4 minute read

Bloeien op late leeftijd

Een academische loopbaan hoeft niet te starten op je achttiende.

Door: Marion Rhoen

Advertisement

Foto's: Kees Hummel

Hans Mol (1937) leerde eerst het vak van instrumentenmaker en ging op zijn 27e Tandheelkunde studeren

Tijdens practica werden Hansies gouden handjes weer zichtbaar

Alle begin is moeilijk

Mijn vader was slagersbediende, hij had zeven jaar lagere school gehad. Maar opleiding vond hij belangrijk. Hij gaf me verschrikkelijk op mijn ziel toen ik hem een keer een ansichtkaart had gestuurd met drie spelfouten erop. Op de lagere school kon ik namelijk moeilijk meekomen, door alles wat ik uit de oorlog had meegenomen. Dus daarna ging ik naar de ambachtsschool. De meeste jongens uit mijn klas gingen daarheen.

Werken

Op mijn veertiende ging ik werken bij een instrumentenfabriek. De chef, een briljant radiotechnicus, had een jongetje nodig om zijn ideeën tastbaar uit te werken. Al snel stond ik daar bekend als Hansie met de gouden handjes. Na drie jaar werd ik leerlinginstrumentmaker op het lab voor fysiologische chemie aan de GU. Van de uitmuntende vaklui daar heb ik immens veel geleerd. Dat bracht me tot het besef: je moet gaan waar de meesters zijn.

Is dit alles?

Op mijn volgende werkplek, bij het Nederlands Kanker Instituut, maakte ik instrumenten voor experimenteel onderzoek. Daar zag ik: als technicus kun je steeds specialistischer worden, maar de algemene ontwikkeling ontbeer je. Ik wilde meer, Frans kunnen praten bijvoorbeeld, net als de promovendi deden als er onderzoekers uit Parijs op bezoek waren. Dus ging ik in mijn diensttijd naar het avondlyceum. Toen het staatsexamen hbs naderde, besloot ik na een gesprek met een studentendecaan tot Tandheelkunde. Dan kon ik met mijn handen blijven werken, iets wat ik als ambachtsman in hart en nieren mijn hele leven wilde blijven doen. Mijn vader viel het rauw op het dak. Hij kon zich niet voorstellen dat ik op mijn 27ste alles overboord gooide en helemaal opnieuw begon.

Studeren

Professor Arie de Froe begroette ons met de woorden: slechts de helft van u gaat het halen. Hij had gelijk, na een jaar waren we nog met 36 van de 60 studenten over. Ik was een van hen. Want weet je, tandheelkunde is een ambacht. Zeventien jaar had ik geïnvesteerd in manuele vaardigheden, dat kon ik hier extrapoleren. Tijdens practica werden Hansies gouden handjes weer zichtbaar, stafleden vroegen of ik assistent wilde worden. Maar ik wilde recht op mijn doel af, en daar geen tijd mee verliezen. Wel heb ik een aantal jaren gewerkt naast de studie, als instrumentmaker.

De bul

Het was een belangrijk moment. In het gebouw waar later ACTA kwam, was een soort senaatskamer. Mijn ouders waren erbij, ze waren heel trots op me. Na mijn afstuderen, ik was 33, ging ik werken bij professor Hut. Ik had hem een sollicitatiebrief geschreven zo lang als een rol behang. Het antwoord was één regel: U bent aangesteld. Tot mijn pensioen ben ik aan de universiteit gebleven. Het is mijn Jeruzalem.

Sanne van ’t Hof (1980) werkte in de horeca en de thuiszorg, om zich later bij Rechten in te schrijven.

Het eerste college voelde als thuiskomen

Alle begin is moeilijk

Mijn moeder komt uit het onderwijs, ze heeft onder meer de Rietveld Academie gedaan. Studeren vond ze belangrijk. Maar op de basisschool was ik heel slecht in begrijpend lezen en spelling. Later, op de mavo, hebben leraren en mijn moeder erg hun best gedaan me erdoorheen te slepen. Die school heb ik uiteindelijk niet afgemaakt. Leren vond ik echt verschrikkelijk. Voor dingen die me niet interesseerden, deed ik nauwelijks iets. Zó saai! Veel later bleek dat ik dyslexie heb.

Werken

Mijn moeder zei: als je stopt met school, moet je fulltime werken. Dat deed ik: in de thuiszorg, in de horeca, kranten rondbrengen, modellenwerk. Het was best leuk allemaal. Maar geen diploma voelde heel negatief. Dus ging ik er volwassenonderwijs naast doen, bij de Joke Smit School. Het was een ochtend in de week, dat kon ik beter aan. Daardoor werd leren ineens ontzettend leuk. Daarna ben ik bij de politie gegaan, dat leek me spannend: nooit weten hoe je dag eruit gaat zien. Mijn interesse voor het stafrecht is daar gewekt.

Is dit alles?

De versnelde opleiding die ik bij de politie dacht te kunnen doen, kon toch niet. En dingen goed doordenken vond ik leuk, dat was al gebleken bij het opstellen van mijn allereerste proces-verbaal: toen belde ik met het parket om precies te weten hoe ik dat moest doen. Dus werd het toch een studie, Rechten. Het eerste college voelde als thuiskomen: op dit niveau praatte mijn moeder thuis ook met me.

Studeren

Het was wel pittig! Dat ik thuis ook moest studeren, vond ik wennen. Ook het omgaan met computers was lastig. Maar mijn werkervaring was een pre. Voor collega-studenten was een verdachte een abstract begrip. Maar ik zag de mensen voor me die ik had verhoord. Ik wist inmiddels ook dat stof lezen niet beklijfde, door mijn dyslexie. Ik moest het hóren. Daarom heb ik van een aantal vakken de colleges twee keer gevolgd, en werkgroepen gedaan bij docenten van wie ik het snapte als ze iets uitlegden. Voor multiplechoice-tentamens had ik steevast een onvoldoende. Maar ik mocht ze niet mondeling doen. Dat is het enige waar ik teleurgesteld over ben geweest aan de UvA.

De bul

Dit was de eerste diploma-uitreiking waar ik mijn moeder mee naartoe kon nemen. Ik dacht terug aan al die avonduren ploeteren, al die tentamens. Het was het waard geweest. Ik was meester in de rechten, en ik had het op eigen kracht gedaan. Ik was zo trots! Nog steeds kom ik graag op de UvA, met sommige docenten heb ik nog contact. Ik wil graag contractonderwijs volgen. De advocatuur lijkt me ook wel wat. •

This article is from: