20 minute read
Antiochus IV en de keerzijde van het Romeinse imperialisme Verlies, vernedering en uitsluiting
ANTIOCHUS IV EN DE SCHADUWZIJDE VAN HET ROMEINSE IMPERIALISME Verlies, vernedering en uitsluiting
Pim Möhring
Advertisement
Het begin van de 2e eeuw v.Chr. luidde voor de Romeinse republiek een periode in van grote militaire successen. In amper een halve eeuw verwierf Rome de heerschappij over nagenoeg het gehele Middellandse Zeegebied. De overwinningen werden doorgaans gevolgd door diplomatieke sancties opgelegd aan de verliezer. Een veelvoorkomende sanctie was het eisen van gijzelaars met als doel de verworven vrede te waarborgen. Deze gegijzelden, veelal zonen van koningen of stamhoofden, werden naar Rome gebracht om daar hun gijzeling door te brengen (fig. 1).1 Hiermee vormden zij een bijzondere groep in Rome: die van de verliezers.
Het eisen van gijzelaars door overwinnaars is van oudsher een diplomatiek wapen om loyaliteit te waarborgen. Zo ook bij de Romeinen, die gijzeling inzetten om prinsen, veelal koningen in spe, aan hun imperialistische politiek te binden. Maar dat deze politiek lang niet altijd succesvol was blijkt uit het geval van de Seleucidische koning Antiochus IV Epiphanes (175-164 v.Chr, fig. 2).2 Deze heerser verbleef als gegijzelde meer dan tien jaar in Rome alvorens koning te worden van het Seleucidische rijk (grofweg van het moderne Turkije tot Iran). Dit als gevolg van sancties opgelegd door de Romeinen na hun overwinning aan de Seleuciden.
Tijdens hun verblijf in Rome waren de gegijzelden getuige van het triomferende Romeinse imperialisme, gevierd tijdens talrijke triomftochten en door de oprichting van overwinningsmonumenten. Dit artikel bespreekt de schaduwzijde van het Romeinse succes aan de hand van Antiochus’ verblijf als gegijzelde door te onderzoeken wat antieke bronnen ons vertellen over de beleving en de positie van de Romeinse vijand in Rome. Ook al is het bronnenmateriaal grotendeels pro-Romeins – geschiedenis wordt immers door de overwinnaar geschreven – laat het verhaal van de verliezers ons de schaduwzijde zien van het Romeinse imperialisme.
Antiochus’ bewondering en afkeer voor Rome Antiochus’ gijzeling leidde tot een uiterst ambivalente houding tegenover Rome. Als we de Griekse en Romeinse geschiedschrijvers namelijk mogen geloven koesterde hij enerzijds een levendige bewondering voor de Romeinse cultuur. Zo zou Antiochus militaire eenheden hebben uitgerust als Romeinse legionairs en Romeinse magistraatverkiezingen hebben nagebootst.3 Daarnaast organiseerde hij gladiatorengevechten in zijn rijk waarbij hij gladiatoren uit Rome haalde, en nam een Romeinse architect in dienst. Anderzijds getuigen de bronnen ook, in schril contrast met deze nabootsingen van het ‘Romeins zijn’, van een anti-Romeins sentiment. Antiochus’ politiek karakteriseert zich namelijk door het negeren van de Romeinse sancties. Zo liet hij een militaire vloot bouwen en viel hij – tot twee keer toe – Ptolemeïsch Egypte binnen, dat onder diplomatieke bescherming van Rome stond. Moderne historici zijn het er grotendeels over eens dat Antiochus’ regeerperiode sterk gekenmerkt wordt
door weerstand tegen de groeiende macht van Rome.4 De Romeinse senaat lijkt zich hier bewust van te zijn geweest maar legde het Seleucidische rijk pas echt sancties op na de dood van Antiochus.
