Museumbulletin 2009 - nr 1

Page 1

Museum

bulletin

1

karel de stoute johan van geluwe guido gezelle vriendschapsbeker

driemaandelijks tijdschrift afgiftekantoor

8000

brugge

- 29ste jaargang 1 - 2 de afdeling

jan-maa 2009

P408620


Voorwoord directie Karel De Stoute

3 4

Johan Van Geluwe

12

Guido Gezelle

16

Vriendschapsbeker

18

De keuze van Bertil van Outryve d’Ydewalle

20

Uitgeleend

22

Vrienden van de Musea

23

Da Van Dyck a Bellotto. Magnificenza alla Corte dei Savoia. Paleis voor Schone Kunsten, vrijdag 20.02 > zondag 24.05.09 Ontdek de prachtige kunstcollecties van het hof van Savoye, met meesterwerken van Brueghel de Oude, Peter Paul Rubens, Antoon van Dyck en hun Italiaanse collega’s uit de 15de tot 18de eeuw. De tentoonstelling is tot stand gekomen in samenwerking met de Galleria Sabauda in Turijn en de Vlaamse Kunstcollectie, waarvan het Groeningemuseum deel uitmaakt.


museumbulletin > directie

beste museumvriend, beste lezer, Wanneer u dit leest is de tentoonstelling ‘Karel de Stoute, Pracht en Praal in Bourgondië’ al geopend en kunt u zelf oordelen of wij de (hooggespannen) verwachtingen hebben kunnen inlossen. Terwijl ik dit schrijf werken talloze museummedewerkers met man en macht aan de inrichting van dit project, dat in nauwe samenwerking met het Historisches Museum in Bern en het Kunsthistorisches Museum in Wenen tot stand is gekomen. Terwijl koeriers uit alle delen van de wereld hun schatten uit de 15de eeuw naar Brugge brengen, gaan tegelijkertijd tientallen transporten met kunst, mode en design vanuit Brugge terug naar genereuze bruikleengevers aan Kantlijnen. Het samenvallen van de opbouw en afbraak van deze twee grote internationale tentoonstellingen is veelzeggend: het is een bewijs van de diversiteit, reikwijdte en ambities van onze programmering, maar zegt tegelijkertijd ook iets over de intensiteit en hectiek van alle werkzaamheden die nodig zijn om deze resultaten te boeken. Met volle steun van het Brugs stadsbestuur wordt momenteel een grondige herstructurering van onze organisatie uitgewerkt, met name op het gebied van veiligheid, techniek, logistiek en planning. Deze herschikking (en substantiële versterking!) moeten ervoor zorgen dat Musea Brugge zo goed mogelijk aangepast en gewapend is om in een sterk veranderde en nog immer snel veranderende maat-

schappelijke, financiële en culturele omgeving, een toonaangevende museale speler te blijven. Overigens is door het Brugs schepencollege al een voorafname gedaan op deze reorganisatie door Hubert De Witte aan te stellen als adjunctdirecteur. Hoewel Hubert - die al ruim dertig jaar in dienst is aanvankelijk als archeoloog en later als conservator van het Bruggemuseum (hij kent de Brugse musea dus uitstekend) – voor de meeste Vrienden en museumrelaties geen onbekende zal zijn, wil ik hem hierbij in zijn nieuwe functie introduceren én hem feliciteren met zijn benoeming. Ik kijk uit naar de samenwerking en hoop met hem en met onze hele staf een mooie toekomst tegemoet te gaan. In dit bulletin is ook ruim aandacht voor verschillende activiteiten die niet in de publicitaire schaduw van Karel de Stoute mogen blijven staan. De bijzondere tentoonstelling van de minzaam tegendraadse ‘artchitect’ Johan van Geluwe in het Arentshuis is een absolute aanrader voor iedereen die van ironie en het bespelen van woord en beeld houdt. Meer dan ooit is zijn werk waarin hij speelt met identiteit en (kunst)geschiedenis actueel. Noteert u ook Erfgoeddag 25 april – gecoördineerd door onze Erfgoedcel - in uw agenda. Het thema ‘Uit Vriendschap’ is niet meer dan toepasselijk in een blad dat aan bijna 1500 museumvrienden wordt toegezonden. Het is daarom

dat wij in de rubriek ‘de keuze van …’ Bertil van Outryve d’Ydewalle als voorzitter aan het woord laten om zijn favoriete kunstwerk toe te lichten. Hoe belangrijk deze inmiddels vijftig jaar oude vriendschapsband tussen de musea en vriendenvereniging is, wordt steeds opnieuw bewezen. In een opmerkelijk initiatief stappen wij gezamenlijk als eerste museum mee in een landelijke, meerjarige campagne om giften en legaten aan goede doelen te stimuleren. U leest er meer over in dit nummer. Als laatste wil ik uw aandacht vragen voor een mooie tentoonstelling onder de titel van ‘Van Dyck tot Bellotto’ in BOZAR in Brussel – zie ook hiernaast. Als een van de drie partners in de Vlaamse Kunstcollectie werken de Brugse musea nauw samen met deze kunsttempel. Dit is reeds de derde tentoonstelling aldaar die (mede) door onze inzet tot stand is gekomen. Als vervolg hierop organiseert de Vlaamse Kunstcollectie in 2010/11 in Turijn een tentoonstelling van Vlaamse en Hollandse meesters uit de collectie van Galleria Sabauda, omgeven door werken uit Brugge, Antwerpen en Gent. U ziet het, wij zijn actief binnen en buiten Brugge en hopen ook dit jaar u vaak als bezoeker te mogen verwelkomen. Manfred Sellink Directeur Musea Brugge

3


museumbulletin > karel de stoute

vorstelijke magnificentia in het beloofde land de kunst van de representatie aan het bourgondische hof

In juli 1468 diende Brugge als achtergrond voor een van de meest spectaculaire ensceneringen van de hele vijftiende eeuw. In juli vonden daar namelijk de plechtigheden plaats ter gelegenheid van het huwelijk tussen Karel de Stoute en Margaretha van York, die met ongeëvenaarde luister gevierd werden. Dat was een politieke gebeurtenis met een grote Europese uitstraling. Opnieuw kondigde zich hiermee een keerpunt aan in de wisselende spanningen tussen de Franse, Engelse en Bourgondische kroon. Die dreigden de broze Europese hegemonie in haar geheel te verschuiven.

Door Till-Holger Borchert.

1 Portret van Margaretha van York, 1468-1470, Parijs, Musée du Louvre 2

4

Engeltjes, 1450-1499, Bern, Historisches Museum

Uit de Nederlanden, maar ook uit Bourgondië, waren kunstenaars als Hugo van der Goes en Jacques Daret naar Brugge gekomen om in opdracht van de hertog de efemere feestvieringen te maken. Brugse schilders, onder wie Petrus Christus en ook Hans Memling, werkten aan de overdadige decoraties en podia waartoe de Brugse magistraat de opdracht had gegeven. De demonstratief vertoonde luxe maakte indruk op de tijdgenoten, wat ook wel de bedoeling was. Het huwelijk ging gepaard met exorbitante feesten, toernooien, banketten en niet eerder vertoonde spektakels, die negen dagen duurden. De huwelijksplechtigheden vormden natuurlijk slechts het slot van een hele reeks prachtige ceremonieën en optochten, die men dat jaar in Brugge kon bijwonen. Ze waren in april begonnen met de Blijde Inkomst van Karel de Stoute als Graaf van Vlaanderen samen met zijn gevolg

in ‘zijn’ stad. Die werd in mei gevolgd door de Heilige Bloedprocessie en de eerste samenkomst van het Gulden Vlies onder de nieuwe hertog. In juni was de prinses met haar gevolg in Sluis aangekomen en had de ontmoeting en de bruiloft van de verloofden in Damme plaatsgevonden. Dat Brugge uitgekozen was als toonplaats van een monumentale zelfenscenering van de hertog van Bourgondië, van zijn dynastie en van de staatsmacht, hing samen met geografische factoren. De Engelse vloot kon immers aanleggen in Sluis, een voorhaven van Brugge, en van daaruit over een netwerk van kanalen verder reizen naar het binnenland. Uiteraard bood juist Brugge met de talrijke koopmansgilden die zich hier gevestigd hadden, namelijk ‘nationes’ uit Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal, een internationaal publiek waarvan men terecht verwachtte dat het in heel Europa getuigenis

