval dat in de loop van de 14e eeuw aan de westzijde van het SintJansplein het zogenaamde ‘Spaanse’ of ‘IJzeren weeghuis’ werd opgericht, waar Spaanse kooplieden hun handelswaren (veelal wol en ijzerwaren) konden laten wegen en stockeren. Toch mogen we het Sint-Jansplein niet uitsluitend een mercantiel en elitair karakter toedichten. Op het Sint-Jansplein en vooral in de straten ten zuiden ervan woonden op dat moment ook heel wat gespecialiseerde handwerklieden die profiteerden van de vraag naar luxegoederen door de commerciële elite en de kanunniken van het prestigieuze Sint-Donaaskapittel. Onder


meer de Cordoeaniersstraat (schoenmakers die laarzen vervaardigden uit duur ‘Cordouaans’ leer) en Wapenmakersstraat verwijzen nog naar die ambachtelijke productie in de buurt van het Sint-Jansplein.

Volksdevotie Hoewel de Sint-Janskerk nooit de status van parochiekerk bereikte, legde het commerciële succes van de buurt het kerkje in elk geval geen windeieren. In 1430 werd beslist om de bidplaats stevig te verbouwen. Vermoedelijk werd de eenbeukige kerk met toren toen uitgebreid met een tweede beuk aan de zuidkant. Die uitbreiding kwam er wellicht om plaats te bieden aan de vele corporaties die de stad telde. Vanaf het midden van de 14e eeuw streefden ambachten, maar ook mercantiele gilden, religieuze lekenbroederschappen en allerlei beroepsorganisaties ernaar om een eigen stek in het stadslandschap te verwerven. Ze kozen bijvoorbeeld een altaar of kapel in een van de vele parochie- of kloosterkerken van de stad uit. De

vroegst bekende stichting in die zin in de Sint-Janskerk dateert pas van 1394, toen het gezelschap van de wijnschroders een ‘vriendelijke broederschap’ ter ere van de Heilige Maagd Maria oprichtte en zich vestigde in de O.L.V.-kapel. Niet veel later blijken er ook religieuze broederschappen ter ere van de heilige Nikolaas en Johannes de Doper, de patroonheilige van de kerk, actief te zijn. Na de uitbreidingswerken nam het aantal corporaties dat haar religieuze diensten verrichtte in de Sint-Janskerk gestaag toe. Zo hielden de ijzerdragers of pijnders van de Sint-Jansbrug er vanaf 1435 hun misdiensten. Later volgden nog stichtingen van de ‘canivetsiers’ (canvasmakers), hoedenmakers, olie- en zeepverkopers en van een broederschap gewijd aan de populaire heiligen Wilgefortis (‘Ontkommer’) en Rochus. Tegelijkertijd was de Sint-Janskerk een trekpleister voor ‘pelgrims’ die er elk jaar het volkse Sint-Jansfeest (23 juni, aan de vooravond van Sint-Jansdag) kwamen vieren. Het stadsbestuur was maar matig enthousiast over de feestvierders die

’s ochtends in beschonken toestand hun offeranden kwamen brengen in de kerk. Het stadsbestuur verbood hen dan ook om ‘binnen der voorseide kercke te commene danne naer der noene’ en om in de buurt te bedelen om ‘drinkgeld’. Weliswaar zonder veel succes, want het gebod moest geregeld herhaald worden.

Verval en bescheiden hergeboorte Lang heeft de bloeiperiode van het kerkje niet geduurd, want met het commerciële verval van de stad onderging ook het Sint-Jansplein en het gelijknamige kerkje een grondige transformatie. Waar het een eeuw voordien nog gonsde van de bedrijvigheid, was de ‘Sinte Jans plaetse’ tegen het midden van de 16e eeuw nog maar een schim van zichzelf. De buurt leed onder het vertrek van de vreemde naties die steeds vaker voor Antwerpen kozen als uitvalsbasis en kreeg af te rekenen met leegstand. Zo werd nog vóór het midden van de 16e eeuw het ‘IJzeren weeghuis’ op het plein tot op de grond afgebroken en ingericht als een grote privétuin. De gevolgen lieten zich ook voelen in de kerk zelf. De pijnders van de Sint-Jansbrug verlieten in 1522 de Sint-Janskerk en de resterende leden sloten zich aan bij de gilde van de rijkepijnders in de Sint-Gilliskerk. Een tijdlang werd Sint-Jan nog gebruikt door de Jezuïeten die zich tijdelijk in de buurt hadden gevestigd, maar in 1611 stortte de kerk gedeeltelijk in. Daarom werd beslist om het gebouw helemaal neer te halen. Kort daarna werd op dezelfde plaats een nieuwe, maar eenvoudige kapel opgetrokken die dienst deed als exclusieve bidplaats van de wijnschroders. Deze kapel hield nog even stand, maar eind 18e eeuw werd ook dit gebouw met de grond gelijkgemaakt, definitief deze keer.