Andere gevallen uit de Romeinse geschiedenis van gijzelneming laten zien dat de machtspositie van gegijzelden regelmatig betwist werd na hun vrijlating. Zo werden gegijzelden na ‘thuiskomst’ in hun geboorteland geïnstalleerd als politieke marionet en veelal gewantrouwd. Over de Macedonische koningszoon Demetrius, een tijdgenoot van Antiochus, werd na zijn vrijlating uit Rome bijvoorbeeld het volgende gezegd: ‘Een verrader wil ik hem niet noemen, maar welzeker een spion hebben we in ons midden, wiens lichaam, sinds hij als gegijzelde in Rome verbleef, de Romeinen ons weliswaar hebben teruggegeven, maar zijn geest houden zij in hun macht.’5
Dit geldt niet voor Antiochus. Zijn politieke macht lijkt juist te berusten op weerstand tegen en afkeer van Rome. Tegelijkertijd was er ook bewondering en interesse voor Rome gezien de imitatie van Romeinse gebruiken. Het verklaren van de impact van Antiochus’ gijzeling op zijn latere koningschap verdient nader onderzoek, wat buiten de reikwijdte van dit artikel ligt. Hieronder
Fig. 1. Antonio Tempesta, De Romeinen gijzelen oude Bataafse mannen en verleiden de jongere Bataven, uit De oorlog van de Romeinen tegen de Bataven (Romanorvm et Batavorvm societas), 1611, ets, 16,4 x 20,8cm, Metropolitan Museum New York.
Fig. 2 (l.). Tetradrachme van Antiochus IV Epiphanes. Voorzijde: portret van Antiochus IV met diadeem. Keerzijde: getroonde Zeus, met scepter en gevleugelde Nike. Inscriptie: BASILEŌS ANTIOCHOU THEOU EPIPHANOUS NIKEPHOROU (‘van koning Antiochus, Goddelijke Manifestatie, Drager van Overwinning’), 168-164 v.Chr., zilver, 30,91mm,
Fig. 3 (r.). Tetradrachme van Demetrius I Soter. Voorzijde: portret van Demetrius I met diadeem. Keerzijde: getroonde Tyche, met kleine scepter en cornucopia. Inscriptie: BASILEŌS DEMETRIOU (‘van koning Demetrius’), 162-154 v.Chr., zilver, 30,67mm, 16,48gr. focus ik me op Antiochus’ periode als gegijzelde in Rome.
Romeinse vijanden in Rome Om Antiochus’ verhaal te begrijpen, moeten we teruggaan naar de oorzaak van zijn gijzeling. In 189 v.Chr. versloeg Lucius Scipio Asiaticus de Seleucidische vorst Antiochus III in een veldslag bij Magnesia in West-Anatolië. In de nasleep werd het verdrag van Apamea opgesteld, waarin Rome strenge sancties aan de Seleuciden oplegde. Zo moesten zij zich terugtrekken uit Thracië en Klein-Azië en forse herstelbetalingen doen. Ook werd het de Seleucidische koningen verboden om oorlogsolifanten en een vloot te bezitten. Tenslotte moest de koning zijn derde zoon, Antiochus IV, en twintig anderen als gijzelaar overdragen aan Rome. Hoe lang deze koningszoon in Rome moest blijven is niet bekend. Waarschijnlijk zolang Rome noodzakelijk achtte.
Voor een vijand van Rome werd Antiochus bijzonder gastvrij behandeld. In 189 of 188 v.Chr. arriveerde hij in de stad. Uit de literaire overlevering blijkt dat er een huis voor hem werd ‘gebouwd van publiek geld’.6 We hebben geen aanwijzingen waar dit precies was. Wél weten we dat het huis een halve eeuw later werd gekocht door de rijke dichter Lucilius: waarschijnlijk ging het om een imposant huis, geschikt voor de Romeinse elite.7 Gegijzelden in Rome werden doorgaans uitstekend behandeld, zeker als zij onderdeel waren van een diplomatieke overeenkomst. Ze werden gezien als gasten, met wie de Romeinse elite nauwe banden onderhield.8 Zo’n aimabele relatie met (vaak) toekomstige koningen kon immers gunstig zijn voor persoonlijke ambities.