1


2

zou afleggen van de ostentatieve praal van het

door de koopmansgilden uit Aragon, Castilië en

ben op de publieke opinie en verkondigden de

Bourgondische huis en zo het effect van het

Portugal, alsook door de grote groep Hanza-

vorstelijke deugd van de magnificentia van deze

spektakel multipliceren. Net zomin als de in-

kooplui. Ze werden daardoor zelf een onderdeel

Bourgondische hertog, die de Engelse kanselier

woners van Brugge die destijds een aantal ta-

van de Bourgondische zelfrepresentatie. De

ten overstaan van het parlement in Westminster

bleaux vivants opvoerden, waren leden van de

ostentatief getoonde luxe van de Bourgondische

in de lente niet voor niets had begroet als ‘oon of

handelskoloniën tot passief toekijken genoopt.

gastheer sloot aan bij de traditie en het zelfbeeld

the myghtyest Princez of the World that bereth

Opgedeeld volgens naties vormden ze een

van de dynastie en moest de aanwezigen tege-

no crowne’.

eigen bereden stoet waarin ze, gehuld in kost-

lijk de destijds bijna spreekwoordelijke rijkdom

bare kleren en stoffen, aan de verloofden voor-

en overvloed van een Grand Duc de l’occident

derde huwelijk

bijtrokken. In de Memoires van Olivier de la

duidelijk demonstreren. De verkwistende en-

Met zijn derde huwelijk zocht Karel de Stoute

Marche is deze parade uitvoerig beschreven. Ze

sceneringen waren in Brugge bewust geconci-

aansluiting bij de huwelijkspolitiek van zijn dy-

werd aangevoerd door de Venetianen, gevolgd

pieerd om een zo groot mogelijk effect te heb-

nastie die was begonnen met het huwelijk tus-

5


museumbulletin > karel de stoute

sen Philips de Stoute en Margarethe van Maele in 1369. Toen was het Bourgondische huis de heerschappij over Vlaanderen, Artois, Nevers, Retel en de graafschap Bourgondië in de schoot gevallen, wat de basis vormde van de blijkbaar onstuitbare opgang van de hertogen van Bourgondië tot Europese grootmacht. Men krijgt de indruk dat de BourgondischNederlandse kunst en cultuur van de vijftiende eeuw, door het hof evenzeer gedragen als door de burgerij en de ambtenarij, niet weinig bijdroeg tot het staatsgevoel van de onderdanen. De centralisering en uniformering van het territoriale bestuur van de landen herwaarts en derwaarts, in Rijsel en in Dijon, waren verdere factoren die onvermijdelijk volgden uit de wens tot constitutionele legitimering van een eenheidsstaat. In 1454 had hertog Philips tijdens het legendarische fazantenfeest in Rijsel opgeroepen tot de kruistocht en tot de herovering van het pas gevallen Jeruzalem. Daarmee heeft hij nog voor de keizer en de Franse koning zelfbewust

1

1 Schaakbord, 1450-1475, Firenze, Museo del Bargello 2 Reliekpaneel uit Grandson, ca. 1370,

Fribourg, Museum für Kunst und Geschichte 3

Gerard Loyet, Reliekhouder Karel de Stoute, 1467-1471, Liège, Trésor de la Cathédrale

6

een eigen aanspraak op het leiderschap onder de Europese vorsten uitgedrukt. Ook in Rijsel waren er banketten en toernooien, werden er spektakels opgevoerd. Daar ook waren de ridders van het Gulden Vlies toegestroomd samen met andere hooggeplaatste gasten en werd luxe tentoongespreid. Terwijl tijdens de banketten en andere optredens van Philips het hertogelijk prachtservies tentoongesteld werd, kon een select publiek de onuitputtelijke rijkdom van de vorst bewonderen. Die berustte op de economische kracht van zijn Nederlandse bezittingen, die de kroniekschrijver Philippe de Commines ooit prees als het Beloofde Land. Wie de beschrijving van het fazantenfeest aandachtig leest in de Memoires van Olivier de la Marche, valt vooral de vertolking van de allegorische vermommingen op waaraan Philips en zijn gevolg deelnamen. Dit wijst op een bewuste messianisering van de vorst.

het gulden vlies Hetzelfde geldt voor de hoofse representatieattributen die in Rijsel waren tentoongesteld. Vóór de prachtige Herculestapisserieën werd Philips zelf de nieuwe Hercules. Als soeverein van de orde van het Gulden Vlies nam hij tegelijk de rol op zich van de mythologische Jason en van de Bijbelse Gideon. Daardoor leek het alsof hij hun belichaming was. Dat waren bezweringen die de status van de vorst en tegelijk zijn, evenwel snel opgegeven kruistochtplannen, op een historischmythologisch plan tilden. De orde van het Gulden Vlies droeg vanzelfsprekend bij tot de status en de roem van de Bourgondische hertogen. De orde, die in 1430 door Philips werd gesticht, stelde hem en zijn opvolgers als ordesoevereinen in staat om de hoge adel uit Bourgondië, de Nederlanden en ook politieke bondgenoten duurzaam aan zich te binden. De bijeenkomsten van de Vliesridders die op wisselende plaatsen binnen de Bourgondische territoria plaatsvonden, verliepen in grote praal en gingen gepaard met grootse toernooien. Juist omdat ze zo groots van opzet waren, verblindde de huisorde van Bourgondië de ridderorden van andere Europese vorstenhuizen. Het ordeteken werd in de

2

loop van de tijd het enige individueel-dynastieke imperiale teken van Bourgondië. Keizer Karel V, aan wie het Bourgondische erfdeel toeviel, deed op zijn portretten wel afstand van zijn keizerlijke insignes, maar nooit van het Gulden Vlies. Net zoals de geschiedschrijvers van het begin van de twintigste eeuw, hebben de tijdgenoten zich nauwelijks kunnen onttrekken aan de fascinatie voor de Bourgondische hertogen en hun hofcultuur. Daarbij waren de representatiemechanismen, waarvan Philips en Karel zich bedienden, strikt genomen noch nieuw noch origineel. Banketten, toernooien, optochten, pracht en praal, generositeit en ongebreidelde luxe: dat alles was een bestanddeel van het ‘vivre noblement’ideaal, dat reeds in de hoge middeleeuwen zeer verspreid was. Het ging om een synthese van antieke voorstellingen van de deugd en middeleeuwse ridderethiek. Dit alles was ook traditie aan de andere Europese hoven in de veertiende en vijftiende eeuw. De zonen van Italiaanse potentaten werden voor hun opvoeding naar het Bourgondische hof gestuurd. Bourgondië werd het lichtend voorbeeld. Merkwaardig genoeg blijken Zuid-Europese tijdgenoten ook de Oudnederlandse paneelschilderkunst als bestanddeel van de culturele werkelijkheid van het Bourgondische hof te hebben beschouwd. Jan van Eyck werd


uitdrukkelijk als hofschilder ‘des illustren gran duca da burgunya’ omschreven, wat strookte met de historische feiten. Het was dus wel duidelijk dat men Van Eycks positie aan het Bourgondische hof werkelijk als een bijzondere kwaliteit van deze schilder beschouwde. Dat is opmerkenswaardig als men weet dat de paneelschilderkunst nauwelijks een rol speelde in de zorgvuldig geplande enscenering van de vorstelijke magnificentia van het Bourgondische huis en dat deze manier van beeldoverdracht opvallend voor andere kunstvormen moest onderdoen. Dit feit kan zeker niet alleen verklaard worden door te wijzen op de in verhouding lage materiële waarde van de paneelschilderkunst. Het hof had behoefte aan vluchtige versieringen die figuratief-narratief geconcipieerd waren, los van de geringe materiële waarde.