18e-eeuwse plattegrond van de in 1611-1613 heropgerichte Sint-Janskapel met aanduiding van de grafplaten, uit Charles-François Custis, Curieuse vergaderinge van alle de inscriptien ende verbeeldingen der tomben, epitaphien, cabinetten van wapenen [...] de welcke in de kercken, cloosters, ende capellen binnen de stad van Brugge gevonden worden [...], vol. 4, s.l.n.d, f. 221r © Universiteitsbibliotheek Gent

19


HET ‘AGGIORNAMENTO’ VAN HET MUSEUM ONZE-LIEVE-VROUW TER POTTERIE Het ‘bij de tijd brengen’ van het museum werd in oktober 2020 afgerond met de herinrichting van het voorhospitaal. Een kennismaking met de nieuwe presentatie en een slotbeschouwing. —

Mieke Parez

Bezoekers van Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie en lezers van MBM kunnen al een tijd volgen hoe de vaste museum­opstelling gefaseerd wordt geactualiseerd. Het ‘aggiornamento’ startte in 2015 in de schatkamer met het kerkzilver en ging in 2017 verder in de grote zaal. In 2019 kwamen de pandgang en de twee kleine zaaltjes aan de beurt, waar onder meer een alkoof en een mooie reeks tinnen schotels werden getoond. In oktober 2020 werd de actualisering afgerond in het voorhospitaal. Het voorhospitaal is de gang tussen de voordeur en het klooster. Ooit werden hier mensen opgevangen die uit armoede kwamen aankloppen. Pas in de 16e eeuw

Mathias De Visch, Portret van een meisje, 1760, olieverf op doek, © Stad Brugge, foto: Matthias Desmet

kwam er een muur tussen het voorhospitaal en de grote ziekenzaal. Het hospitaal had zich ondertussen op de zorg voor bejaarde vrouwen gericht. Vandaag leven zorgbehoevende senioren in een nieuw woonzorgcentrum vlakbij, maar in OnzeLieve-Vrouw ter Potterie wordt de historische benaming ‘voorhospitaal’ verder gebruikt. De kloostergemeenschap heeft er eigen kasten waarin ze onder meer kaarsen, liturgische kledij en antependia (liturgische voorhangsels voor een altaar) bewaart. Het voorhospitaal is ook voor het museum belangrijk, want hier krijgt de bezoeker een eerste indruk van het

erfgoedensemble. Daarom werd de weinig aantrekkelijke, overvolle gang omgewerkt tot een overzichtelijke, mooie ruimte die uitnodigt om binnen te komen. Bij de ingang worden de bezoekers verwelkomd door een portret van een meisje dat de Brugse kunstenaar Mathias De Visch in 1760 schilderde. Het verwijst niet toevallig naar het fundament van dit huis: de devotie voor Onze-Lieve-Vrouw. In het voorhospitaal toont het museum liturgische kledij en devotionalia, maar ook twee bijzondere werken: een 16e-eeuws reliëf in zwart marmer met de Calvarie en het iconische ‘Mirakelboekje’ uit 1520-1521. Het vertelt in tekst en beeld over wonderbaarlijke gebeurtenissen en genezingen die worden toegeschreven aan de tussenkomst van Onze-Lieve-Vrouw van de Potterie. Vóór de herinrichting werd het Mirakelboekje samen met andere devotievoorwerpen in een grote vitrinekast tentoongesteld. Nu heeft het een eigen vitrinekastje naast de kloosterdeur, wat het belang van het boekje en de band met de nog inwonende kloostergemeenschap van de zusters Augustinessen benadrukt. Het boekje mag uiteraard niet open worden getoond en is digitaal ontsloten*.

Mirakelboekje, 1520-21, papier, inkt, folio 8, © Stad Brugge, foto: Matthias Desmet


Calvarie, © Dominique Provost Art Photography – Brugge Voorhospitaal met kast met liturgische textilia, © Dominique Provost Art Photography – Brugge

Schipperen met beschikbare ruimte Bij de herinrichting van het voorhospitaal moest een opstelling worden bedacht rond de kasten van de kloostergemeenschap die nog vrijwel dagelijks in gebruik zijn. Ze nemen een grote hap uit de ruimte, waar we met de herinrichting net het omgekeerde beoogden: de historische gang

opwaarderen en de kunstwerken plaats geven om zich te profileren. Daarom moest bedachtzaam met de beschikbare ruimte worden omgesprongen. Een groot doek uit het klooster, met de Kroning van Maria (1641) van de Antwerpse barokschilder Cornelis Schut (1597-1655), dat na een tijdelijk project rond de verwerving van de

voortekening in de vaste opstelling was gebleven, moet worden gerestaureerd. Zo ontstond meer plaats voor een uitgebalanceerde opstelling van een ensemble van 18e-eeuwse kinderportretten. Bij de ingang kwam er een bescheiden vitrinekast voor paramenten (liturgisch textiel) en op de muur naast de schatkamer een balkvormige vitrine met devotionalia. Enkele 16e-eeuwse glasmedaillons worden niet in het voorhospitaal, maar in de pandgang getoond. De zusters hadden plaats voor een vrouwenportret en een 18e-eeuwse reliekhouder van de Heilige Katharina. Een gepolychromeerd Mariabeeldje is voortaan in de kerk te vinden: de traditie dat pas bevallen vrouwen bij dit beeldje komen bidden, is immers niet verdwenen. De basisprincipes van de herinrichting bleven dezelfde: rust, uniformiteit, een esthetische opstelling en minimalistisch presentatiemateriaal. Dat kwam ook de Calvarie ten goede. Het reliëf in zwart marmer werd door het museumatelier uit een complexe opstelling gehaald en heel eenvoudig ingelijst. Het is nu een blikvanger: ‘less is more’ in dit geval…

Wand met kinderdevotieportretten, © Musea Brugge, foto: Sarah Bauwens

21


in was en zilver, devotionele medailles in blik, maar ook een gedateerde (1648) en gesigneerde koperplaat voor het drukken van devotieprenten van de Brugse meester-graveerder François Schelhavere, laat­ gotische paxtafels en een schotel met OnzeLieve-Vrouw van de Potterie van Joannes Van Giessen. Deze Brugse tinnegieter was tussen 1788 en 1827 werkzaam als vrijmeester (gildelid dat zelfstandig mag werken).