Uit een passage in Livius kunnen we concluderen dat Antiochus zelf positief gestemd was over zijn tijd in Rome. Livius beschrijft hoe een Seleucidische afgezant, die in 173 v.Chr., toen Antiochus koning was, voor de senaat verscheen, benadrukte dat de vorst ‘dankzij de goede wil van de senaat en de vriendelijkheid van de jonge mannen, meer als prins dan als gegijzelde was behandeld’.9 Mogelijk poogt Livius hier de Romeinse goede wil te benadrukken of reflecteert de passage de diplomatieke praat van de Seleuciden. Hoe het ook zij, een goede behandeling van de jonge prins diende ook zeker Romes belang. Antiochus’ vader, koning Antiochus III, was politiek en militair immers altijd nog tot vergelding in staat indien zijn zoon slecht behandeld zou worden.
Gegijzelden lijken in Rome behoorlijk wat bewegingsvrijheid gehad te hebben, zoals blijkt uit een anekdote over Demetrius, koning van de Seleuciden van 162 tot 150 v.Chr. en neefje van Antiochus (fig. 3). Demetrius loste Antiochus af als gegijzelde in Rome in 176 v.Chr. De Griekse auteur Polybius – bevriend met Demetrius – vermeldt dat Demetrius feesten van zijn vrienden
bezocht, zelf feesten organiseerde en regelmatig ging jagen op wilde zwijnen. Oftewel, Demetrius leefde als een prins in Rome. Het is aannemelijk dat dezelfde vrijheden ook voor Antiochus golden.10 In 162 v.Chr. ontsnapte Demetrius op spectaculaire wijze uit Rome. In een nachtelijke ontsnapping wist hij zijn gijzelnemers te ontvluchten en in een Carthaags schip koers te zetten naar de havenstad Tyrus, een stad onder Seleucidische controle.11 Belangrijk detail is dat de senaat pas vijf dagen later lucht kreeg van zijn ontsnapping. Gegijzelden zoals Demetrius en Antiochus stonden blijkbaar niet onder constante bewaking en hadden derhalve enige bewegingsvrijheid.
Wat kunnen we nog precies van de beleving van gegijzelden in Rome reconstrueren? Eigenlijk heel weinig: meer informatie over het verblijf van Antiochus hebben we niet. De literaire bronnen zeggen – afgezien van wat hierboven beschreven is – verder niets over Antiochus’ gijzeling. Seleucidische bronnen, die ons eventueel meer konden vertellen over Antiochus’ kant van het verhaal, zijn helaas verloren gegaan.12
De schaduwzijde van het overwinningspektakel Om toch Antiochus’ verblijf als gegijzelde in Rome te kunnen reconstrueren zullen we op een andere manier naar het bronnenmateriaal moeten kijken. We hebben eerder vastgesteld dat Antiochus van 189 of 188 tot 178 v.Chr. gegijzeld was en dat hij zich tamelijk vrij kon bewegen. Dit maakt dat ons onderzoek zich zal moeten richten op contemporain Rome en haar stedelijke landschap. In deze tijd, van de overwinning in de Tweede Punische Oorlog in 201 v.Chr. tot de vernietiging van Carthago in
Fig. 4. Meester van de Dobbelsteen, De triomftocht van Scipio, te paard en gevolgd door gevangengenomen slaven, ca. 1530-60, gravure, 19,5 x 24cm, Metropolitan Museum New York.
146 v.Chr., verwierf Rome in een uitermate kort tijdsbestek de heerschappij over nagenoeg het gehele Middellandse Zeegebied. Het Romeinse imperialisme, belichaamd door de republikeinse legioenen, behaalde talrijke militaire overwinningen buiten het Italisch schiereiland. Dit succesverhaal had ook een fysieke weerslag op de stad zelf. Triomferende generaals keerden na hun overwinning terug naar Rome om hun welverdiende eer te incasseren: roemrijke glorie voor henzelf en hun familie, en de verwezenlijking van politieke ambities. Deze terugkomsten manifesteerden zich met name in twee belangrijke Romeinse gebruiken: de triomftocht en de bouw van overwinningstempels – beide kenmerkend voor het succesverhaal van Rome.
Maar dit succesverhaal kende een schaduwzijde: er bevond zich ook een anti-Romeins publiek in de stad. Een publiek dat bestond uit vijanden van Rome, voor wie Romeins succes niet glorie en trots betekenden, maar verlies, vernedering en uitsluiting. Denk aan andere gegijzelden die zich in de stad bevonden, zoals de honderd Carthagers die in 202 v.Chr. door Rome werden gegijzeld en de gegijzelde Macedoniërs (197 v.Chr.), waaronder koningszoon Demetrius.13 Antiochus maakte ook deel uit van dit publiek. Hooggeplaatste gegijzelden kwamen overigens vaak niet alleen naar Rome. Zoals eerder besproken eiste het verdrag van Apamea de gijzeling van Antiochus én twintig anderen. En bij het genoemde voorbeeld van de bewegingsvrijheid van Demetrius zagen we dat hij metgezellen had, mogelijk mede-gegijzelden, die hem zelfs bij zijn ontsnapping hielpen. Deze gegijzelden waren de verliezers van het alom vertegenwoordigde overwinningsverhaal waar het Romeinse publiek in deelde (fig. 4). Meerdere triomftochten en overwinningstempels zijn direct te verbinden met de oorzaak van Antiochus’ gijzeling: de Romeinse overwinning op de Seleuciden. Aan de hand van deze tochten en monumenten kunnen we een weinig gehoord perspectief ontrafelen: dat van de verliezer.
Triomftochten: glorie voor de overwinnaars, vernedering voor de verliezers De triomftochten moeten een van de meest indrukwekkende gebeurtenissen in republikeins Rome zijn geweest. Tijdens deze spectaculaire evenementen stond de stad dagenlang in het teken van imposante festiviteiten, optochten en volksvermaak. Een belangrijk element was het paraderen van de gevangengenomen vijand. Tijdens de triomfstoeten werd Romes glorie en macht gepresenteerd aan de inwoners van Rome, voorstander en vijand. De interpretatie van dit succes was afhankelijk van het publiek. Roem voor de overwinnaars, vernedering voor de verliezers (fig. 5).
Gedurende Antiochus’ verblijf in Rome vonden er volgens de Fasti Triumphales op zijn minst acht triomftochten plaats.14 Vier hiervan zijn direct te verbinden met Antiochus’ gijzeling, omdat ze werden gehouden ter gelegenheid van Romeinse overwinningen tegen zijn vader, Antiochus III. De eerste van deze triomftochten was toebedeeld aan Manius Acilius Glabrio voor zijn overwinning in de slag bij Thermopylae. De triomftocht vond weliswaar grofweg een jaar voor Antiochus’ aankomst in Rome plaats, maar het verslag van Livius geeft een goede illustratie van de vooraanstaande Seleucidische gevangen, die tijdens de tocht aan de Romeinse bevolking werden gepresenteerd:
‘[De senaat] stond unaniem een triomftocht toe aan Acilius, en hij reed de stad in ter ere van zijn overwinning op Antiochus en de Aetoliërs. […] zesendertig gevangenen van hoge rang, de generaals van Antiochus en de Aetoliërs, werden in het gevolg van de overwinnaar geleid.’15
Zo kreeg het Romeinse volk al vóór Antiochus’ komst een voorstelling van de Seleucidische nederlaag. De tweede triomftocht vond plaats in 189 v.Chr. ter ere van Lucius Aemilius Regillus voor zijn overwinning op de Seleucidische vloot.16 De derde – en meest belangrijke – triomftocht was die van
Fig. 5. In het schilderij positioneert Vernet een tweetal terneergeslagen ogende toeschouwers, één met de armen over elkaar, linksboven Aemilius Paulus. Ze lijken niet te delen in de viering van Rome’s glorie: een artistieke weergave van Romeinse tegenstanders in de Eeuwige Stad? Carle Vernet, De triomftocht van Aemilius Paulus, 1789, olieverf op doek, 129,9 x 438,2cm, Metropolitan Museum New York.