bevredigden. Naast de Bourgondische inventarissen geeft vooral de Zwitserse Bourgondiëbuit van Grandson en Marten een aanschouwelijke indruk van de representatiemedia die Karel de Stoute in oorlogstijden ter beschikking had: naast wapenrokken en een deel van de staatsschat – servies, edelsmeedwerk en andere kleinoden – nam men verscheidene tapisserieën en heraldische wandtapijten mee. Naast op doek of zijde geschilderde banieren en vlaggen, nam men zegels en heerschappelijke insignes mee, meetinstrumenten en een deel van de relikwieënschat, alsook gebedenboeken, krijgsorden en kronieken. Keizer Maximiliaan zeulde op reis altijd, overigens tot verbazing van zijn tijdgenoten, de staatskronieken mee in een zinken lijkkist die hij al tijdens zijn leven had besteld.

Paneelschilderijen worden in de inventarissen van Philips de Goede en Karel de Stoute niet vermeld. Dat doet veronderstellen dat dit medium niet behoorde tot de representatiestrategieën van het Bourgondische hof, maar in het beste geval in de vorm van reisaltaartjes werd meegevoerd. Nochtans mogen we daaruit niet besluiten dat de vorsten daar geen interesse voor hadden. De uitgaven betreffende de schil-

paneelschilderkunst Doorslaggevend bij deze bijzondere vorm van belangstelling voor de paneelschilderkunst binnen het mecenaat van de Bourgondische hertogen waren waarschijnlijk structurele factoren, waarbij we vooral moeten wijzen op de mobiliteit van het hof. De onderscheiden territoria waarover de hertogen heersten, eisten de aanwezigheid van hun landvorsten die ook de opperste rechters waren. Terwijl in de kleinere vorstendommen van Europa, vooral in Italië, sedert het einde van de veertiende eeuw de tendens bestond om residentieel te worden, bleef het Bourgondische hof tot in de vijftiende eeuw ambulant, trok het van graafschap naar graafschap, van stad naar stad, van hertogdom naar hertogdom, waar het zijn rechten en plichten uitoefende en zijn vorstelijke magnificentia aan de onderdanen toonde. Daarom verrast het niet dat de transportmogelijkheden de keuze van het soort afbeeldingen bepaalden. De kostbaar bewerkte wandtapijten uit de Nederlandse tapijtweverijen en de vaak efemere schilderijen op textiel waren de geprefereerde beeldmedia van de hoofs-Bourgondische representatie, terwijl de prachtige geïllustreerde codices de persoonlijke afbeeldingbehoefte van de trotse en devote vorsten

3

7


museumbulletin > karel de stoute

ders die bij het hof in dienst waren en die in de rekeningen vermeld worden, wijzen weliswaar meestal op het vervaardigen van banieren, wapenschilden en dergelijke. Maar betalingen voor portretten van de Bourgondische hertogen werden kennelijk niet afzonderlijk geboekt, alhoewel Jan van Eyck in opdracht van de hertog aantoonbaar verscheidene portretten maakte.

vorstenportretten De ooit opmerkelijke productie van vorstenportretten, waarvan nu nog talrijke kopieën getuigen, is waarschijnlijk een initiatief van het hof zelf geweest. Vermoedelijk gaat het om portretten die dienden als geschenken en als huwelijksbemiddeling. Waarschijnlijk deden ze zelfs af en toe dienst als plaatsvervangers, dat wil zeggen als picturale representatie van de hertogelijke autoriteit. De portretkunst kan op die manier op de eerste plaats tot de hoofse sfeer gerekend worden en niet toevallig zou de Nederlandse portretschilderkunst vooral de appetijt van Italiaanse potentaten gewekt hebben. Ook de vooroudercultus zou een motief voor de hoofse belangstelling voor geschilderde portretten kunnen zijn geweest. Het stamboomonderzoek behoorde ook in Bourgondië tot de voornaamste opgaven van de hofhistoriografen, aangezien uit de afstamming de ambities en de rang van het huis konden worden afgeleid. De Bourgondische hertogen gaven waarschijnlijk niet alleen opdracht tot het maken van portretten. Philips de Stoute had voor de aankleding van het dynastieke graf in het kartuizerklooster van Champmol bij de paneelschilder Melchior Broederlam uit Ieper al luiken besteld voor het figurenretabel dat door Jan de Baerze gesneden was. Andere paneelschilderijen werden door Henri Bellechose om dezelfde reden besteld. Philips de Goede heeft in de eerste jaren van zijn regering blijkbaar ook paneelschilderijen in het kartuizerklooster geïnstalleerd: men vermoedt dat de grafplaats de oorspronkelijke bestemming was voor Jan van Eycks Blijde Boodschap (Washington, National Gallery) en voor Robert Campins Geboorte van Christus (Dijon, Musée des Beaux Arts).

8

mecenaat Uit deze paar voorbeelden van hertogelijk mecenaat blijkt duidelijk de herinneringsfunctie van de paneelschilderkunst. Zoals de belangrijke opdrachten van de oorspronkelijk burgerlijke hoffunctionarissen, zoals Nicolas Rolin, blijken prominente paneelschilderijen die samenhangen met opdrachten van het Bourgondische huis, aanvankelijk in de context van het dynastieke familiegeheugen te kunnen worden geplaatst. Na de vredesakkoorden van Troyes (1420) en Arras (1435) begon het Bourgondische huis zich meer en meer op de Nederlandse territoria te oriënteren. Het was daar dat Philips de Goede zich bij voorkeur ophield en waar ook Karel de Stoute opgroeide. Dat was natuurlijk de reden waarom het Bourgondische mausoleum bij Dijon minder aandacht kreeg, zonder dat het graf van de Vlaamse Graven in Rijsel daarvoor een gelijkwaardige vervanging was. Het feit dat er geen centraal memoriaal van de Bourgondische dynastie in hun Nederlandse sleutelterritoria bestond, zoals talrijke Europese vorstenhuizen wel hadden en zoals de adel en de stedelijke elites in familiekapellen bezaten, was wellicht een van de redenen waarom de grote hertogen van het Avondland nauwelijks op de voorgrond traden als opdrachtgevers van monumentale paneelschilderijen, die immers vooral een herdenkingsfunctie hadden.