Vitrinekast met 16e-eeuwse glasmedaillons en 19e-eeuws ruitje, © Musea Brugge, foto: Steven Kersse

Calvarie toegeschreven De Calvarie stelt de gekruisigde Christus op de berg Golgotha voor, tussen de goede en de slechte Moordenaar, met de Maagd Maria die aan de voet van het kruis het bewustzijn verliest. Het reliëf werd enkele maanden geleden door onderzoekers van het Rijksmuseum Amsterdam toegeschreven aan het atelier van Nicolas II Palardin en Martin Fiacre, een oorspronkelijk Italiaanse beeldhouwersfamilie die in Luik werkte en zich in dit soort reliëfs specialiseerde. Het is uitgevoerd in zwart marmer van Theux, een glanzende, moeilijk te bewerken marmersoort die enkel in Wallonië voorkomt, en werd 1570-1590 gedateerd. Kinderdevotieportretten De muur tussen het voorhospitaal en de kerk heeft de devotie voor Onze-LieveVrouw als thema. Rond het Mirakelboekje werd een ensemble van 18e-eeuwse kinderportretten geschikt. Het zijn jonge kinderen uit de adel – het familiewapen is soms op het doek afgebeeld – en de hoge burgerij van Brugge die door hun ouders ter bescherming aan Onze-Lieve-Vrouw werden opgedragen. De kinderen bieden haar hun hart aan, het symbool voor hun leven. Soms draagt het doek de letters MR, Maria Regina: Maria, Koningin (van de Hemel). Ze is afgebeeld in een hoek van het schilderij, in een waas van wolken of in stralend licht. Zo wordt het bovenaardse karakter van het tafereel benadrukt. 22

Sommige kunstenaars bleven anoniem, maar we tonen ook portretten door Mathias De Visch, zijn leerling Paul De Cock en Augustin Van den Berghe die bij Jan Garemyn en Joseph-Benoît Suvée studeerde. Een Brugs gezelschap, zoals in dit museum gebruikelijk is.

Nog meer devotie Naast de ingang van de schatkamer met het kerkzilver werd een zwevende vitrine met ex voto’s en devotionalia ingericht. Ex voto’s zijn objecten die gelovigen aan een kerk, klooster, kapel… schenken om God of een heilige te bedanken voor een verkregen gunst of een genezing. De objecten zijn van wisselende kwaliteit. We tonen ex voto’s

Bijzonder glas, een bijzondere opstelling De eerste kamer in de pandgang werd voor de herinrichting gesloten met een alledaagse deur waarin vier glasfragmenten waren verwerkt. Het was vermoedelijk een initiatief van rector Alfons Maertens. De 16e-eeuwse medaillons waren bedoeld om van dichtbij te bekijken: de diameter bedraagt nauwelijks 22 cm. Ze stellen de Heilige Maagschap voor waarmee de ‘uitgebreide familie’ van Jezus wordt bedoeld, een engel met een gedateerd schild, en twee heiligen met hun attributen: Nicolaas met de tobbe met de drie kinderen, en Brandanus die in het hospitaal werd vereerd, met het brandende kerkje en de brandhaak. Het ruitje toont het jaartal 1519, maar is 19e-eeuws. Deze fragmenten verdienden een museale presentatie. Ze werden door een glasrestaurator onderzocht en gerestaureerd, en vervolgens in

De grote museumzaal, © Dominique Provost Art Photography – Brugge


een eigen vitrinekastje met passende verlichting opgesteld. Het is de perfecte illustratie van de uitgangspunten waarop de herinrichting is gebaseerd.

Publieksinformatie De pandemie bracht ook in Onze-LieveVrouw ter Potterie de digitalisering in versneld tempo binnen. Voor de gebruikelijke publieksinformatie werd een ‘coronaproof’ alternatief bedacht in de vorm van drie digitale highlight tours**. Na de corona­ crisis zullen de meeneemborden in vijf talen – een idee van de adjunct-conservator publiekswerking – vermoedelijk opnieuw beschikbaar zijn. Ze werden zo geconcipieerd dat de bezoeker een eigen parcours kan volgen op maat van zijn interesses. De wetenschappelijke objectinformatie werd aangevuld en geactualiseerd waar nodig. Aan de hand van de geboorte­akte konden we bijvoorbeeld meegeven dat de geboorte­datum op één van de kinder­ portretten niet 1735, maar 1753 is, het opschrift is dus fout. Een Brugse kantspecialiste onderzocht de kledij van de kinderen: de kleuter naast de deur van het koor draagt een wit jurkje met Franse kloskant in blonde zijde, het meisje bij de ingang een jurk met ‘engageantes’ of afhangende manchetten in broderie, en een randje Vlaamse kloskant aan de hals. Minder zichtbaar, niet minder belangrijk Dat de museuminfrastructuur ook de duurzame overstap naar de 21e eeuw maakte, is minder zichtbaar, maar niet minder belangrijk. Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie schakelde als eerste locatie van Musea Brugge over op ledverlichting. De inbraakpreventie en brandveiligheid beantwoorden aan de strengste normen. Samen met een gunstig advies qua klimaatomstandigheden liet dit ons toe om de binnendeuren weg te laten. Bezoekers komen binnen via een tochtsas met een schuifdeur en worden in de grote zaal ontvangen aan een eigentijdse balie. En, er is wifi. Het presentatiemateriaal lijkt gloed­­ nieuw, maar is dat niet altijd. De vitrinekasten met het kerkzilver en de liturgische

kledij komen uit de reserves van Musea Brugge en kregen van de medewerkers van het atelier een facelift. Er kon veel in eigen beheer worden gerealiseerd: het atelier dacht met de conservatoren mee en tekende voor de nieuwe opstelling in de grote zaal.