Fig. 6. De mogelijke locatie van de tempel van de Lares Permarini (links) aan de Largo di Torre Argentina, gebouwd in 181 v.Chr. door de zoon van Manius Acilius Glabrio. Lucius Scipio Asiaticus, de overwinnaar van Antiochus III in de beslissende veldslag:
‘Welverdiend, daarom, is de grootst mogelijke eer aan de onsterfelijke goden toegeschreven, omdat zij een grootste overwinning ook gemakkelijk hadden gemaakt, en een triomftocht is toebedeeld aan de generaal. […] ook generaals, officieren en edelen van de koning (Antiochus), tweeëndertig in totaal, werden voor de wagen geleid.’17
Een vierde triomftocht werd toegewezen aan Quintus Fabius in 188 v.Chr. vanwege een maritieme overwinning, deze kennen we alleen uit de Fasti Triumphales en wordt in de literaire bronnen niet genoemd.18
Deze vier triomftochten zijn belangrijk voor ons inzicht in de ervaring van gegijzelden zoals Antiochus. Ze paradeerden prominent en publiekelijk de nederlaag van de Seleuciden en daarmee het verlies van Antiochus door de stad. Spreekwoordelijk zou je kunnen spreken van een weinig subtiel ‘onder de neus wrijven’ van de Romeinse overwinning en het Seleucidische verlies. Indien we aannemen dat hij zijn volledige gijzeling in Rome doorbracht is de kans aannemelijk dat Antiochus deze triomftochten heeft aanschouwd of op zijn minst daarvan op de hoogte was. Dit blijft echter speculeren en is niet aan de hand van bronnen te bevestigen. Belangrijker is dat de bevolking van Rome door de triomftochten de Romeinse triomf en Seleucidische afgang zag, begreep en herinnerde. De tochten waren een bevestiging en viering van Romes glorie en imperialistische succes. Romeinse vijanden zoals Antiochus lazen hierin eerder de schaduwzijde van het Romeinse succesverhaal.
Overwinningstempels: monumentale herinneringen aan verlies en vernedering Door de Romeinse veroveringen kwam er een enorme stroom aan nieuwe ideeën en gebruiken op gang, waaronder triomftochten en overwinningsmonumenten. Romeinse veldtochten vonden steeds vaker plaats buiten het Italisch schiereiland. Hierdoor konden de generaals grote loyaliteit onder de Romeinse legioenen verwerven, en zo een steeds stevigere machtspositie opbouwen. Dit is terug te zien in de competitieve drang naar de oprichting van publieke bouwwerken. Naast de tijdelijke rituele vernedering van de triomftochten ontstonden er, vanuit de zienswijze van Antiochus, ook duurzame herinneringen aan de Seleucidische nederlaag in Rome zoals overwinningstempels. Deze tempels werden gefinancierd door Romeinse generaals (of hun nakomelingen) dankzij de manubiae, oorlogsbuit.19
Zo werd in 181 v.Chr. een tempel opgericht door de zoon van Manius Acilius Glabrio. Acilius zou namelijk tijdens de slag bij Thermopylae de gelofte aan de goden gedaan hebben, dat hij een tempel aan hen zou wijden in ruil voor de overwinning. Zo geschiedde. Acilius’ gelofte werd na zijn dood ingelost door zijn zoon, die het heiligdom wijdde aan Pietas (vroomheid) en in de tempel een verguld standbeeld van zijn vader zou hebben geplaatst. Dit eren en herinneren van roemrijke voorouders was een wezenlijk aspect van de Romeinse
cultuur. De tempel werd op het forum Holitorium gebouwd vlakbij het Circus Flaminius, maar werd door Caesar in 44 v.Chr. verwoest om ruimte te maken voor diens stenen theater – het latere theater van Marcellus.20