Jacques Daret de luiken van een Maria-altaar voor zijn abdij te Sint-Omer. De Doornikse bisschop Jean Chervrot, een van de naaste werkgevers van Philips de Goede, bestelde bij de Brusselaar Rogier van der Weyden een triptiek die in de familiekapel van de kapittelkerk SaintHypolite in het Bourgondische Poligny ook de herdenkingsfuncties vervulde. Ook de triptiek, die vermoedelijk door Catherine van Brabant naar aanleiding van de dood van haar gemaal Jean Bracque van Doornik (1452 †) als deel van een jaargetijde aan Rogier van der Weyden (Louvre) in opdracht gegeven, moet in deze context worden geplaatst. Omdat de hertogen van Bourgondië de kunst verstonden om de hofstaat, het bestuur en hun onderdanen als bestanddeel van hun eigen vorstelijke magnificentia te begrijpen en te instrumentaliseren, werden de werken van de schilders uit het Beloofde Land – de Bourgondische Nederlanden – reeds door de tijdgenoten in de rest van Europa, in het bijzonder in Italië en op het Iberische schiereiland, als een wezenlijk bestanddeel gezien van een Bourgondische cultuur die algemeen als exemplarisch werd beschouwd. Till-Holger Borchert is conservator van het Groeningemuseum.

bourgondische hofstaat Het waren vooral leden van de Bourgondische hofstaat, van het staatsbestuur en van de gebourgondiseerde staatsclerus die, net zoals de burgerlijke elites die naar sociale opgang streefden, de vraag naar paneelschilderijen voedden. Hofambtenaren zoals Nicolas Rolin en Pieter Bladelin, beiden van burgerlijke afkomst en voor hun verdiensten door de hertogen in de adelstand verheven, bestelden bij Jan van Eyck of Rogier van der Weyden paneelschilderijen. Het waren altaarstukken, als bestanddeel van grotere gedenktekens in Autun, Beaune of Middelburg, die inherent natuurlijk ook een representatiefunctie bezaten en de sociale status visualiseerden. Jean de Clercq bestelde bij

1 Willem Vrelant, Miniatuur met Karel de Stoute en Isabella van Bourbon, 2de helft 15de eeuw, Kopenhagen, Det Kongelige Bibliothek


1

9


museumbulletin > karel de stoute

bijschriften illustraties ‘extensief’

Portret van Margaretha van York, 1468-1470, Parijs, Musée du Louvre (pagina 4) Margaretha van York is de derde echtgenote van Karel de Stoute. Haar ketting is versierd met rozen, het symbool van het Engels koningshuis York, en met C en M, de initialen van het echtpaar. Engeltjes, 1450-1499, Bern, Historisches Museum (pagina 5) Deze twee engelen van amper 4,5 cm hoog getuigen van vakkundig edelsmeedtalent, door de uiterst moeilijke techniek van email op bolle oppervlakken. De engeltjes ondersteunden vermoedelijk ooit een reliekschrijn dat mogelijk in het bezit was van Karel de Stoute. Schaakbord, 1450-1475, Firenze, Museo del Bargello (pagina 6, illustratie 1) Het schaakbord, met op de achterzijde een backgammon bord, is een speelbord voor de adel. Schaken wordt beschouwd als een oefening in strategie. In een ivoren lijst zijn typisch hoofse activiteiten uitgesneden, zoals de jacht, het tornooi en de dans. Toegeschreven aan Robinet (edelsmid in Grandson), Reliekpaneel uit Grandson, ca. 1370, Fribourg, Museum für Kunst und Geschichte (pagina 6, illustratie 2) Het afgebeelde reliekpaneel is één van de twee panelen - fragmenten van een oorspronkelijk groter stuk edelsmeedwerk - dat waarschijnlijk een onderdeel was van een draagbaar altaar dat omgevormd werd tot relikwiediptiek. Waarschijnlijk sierden de panelen de buitenkant. Uit inventarissen blijkt dat Karel de Stoute een zilveren reliektafel in zijn bezit had. Gerard Loyet, Reliekhouder van Karel de Stoute, 1467-1471, Liège, Trésor de la Cathédrale (pagina 7) De gelaatsuitdrukkingen van Karel de Stoute en van zijn patroon, Sint-Joris, zijn vrijwel identiek. Daardoor is Karel als het ware een tweede Sint-Joris. Het reliekschrijn is een geschenk van Karel aan de kathedraal van Luik. Willem Vrelant, Miniatuur met Karel de Stoute en Isabella van Bourbon, 2de helft 15de eeuw, Kopenhagen, Det Kongelige Bibliothek (pagina 9) Dit blad uit een getijdenboek toont Karel de Stoute samen met zijn tweede vrouw Isabella van Bourbon, knielend voor het doek van de heilige Veronica. In de rand van de miniatuur zijn de wapenschilden van Karel en Isabella verwerkt. Dit blad is toegeschreven aan Willem Vrelant, een van de belangrijkste boekverluchters uit de 15de eeuw. Tomaso Missaglia en werkplaats, Harnas van Frederik I van de Palts, ca. 1450, Wenen, Kunsthistorisches Museum, Hofjagd- und Kunstkammer (pagina 11) Dit pronkharnas is een hoogtepunt in de traditie van de Milanese harnasmakerij. De merktekens tonen aan dat het een product is van de familie Missaglia. De Milanese harnassmeden hielden rekening met de Franse smaak van hun opdrachtgever. Zo zijn de stalen harnasschoenen met zeer lange punten- net als de laatgotische snavelschoenen- een modegril uit die tijd.

10


11

Tomaso Missaglia en werkplaats, Harnas van Frederik I van de Palts, ca. 1450, Wenen, Kunsthistorisches Museum, Hofjagd- und RĂźstkammer.


museumbulletin > johan van geluwe

johan van geluwe the museum of museums 2009

“Hij is ongegeneerd lokaal en even vanzelfsprekend internationaal. In een regio die zich globaal wenst en waant, maar die eigenlijk een heel beperkte horizon heeft, blijft dat ook nu nog een uitzonderlijke positie. Het maakt van hem een observator die breder kijkt dan andere toeschouwers, en die handelt op een manier die zowel ketters is voor de goede katholieken als voor hun protesterende tegenhangers. Een vleugje ketters toch – een beetje verdacht, te autonoom om te worden ingelijfd, te genereus om te worden uitgeband. Hij past altijd wel een beetje, maar nooit helemaal. Hij is niet sexy, omdat hij zich niet overgeeft en evenmin tegenstribbelt. Hij is minzaam zichzelf, Johan van Geluwe.” In de inleiding van de publicatie Johan van Geluwe, The Museum of Museums (Gent, 2004, p. 11 (126)) duidt Bart De Baere Johan van Geluwe en zijn artistieke persoonlijkheid op gevatte wijze. Door Sandra Janssens.

1

12

Johan van Geluwe (° 1929) is een gerenom-

musea, kunstinstituten, culturele instellingen,

meerde hedendaagse kunstenaar die zijn werk

en privéverzamelingen. De monografie Johan

internationaal tentoonstelt. De eigenzinnige

van Geluwe, The Museum of Museums werd in

kunstenaar studeert architectuur aan het Sint-

2005 bekroond met de Plantin-Moretusprijs als

Lucasinstituut in Gent van 1946 tot 1953. Van

best verzorgde boek binnen de categorie kunst.