Problematisch in de schatkamer Bij een project dienen zich soms obstakels en veto’s aan en dat was bij de herinrichting van Onze-LieveVrouw ter Potterie niet anders. In het voorhospitaal konden we ondanks de enorme kasten toch een opstelling realiseren die aansloot bij wat we voor ogen hadden. In de wandvitrine met het Brugs kerkzilver daarentegen is een artistieke opA. Van den Berghe, Marie de Madrid, 1791, olieverf op doek, Halsuitsnijding en mouwen zijn met kant afgewerkt, stelling ‘wishful thinking’ gebleven. © Cel fotografie Stad Brugge, foto: Matthias Desmet De kunstwerken zijn op liturgische bewuste keuzes: een warme betontint hoogdagen en bij heel wat kerkelijke activiteiten in gebruik in de kerk en voor de muren die overal terugkomt, zaworden na afloop teruggezet. De voorlen die in elkaar overlopen, diffuus licht ziene asymmetrische opstelling van het in de grote zaal waarbij het daglicht door monumen­tale Christusbeeld op een voet rolgordijntjes wordt verzacht en de ruimte overal evenveel verlicht is, transparantie van Carel Benninck uit 1770, kon om relien uniformiteit in het presentatiematerigieuze redenen niet worden gerealiseerd. Ook de gewenste accentverlichting voor aal, een uitgebalanceerde plaatsing van de het artistiek uitlichten van details kwam kunstwerken en het vermijden van alles wat de ruimte en de opstelling onnodig er niet. belast. Tot slot De invalshoek voor de herinrichting Wie Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie vroeger breekt wel met het verleden: de opstelal bezocht, weet dat met deze herinrichling is museaal waar ze vroeger dicht bij ting geen nieuw museum werd uitgetehet klooster aanleunde. De historiek en de kend. Structureel veranderde er niets en typische sfeer van het huis werden geresde meeste kunstvoorwerpen bleven waar pecteerd vanuit een museaal perspectief. ze altijd al waren. Er gingen weinig werken Zo verwijst de reftertafel naar het kloosterin depot en er werd evenmin gekozen om leven van de zusters, maar wordt de tafel alleen de sterkste te tonen. Onze-Lievetegelijk als belangrijk museum­object geVrouw ter Potterie is geen kunsthistorisch toond. De samenwerking met een interimuseum, maar een caritatief erfgoed­ eurarchitect zorgde voor een professionele ensemble met een collectie die topwerken ‘finishing touch’. Zo bleef dit bijzondere en doorsnee­werken telt. We laten ze graag museum zichzelf en werd het tegelijk als zien en waarderen ze op via voornoemde museum van de 21e eeuw op de kaart gezet. vernieuwingen. * https://www.museabrugge.be/bezoekHet gevoel van rust en ruimte dat de onze-musea/onze-musea-en-monumenten/ nieuwe opstelling kenmerkt, heeft weinig onze-lieve-vrouw-ter-potterie/highlights te maken met het aantal tentoongestel** http://www.erfgoedinzicht.be/collecties de werken. Het vloeit voort uit enkele 23


Gustave Van de Woestyne, Het Laatste Avondmaal, 1927, olieverf op doek, 395 × 300 cm, , 0000.GRO1650.I, © www.artinflanders.be, foto: Hugo Maertens

24


SPIRITUALITEIT IN DE KUNST (1880 –1940) TUSSEN TR ADITIONALISME EN MODERNITEIT Naar aanleiding van de heropfrissing van het Groeningemuseum werd het monumentale Laatste Avondmaal van Gustave Van de Woestyne door het technisch atelier van Musea Brugge verplaatst naar de laatste zaal van het museumcircuit. Doordat het museum eerst heropende met de tentoonstelling Van Eyck in Bruges, was dit indrukwekkende schilderij niet onmiddellijk te zien. Maar, nu vormt Van de Woestynes doek het middelpunt van een tijdelijke collectiepresentatie rond spiritualiteit in de kunst tussen de jaren 1880 en 1940. Deze thematische opstelling vormt meteen ook de aanleiding voor het presenteren van drie recente aanwinsten uit het Prentenkabinet. —

Laurence Van Kerkhoven

Wie kan onbewogen blijven bij het aanschouwen van Gustave Van de Woestynes groots opgevatte compositie met een krachtige expressionistische vormgeving? De Nederlandse criticus J. Zwartendijk hanteerde in 1927 de adjectieven ‘overweldigend’ en ‘verbijsterend’ om de religieus geïnspireerde schilderijen van Gustave Van de Woestyne uit de jaren 1920 te omschrijven. De tijdgenoten van de kunstenaar hadden het vaak moeilijk met zijn onorthodoxe religieuze kunst die als blasfemisch werd bestempeld. Gelukkig vond Gustave Van de Woestyne ook steun bij het echtpaar David en Alice van Buuren, gepassioneerde Brusselse kunstverzamelaars die als mecenas optraden en veel van zijn werken aankochten. In 1927 sponsorden ze een reis naar Firenze, waardoor Van de Woestyne met zijn leerlingen van de Mechelse academie de frescokunst kon bestuderen. Het groot­schalige doek met het Het Laatste Avondmaal uit het Groeningemuseum vormt de neerslag van zijn interesse in de frescoschilderkunst en van zijn zoektocht naar een moderne religieuze kunst. Vandaag wordt dit schilderij als één van de sterkste scheppingen van de kunstenaar aanzien. Sinds 2007 prijkt het kunstwerk op de topstukkenlijst van de Vlaamse Gemeenschap, omwille van de

bijzondere artistieke waarde en de persoonlijke, vernieuwende stijl die door de kunstenaar op een religieus thema werd toegepast.