Ook Lucius Aemilius Regillus, die een triomftocht ontving voor zijn overwinning in een zeeslag, had een dergelijke gelofte gedaan. Zijn nakomeling, Marcus Aemilius Lepidus, liet in 179 v.Chr. een tempel oprichten en wijdde het aan de Lares Permarini, de beschermgoden van zeemannen. Het is niet helemaal duidelijk waar deze tempel stond. De meest aannemelijke locatie is die van ‘tempel D’ op de voormalige campus Martius, het huidige en welbekende Largo di Torre Argentina (of ‘kattenforum’, zie fig. 6). Een andere mogelijkheid is een locatie op de nabijgelegen Via delle Botteghe Oscure (fig. 7).21 Boven de ingang van de tempel was een plaat (tabula) met een inscriptie aangebracht waarin de wapenfeiten van Regillus waren opgesomd. De inscriptie was nog bewaard ten tijde van Livius, die de tekst deels citeert:
‘Under [Regillus‘] auspices and command, and through his good fortune and leadership, the erstwhile undefeated fleet of King Antiochus was scattered, smashed and routed between Ephesus and the islands of Samos and Chios, while Antiochus himself, and all his army, cavalry and elephants looked on. And there, on that day, forty-two war ships were captured with their entire crews. When that battle had been fought King Antiochus and his realm were completely crushed. For that engagement he made a vow of a temple to the Lares of the sea.’22
Een plaat met dezelfde tekst werd, volgens Livius, boven de ingang van de tempel van Jupiter op het Capitool geplaatst. Zo was voor alle inwoners van Rome, voorstanders
Fig. 7 (l.). De andere mogelijke locatie aan de Via delle Botteghe Oscure van de tempel. Boven de ingang van de tempel zou de inscriptie zijn aangebracht die de roemrijke overwinning van Regillus op de vader van Antiochus herdacht.
Fig. 8 (r.). Vijanden van Rome en gevangengenomen edelen worden geparadeerd in een triomftocht. Jacob van Straatsburg, Verscheidene figuren in processie, uit De triomftocht van Caesar, 1504, houtsnede, 33 x 41,8 cm, Metropolitan Museum New York.
en vijanden, op twee locaties in de stad de inscriptie zichtbaar waarin Romeins succes en Seleucidisch verlies werden benadrukt en herinnerd. Zouden Antiochus en zijn Seleucidische mede-gegijzelden deze publieke teksten hebben gekend? Uiteraard is dit onbekend – we weten niet eens of ze wel Latijn begrepen. Grieks spraken zij wel, net als de Romeinse elite, via wie deze succesverhalen Antiochus en de zijnen konden bereiken. In Rome verspreidden zulke berichten zich ‘van mond tot mond’, waardoor ook ongeletterde inwoners van de stad op de hoogte werden gesteld van de overwinningsboodschappen op deze inscripties.
De bevolking van Rome zag zich dus veelvuldig geconfronteerd met getuigenissen – materieel en immaterieel – van de Romeinse overwinning en de Seleucidische nederlaag. Antiochus, en na hem Demetrius, konden zich relatief vrij door de stad bewegen. Het is dan ook aannemelijk dat ze de triomftochten, overwinningstempels en inscripties hebben aanschouwd. Het gehele stedelijke landschap van Rome vormde voor gegijzelden een permanente herinnering aan de oorzaak van hun gijzeling: de nederlaag. Gijzeling in Rome behelsde, voor Antiochus, vriendschappelijkheid en gastvrijheid enerzijds, vernedering en uitsluiting anderzijds. Deze ambivalentie lijkt zich ook te hebben gemanifesteerd in zijn regeerperiode waarin zowel een voorliefde voor Romeinse gebruiken als een sterke anti-Romeinse politiek werd geuit.