1974 tot 1994 is hij als docent aan hetzelfde

Sinds 1974 is het oeuvre van Johan van Geluwe

Sint-Lucasinstituut verbonden. In 1991 ont-

wereldwijd gepresenteerd in talrijke tentoon-

vangt Johan van Geluwe de staatsprijs voor

stellingen. Naast de Brugse tentoonstelling cre-

beeldende kunst. Op de tentoonstelling ‘Visi-

ëert van Geluwe dit jaar meerdere presentaties,

onair België’ (2005) in het Paleis voor Schone

de eerst volgende zijn onder meer ‘Toute cru-

Kunsten te Brussel neemt hij een prominente

auté est-elle bonne à dire?’ in de Elektriciteits-

plaats in. Projecten, installaties en concepten

centrale te Brussel van 9 tot 29 maart en ‘We

van Johan van Geluwe zijn te vinden in talrijke

can breathe in space, they just don’t want to


de architectuur ter discussie te stellen.

hij weerstand, gaat hij er tegen in. Hij weigert

tefabrik te Rap-

In zijn werk becommentarieert en reageert van

een knecht te zijn van het kunsthandelcircuit.

pers wil-Jona

Geluwe soms op scherpe en confronterende

Daarom is zijn werk niet te koop. Met ‘The Mu-

van 14 maart

wijze op de maatschappij. Maar nooit gaat hij

seum of Museums’ verwerft hij vanaf de jaren

tot 3 mei.

brutaal in de aanval of viseert hij iemand per-

zeventig bekendheid in heel Europa. Vanuit dit

Sinds 1969 is

soonlijk. In al zijn werk vertoont hij een bijzon-

imaginaire museum speelt van Geluwe met ver-

Johan van Geluwe

dere gevoeligheid voor de ambiguïteit van de

schillende betekenislagen en invalshoeken. De

directeur van de fictieve-echte instellingen A.R.T.

taal. Zijn boodschappen werken dan ook als

relativering van de macht en de driehoeksrela-

(Art Recycling Terminal) en M.A.O. (Multinational

doordenkers, die maar pijn doen in de mate dat

tie tussen de artistieke scène, het kunstobject

Art Office) en is hij directeur-conservator en ar-

iemand zichzelf op de korrel genomen voelt.

en het museum vormen hierbij de belangrijkste

chivaris van het M.O.M. (The Museum of Mu-

Centraal in de artistieke persoonlijkheid van

aandachtspunten.

seums). Naast deze titels, benoemt van Geluwe

Johan van Geluwe staat een kritische houding

zichzelf tot ARTchitect. van Geluwe is opgeleid

tegenover de maatschappij en politiek, met

tot architect, was praktiserend architect en

een aangeboren zin voor onafhankelijkheid.

doceerde het vak. Maar hij plaatst zich buiten

Hij verafschuwt de commercialisering en ba-

de architectuurdiscipline om aan de beeldende

nalisering van de cultuur en de kunsten. Door

kunst methodes te ontlenen om het instituut van

koppig aan deze houding vast te houden biedt

escape’ in de Al-

1/2 Johan van Geluwe, The Museum of

Museums 2009

2

13


museumbulletin > johan van geluwe

1

14

In ‘The Museum of Museums 2009’ worden

waarbij de kern is: het herstellen van de men-

oorlog was mail art de enige mogelijkheid om

enkele kamers van het Arentshuis door Van

selijke dialoog en communicatie op democra-

grensoverschrijdende contacten te onderhou-

Geluwe ‘heringericht’. De traditionele museale

tische manier. Getuige hiervan de stelling van

den met ‘gelijkgezinden’ uit het Oostblok en ook

sfeer moet plaats ruimen voor vervreemding en

Johan van Geluwe van 29 december 1972:

de dictatoriale staten in Latijns-Amerika.

verwondering.

“Using letter-writing as a creative medium, I aim

De glimmende prijsbekers staan symbool voor

In het achttiende-eeuwse herenhuis Arents

at replacing formulas, automatisms and phrases

de status van de winnaar of weerspiegelen ze

wordt het imaginaire Museum of Museums

with personal communication.” Geen enkele

slechts de illusie van deze machtspositie? Het

van Johan van Geluwe werkelijkheid. De ten-

kunstvorm voor mail art heeft zo’n groot, globaal

toekennen van bekers en trofeeën is een deel

toonstelling opent met een panorama van

en internationaal succes gekend, niet alleen

van de folklore, mensen verenigen zich in een

Museum-postkaarten, resultaat van jarenlange

van bewonderaars maar ook van personen die

club, werken samen aan een sport of activiteit.

grensoverschrijdende correspondentie. Dit is de

actief betrokken zijn in de beweging. Mail art is

Een overwinning of goede prestatie levert een

allereerste keer dat van Geluwe zijn postkaar-

in alle wereldhoeken te vinden, in kleine dorpen

beker op, deze betekent erkenning en trots.

tencollectie in een monografische tentoonstel-

en grote steden en het omarmt alle politieke en

Die prijs duidt enerzijds op een beloning maar

ling presenteert. De postkaart is een modaal

sociale systemen. Op die manier is mail art een

is anderszijds ook eerder klatergoud om de

communicatie- en promotiemiddel. Dit maakt

sociaal fenomeen. Iedereen die kan schrijven is

schone schijn hoog te houden. Macht en vooral

het tot een uitgelezen instrument voor mail art,

potentieel een performer. Ten tijde van de koude

het gevoel of misschien beter de illusie macht


te hebben staat centraal, zowel bij degene die de beker of trofee geeft als degene die de prijs in ontvangst mag nemen. Deze illusie, de betrachting van de perceptie van (macht)status in de maatschappij wil Johan van Geluwe door de plaatsing ervan in een kunstcontext relativeren. Nep en echt, fictie en realiteit, banaliteit en belangrijkheid, kitsch en kunst zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De spiegel is een uitvergroting van de spiegel in het Portret van het echtpaar Arnolfini van Jan van Eyck (1434, London, National Gallery). van Geluwe’s spiegel bespioneert de ruimte, het museum, de kunst, de handelaren, de journalisten, de critici… Of houdt van Geluwe hen een spiegel voor? Jan van Eyck’s spiegel wordt omringd door kriti-

sche bespiegelingen rond de traditionele kunsthistorische canon en de kunstwereld. De museale functie en de kunsthandel spelen hierin een essentiële rol en worden op unieke wijze in vraag gesteld, evenals de gehele artistieke scène, de objecten en de toeschouwer. In de reeks ‘L’ART POOR L’ART – MORT POUR L’ART – L’OR POUR L’ART’ wordt de toeschouwer gevraagd de redenering te volgen en te doorzien. ‘L’art poor l’art’ is niet ‘L’art pour l’art’ of het principe van de ‘kunst om de kunst’. Er staat wel ‘Art, poor art’ want ze zal sterven (Mort), door toedoen van de handel en commercialisering (L’or). ARTchitect en conservator Johan van Geluwe is steeds aanwezig in dit Museum of Museums’ 2009, net als zijn vier suppoosten. In hun virtuele maar pertinente aanwezigheid bewaken

ze de kritische stellingen tegenover de maatschappij van de waarnemer van Geluwe, die soms subtiel, soms scherp zijn en de toeschouwer tot een glimlach bewegen of tot nadenken brengen. Sandra Janssens is adjunct-conservator van het Groeningemuseum.

1/2 Johan van Geluwe, The Museum of

Museums 2009

2

15


museumbulletin > gezelle’s jonge vrienden

gezelle’s jonge vrienden Vrienden nemen in het leven van Guido Gezelle een heel belangrijke plaats in. Bij de start van zijn onderwijsopdracht in Roeselare is de priesterdichter meer dan een leraar voor zijn leerlingen. Met enkele bouwt hij een vriendschapsband op die ook na hun schooltijd blijft voortduren. Dit blijkt uit hun wederzijdse correspondentie maar ook uit opdrachten in boeken en het opdragen van een gedicht aan hen. Welke interpretatie kunnen we aan de vriendschap en de brieven van Guido Gezelle en Eugène Van Oye geven? Wat moeten we ons voorstellen bij dat gedicht over Dien avond en die rooze? Wat zijn de feiten en waar begint de verbeelding? Door Willy Le Loup.