Het symbolisme van Minne en De Praetere Het dramatisch geladen Laatste Avondmaal van Gustave Van de Woestyne gaat in dialoog met enkele typische

voorbeelden van symbolistische kunst. George Minnes beeld Drie heilige vrouwen bij het graf geeft uitdrukking aan de melancholische gevoeligheid van de kunstenaar die voor dit werk inspiratie zocht in de middel­eeuwen. De drie voorovergebogen treurende vrouwenfiguren die verborgen gaan onder hun wijde kapmantels doen denken aan de zogenoemde ‘pleurants’, devotie­figuren die aan grafmonumenten werden toegevoegd en een soort van rouwstoet vormden. Minnes figurengroep uit het jaar 1896 vormt een perfecte beeldhouwkundige belichaming van het symbolisme waarbij de zoektocht naar spiritualiteit tot uitdrukking wordt gebracht. Gustave Van de Woestyne was overigens een groot bewonderaar van de medita­ tieve kunst van George Minne. Hij deelde met hem een zin voor contemplatie en vroomheid.

Albert Servaes, Kruisdraging, 1930, houtskool op papier, 97 × 141 cm, © www.artinflanders.be, foto: Dominique Provost

25


doode; en ze krijgen den dood lief in hun vreezen en de onderwerping van hetgeen komen moet, licht óp, bijna tot een verlangen…’ In hetzelfde essay vergeleek Karel Van de Woestijne het werk van Jules De Praetere met dit van George Minne, twee – volgens hem – ‘zuiver-mystieke kunstenaars’. Hoewel De Praetere toen nog onbekend was, durfde Van de Woestijne hem moeiteloos naast Minne te plaatsen. Méér nog, hij omschreef de kunst van De Praetere als ‘heftiger’ dan Jules De Praetere, Het klooster of Doode-bede, ca. 1897, pen op papier, 13,5 × 10,2 cm, © www.artinflanders.be, foto: Steven Decroos die van Minne. Uit dezelfde periode als Minnes beeld De tekening van Jules De Praetere vormt een mooie dateert een originele, symbolisch geladen pentekening van Jules De Praetere, een tweedimensionale tegen­ h anger van recente schenking van kunsthandelaar Minnes beeldengroep. De in rouwgewaden Thomas Deprez. De kunstenaar gaf aan gehulde personages zijn bij beide kunstede tekening de titel Le Cloître (La Prière naars volledig in zichzelf gekeerd. Met de du Mourant). Hoogstwaarschijnlijk was dit kap over het hoofd getrokken, sluiten ze werk te zien op het Salon van Toegepaste zich van de wereld af en geven ze zich over Kunst tijdens de Wereldtentoonstelling aan introspectie. van 1897 in Brussel. Karel Van de Woestijne gaf op 16 augustus van datzelfde jaar een Het expressionisme van Servaes In het kunstenaarsdorp Sint-Martenstreffende omschrijving van deze tekening die door hem ‘Doode-bede’ genoemd werd: Latem leerde Albert Servaes het werk ‘Het is streng en aangrijpend. De monniken van Gustave Van de Woestyne en George gaan de trappen op, de vlam-kaars van hun Minne waarderen. Servaes nam zelfs een liefde, hun vrees en hun onderwerping dratijdlang zijn intrek bij Gustave Van de gend: de trappen op, naar gindsche cel, waar Woestyne en was in 1908 ook getuige bij de doode broeder slaapt: koud weegt naar hen het huwelijk van zijn Gentse kunstbroeder over de lange trapzaal, en de steenen treden met Prudence De Schepper. zijn holklagend onder hunne stappen. ’t Gelaat Aanvankelijk voelde Servaes zich aanis ernstig, wijl het den dood begreep. Alle eigetrokken door de religieuze ernst die de genliefde is heen uit hen; dáarom weenen ze kunstenaars van de eerste Latemse groep typeerde. Hij ging echter al snel op zoek niet, – en naast de vrees voor ’t sterven, is in hunne ziel het beeld der glorie van den heiligen naar een eigen persoonlijke beeldtaal 26

waardoor hij een koppige einzelgänger bleef. Servaes liet zich inspireren door de mystieke geschriften van Theresia van Avila en Johannes van het Kruis waarmee zijn geestelijke leider pater Jeroom, ongeschoeide karmeliet uit het klooster van de Burgstraat in Gent, hem voortdurend confronteerde. Dit resulteerde in onverbloemde, getekende en geschilderde Kruiswegen die hem een bijzondere positie verleenden als religieus expressionist. Elk tafereel van de Passie draagt een mystiek karakter in zich en fungeert als een contemplatief ‘Andachtsbild’. En, zo kwam Servaes, net als Georges Rouault in Frankrijk, aan de spits te staan van de moderne religieuze kunstvernieuwing. Via de Sint-Andriesabdij in Zevenkerken ontvingen de Brugse musea een karakteristieke houtskooltekening van Albert Servaes met de voorstelling van de kruisdraging van Christus. Deze Passietekening dateert uit 1930 en vormt in zekere zin een voorbode van de zogenaamde Orvalstijl, genoemd naar de gelijknamige abdij waar Servaes bevriend was met de overste. Het kunstwerk getuigt van een bijzondere expressieve kracht en bewijst dat Servaes een grote handigheid in het tekenen had verworven. Het is een voortreffelijke pendant van Het Angelus van Constant Permeke dat al sinds 1959 deel uitmaakt van de collectie van het Groeningemuseum.