Antiochus IV en de schaduwzijde van het Romeinse imperialisme Aan de hand van het voorbeeld van de gegijzelde Antiochus en diens verblijf in Rome, hebben we een weinig bekende invalshoek onderzocht: de beleving van de verliezer in zegevierend Rome. In republikeins Rome bevond zich een anti-Romeins publiek, waaronder gegijzelden. Antiochus maakte deel uit van dit publiek. Hun verhaal wordt weinig verteld, overschaduwd door pro-Romeinse perspectieven, die het succesvolle imperialisme en de roem van de stad onderstrepen (fig. 8). De complexiteit van het Romeinse imperialisme behelsde in de Eeuwige Stad enerzijds de verering van Romeinse glorie en anderzijds de vernedering van de Romeinse vijand. Beide perspectieven waren inherent met elkaar verbonden en vormden twee kanten van dezelfde medaille.
Antiek Rome werd gekenmerkt door een monumentale herinneringscultuur, een wezenlijk onderdeel van de Romeinse identiteit. Ook tegenwoordig worden bezoekers van de Eeuwige Stad geconfronteerd met de vele monumentale gebouwen die aanschouwers herinneren aan bepaalde specifieke gebeurtenissen uit de Romeinse geschiedenis, zo ook de genoemde overwinningstempels en inscripties die voor Romeinen glorie en succes promoten. Het tegendeel was waar voor de vijanden, de verliezers, die ook inwoners van het antieke Rome waren. Vanuit de zienswijze van dit publiek, zoals Antiochus en zijn Seleucidische mede-gegijzelden, vormden triomftochten en overwinningsmonumenten juist tekenende herinneringen aan de schaduwzijde van het Romeins imperialisme: verlies, vernedering en uitsluiting.
1. In dit artikel vermijd ik het woord ‘gijzelaar’ aangezien dit in het Nederlands vaak wordt gebruikt voor zowel degene die gijzelt, als degene die gegijzeld wordt. Daarom gebruik ik ‘gegijzelde’ om degene aan te duiden die gegijzeld wordt en ‘gijzelnemer’ voor degene die iemand gijzelt. Het woord ‘gijzelaar’ gebruik ik enkel in combinatie met het woord ‘eisen’, waarbij het duidelijk is dat met ‘gijzelaar’ de gegijzelde wordt bedoeld. 2. Hierna: Antiochus. 3. Livius, Ab urbe condita 41.20, Polybius, Historíai 26.1 (magistraatverkiezingen) en 30.25 (soldaten als Romeinse legionairs), Vitruvius De architectura 7.praef.15 (Romeinse architect). 4. Rolf Strootman, “Antiochos IV and Rome: The Festival at Daphne (Syria), the Treaty of Apameia and the Revival of Seleukid Expansionism in the West,” in: Rome and the Seleukid East. Selected Papers from
Seleukid Study Day V, Brussels, 2123 August 2015, eds. Altay Coşkun en David Engels (Leuven: Peeters, 2019), 173-216. 5. Livius, Ab urbe condita 40.5.12 (vert. Evelien Roels). Demetrius werd in 180 v.Chr. door zijn vader, Philippus V, ter dood veroordeeld vanwege dit wantrouwen. Of Demetrius inderdaad was overgelopen is niet meer te achterhalen. 6. Asconius Pedianus, In Pisonem 52. 7. Cheryl Walker, “Hostages in Republican Rome” (PhD diss., Harvard University, 1980), p. 106 (beschikbaar via: https://chs.harvard.edu/CHS/article/ display/5571.cheryl-walker-hostages-in-republican-rome, geraadpleegd op 11 januari 2021). 8. Saskia Roselaar, “Roman State Prisoners in Latin and Italian Cities,” Classical Quarterly 62, no. 1 (2012): 191. 9. Livius, Ab urbe condita 42.6.9. 