10 STUDIE
SPUI 50 01 | 2019 alumni.uva.nl
BLOEIEN OP LATERE LEEFTIJD
tekst • Marion Rhoen beeld • Kees Hummel
Hans Mol
‘Tijdens practica werden Hansies gouden handjes weer zichtbaar’ HANS MOL – 1937 • 1951-1954 eerste baan, bij instrumentenfabriek Almara (algemene maatschappij voor radiologie, electrologie en chirurgie), Amsterdam • 1951-1956 avondopleiding UTS (voorloper MTS) • 1954-1955 leerling-instrumentmaker laboratorium voor fysiologische chemie, Gemeente Universiteit (toenmalige naam van de UvA) • 1955-1963 instrumentmaker Nederlands Kanker Instituut (m.u.v. jaren militaire dienst) • 1957-1961 militaire dienst, onderofficier Luchtmacht • 1955-1963 examens als extraneus aan Leidse Instrumentmakers School (meesterproef afgewezen; in 2019, na herbeoordeling meesterwerkstuk, alsnog diploma gekregen) • 1959-1964 Avondlyceum, staatsexamen HBS • 1964-1970 Tandheelkunde • 1970-1974 specialisatie Mondheelkunde en Chirurgische prothetiek • 1970-2002 werkzaam bij Wilhelmina Gasthuis, later AMC • 1975 oprichting privépolikliniek voor ambulante kaakchirurgie • 2007 pensioen
ALLE BEGIN IS MOEILIJK Mijn vader was slagersbediende, hij had zeven jaar lagere school gehad. Maar opleiding vond hij belangrijk. Hij gaf me verschrikkelijk op mijn ziel toen ik hem een keer een ansichtkaart had gestuurd met drie spelfouten erop. Op de lagere school kon ik namelijk moeilijk meekomen, door alles wat ik uit de oorlog had meegenomen. Dus daarna ging ik naar de ambachtsschool. De meeste jongens uit mijn klas gingen daarheen.
WERKEN Op mijn veertiende ging ik werken bij een instrumentenfabriek. De chef, een briljant radiotechnicus, had een jongetje nodig om zijn ideeën tastbaar uit te werken. Al snel stond ik daar bekend als Hansie met de gouden handjes. Na drie jaar werd ik leerlinginstrumentmaker op het lab voor fysiologische chemie aan de GU. Van de uitmuntende vaklui daar heb ik immens veel geleerd. Dat bracht me tot het besef: je moet gaan waar de meesters zijn.
IS DIT ALLES? Op mijn volgende werkplek, bij het Nederlands Kanker Instituut, maakte ik instrumenten voor experimenteel onderzoek. Daar zag ik: als technicus kun je steeds specialistischer worden, maar de algemene ontwikkeling ontbeer je. Ik wilde meer, Frans kunnen praten bijvoorbeeld, net als de promovendi deden als er onderzoekers uit Parijs op bezoek waren. Dus ging ik in mijn diensttijd naar het avondlyceum. Toen het staatsexamen hbs naderde, besloot ik na een gesprek met een studentendecaan tot Tandheelkunde. Dan kon ik met mijn handen blijven werken, iets wat ik als ambachtsman in hart en nieren mijn hele leven wilde blijven doen. Mijn vader viel het rauw op het dak. Hij kon zich niet voorstellen dat ik op mijn 27ste alles overboord gooide en helemaal opnieuw begon.
STUDEREN Professor Arie de Froe begroette ons met de woorden: slechts de helft van u gaat het halen. Hij had gelijk, na een jaar waren we nog met 36 van de 60 studenten over. Ik was een van hen. Want weet je, tandheelkunde is een ambacht. Zeventien jaar had ik geïnvesteerd in manuele vaardigheden, dat kon ik hier extrapoleren. Tijdens practica werden Hansies gouden handjes weer zichtbaar, stafleden vroegen of ik assistent wilde worden. Maar ik wilde recht op mijn doel af, en daar geen tijd mee verliezen. Wel heb ik een aantal jaren gewerkt naast de studie, als instrumentmaker.
DE BUL Het was een belangrijk moment. In het gebouw waar later ACTA kwam, was een soort senaatskamer. Mijn ouders waren erbij, ze waren heel trots op me. Na mijn afstuderen, ik was 33, ging ik werken bij professor Hut. Ik had hem een sollicitatiebrief geschreven zo lang als een rol behang. Het antwoord was één regel: U bent aangesteld. Tot mijn pensioen ben ik aan de universiteit gebleven. Het is mijn Jeruzalem. •