Een atypische Calvarie van Jules Fonteyne De collectiepresentatie eindigt met een sanguinetekening van de ietwat vergeten Brugse kunstenaar Jules Fonteyne. Musea Brugge kon die recent aankopen uit een privéverzameling. Het werk dateert uit circa 1949 en toont de klassieke symbolische voorstelling van de gekruisigde Christus, links geflankeerd door zijn moeder Maria en rechts door zijn meest geliefde leerling Johannes de Evangelist. Wat de tekening echter bijzonder maakt, is het panoramische stadsgezicht van Brugge op de achtergrond, waarbij we de torens herkennen van de Jeruzalemkapel, de Onze-Lieve-Vrouwekerk, de SintSalvatorskathedraal en het Belfort. Door


Jules Fonteyne, Calvarieberg, ca. 1949, rood krijt op papier, 59 x 81 cm, 2020.GRO0005.II, © www.artinflanders.be, foto: Steven Decroos

de detailwerking en de subtiele lijnvoering is het een treffend voorbeeld van Fonteynes tekentalent. Deze unieke tekening in rood krijt – waarschijnlijk een bestelling van een fiere stadsgenoot – wordt in het Groeningemuseum getoond in de buurt van enkele schilderijen van zijn leermeester en vriend Edmond Van Hove die indertijd de ‘moderne Memling’ werd genoemd. Ook Van Hoves Gentse tijdsgenoot Théophile Lybaert kreeg overigens dezelfde bijnaam. Zijn neogotisch geïnspireerde Madonna’s in historiserende vergulde lijsten bezorgden hem onder andere in Duitsland veel succes. Is er een groter contrast denkbaar met de monumentale expressionistische religieuze voorstelling van Gustave Van de Woestyne?

Selectieve bibliografie J. Zwartendijk, ‘Gustave Van de Woestyne in den Rotterdamschen Kunstkring’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift, deel 1 (januari-juni), 1927, pp. 383-386.

T. Deprez, Eros Thanatos: The First Three Years, Thomas Deprez Fine Arts, 2018, pp. 133-135. https://museumdichtcollectieopen.art/2021/01/19/ gustavevandewoestyne/

K. Van de Woestijne, ‘George Minne en Jules de Praetere’, in: Verzameld werk. Deel 4. Beschouwingen over literatuur en kunst, Brussel: A. Manteau N.V., 1949, pp. 615-624. G. Michiels, Jules Fonteyne: retrospectieve tentoonstelling, Stad Brugge, 1973, p. 13, p. 26, cat. 25. L. Schoonbaert, Albert Servaes, Tielt: Lannoo, 1984. E. Durnez en M. Somers, Latemse memoires. Herinneringen van Mevrouw Karel Van de Woestijne en Julius de Praetere, Antwerpen: Hadewijch, 1995. R. Hoozee en C. Verleysen, Gustave Van de Woestyne, Brussel: Mercatorfonds, 2010. M. Ryckaert, ‘Jules Fonteyne (1878-1964), veelzijdig Brugs kunstenaar’, in: In de Steigers. Erfgoednieuws uit West-Vlaanderen, 2013, nr. 1, pp. 3-17.

Spiritualiteit in de kunst Groeningemuseum tot 11 april 2021

27


DELPHINE LECOMPTE M USEUMDICHTER IN 2021

Afgelopen zomer contacteerde Musea Brugge Delphine Lecompte met de vraag of ze de eerste museumdichter wou worden. Ze antwoordde volmondig ‘ja’! Het museumdichterschap past binnen de festivalreeks Mind the artist waarbij Musea Brugge kunstenaars ondersteunt tijdens de coronacrisis. Delphine Lecompte krijgt de opdracht om acht gedichten te schrijven waarbij ze zich laat inspireren door de rijke museumcollectie. Musea Brugge Magazine ging in gesprek met de dichteres en columniste. —

Tine Van Poucke

Delphine Lecompte voor Het oordeel van Cambyses. © Musea Brugge, foto: Sarah Bauwens

28

Je reageerde erg opgetogen toen we jou afgelopen zomer contacteerden om de eerste museumdichter van Musea Brugge te worden. Heb je een bijzondere band met de Brugse musea? Delphine Lecompte: ‘Ik ervaar het als een grote zegen om in de Brugse musea binnen te kunnen springen wanneer ik wil en me nu eens te laven aan het serene sterfbed van Maria*, dan weer in verrukking stil te staan bij de Man van Smarten* of


Het Laatste Oordeel van Jheronimus Bosch, of Het doopsel van Christus, Het oordeel van Cambyses, Jan van Eycks Madonna met ka­ nunnik Joris van der Paele... Maar ook de Vlaamse expressionisten, James Ensor, Félicien Rops*, en Raoul De Keyser spreken enorm tot mijn verbeelding. En ik mag zeker niet vergeten om mijn recente ontdekking, Frank Brangwyn, te vermelden: een Welshe kunstenaar die werd geboren in Brugge, die soms absoluut grimmige, rauwe, harde, pure tekeningen van scheepsherstellers en clochards maakt, maar ook paradijselijke, liefelijke, kleur­rijke schilderijen van verre exotische reizen. En hij blonk ook uit in decoratieve en grafische kunst. Verder ben ik ook een grote bewonderaar van de wandtapijten van het Gruuthusemuseum, vooral de reeks rond de herders Gombaut en Macée* vind ik fantastisch: stout, gewaagd, fabelachtig, vrolijk, volks, libertijns. Als puber zat ik in de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten in de Katelijnestraat in Brugge en toen werd de klas om de haverklap meegenomen naar de Brugse musea. Gelukkig hadden we verstandige leerkrachten die hun smaak niet te veel aan ons opdrongen, maar die ons op eigen houtje lieten rondwaren tussen de kunstwerken. Mijn voorkeur ging altijd uit naar religieuze kunst, en naar de Vlaamse primitieven in het bijzonder.’ We gaven jou de opdracht om verschillende locaties aan bod te laten komen in jouw museumgedichten. Door welk museum voelde je je meteen aangesproken? En zijn er andere locaties die je ondertussen ontdekt hebt en die je verrast hebben? ‘Het Groeningemuseum, zonder enige twijfel. Ik raak nooit uitgekeken op die collectie. Alleen al met de zondaars uit Het Laatste Oordeel van Bosch zou ik me drie weken of langer kunnen vermaken, al is ‘vermaken’ misschien het juiste woord niet. Het Arentshuis met die verbluffende