1

16

Guido Gezelle (1830-1899) wordt geboren te

laatste bundel ontstaat ter herinnering aan het

Brugge, studeert aan het Klein Seminarie te

overlijden van Eduard van den Bussche, een

Roeselare in 1846 en volgt daarna de priester-

van zijn leerlingen uit de poësisklas. Voor zijn

opleiding aan het Groot Seminarie te Brugge. Op

leerling Henri Van Doorne (1841-1914), die later

10 juni 1854 wordt hij tot priester gewijd. Reeds

priester wordt in Engeland, schrijft hij talrijke

drie maanden daarvoor wordt hem een onder-

gedichten, waaronder ’k Hoore tuitend’ hoor-

wijsopdracht aan het Klein Seminarie toever-

nen. Samen met zijn leerling Karel de Gheldere

trouwd. De kerkelijke overheid heeft vertouwen

(1839-1913) schrijft Gezelle wisselgedichten.

in de beloftevolle jonge leraar en in 1857 wordt

De Gheldere draagt zijn Jongelingsgedichten

hij voor twee opeenvolgende jaren aangesteld

in 1861 op aan zijn leermeester. Ook de ge-

als leraar voor de Poësis, het jaar waarin de

broeders Hugo (1840-1922) en Gustaaf Verriest

dichtkunst centraal staat. Gezelle droomt ervan

(1843-1918) worden leerlingen van Gezelle in

een jonge dichterschool met zijn leerlingen te

hun collegetijd. Hugo heeft zich enorm ingezet

vormen.

voor de verspreiding van Gezelle’s poëzie, Gu-

Gezelle schrijft zijn eerste gedichten voor zijn

staaf wordt Gezelle’s huisarts. Voor Polydore

studenten waarbij poëzie en religie een eenheid

Demonie (1844-1887), die later advocaat wordt,

vormen. In 1858 laat hij Vlaemsche Dichtoefe-

schrijft hij Polydor, gij kind van Vlanderen.

ningen en Kerkhofblommen verschijnen. Deze

Eugène Van Oye (Torhout 1840 - Gistel 1926)


groeit op in een cultureel zeer actief dokters-

Caster. Hij is een van de vele zanters die aan

gezin. Zijn ouders sturen hem in 1854 naar

Gezelle taal- en volkskundige notities bezorgt.

het - voor West-Vlaanderen - toonaangevend

Dit jaar staat Erfgoeddag in het teken van

Klein Seminarie te Roeselare. In zijn poësisjaar

vriendschap. Naar aanleiding daarvan wordt in

1857-1858 heeft hij Guido Gezelle als leraar.

het Gezellemuseum de vriendschap tussen Gui-

Tussen beiden ontstaat een diepgaande vriend-

do Gezelle, Eugène Van Oye en Julien Claerhout

schapsband. Gezelle ziet het als een christelijke

benadrukt aan de hand van een tentoonstelling

vriendschap en hoopt dat de jongeling priester

(18 april - 20 juli 2009).

zal worden. Bovendien heeft Van Oye literair talent. Tussen beide ontstaat een uitvoerige cor-

1 Guido Gezelle rond 1860 (Gezellearchief, Fotoverzameling) 2 Eugène Van Oye als student te Leuven.

Laatste rij, tweede van links, ca.1860 (Gezellearchief, Fotoverzameling)

Willy Le Loup is conservator behoud en beheer

respondentie waarvan heel wat bewaard bleef en nu in het Gezellearchief van de Biekorfbibliotheek berust. Gezelle draagt verscheidene van zijn gedichten op aan Van Oye. Deze getuigen van een hoge kwaliteit: Ik droome alreé, Rammenta ti, Ik misse u, Een bonke keerzen kind. Het gedicht Dien avond en die rooze wordt als een van de belangrijkste liefdesgedichten uit de Nederlandstalige poëzie beschouwd. Het autograaf van dit gedicht wordt in 1998 door de Stad Brugge verworven. Het gedicht is ook steeds de aanleiding tot diverse bedenkingen over de relatie tussen de priesterdichter Guido Gezelle en zijn leerling. De vriendschap met Julien Claerhout (18591929) is van een andere aard. Claerhout is als priester werkzaam te Sint-Denijs, Pittem en

2

17


museumbulletin > vriendschapsbeker

vriendschapsbeker vier brugse zorginstellingen verenigd op één vriendschapsbeker In het Sint-Janshospitaal en Onze-Lieve-Vrouw-ter-Potterie wordt in de historische gebouwen een uiteenlopende collectie bewaard die de meeste kunstdisciplines vertegenwoordigt. Door die verscheidenheid aan voorwerpen kan er steeds een zinvolle invulling gepresenteerd worden tijdens de Erfgoeddagen. Het thema van dit jaar 'Uit vriendschap?! leent zich tot een voor de hand liggende keuze. Door Stéphane Vandenberghe en Evelien Vanden Berghe. In de verzameling van het Sint-Janshospitaal

Op de voet zijn een bladversiering, het jaartal

bevindt zich immers een uitzonderlijk voorwerp

1664 en de initialen LM merkbaar.

dat nog steeds wat van een raadsel herbergt:

De versiering boven- en onderaan is aange-

de vriendschapsbeker uit 1664. Op deze beker

bracht in zogenaamde radgravure. Het is een

worden de emblemen van vier Brugse caritatie-

decoratietechniek waarbij met behulp van snel

ve instellingen verenigd: het Sint-Janshospitaal,

ronddraaiende wieltjes of schijfjes een voorstel-

het Magdalenagesticht, het Sint-Juliaansgods-

ling of opschrift in het glas wordt aangebracht.

huis en ten slotte het Hospitaal van Onze-Lieve-

Bovenaan is de spreuk EENDRAECHT MACKT

Vrouw-ter-Potterie.

MAECHT zichtbaar. Op de komwand zijn zes

De beker heeft een bolvormige kelk in door-

cirkelvormige medaillons gegraveerd. Twee

zichtig glas, een balusterstam met drie holle

verwijzen naar de stad Brugge, namelijk het

gedrukte knopen en drie schijven en steunt op

wapenschild en de gekroonde letter b. De an-

een licht conische voet. Dit sierlijk glas onder-

dere vertonen de emblemen van de vier lokale

ging een beschadiging die bij nader onderzoek

liefdadigheidsinstellingen.

merkbaar is. De stam is immers op meerdere

Deze vier zorginstellingen onstonden in de

verguld zilveren montuur, Hospitaalmuse-

plaatsen gebroken. Thans is de kelk om die

twaalfde of dertiende eeuw en kregen in de

um-Memling in Sint-Jan, inv. SJ 297.XXII

reden gevat in een verguld zilveren montuur

loop van de tijd elk een min of meer specifieke

Beker met emblemen van vier Brugse

waaronder zich een knoop in faïence bevindt. Ze

opdracht toegewezen.

caritatieve instellingen, hoogte 22 cm,

steunt op een getande basis, eveneens in ver-

In het Sint-Janshospitaal werden niet alleen

doorsnede basis 14,1 cm

guld zilver. Alle elementen van de stam worden

zieken en gewonden verzorgd, maar konden

centraal bij elkaar gehouden door middel van

ook pelgrims, daklozen en geesteszieken te-

een verticale vastgeschroefde, metalen stang.