10. Zie Jake Nabel, “The Seleucids Imprisoned: Arsacid-Roman Hostage Submission and Its Hellenistic Precedents,” in Arsacids, Romans, and local elites: cross-cultural interactions of the Parthian Empire, eds. Jason M. Schulde en Benjamin B. Rubin (Oxford; Philadelphia: Oxbow Books, 2017), 30; Peter Franz Mittag, Antiochos IV. Epiphanes (Berlijn: Akademie Verlag, 2006), 37. 11. Polybius, Historíai 31.12-14. 12. In zijn monumentale werk over Antiochus IV schreef Otto Mørkholm over Antiochus’ gijzeling al: ‘our knowledge of this important period of his life is extremely scanty’ (Otto Mørkholm, Antiochus IV of Syria (Kopenhagen: Gyldendal, 1966), 39. Zie ook Walker, Hostages, 119. 13. Polybius, Historíai 15.18 (Carthagers) en 18.39 (Macedoniërs). 14. Een epigrafische lijst met triomftochten van de stichting van Rome tot het keizerschap van Augustus. 15. Livius, Ab urbe condita 37.46.2 & 4. 16. Livius, Ab urbe condita 37.58. 17. Livius, Ab urbe condita 37.59.1 & 5. 18. Attilio Degrassi, Fasti Capitolini (Turijn: G.B. Paravia, 1954), 103. 19. Voor een overzicht van tempels in republikeins Rome: Eric M. Orlin, Temples, Religion, and Politics in the Roman Republic (Boston, Leiden: Brill, 2002), 199. Voor tempels gefinancierd met manubiae zie Maggie L. Popkin, The Architecture of the Roman Triumph (New York: Cambridge University Press, 2016), 53. 20. Popkin, Architecture, 192. 21. Locatie op de Largo di Torre Argentina: Lawrence Richardson, A New Topographical Dictionary of Ancient Rome (Baltimore: John Hopkins University Press, 1992), 233; John R. Patterson, “The City of Rome Revisited: From Mid-Republic to Mid-Empire,” Journal of Roman Studies 100 (2010): 220. Locatie op de Via delle Botteghe Oscure: Popkin, Architecture, 188, n. 4. 22. Livius, Ab urbe condita 40.52.5-7. De passage waarin de inscriptie geciteerd wordt is deels corrupt wat betreft de eerste regels. Aangezien er geen Nederlandse vertalingen van deze passage zijn is hier gebruik gemaakt van de Loeb-vertaling van J.C. Yardley (2018). Voor de inscriptie, zie Seth G. Bernard, “Men at Work: Public Construction, Labor and Society at Middle Republican Rome, 390-168 B.C.” (PhD diss., University of Pennsylvania, 2012), 227-28.
Afbeeldingen Fig. 1. Afbeelding in publiek domein, bron: The Metropolitan Museum of Art, New York. Fig. 2. © Nationale Numismatische Collectie, De Nederlandsche Bank, inventarisnummer GR-07059. Fig. 3. © Nationale Numismatische Collectie, De Nederlandsche Bank, inventarisnummer GR-07095. Fig. 4. Afbeelding in publiek domein, bron: The Metropolitan Museum of Art, New York. Fig. 5. Afbeelding in publiek domein, bron: The Metropolitan Museum of Art, New York. Fig. 6. Foto: Rogier Kalkers, © Roma Aeterna. Fig. 7. Foto: Rogier Kalkers, © Roma Aeterna. Fig. 8. Afbeelding in publiek domein, bron: The Metropolitan Museum of Art, New York.
Lupa Romana
Er giorno che la Lupa allattò Romolo nun pensò né a l’onori né a la gloria: sapeva già che, uscita da la Favola, l’avrebbero ingabbiata ne la Storia.
‘De dag dat de Wolvin Romulus zoogde –ze was niet uit op roem, dacht niet aan glorie –toen wist ze al ‘t einde van ‘t liedje. D’r laatste plek: gekooid in zijn historie.’
Trilussa, Lupa Romana, uit: Libro n. 9 (Milaan: A. Mondadori, 1930). Vertaling: Maurits Lesmeister & Emilia Menkveld.