collectie werken van Frank Brangwyn is een weinig bekende, ondergewaardeerde parel in hartje Brugge. Een verborgen schat.’ Wat is je favoriete kunstwerk uit de collectie van Musea Brugge? ‘Heel moeilijk, deze vraag. Er zijn zo ontzettend veel werken waar ik een band mee heb. Om slechts enkele te noemen: De Dood van Maria van Hugo van der Goes, Het doopsel van Christus van Gerard David, Het Laatste Oordeel van Jheronimus Bosch, Oosters Verhaal van Edgard Tytgat, Het grote interieur van Jean Brusselmans, Het Laatste Avondmaal van Gustave Van de Woestyne ... Als ik er maar één mag kiezen, dan ga ik toch steeds opnieuw voor Het Laatste Oordeel van Jheronimus Bosch, omdat je er nooit op uitgekeken raakt. Het is wild, eigenzinnig, onzinnig, fantastisch, kinderlijk, anarchistisch, grimmig, kleurrijk, gewelddadig... Het is tegelijk morbide en levendig, vrolijk en macaber, uitbundig en onheilspellend. De fabeldieren, de klompen, de klokken, de rottende vruchten, de verdorven mensjes... Wat een akelige zalige rijkdom!’

Wat is jouw vroegste herinnering aan een museumbezoek? ‘Als zesjarige op daguitstap naar Brugge met mijn moeder (ik woonde tot mijn tiende in De Panne, bij mijn grootouders). Van die dag herinner ik me enkel een puntzak hete oliebollen en Het oordeel van Cambyses: ik werd gezogen naar dat werk, naar de repen vlees, het bloed, het sadisme, de verwrongen gepijnigde grijns van het slachtoffer. Maar ook het bruine hondje dat op de voorgrond flegmatiek zijn klootjes likt, is me altijd bijgebleven.’ Hoe inspireert kunst je? Welke thema’s boeien je? ‘De religieuze thema’s vind ik het meest interessant: zonde, schuld, lijden, boetedoening, kruisiging, zelfkastijding, verlossing... Kunst zonder mystiek, zonder religiositeit vind ik kil, leeg, rampzalig. Maar ook de baldadigheid en listigheid van het surrealisme, het perverse en het mysterieuze van het symbolisme, en de woeste, gewaagde, stekelige compromisloosheid en afstotelijkheid van het (Vlaamse) expressionisme kunnen me fel inspireren. Ik laat me sowieso vaker inspireren door beelden dan door woorden.’

Wandtapijt De dans van Gombaut en Macée, 1576-1600, wol en zijde, XVII.1980.0025 © www.artinflanders.be, foto: Dominique Provost

29


Hoe ben je te werk gegaan bij de eerste gedichten die je schreef? ‘Instinctief, gulzig, koortsig, driftig, wild, primitief, haast sjamanistisch. Ik heb mezelf ondergedompeld in de werken en ik raakte bezeten; ik vergat me zelfs te wassen en ik vergat te eten. Ik heb de werken natuurlijk ook wel intellectueel benaderd en bestudeerd, maar gelukkig namen de onbedwingbare hartstocht en de irrationele obsessie het al snel over!’ * Hugo van der Goes’ De dood van Maria, Man van Smarten van een anonieme Brusselse meester en het werk van Félicien Rops zijn bij het verschijnen van dit nummer niet op zaal te zien.

Detail uit: Jheronimus Bosch, Het Laatste Oordeel, ca. 1500-1505, olieverf op paneel, 000.GRO0208.I © www.artinflanders.be, foto: Dominique Provost

30


KALENDER: EXPO’S Nele Van Canneyt

Pieter Chanterie

Handmade in Brugge

Tijdens de eerste lockdown in het voorjaar van 2020 vroeg Musea Brugge fotografe Nele Van Canneyt om het anders zo druk bezochte Brugge in beeld te brengen. Een opdracht die haar uit haar comfortzone trok en haar het ‘Binnenland’ deed herontdekken. Tijdens haar tochten, dwalend door de stad, kwam ze op verdoken plekken, met onverwachte ontmoetingen en lange gesprekken. De fotografe doet ons anders kijken naar een stad, naar de stilte en de leegte.

Pieter Chanterie maakt kleine schilderijen, bas-reliëfs en tekeningen in boek, en laat deze media ook overlappen. De beelden zijn zowel een raam waarin vertellingen plaatsvinden als een object op zich. Zo creëert hij een universum van personages, scènes en tekens in met elkaar verweven episodes. Chanterie laat zijn creaties in dialoog treden met de 19e- en vroeg 20e-eeuwse objecten in het Volkskundemuseum: zijn werken sluipen doorheen de vaste collectie van het museum.