recht. De gifbeker en het lammetje binnen het

1 Vriendschapsbeker, 1664, gegraveerd glas,

18


gegraveerde medaillon verwijzen naar de patroonheiligen, Sint-Jan de Doper en Sint-Jan de Evangelist. De Magdalenaleprozerie bestond vóór 1227 buiten de stedelijke bewoning, tussen de Boeverie- en de Smedenpoort. Deze instelling verzorgde de opvang van leprozen of melaatsen. Vanaf de zestiende eeuw werd deze instelling naar de binnenstad overgebracht. Daartoe kocht men nabij de Garenmarkt een deel van de gebouwen van het Nazarethpassantenhuis en de aanpalende panden aan. In de loop van de achttiende eeuw stelde Nazareth en de leprozerie niet veel meer voor omwille van het miniem aantal leprozen. Het embleem op de beker toont ondermeer de zalfpot van de heilige Magdalena, beschermheilige van de leprozen. De geschiedenis van het Sint-Juliaansgodshuis gaat terug tot 1290. De gebouwen werden opgericht in de Boeveriestraat met financiële hulp van de Brugse magistraat. In dit passantenhuis voor reizigers, daklozen en behoeftigen waren in 1305 de “Filles-Dieu” en de gildebroeders van Sint-Juliaans in dezelfde instelling verenigd. De krankzinnigenzorg werd meer en meer hun voornaamste taak. Ook bemiddelden, die zelf voor hun onderhoud betaalden, werden er opgenomen. Op de beker wordt onder andere Sint-Juliaan als veerman afgebeeld. Het voormalig hospitaal Onze-Lieve-Vrouwter-Potterie wordt reeds vermeld in het jaar 1276. Vanaf 1797 is het beheer in handen van de Commissie der Burgerlijke Godshuizen en tot op heden maakt het deel uit van het OCMW. Het middeleeuwse hospitaal aan de Potterierei evolueerde snel tot een bejaardenhuis, wat het nog steeds is. De oude ziekenzaal heeft thans een museumfunctie en stelt belangrijke kunstwerken tentoon. De bejaarden worden verzorgd in de aanpalende moderne voorzieningen. Het embleem van de Potterie is eveneens in radgravure aanwezig op deze vriendschapsbeker. De letters P.O.R. verwijzen naar Potterie. Stéphane Vandenberghe en Evelien Vanden Berghe adjunct-conservatoren Hospitaalmuseum

1

19


museumbulletin > de keuze van

de keuze van In De keuze van schrijft een medewerker van Musea Brugge over zijn of haar geliefkoosde kunstwerk, object, plaats... Bertil van Outryve d’Ydewalle, voorzitter van de Vrienden Musea Brugge, koos voor het Portret van de familie Villers van Jean Bernard Duvivier.

20

Ik ben altijd bijzonder gefascineerd geweest

uitbating van die tijdelijke shop bracht – dank

door het groepsportret van de familie Villers dat

zij de tomeloze inzet van talrijke vrijwilligers

in 1790 geschilderd werd door de Brugse kun-

die duidelijk op voorhand niet hadden geweten

stenaar Jean Bernard Duvivier toen hij in Parijs

waaraan ze begonnen waren - dan ook heel wat

werkte tijdens die bewogen beginperiode van

geld in het Vriendenlaatje.

de Franse revolutie.

De Museumdirectie en de Raad van Bestuur van

Eerst en vooral omwille van de manier waarop

de Vrienden vonden dat al die inspanningen het

het werk in de Brugse musea terechtkwam. In

best konden worden gehonoreerd door met dat

1994 liep er in Brugge de nu al legendarische

geld een belangrijk werk voor de musea aan

Memlingtentoonstelling die honderdduizenden

te kopen. De keuze viel dus op voorgenoemd

bezoekers naar hier lokte. De toenmalige mu-

schilderij dat op dat moment te koop stond bij

seumdirectie had aan de Vrienden gevraagd om

een Parijse kunsthandelaar. Het vulde wonder-

in eigen beheer de tentoonstellingsshop te run-

wel een lacune op in de Brugse collecties met

nen en de catalogus te verkopen. Hiervoor zou

betrekking tot een periode waarin de Brugse

beroep worden gedaan op de recent samenge-

schilderschool internationaal een grote uitstra-

brachte groep vrijwilligers die een tweetal na-

ling had: het neoclassicisme. De oud-leerlingen

middagen in de week een museumwinkel open

van de Brugse Academie zoals Suvée, Odevaere,

hielden. Zoals u weet werd het een overrompe-

Kinsoen die internationale roem vergaarden in

ling en gingen de boeken en tentoonstellings-

Parijs en Rome waren al goed en met represen-

gadgets als zoete broodjes de deur uit… De

tatief werk vertegenwoordigd in onze musea.


Dat was niet het geval met Duvivier, weliswaar

tijden, trouw aan de familie, als kern van de sa-

mutsen en jabots, kostbare stoffen, ademt ex-

een primus perpetuus van de Brugse Academie

menleving, trouw aan de principes en waarden,

treme verfijndheid uit. De scène toont de modi-

maar verder een bijna vergeten Bruggeling, die

… Het huiselijke salon in Louis XVI-stijl, waar

euze leefwereld van de aristocratie tijdens het

in Parijs en Rome leefde en daar met zijn schil-

de scène zich situeert, is muziekkamer en bibli-

Ancien Regime dat op zijn einde loopt. Vader

derijen en tekeningen succes boekte.

otheek: de veilige haven waar de gecultiveerde

en zoon dragen nog gepoederde pruiken met

Maar afgezien van de verwervingsgeschiedenis

mens zich terugtrekt wanneer het buiten crisis

pijpenkrul maar ook de pruikentijd zal weldra

van dit prestigieuze doek, die dus nauw verwe-

is, muziek en boeken die helpen te overleven.

voorbij zijn.

ven is met onze vereniging, is het voor mij ook

De dochter links, met die adembenemende

Kortom een voorstelling die de vergankelijkheid,

in alle opzichten een intrigerend werk. Het is de

wespentaille, tokkelt op een harp. Achter haar

de broosheid van alles wat men als verworven

voorstelling van een aristocratisch milieu op een

staat een tafelpiano met opengeslagen parti-

dacht, suggereert. Een dramatisch schilderij

breekpunt van de geschiedenis: de Franse revo-

tuur. Muziek die vertroosting biedt wanneer het

dus waarnaar men geboeid kan blijven kijken

lutie. Terwijl buiten het straatgeweld woedt en

buiten wintert. Door het raam zien we een kale

en waaruit elkeen zijn les(sen) trekt.

de guillotine overuren maakt, kijken we binnen

boom in een desolaat landschap aan de poorten

bij deze adellijke familie, wie ze ook mogen zijn

van Parijs waar de terreur heerst. Het contrast

(ik heb begrepen dat historici er nog niet uit zijn

tussen buiten en binnen kan niet groter zijn.

wie precies die familie Villers was die hier wordt

Het hele interieur baadt in subtiel licht met

voorgesteld): vader, moeder, twee volwassen

zachte kleuren. Het meubilair is chic en eigen-

dochters en de jonge zoon zijn gegroepeerd

tijds: de stoel à la reine, de driepotige guéridon

rond een medaillon en grisaille dat de trouw

en de canapé en gondole. De kledij van de per-

voorstelt: een belangrijk houvast in troebele

sonages met strikken, pluimen, kanten linten,

Jean Bernard Duvivier (1762-1837), Portret van de familie Villers, 1790, olieverf op doek, Brugge, Groeningemuseum, aangekocht door de Vrienden Musea Brugge, 1995