In deze expositie is werk te zien van 25 hedendaagse makers die werken onder het label ‘Handmade in Brugge’. Sinds de middeleeuwen is Brugge een bloeiend ambachtelijk productiecentrum, met hoogstaand vakmanschap als belangrijk exportproduct. Die traditie blijft tot vandaag doorleven. In Studio+ in het Gruuthusemuseum, tonen de makers hun creaties in kleine serres. Ze laten op die manier zien dat Brugge een kweekplaats is voor makers van de toekomst.

Tot 25/04/2021 Arentshuis

Tot 13/06/2021 Volkskundemuseum

Tot 15/08/2021 Gruuthusemuseum

Sanam Khatibi

Triënnale Brugge

Nieuw online ticketsysteem voor Musea Brugge Musea Brugge pakte halfweg februari uit met een nieuw klantvriendelijk en hedendaags online ticketingplatform.

Met twee grote schilderijen en een reeks stillevens in het Groeningemuseum dompelt de Belgische kunstenares Sanam Khatibi de toeschouwer onder in een vervreemdende wereld met kleurrijke fauna en flora. Mens en dier ontmoeten elkaar in een sensueel spel van macht, geweld en destructie, triomf en verlies, angst en verlangen. Zij ontlokken verwondering. Zij roepen om bewondering. Geel kleurt het verhaal dat de tentoonstelling vertelt. Het werkt helend, het verbindt. De citroen en citroenkleur worden in al hun facetten artistiek en emotioneel ontleed.

30/04 tot 03/10/2021 Groeningemuseum

Triënnale Brugge brengt driejaarlijks hedendaagse kunst en architectuur naar Brugge. Tijdens deze derde editie zijn installaties te zien van twaalf nationale en internationale kunstenaars en architecten op verschillende locaties. Thema dit keer wordt TraumA. Triënnale Brugge gaat op zoek naar het verborgene en balanceert tussen droom en realiteit, privé en publiek. Ga mee op zoek naar de minder zichtbare kant van het ‘picture perfect’ Brugge.

Triënnale Brugge is een organisatie van Brugge Plus vzw, Musea Brugge, Kenniscentrum vzw en Cultuurcentrum Brugge in opdracht van de Stad Brugge 08/05 tot 26/09/2021 Verschillende locaties in Brugge

De digicel van Musea Brugge werkte geruime tijd achter de schermen aan het nieuwe platform. Na maanden voorbereiding staat het programma nu helemaal op punt. Het aanbod is ruim en aantrekkelijk. Het systeem is toegankelijk via de website van Musea Brugge. Dit is een grote stap vooruit naar maximaal bezoekerscomfort en efficiëntie, want het nieuwe platform werd ook gekoppeld aan de verschillende systemen van Musea Brugge, zoals het voorraadbeheer van de museumshops. Het nieuwe ticketingplatform wordt alvast gretig gebruikt. Na een tiental dagen stonden al bijna 3000 tickets op de teller. Het systeem werd uitgevoerd door de firma Gantner & Salto, onder leiding van de coördinator e-cultuur van Musea Brugge. Info www.museabrugge.be


KALENDER: ACTIVITEITEN Take-over KAAP

Erfgoeddag2021

Museumkampen

Binnen het project Mind the Artist geeft Musea Brugge enkele cultuurhuizen carte blanche om op multidisciplinaire wijze aan de slag te gaan met de rijke collectie van Musea Brugge. Kunstencentrum KAAP krijgt als eerste een platform.

Erfgoeddag blaast dit jaar 20 kaarsjes uit. Met ‘De Nacht’ als centraal thema zetten tientallen lokale organisaties en erfgoedspelers hun erfgoed in de kijker. Daarbij kan je het Brugse erfgoed voor het eerst ook na zonsondergang ontdekken. Op het programma staan (coronaproof ) wandelingen, fietstochten, rondleidingen, workshops en demonstraties.

Ook dit jaar kunnen kinderen onze musea tot in de kleinste hoekjes verkennen tijdens de museumkampen. Aan de hand van een leuk thema ontdekken ze onze locaties en collecties. Ze verwerken hun indrukken in creatieve ateliers met verf of klei, in een verhaal, een stuk theater of iets anders.

01/05 tot en met 30/06/2021

24/04 en 25/04/2021. Verschillende locaties in Brugge. Info en inschrijven via www.erfgoedcelbrugge.be/ erfgoeddag2021

06/07 t.e.m. 09/07/2021 Groene vingers 24/08 t.e.m. 27/08/2021 Puur natuur

Colofon MB, Musea Brugge Magazine,

Redactie MB 1–2021:

verschijnt driemaandelijks en is

Till-Holger Borchert, Filip L.

een uitgave van de vzw Vrienden

Demeyer, Rudy De Nolf, Sigrid

Eindredactie MB 1–2021:

T 050 44 87 43

van de Stedelijke Musea in Brugge

Devisch, Lieven De Visch,

Sigrid Devisch en Inge Geysen

F 050 44 87 78

Coördinatie: Sibylla Goegebuer

Dijver 12, 8000 Brugge

Inge Geysen, Sibylla Goegebuer, Verantwoordelijke uitgever:

Jonathan Nowakowski, Mieke

Gwijde Steel, p/a Dijver 12,

Parez, Mathijs Speecke, Laurence

8000 Brugge

Van Kerkhoven, Tine Van Poucke

Bijzondere Begunstigers

Musea Brugge

www.museabrugge.be Vormgeving: Cedric Verhelst Druk: Stevens Print

musea@brugge.be


George Minne, Drie heilige vrouwen bij het graf, 1896, brons, 62 × 44,5 × 20,5 cm, 1981.GRO0001.XI, www.artinflanders.be, foto: Hugo Maertens Backcover: Delphine Lecompte, © Stephan Vanfleteren



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.