21


museumbulletin > uitgeleend

groeninge extra muros: uitgeleend Het nieuwe museum van Leuven, kortweg “M”, opent in het najaar van 2009 feestelijk met de tentoonstelling “Rogier van der Weyden – de passie van de Meester”. Ondertussen pakken twee Duitse musea, het Städel in Frankfurt en de Gemäldegalerie in Berlijn, nu al uit met een spectaculaire tentoonstelling over Rogier van der Weyden en zijn leermeester. Deze was de Doornikse schilder Robert Campin, ook gekend als de Meester van Flémalle. De samenwerking tussen de twee Duitse musea is terecht veelbelovend. Het Städelmuseum heeft drie topwerken van de Meester van Flémalle in zijn bezit en het museum van Berlijn telt niet minder dan drie triptieken van Rogier van der Weyden in zijn collectie. De temporaire vereniging van deze panelen in een tentoonstel-

ling maakt een bezoek ontegensprekelijk onvergetelijk. Maar er is nog veel meer materiaal dat voor de eerste keer bij elkaar wordt gebracht. Bijvoorbeeld in Frankfurt wordt het bekende Mérode-altaarstuk uit New York getoond. Het wordt naast de Annunciatie uit Brussel opgehangen. In Berlijn zal het Mérode-altaarstuk vervangen worden door de luiken van het Werltriptiek uit het Prado. De Abbeg-stichting uit Zwitserland leent normaliter nooit werken uit maar geeft nu toch het Villa-triptiek in bruikleen. De tentoonstelling kan zelfs uitpakken met een tot nu toe onbekend portret dat in de privéruimtes van de familie Borromeo op Isola Bella op de Lago di Como wordt bewaard. Alhoewel de verzameling van portretten niet het sterkste punt is van deze tentoonstelling in Frankfurt en Berlijn,

kan deze vondst toch als een verrijking van het corpus van de Vlaamse Primitieven beschouwd worden. Deze tentoonstellingen zijn een niet te missen kans om de problematiek en studie rond van der Weyden, Flémalle en Campin verder uit te diepen. Vanzelfsprekend participeert het Groeningemuseum als een van de wereldwijd belangrijkste verzamelingen van de schilderkunst van de Vlaamse Primitieven aan het trio tentoonstellingen door de Heilige Lucas tekent de Madonna, een Brusselse(?) kopie naar Rogier van der Weyden, in bruikleen af te staan aan zowel Frankfurt en Berlijn alsook aan Leuven. Till-Holger Borchert

Kopie naar Rogier van der Weyden, De heilige Lukas tekent het portret van Onze-Lieve-Vrouw, eind 15de of begin 16de eeuw, paneel (eik), Brugge, Groeningemuseum

22


beste museumvriend(in), U bent waarschijnlijk al in een of ander tijdschrift de hierbij afgedrukte foto van een strengkijkende Jan Decleir tegengekomen en hebt zich dan misschien afgevraagd waarvoor dit stond. De bekende Vlaamse acteur werd ingehuurd als gezicht van de reclamecampagne TESTAMENT.BE waarbij mensen aangespoord

worden een deel van hun vermogen via testament na te laten aan een goed doel. In de ons omringende landen is dit een vrij frequent voorkomend gebeuren, bij ons is dit groeiend. Daarom is vzw EMO vorig jaar met een campagne begonnen om de formule schenking aan het goed doel onder de aandacht van de mensen te brengen en te promoten. De Vrienden en de Musea Brugge zijn ook – als enige musea trouwens - mee op de wagen gesprongen. Cultuur is immers ook een goed doel. Statutair zijn de Vrienden daarenboven al meer dan honderd jaar bezig met fundraising voor de musea. In het verleden heeft meer dan een kunstliefhebber een (deel van zijn) collectie of

een geldsom via ons aan de musea nagelaten. De tijden zijn veranderd en niet iedereen heeft een Vlaamse Primitief aan de muur of in de kluis zitten. Toch kan men nog altijd de musea een financieel duwtje in de rug geven en er zichzelf (of toch in elk geval zijn erfgenamen) mee begunstigen. Wat velen niet weten is dat een verstandige successieplanning ervoor kan zorgen dat erfgenamen heel wat minder aan Vadertje Staat moeten afdragen. Men kan op perfect legale manier de inhalige fiscus te vlug af zijn en tezelfdertijd bijvoorbeeld het Brugse kunstpatrimonium ondersteunen. Dit is zeker het geval bij mensen die geen directe erfgenamen hebben en die een deel van hun vermogen aan een ver familielid of aan iemand waarmee ze geen familieband hebben willen nalaten. In Vlaanderen worden hierop tussen de 45 en de 65% successierechten afgehouden. Hier kan een duolegaat ervoor zorgen dat heel wat minder naar de fiscus gaat. Dit is een testament waarbij een gedeelte van het vermogen vrij van successierechten aan de erfgenaam wordt gelegateerd. Daarnaast wordt een legaat geschonken aan bijvoorbeeld de vzw Vrienden van de Stedelijke Musea Brugge die ook de successierechten en kosten op het eerste legaat zal betalen. Zo wordt de belastingsdruk aanzienlijk verlaagd want culturele instellingen worden aan vlakke successietarieven belast (8,8% in het Vlaams Gewest). Even een voorbeeldje: tante Kaat heeft geen directe erfgenamen en laat haar vermogen (500.000 €) na aan neefje Tom. Tom zal hiervan uiteindelijk slechts 195.000 € ontvangen. Tante Kaat had ook een algemeen legaat kunnen schenken van 500.000 € aan vsmb met als last een bijzonder legaat van 250.000 €, vrij van successierechten, aan Tom uit te keren. Op die manier krijgt Tom dus 55.000 € meer. De vzw zelf zal aan deze operatie na betaling van alle successierechten

85.500 € overhouden. Iedereen wint dus, behalve de fiscus en het vermogen komt terecht bij wie de erflater belangrijk vindt. Wanneer er directe erfgenamen zijn en het erfdeel hoger is dan 250.000 € (waarop in Vlaanderen 27% successierechten komen) kan een monolegaat interessant zijn. Hier gaat de nalatenschap naar de wettelijke erfgenamen maar wordt er één legaat overgemaakt aan het goede doel dat gelast wordt met het betalen van de successierechten van de wettelijke erfgenamen. De besparing is minder spectaculair, alhoewel dit natuurlijk met de grootte van het erfdeel belangrijker wordt, maar het goede doel vaart er wel mee. Zo kan u het Brugs kunstpatrimonium dat u dierbaar is ondersteunen. We laten het hier voorlopig bij. Wie hierover meer wenst te vernemen kan terecht op de website www.testament.be of telefonisch (02/210 53 00) en uiteraard ook bij zijn notaris. De raad van bestuur

23


Colofon Museumbulletin is een driemaandelijks tijdschrift van Musea Brugge, uitgegeven door vzw Vrienden van de Stedelijke Musea Brugge Verantwoordelijke uitgever: Bertil van Outryve d’Ydewalle, p/a Dijver 12, 8000 Brugge Coördinatie en eindredactie: Sibylla Goegebuer & Willy Le Loup Redactie: Till-Holger Borchert, Rudy de Nolf, Sibylla Goegebuer, Aleid Hemerijck, Willy Le Loup en Manfred Sellink museumbulletin.redactie@brugge.be Opmaak: Agates, Brugge Druk: De Windroos, Beernem

Musea Brugge Dijver 12, 8000 Brugge T 050 44 87 43 F 050 44 87 78 www.museabrugge.be musea@brugge.be

BIJZONDERE BEGUNSTIGERS:


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.